Palestijnse kwestie is in wezen
een tragisch, menselijk conflict
PROBAX
Gezondheid voorwaarde voor het
levensgeluk, óók bij bejaarden
SUEZ-KANAAL EN DE OLIE WARENDE
ACHTERGROND VAN HET DRAMA
Meer belangstelling van
de artsen wel gewenst
PagfetaD QeSïent
Grote Verzoendag 1928 de
spanning zocht 'n uitweg
Niet alléén in
vereenzaming
Palestina; het oude volken het nieuwe land
Mandaatgebied
van de Volkenbond
ONRUST en ONTEVREDENHEID
DE KREMLIN BOYS OP STAP
Naar een Sociaal-Geronlol ogisch Centrum
Men nam onderdelen
als souvenir mee
DERDE BLAD
DONDERDAG 19 APRIL 1956
|ige
er-
l^an
oe-
en-
kol-
ran
wi
ling
,eti«
Itus-
(ten
Rrag
(do
om
fniet
ll en
1 non
I ort-
zijn
liede
lldUK
(land
on-
d.
(Advertentie)
EEL-AVIV groeide
in de jaren 1924
1929 van 'n klein
dorp uit tot de groot
ste Joodse stad van
Palestina, 'n Ernsti
ge crisis brak ech
ter uit in de jaren
1927-1928, toen te
veel geld aan de om
loop werd onttrok
ken door beleggin
gen. Het jaar daar
op brachten Arabi
sche overvallen gro
te schade toe, maar
met de geldelijke
steun van de Joden
in de diaspora her
stelde de Joodse ge
meenschap in Pa
lestina zich weer
spoedig en kivam
zelfs tot grote bloei,
terwijl elders het
economische leven
nog verlamd ivas
door de grote crisis
van 1929.
De herstelde wel
vaart vormde 'n ste
vige grondslag voor
de vijfde alija, die
in de jaren 1932-
1939 vele Duitse
Joden naar Palestina
bracht, daartoe ge
dwongen door de
vervolgingswaanzin
van de Nazi's.
Buitengewoon moeilijk was voor hen de overschakeling: de joodse pro
fessor uit Berlijn, de chirurg uit Hamburg of de advocaat uit München
moesten nu stenen sjouwen, 'n machine bedienen of huizen witten. De
meeste Duitse joden slaagden tenslotte en 't huidige Israël heeft veel aan
hen te danken.
rusalem (1920) had als averechts ge
volg 'n versterkte alija. De intellec
tuele Islamieten sloten zich aaneen
tegen de joden en vormden in 1921
het Palestijnse Congres dat besloot
„voort te gaan, met de wettelijke po
gingen de Arabische onafhankelijk
heid te verkrijgen en 't joodse Natio
nale Tehuis af te wijzen.
't Volk was geneigd aan deze op
roep gehoor te geven. De joden wa
ren voor hen vertegenwoordigers van
het Westers Kolonialisme, en belijders
van 'n andere godsdienst. Het natio
nalistische sentiment voelde zich ge
krenkt en kon de joodse zorg voor
ziekenhuizen en scholen niet waarde
ren.
De botsing
Op Grote Verzoendag van 't
jaar 1928 ontlaadde zich de ge
spannen atmosfeer in een
bloedige strijd tussen beide
partijen en 't jaar daarop
eveneens. Engeland besloot
toen handelend op te treden
De landbouw, de industrie en de
huizenbouw konden zich verder ont
wikkelen dank zij deze kapitaalkrach
tige joden, die f 800.000.000 mee
brachten. De beschavende invloed die
zij uitoefenden op de oost-Europese
joden droeg veel bij tot de ordelijk
heid en de discipline onder deze
laatsten.
De Ma-apieliem (de vermetelen),
die 't tijdens de tweede wereldoorlog
waagden op wrakke schepen naar Pa
lestina te vluchten en er ook in slaag
den het te bereiken vormen de zesde
alija. De jongste alija, begonnen in
1948 is niet meer 't werk van de zio
nistische beweging, maar dat van de
staat Israël.
Zo hebben de Zionisten 't joodse
volk 'n woonplaats in Palestina be
reid, door moeizan*, zware arbeid,
maar nog moeilijker is het wellicht
geweest deze woonplaats „wettelijk te
waarborgen".
