Palestijnse kwestie is in wezen een tragisch, menselijk conflict PROBAX Gezondheid voorwaarde voor het levensgeluk, óók bij bejaarden SUEZ-KANAAL EN DE OLIE WARENDE ACHTERGROND VAN HET DRAMA Meer belangstelling van de artsen wel gewenst PagfetaD QeSïent Grote Verzoendag 1928 de spanning zocht 'n uitweg Niet alléén in vereenzaming Palestina; het oude volken het nieuwe land Mandaatgebied van de Volkenbond ONRUST en ONTEVREDENHEID DE KREMLIN BOYS OP STAP Naar een Sociaal-Geronlol ogisch Centrum Men nam onderdelen als souvenir mee DERDE BLAD DONDERDAG 19 APRIL 1956 |ige er- l^an oe- en- kol- ran wi ling ,eti« Itus- (ten Rrag (do om fniet ll en 1 non I ort- zijn liede lldUK (land on- d. (Advertentie) EEL-AVIV groeide in de jaren 1924 1929 van 'n klein dorp uit tot de groot ste Joodse stad van Palestina, 'n Ernsti ge crisis brak ech ter uit in de jaren 1927-1928, toen te veel geld aan de om loop werd onttrok ken door beleggin gen. Het jaar daar op brachten Arabi sche overvallen gro te schade toe, maar met de geldelijke steun van de Joden in de diaspora her stelde de Joodse ge meenschap in Pa lestina zich weer spoedig en kivam zelfs tot grote bloei, terwijl elders het economische leven nog verlamd ivas door de grote crisis van 1929. De herstelde wel vaart vormde 'n ste vige grondslag voor de vijfde alija, die in de jaren 1932- 1939 vele Duitse Joden naar Palestina bracht, daartoe ge dwongen door de vervolgingswaanzin van de Nazi's. Buitengewoon moeilijk was voor hen de overschakeling: de joodse pro fessor uit Berlijn, de chirurg uit Hamburg of de advocaat uit München moesten nu stenen sjouwen, 'n machine bedienen of huizen witten. De meeste Duitse joden slaagden tenslotte en 't huidige Israël heeft veel aan hen te danken. rusalem (1920) had als averechts ge volg 'n versterkte alija. De intellec tuele Islamieten sloten zich aaneen tegen de joden en vormden in 1921 het Palestijnse Congres dat besloot „voort te gaan, met de wettelijke po gingen de Arabische onafhankelijk heid te verkrijgen en 't joodse Natio nale Tehuis af te wijzen. 't Volk was geneigd aan deze op roep gehoor te geven. De joden wa ren voor hen vertegenwoordigers van het Westers Kolonialisme, en belijders van 'n andere godsdienst. Het natio nalistische sentiment voelde zich ge krenkt en kon de joodse zorg voor ziekenhuizen en scholen niet waarde ren. De botsing Op Grote Verzoendag van 't jaar 1928 ontlaadde zich de ge spannen atmosfeer in een bloedige strijd tussen beide partijen en 't jaar daarop eveneens. Engeland besloot toen handelend op te treden De landbouw, de industrie en de huizenbouw konden zich verder ont wikkelen dank zij deze kapitaalkrach tige joden, die f 800.000.000 mee brachten. De beschavende invloed die zij uitoefenden op de oost-Europese joden droeg veel bij tot de ordelijk heid en de discipline onder deze laatsten. De Ma-apieliem (de vermetelen), die 't tijdens de tweede wereldoorlog waagden op wrakke schepen naar Pa lestina te vluchten en er ook in slaag den het te bereiken vormen de zesde alija. De jongste alija, begonnen in 1948 is niet meer 't werk van de zio nistische beweging, maar dat van de staat Israël. Zo hebben de Zionisten 't joodse volk 'n woonplaats in Palestina be reid, door moeizan*, zware arbeid, maar nog moeilijker is het wellicht geweest deze woonplaats „wettelijk te waarborgen". De joden trokken immers niet naar 'n niemandsland, maar moesten zich achtereenvolgens tot de Turkse en Engelse heersers wenden, die hun toestemming gaven en belangstellend afwachtten welke reactie 't joodse en 't Arabische bloed, samen in één land, zouden veroorzaken. Uit dit samen gaan is de Palestijnse kwestie ont staan: 'n tragisch menselijk conflict tegen de achtergrond van het Suez- kanaal en de olie, twee steunpilaren van de macht van het