De joden trokken immers niet naar
'n niemandsland, maar moesten zich
achtereenvolgens tot de Turkse en
Engelse heersers wenden, die hun
toestemming gaven en belangstellend
afwachtten welke reactie 't joodse en
't Arabische bloed, samen in één land,
zouden veroorzaken. Uit dit samen
gaan is de Palestijnse kwestie ont
staan: 'n tragisch menselijk conflict
tegen de achtergrond van het Suez-
kanaal en de olie, twee steunpilaren
van de macht van het Westen.
Mandaatgebied
Aan het wanbestuur der Turken
kwam een einde toen Engelse troe
pen, gesteund door joden en door
Arabieren (onder T.E. Lawrence) in
1918 Jerusalem veroverden. Reeds 't
zelfde jaar vaardigde Engeland de
Ballourdeclaratie uit; Deze keurde de
vestiging van de joden in Palestina
goed, mits geen inbreuk werd ge
maakt op de rechten der niet-joodse
bevolking. Palestina kwam als man
daatgebied onder de Volkenbond,
Engeland werd met het bestuur be
last. Het gebied over de Jordaan werd
onder de naam Transjordanië aan
Emir Abdoellah toegewezen.
Het grote optimisme van de joden
werd al spoedig getemperd door de
felle tegenstand van de Arabieren,
die de Engelsen het recht ontzegden
de Balfour-deelaratie toe te passen
in 'n land dat niet tot 't Britse rijk
behoorde. De Engelse compromis-
politiek stelde de joden teleur en be
vredigde evenmin de Arabieren.
'n Program tegen de joden te Je-
en stuurde dan ook een volle
dig uitgerustecommissie.
De resultaten van het onder
zoek werden vervat in een wit
boek dat de Joodse immigratie
drastisch beperkte.
De joodse leider Weizman (later
de eerste president) protesteerde hier
tegen in 'n brief aan de Engelse pre
mier en de anti-joodse besluiten wer
den in de praktijk niet meer in acht
genomen.
Toen in de jaren 1934 en 1935 het
aantal joden was toegenomen met
resp. 40.000 en 60.000 kwamen de
Arabieren in 1936 weer in opstand,
'n Engelse commissie opperde voor
het eerst een verdelingsvoorstel. Zo
wel joden als Arabieren stemden te
gen en de daaropvolgende conferentie
mislukte ook.
Tijdens de oorlog steunden de joden
uiteraard de Engelsen, de grote mas
sa der Arabieren was neutraal,
slechts de aanhangers van de Groot-
Moefti van Jerusalem heulden met de
asmogendheden.
Na de oorlog streefde Engeland
allereerst naar vriendschap met de
Arabieren, de joodse immigratie werd
verboden en toen velen daarop ille
gaal naar Palestina overstaken, werd
de Engelse vloot naar de Middelland-
sezee gedirigeerd en de joodse sche
pen werden opgebracht naar Cyprus.
Dit beschouwden de joden als een
oorlogsverklaring en zij gingen over
tot gewapend verzet. Hun voornaam
ste militaire eenheden waren de Ha-
ganak, de bewakingsdienst; de Irgoen
Zwai Seoemi (de Nationale Leger Or
ganisatie), die de Britten als vreem»
de bezetters beschouwde en tenslotte
de Stemgroep van Abraham Stern, die
't meest radicaal was.
(wordt vervolgd)
Weizmann houdt in de „Knesseth"
de eerste van de jonge staat.
zijn eerste redevoering als president;
Onrust en ontevredenheid heer
sen in verschillende kringen in
Nederland over de internationale
positie van ons land. Onrust, dat
die positie niet stevig is, maar
kwakkelend. En ontevreden, omdat
men vindt, dat de regering en zijn
hoogste ambtenaren geen steviger
houding aannemen.
In allerlei kringen van de grote
regeringspartijen heersen die on
rust en ontevredenheid óók, al ko
men ze daar door de discipline niet
tot uiting. En de pers dier partijen
uit zich onvoldoende en daardoor
zijn juist die onrust en ontevreden
heid zó... ja eigenlijk zorgwekkend.