Westen. Mandaatgebied Aan het wanbestuur der Turken kwam een einde toen Engelse troe pen, gesteund door joden en door Arabieren (onder T.E. Lawrence) in 1918 Jerusalem veroverden. Reeds 't zelfde jaar vaardigde Engeland de Ballourdeclaratie uit; Deze keurde de vestiging van de joden in Palestina goed, mits geen inbreuk werd ge maakt op de rechten der niet-joodse bevolking. Palestina kwam als man daatgebied onder de Volkenbond, Engeland werd met het bestuur be last. Het gebied over de Jordaan werd onder de naam Transjordanië aan Emir Abdoellah toegewezen. Het grote optimisme van de joden werd al spoedig getemperd door de felle tegenstand van de Arabieren, die de Engelsen het recht ontzegden de Balfour-deelaratie toe te passen in 'n land dat niet tot 't Britse rijk behoorde. De Engelse compromis- politiek stelde de joden teleur en be vredigde evenmin de Arabieren. 'n Program tegen de joden te Je- en stuurde dan ook een volle dig uitgerustecommissie. De resultaten van het onder zoek werden vervat in een wit boek dat de Joodse immigratie drastisch beperkte. De joodse leider Weizman (later de eerste president) protesteerde hier tegen in 'n brief aan de Engelse pre mier en de anti-joodse besluiten wer den in de praktijk niet meer in acht genomen. Toen in de jaren 1934 en 1935 het aantal joden was toegenomen met resp. 40.000 en 60.000 kwamen de Arabieren in 1936 weer in opstand, 'n Engelse commissie opperde voor het eerst een verdelingsvoorstel. Zo wel joden als Arabieren stemden te gen en de daaropvolgende conferentie mislukte ook. Tijdens de oorlog steunden de joden uiteraard de Engelsen, de grote mas sa der Arabieren was neutraal, slechts de aanhangers van de Groot- Moefti van Jerusalem heulden met de asmogendheden. Na de oorlog streefde Engeland allereerst naar vriendschap met de Arabieren, de joodse immigratie werd verboden en toen velen daarop ille gaal naar Palestina overstaken, werd de Engelse vloot naar de Middelland- sezee gedirigeerd en de joodse sche pen werden opgebracht naar Cyprus. Dit beschouwden de joden als een oorlogsverklaring en zij gingen over tot gewapend verzet. Hun voornaam ste militaire eenheden waren de Ha- ganak, de bewakingsdienst; de Irgoen Zwai Seoemi (de Nationale Leger Or ganisatie), die de Britten als vreem» de bezetters beschouwde en tenslotte de Stemgroep van Abraham Stern, die 't meest radicaal was. (wordt vervolgd) Weizmann houdt in de „Knesseth" de eerste van de jonge staat. zijn eerste redevoering als president; Onrust en ontevredenheid heer sen in verschillende kringen in Nederland over de internationale positie van ons land. Onrust, dat die positie niet stevig is, maar kwakkelend. En ontevreden, omdat men vindt, dat de regering en zijn hoogste ambtenaren geen steviger houding aannemen. In allerlei kringen van de grote regeringspartijen heersen die on rust en ontevredenheid óók, al ko men ze daar door de discipline niet tot uiting. En de pers dier partijen uit zich onvoldoende en daardoor zijn juist die onrust en ontevreden heid zó... ja eigenlijk zorgwekkend. Ik had als titel van deze beschou wing de keuze tussen onrust door ontevredenheid of onrust en onte vredenheid. Ik koos de laatste titel om de zaken niet scherper te stel len dan ze al zijn. En het voldoet niet alleen de persuitingen als maatstaf te nemen voor deze twee verschijnselen. Een deel van de pers, die er wel uiting aan geeft, doet dit te aggressief alsof het land in gevaar komt, anderdeels gebruikt het de bestaande onrust in eigen kring voor politieke doeleinden. En (Advertentie) Het moderne Jeruzalem: een stad met grote gebouw, auto s en schitterende parken. het gaat er nu juist om óók de onrust en ontevredenheid in eigen kring eens tot uiting te brengen. Jammer genoeg is het zo, dat ze niet tot gelding komt. Maar zo is mijn