Ik had als titel van deze beschou
wing de keuze tussen onrust door
ontevredenheid of onrust en onte
vredenheid. Ik koos de laatste titel
om de zaken niet scherper te stel
len dan ze al zijn. En het voldoet
niet alleen de persuitingen als
maatstaf te nemen voor deze twee
verschijnselen. Een deel van de
pers, die er wel uiting aan geeft,
doet dit te aggressief alsof het land
in gevaar komt, anderdeels gebruikt
het de bestaande onrust in eigen
kring voor politieke doeleinden. En
(Advertentie)
Het moderne Jeruzalem: een stad met grote gebouw,
auto s en schitterende parken.
het gaat er nu juist om óók de
onrust en ontevredenheid in eigen
kring eens tot uiting te brengen.
Jammer genoeg is het zo, dat ze
niet tot gelding komt. Maar zo
is mijn gedachte reeds het tot
uiting brengen kan enige rust
brengen.
Achter al die onrust en ontevre
denheid hangt als een scherm de
gang van zaken met „Oost-Indië".
Dat vergeten zeer veel mensen tus
sen de 80 en 56 jaar niet; ook niet
vele mensen tussen 50 en 30 en pas
over 40 jaar (wil men 30, ook goed)
is het jonge geslacht "beneden de
20, zó leidend geworden en zó on
kundig van wat geschied is en hoe
het drama zich heeft afgespeel d,
dat het scherm dan weg is.
Maar nu in deze tijden, speelt
die ontwikkeling een grote rol bij
de beoordeling van verdere of nieu
we gebeurtenissen, drama's en te
kortkomingen rond ons nationaal
bewustzijn. Bij een kritische ont
ledig der gebeurtenissen mogen we
dit nooit vergeten.
Er wordt, gewild, graag vergeten
of aangemaand te vergeten, wat er
tussen 1948-1950 is geschied.
aslechte diplomatie door onvak-
kundigen met de leiders van de
Indonesische opstand.
b) het wegzenden van de ene
vakkundige, waarover we beschik
ten, de heer van Mook.
c) de angst voor de laatste con
sequenties van ons gewapend op
treden.
En het ergste: de angst voor een
tegen ons gericht ingrijpen van
Amerika en een onbegrijpelijke on
verschilligheid en afzijdigheid van
Engeland.
Veel wat onder a tot c staat kan
misschien vergeten worden; de hou
ding van Amerika en Engeland zal
nooit vergeten worden, door het nu
levende geslacht boven de 18 jaar...
al doet men ook zijn best er zo
weinig mogelijk over te schrijven.
Waarom gaat het dus in deze tijd
bij het Nederlandse volk? Om de
angst, dat wij een slappe niet op
directe weerstand ingestelde bui
tenlandse diplomatie hebben. En
waar die wel goed haar taak ver
vult, gelooft men haar niet, wan
trouwt haar... in het licht van het
voorheen voorgevallene!
Het opzeggen va de Ronde-tafel-
conferentie van 1949, wat kan men
er tegen doen? Processen tegen
Jungschlaeger en Schmidt, die strij
dig zijn tegen alle rechtsvordering,
wat kan meiyer tegen doen? Alleen
mevrouw Bouwman brengt men
naar voren. Gehee] het niet-dur-
vende, het diplomatiek-machteloze
Nederland verschuilt zichzelve als
het ware achter de persoon van
deze machtige, moedige vrouw.
Voelt men de onrust om eigen
onmacht en de ontevredenheid om
het feit, dat de regering de wegen
van macht niet weet te vinden?
Het optreden van Dulles in Indo
nesië heeft bij het Nederlandse volk
diepe ergernis opgewekt. Het alvast
I door „ingewijden" tot uiting ge
en, onafzienbare rijen j brachte standpunt van de Ameri-
kaanse buitenalndse diplomatie ten
aanzien van onze nota is: de Ne
derlandse regering heeft geen „pro
test" ingediend. Vriendelijk is het
schrijven van de Nederlandse re
gering aan de Amerikaanse rege
ring van de tafel weggeschoven
naar de papiermand. Wil men in
het naar tamme politiek strevende
bestuursapparaat in ons land wel
zo goed zijn aan te voelen, dat er
tienduizenden in alle rangen en
standen en uit alle partijen zijn,
die hopen, dat in deze kwestie onze
regering dit niet nemen zal!