gedachte reeds het tot uiting brengen kan enige rust brengen. Achter al die onrust en ontevre denheid hangt als een scherm de gang van zaken met „Oost-Indië". Dat vergeten zeer veel mensen tus sen de 80 en 56 jaar niet; ook niet vele mensen tussen 50 en 30 en pas over 40 jaar (wil men 30, ook goed) is het jonge geslacht "beneden de 20, zó leidend geworden en zó on kundig van wat geschied is en hoe het drama zich heeft afgespeel d, dat het scherm dan weg is. Maar nu in deze tijden, speelt die ontwikkeling een grote rol bij de beoordeling van verdere of nieu we gebeurtenissen, drama's en te kortkomingen rond ons nationaal bewustzijn. Bij een kritische ont ledig der gebeurtenissen mogen we dit nooit vergeten. Er wordt, gewild, graag vergeten of aangemaand te vergeten, wat er tussen 1948-1950 is geschied. aslechte diplomatie door onvak- kundigen met de leiders van de Indonesische opstand. b) het wegzenden van de ene vakkundige, waarover we beschik ten, de heer van Mook. c) de angst voor de laatste con sequenties van ons gewapend op treden. En het ergste: de angst voor een tegen ons gericht ingrijpen van Amerika en een onbegrijpelijke on verschilligheid en afzijdigheid van Engeland. Veel wat onder a tot c staat kan misschien vergeten worden; de hou ding van Amerika en Engeland zal nooit vergeten worden, door het nu levende geslacht boven de 18 jaar... al doet men ook zijn best er zo weinig mogelijk over te schrijven. Waarom gaat het dus in deze tijd bij het Nederlandse volk? Om de angst, dat wij een slappe niet op directe weerstand ingestelde bui tenlandse diplomatie hebben. En waar die wel goed haar taak ver vult, gelooft men haar niet, wan trouwt haar... in het licht van het voorheen voorgevallene! Het opzeggen va de Ronde-tafel- conferentie van 1949, wat kan men er tegen doen? Processen tegen Jungschlaeger en Schmidt, die strij dig zijn tegen alle rechtsvordering, wat kan meiyer tegen doen? Alleen mevrouw Bouwman brengt men naar voren. Gehee] het niet-dur- vende, het diplomatiek-machteloze Nederland verschuilt zichzelve als het ware achter de persoon van deze machtige, moedige vrouw. Voelt men de onrust om eigen onmacht en de ontevredenheid om het feit, dat de regering de wegen van macht niet weet te vinden? Het optreden van Dulles in Indo nesië heeft bij het Nederlandse volk diepe ergernis opgewekt. Het alvast I door „ingewijden" tot uiting ge en, onafzienbare rijen j brachte standpunt van de Ameri- kaanse buitenalndse diplomatie ten aanzien van onze nota is: de Ne derlandse regering heeft geen „pro test" ingediend. Vriendelijk is het schrijven van de Nederlandse re gering aan de Amerikaanse rege ring van de tafel weggeschoven naar de papiermand. Wil men in het naar tamme politiek strevende bestuursapparaat in ons land wel zo goed zijn aan te voelen, dat er tienduizenden in alle rangen en standen en uit alle partijen zijn, die hopen, dat in deze kwestie onze regering dit niet nemen zal! Er zijn er tienduizenden, uit alle rangen en standen en (in ons land zo voornaam) uit alle politieke par tijen, die in een of andere vorm anti-Duits zijn al van vóór 1940; het getal is gestegen tot ver over het tienvoudige om wat er tussen 1940-1945 geschiedde. Deze allen ergeren zich, als de tegenwoordige Duitsers te vriendelijk doen. Zij ergeren er zich aan, omdat ze bang zijn dat de rest van de Nederlanders uit slapheid of uit winzucht daar niet tegen bestand zal blijken te zijn. Zij zouden willen, die honderd duizenden, dat de Nederlandse re gering als voorbeeld voor de ge hele Nederlandse bevolking eens met de vuist op tafel optrad in de verschillende onderhandelingen, welke de facetten beroeren, waar mee ons achterland Duitsland raakt aan Nederland (en liefst niet om gekeerd). Men is ongerust, dat de vuist te weinig gebald is en men is onte vreden dat men al enige malen heeft toegegeven of te weinig heeft standgehouden. Het is kiderlijk die feiten te ver- doezelen en net te doen, of men niet begrijpt, dat er ontevredenheid en onrust is in den lande bij een flink deel van de bevolking. Want eens op een ongedacht ogenblik zal zich wreken, dat de regerin-gsdiplo- matie die onrust en ontevredenheid niet onderkend heeft of (wat nog erger is).deze als onbelangrijk naast zich heeft neargelegd. B.o.Z. Ir> j Vindt U niet dat Boelie en Kroetsjie er aardig uitzien? Opgewekt, onbekommerd en veilig met al dat Staal-in hun pakjes. Dully, als steeds, beminnelijk en tactvol voor zijn vrienden, stuurde uit Amerika een slof Lexington van America's Best Tobaccos. (Van onze speciale verslaggever). In het kader van de Volksgezondheid, die aandacht wil schenken aan en aandacht vraagt voor het bejaardenprobleem, is gisteren in Utrecht een studiebijeenkomst belegd door de Nat. Federatie ,,Het Wit-Gele Kruis", welke bijeenkomst geheel in het teken van de bejaardenzorg stond, althans voorzover het de medische aspecten van dit probleem betreft. Dokter Chr. Mol, voorzitter van de Nat. Federatie, trad als eerste achter de katheder. Hij wees erop, dat er weieens een wat overtrokken tegenstelling wordt ge forceerd tussen Maatschappelijk Werk en Gezondheidszorg en dat de laatste en het Wit-Gele Kruis in het bijzonder de neiging tot grensoverschrij ding wordt toegedicht. Wie daarvoor de ogen sluit, aldus dokter Mol, ontgaat het, dat beide voorzieningen zich niet langer richten op een symptomatische hulp, dat ze niet tevreden zijn met helend en zalvend optreden, tot leniging van leed, maar dat ze beiden zich richten tot de mens, de g e h e le mens. De wederzijdse overtuiging, dat er grote raakvlakken zijn, die permanent overleg en een steeds intensiever samenwerking nodig maken, is bij de be jaardenzorg van het begin af zeer bevredigend aan de dag getreden. Dit werd op deze middag trouwens wei duidelijk bevestigd. De benadering van het probleem bejaardenzorg-gezondheidszorg werd op de bijeenkomst duidelijk gesteld als een positieve belangstelling van de ene organisatie voor het werk van de andere. Positief ook in die zin, dat ze haar bijdrage daaraan kan bieden en heeft te bieden. Want bijzonderlijk deze sector van de maatschappelijke zorg kan haar uitgangspunt en daar door ook haar steunpunt vinden bij de gezondheidszorg. Men moet zich realiseren, dat 15 procent van onze bevolking straks het levenstempo niet zal kunnen bijhou den. De gezondheidszorg heeft van het begin af dit aspect in haar beschou wingen betrokken. De verantwoordelijkheid van de ge zondheidszorg voor de konsekwenties van de mede door haar geschapen situatie moet ze en wil ze ook graag aanvaarden, aldus de inleider. Daarom ziet zij haar taak in het complex van die maatregelen, als een centrale. Voor het levensgeluk is het bezit en het behoud van een goede gezondheid een voorwaarde. Ook de sociale gezondheidszorg zal in de gerontologie een vruchtbaar ar beidsterrein vinden. Zij zal haar visie hebben te geven op een geëigende leefwijze, voeding, lichaamsverzor ging- en beweging e.d. en de toepas sing daarvan hebben te bevorderen. Ook wijkverpleging zal bij de ouden van dagen, die in eigen gezinsverband wonen of in een ander gezin zijn op genomen, zowel ten aanzien van hun dagelijkse verpleging en verzorging als van de nodige preventieve maat regelen een bijdrage hebben te geven, die ook in dit vlak weer een probleem toevoegt aan de vele die reeds wer den aangeroerd. ORGANISATIE houdt met wetenschappelijke onder zoekingen. DE ARTSEN Dokter H. van den Hombergh uit Venray gaf in een magistrale uiteen zetting de wegen aan langs welke men in ons land zal moeten komen tot coördinatie van bejaardenverzor ging en -verpleging. Hij