Er zijn er tienduizenden, uit alle
rangen en standen en (in ons land
zo voornaam) uit alle politieke par
tijen, die in een of andere vorm
anti-Duits zijn al van vóór 1940;
het getal is gestegen tot ver over
het tienvoudige om wat er tussen
1940-1945 geschiedde. Deze allen
ergeren zich, als de tegenwoordige
Duitsers te vriendelijk doen. Zij
ergeren er zich aan, omdat ze bang
zijn dat de rest van de Nederlanders
uit slapheid of uit winzucht daar
niet tegen bestand zal blijken te
zijn.
Zij zouden willen, die honderd
duizenden, dat de Nederlandse re
gering als voorbeeld voor de ge
hele Nederlandse bevolking eens
met de vuist op tafel optrad in de
verschillende onderhandelingen,
welke de facetten beroeren, waar
mee ons achterland Duitsland raakt
aan Nederland (en liefst niet om
gekeerd).
Men is ongerust, dat de vuist te
weinig gebald is en men is onte
vreden dat men al enige malen
heeft toegegeven of te weinig heeft
standgehouden.
Het is kiderlijk die feiten te ver-
doezelen en net te doen, of men
niet begrijpt, dat er ontevredenheid
en onrust is in den lande bij een
flink deel van de bevolking. Want
eens op een ongedacht ogenblik zal
zich wreken, dat de regerin-gsdiplo-
matie die onrust en ontevredenheid
niet onderkend heeft of (wat nog
erger is).deze als onbelangrijk naast
zich heeft neargelegd.
B.o.Z. Ir> j
Vindt U niet dat Boelie en Kroetsjie er aardig uitzien? Opgewekt, onbekommerd en
veilig met al dat Staal-in hun pakjes.
Dully, als steeds, beminnelijk en tactvol voor zijn vrienden, stuurde uit Amerika een
slof Lexington van America's Best Tobaccos.
(Van onze speciale verslaggever).
In het kader van de Volksgezondheid, die aandacht wil schenken aan en
aandacht vraagt voor het bejaardenprobleem, is gisteren in Utrecht een
studiebijeenkomst belegd door de Nat. Federatie ,,Het Wit-Gele Kruis",
welke bijeenkomst geheel in het teken van de bejaardenzorg stond, althans
voorzover het de medische aspecten van dit probleem betreft. Dokter Chr.
Mol, voorzitter van de Nat. Federatie, trad als eerste achter de katheder.
Hij wees erop, dat er weieens een wat overtrokken tegenstelling wordt ge
forceerd tussen Maatschappelijk Werk en Gezondheidszorg en dat de laatste
en het Wit-Gele Kruis in het bijzonder de neiging tot grensoverschrij
ding wordt toegedicht. Wie daarvoor de ogen sluit, aldus dokter Mol, ontgaat
het, dat beide voorzieningen zich niet langer richten op een symptomatische
hulp, dat ze niet tevreden zijn met helend en zalvend optreden, tot leniging
van leed, maar dat ze beiden zich richten tot de mens, de g e h e le mens.
De wederzijdse overtuiging, dat er grote raakvlakken zijn, die permanent
overleg en een steeds intensiever samenwerking nodig maken, is bij de be
jaardenzorg van het begin af zeer bevredigend aan de dag getreden. Dit
werd op deze middag trouwens wei duidelijk bevestigd.
De benadering van het probleem
bejaardenzorg-gezondheidszorg werd
op de bijeenkomst duidelijk gesteld als
een positieve belangstelling van de
ene organisatie voor het werk van de
andere. Positief ook in die zin, dat ze
haar bijdrage daaraan kan bieden en
heeft te bieden. Want bijzonderlijk
deze sector van de maatschappelijke
zorg kan haar uitgangspunt en daar
door ook haar steunpunt vinden bij de
gezondheidszorg.
Men moet zich realiseren, dat 15
procent van onze bevolking straks het
levenstempo niet zal kunnen bijhou
den. De gezondheidszorg heeft van het
begin af dit aspect in haar beschou
wingen betrokken.
De verantwoordelijkheid van de ge
zondheidszorg voor de konsekwenties
van de mede door haar geschapen
situatie moet ze en wil ze ook graag
aanvaarden, aldus de inleider.
Daarom ziet zij haar taak in het
complex van die maatregelen, als een
centrale. Voor het levensgeluk is het
bezit en het behoud van een goede
gezondheid een voorwaarde.
Ook de sociale gezondheidszorg zal
in de gerontologie een vruchtbaar ar
beidsterrein vinden. Zij zal haar visie
hebben te geven op een geëigende
leefwijze, voeding, lichaamsverzor
ging- en beweging e.d. en de toepas
sing daarvan hebben te bevorderen.
Ook wijkverpleging zal bij de ouden
van dagen, die in eigen gezinsverband
wonen of in een ander gezin zijn op
genomen, zowel ten aanzien van hun
dagelijkse verpleging en verzorging
als van de nodige preventieve maat
regelen een bijdrage hebben te geven,
die ook in dit vlak weer een probleem
toevoegt aan de vele die reeds wer
den aangeroerd.
ORGANISATIE
houdt met wetenschappelijke onder
zoekingen.
DE ARTSEN
Dokter H. van den Hombergh uit
Venray gaf in een magistrale uiteen
zetting de wegen aan langs welke
men in ons land zal moeten komen
tot coördinatie van bejaardenverzor
ging en -verpleging. Hij deed dit in
het bijzonder, door de geneeskunde
te schetsen als de vierde pijler, waar
op het bejaardenwerk in zijn moderne
vorm moet steunen.
Hij stond uitvoerig stil bij de wor
dingsgeschiedenis van het huidige
bejaardenvraagstuk. (Wij hebben, wat
dit betreft, in onze voorgaande be
schouwingen al het nodige meege
deeld). Kort geformuleerd kwam het
betoog van dokter van den Hombergh
hierop neer, dat de eerste pijler is,
het recht dat de bejaarde mens heeft
op een zo groot mogelijke zelfstan
digheid en vrijheid en dat de zorg
voor hem gericht moet zijn op het
bejaard zijn zelve. De bejaarde moet
geheel vrijwillig gebruik kunnen ma
ken van de geboden zorg, ook zonder
dwingende indicaties, maar alleen
omdat hij bejaard is. Deze doelstel
ling, aldus de spreker, resulteerden in
de twee andere pijlers: tijdsbesteding
en behuizing. Dr. van den Hombergh
voegde hieraan dus nog de genees
kunde de gezondheidszorg als
vierde pijler toe.
De toeneming van het aantal be
jaarden schiep voor de geneeskunde
de mogelijkheid om zich meer en
beter te verdiepen in het veroude
ringsproces en zich meer toe te leg
gen op de bestudering van de ouder
domsziekten en -kwalen. In genees
kundige kringen bleef de belangstel
ling helaas beneden de maat. Wel
ontstond er een gerontologische ver
eniging, die zich onder meer bezig-
Van een algemene belangstelling
voor de ziekten en kwalen van de
oude dag mag men in artsenkringen
echter zeker nog niet spreken. Wel
ontwikkelt zich een streven naar spe
cialisatie op dit gebied. Men tracht
dus te komen tot een specialisme
voor ouderdomsziekten. Het terrein
moet daarvoor worden afgebakend en
zo gaat men zoeken naar „een be
gin" van de ouderdom. Evenmin, ai-
dus dokter van den Hombergh, is het
mogelijk het einde te bepalen van de
periode waarop de kindergeneeskunde
moet ophouden.
Spreker achtte dit een bedenkelijke
ontwikkeling. Kinderziekten en ouder
domsziekten moeten blijven behoren
tot het terrein van de algemene ge
neeskunde. Mutatis mutandis kan dit
worden toegepast op de kwestie: ad
viesbureaus of consultatiebureaus
voor bejaarden. Spreker meende, dat
en zowel een betere opleiding als
een grotere belangstelling van de al
gemene arts (dan wel de huisarts)
voor de verschillende onderdelen, tal
van consultatiebureaus overbodig zou
maken.
Om van de vier pijlers een brug
te bouwen heeft men een organisatie
nodig. De huidige organisatie laat
nog een verward beeld zien, aldus
dokter van den Hombergh. Locaal of
regionaal heeft men nog geen orga
nisatievorm; op een heel enkele
plaats kan een begin van regionale
organisatie 'gevonden worden. De
aangewezen vorm is de districtsvorm,
aldus spreker, die vervolgens de op
bouw van de organisatie schetste. De
kern zou een ziekenhuis moeten zijn,
louter omdat dit gewoonlijk een cen
trale ligging in de gewesten heeft en
zij onderling niet teveel verschillen.
Andere componenten zijn het bejaar
dencentrum, het verpleegtehuis en
een afdeling of inrichting voor licht-
psychisch gestoorde bejaarden.
Deze vier in hun onderlinge samen
hang. wilde dokter van den Hombergh
vatten onder het begrip „Sociaal-
Gerontologisch Centrum".
„AFRONDEN'
Organisatie zal des te dringender
zijn, naarmate het subsidiebeleid
meer en meer rekening gaat houden
met „afgeronde" groeperingen. En...
voorwaarden aan het subsidie ver
bindt. Het gevaar is niet denkbeeldig,
dat de katholieke bejaardenzorg daar
door in een richting wordt gedwongen,
die zij per se niet kan gaan.
In verband met het voorgaande
wees dokter van den Hombergh nog
op de speciale noden van de vrijgezel
in onze samenleving. Zjjn problemen
vereenzaming, verwaarlozing bij
ziekte zjjn dikwijls dezelfde als
die van de bejaarden. De spreker
pleitte derhalve voor meer aandacht
op dit „lotgenootschap". Hij dacht
b.v. aan een afdeling voor vrijgezel
len in bejaardencomplexen, waarmee
tevens zou zijn bereikt, dat de be
jaarden het contact met de jongere
generaties niet verliezen.
De uitvoering van de door hem ge
schetste organisatie wenste dokter
van den Hombergh te leggen in han
den van landelijke verenigingen, te
weten de Kath. Nat. Fed. voor be
jaardenzorg, de Nat. Fed. het Wit-
Gele Kruis, de r.-k. Arlsenvereniging,
de vereniging van katholieke zieken
huizen en het Landelijk Soe.-Chari
tatief Centrum. Deze vijf zouden dan
moeten vormen het „Landelijk So-
ciaal-Gerontologisch Centrum".
WERKPROGRAMMA
dacht aan de vraag, welke bijdrage
het zou kunnen leveren aan de be
jaardenzorg. Samenvattend werd
gesteld, dat de principes welke aan
het Wit-Gele Kruis ten grondslag
liggen, in dezelfde en vaak in
sterkere mate gelden voor de ge
zondheidszorg t.b.v. bejaarden. Men
zou reeds nu kunnen concluderen,
dat er alle reden bestaat om dit
gedeelte van de bejaardenzorg aan
het Wit-Gele Kruis toe te vertrou
wen.
Het werkprogramma kan er aldus
uitzien: 1 Samenwerking met de huis
arts. 2 Voorlichting. 3 Scholing en
instructie van de wijkverpleegster. 4
De gezondheidszorg t.b.v. bejaarden
zal organisatorisch gezien een afzon
derlijke tak van dienst moeten wor
den, geleid door een sociaal-genees
kundige, die beschikt over geschoold
personeel, eigen apparatuur en hulp
middelen en een nauwkeurig omschre
ven verantwoordelijkheid draagt. 5
Een andere belangrijke vraag is de
bijdrage van de wijkverpleegster aan
de bejaarde in zijn woning, en in het
bejaardentehuis.
Het Wit-Gele Kruis kan en mag
zich niet onttrekken aan een ernstige
en spoedige bezinning op dit thema
en op maatregelen die de zo dringend
nodige oplossing kunnen brengen, zo
luidde de conclusie.
(Advertentie)
Op de studiebijeenkomst wijdde
het Wit-Gele Kruis bijzondere aan-
Ongeluk met Gloster Meteor
In verband met het vliegtuigonge
luk van 11 april te Woudenberg, waar
een Gloster Meteor van de vliegbasis
Soesterberg neerstortte, heeft de bur
gemeester van Woudenberg namens
de voorzitter van de commissie van
onderzoek een oproep gedaan tot in
woners en eventuele getuigen van het
ongeluk, om voorwerpen, die men in
een jacht op souvenirs heeft meege
nomen, zo spoedig mogelijk bij hem
in te leveren. Het gaat hier speciaal
om e?.n vo°r het onderzoek heel be-
langrijk, klein metalen onderdeel van
een der vliegtuigmotoren, welk onder
deel een doorsnede heeft van tien
cm en een lengte van plus minus
20 cm. Voor het opsporen van de oor-
I zaak van het ongeluk wordt dit on
derdeel van het grootste belang ge-
I acht.