deed dit in het bijzonder, door de geneeskunde te schetsen als de vierde pijler, waar op het bejaardenwerk in zijn moderne vorm moet steunen. Hij stond uitvoerig stil bij de wor dingsgeschiedenis van het huidige bejaardenvraagstuk. (Wij hebben, wat dit betreft, in onze voorgaande be schouwingen al het nodige meege deeld). Kort geformuleerd kwam het betoog van dokter van den Hombergh hierop neer, dat de eerste pijler is, het recht dat de bejaarde mens heeft op een zo groot mogelijke zelfstan digheid en vrijheid en dat de zorg voor hem gericht moet zijn op het bejaard zijn zelve. De bejaarde moet geheel vrijwillig gebruik kunnen ma ken van de geboden zorg, ook zonder dwingende indicaties, maar alleen omdat hij bejaard is. Deze doelstel ling, aldus de spreker, resulteerden in de twee andere pijlers: tijdsbesteding en behuizing. Dr. van den Hombergh voegde hieraan dus nog de genees kunde de gezondheidszorg als vierde pijler toe. De toeneming van het aantal be jaarden schiep voor de geneeskunde de mogelijkheid om zich meer en beter te verdiepen in het veroude ringsproces en zich meer toe te leg gen op de bestudering van de ouder domsziekten en -kwalen. In genees kundige kringen bleef de belangstel ling helaas beneden de maat. Wel ontstond er een gerontologische ver eniging, die zich onder meer bezig- Van een algemene belangstelling voor de ziekten en kwalen van de oude dag mag men in artsenkringen echter zeker nog niet spreken. Wel ontwikkelt zich een streven naar spe cialisatie op dit gebied. Men tracht dus te komen tot een specialisme voor ouderdomsziekten. Het terrein moet daarvoor worden afgebakend en zo gaat men zoeken naar „een be gin" van de ouderdom. Evenmin, ai- dus dokter van den Hombergh, is het mogelijk het einde te bepalen van de periode waarop de kindergeneeskunde moet ophouden. Spreker achtte dit een bedenkelijke ontwikkeling. Kinderziekten en ouder domsziekten moeten blijven behoren tot het terrein van de algemene ge neeskunde. Mutatis mutandis kan dit worden toegepast op de kwestie: ad viesbureaus of consultatiebureaus voor bejaarden. Spreker meende, dat en zowel een betere opleiding als een grotere belangstelling van de al gemene arts (dan wel de huisarts) voor de verschillende onderdelen, tal van consultatiebureaus overbodig zou maken. Om van de vier pijlers een brug te bouwen heeft men een organisatie nodig. De huidige organisatie laat nog een verward beeld zien, aldus dokter van den Hombergh. Locaal of regionaal heeft men nog geen orga nisatievorm; op een heel enkele plaats kan een begin van regionale organisatie 'gevonden worden. De aangewezen vorm is de districtsvorm, aldus spreker, die vervolgens de op bouw van de organisatie schetste. De kern zou een ziekenhuis moeten zijn, louter omdat dit gewoonlijk een cen trale ligging in de gewesten heeft en zij onderling niet teveel verschillen. Andere componenten zijn het bejaar dencentrum, het verpleegtehuis en een afdeling of inrichting voor licht- psychisch gestoorde bejaarden. Deze vier in hun onderlinge samen hang. wilde dokter van den Hombergh vatten onder het begrip „Sociaal- Gerontologisch Centrum". „AFRONDEN' Organisatie zal des te dringender zijn, naarmate het subsidiebeleid meer en meer rekening gaat houden met „afgeronde" groeperingen. En... voorwaarden aan het subsidie ver bindt. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat de katholieke bejaardenzorg daar door in een richting wordt gedwongen, die zij per se niet kan gaan. In verband met het voorgaande wees dokter van den Hombergh nog op de speciale noden van de vrijgezel in onze samenleving. Zjjn problemen vereenzaming, verwaarlozing bij ziekte zjjn dikwijls dezelfde als die van de bejaarden. De spreker pleitte derhalve voor meer aandacht op dit „lotgenootschap". Hij dacht b.v. aan een afdeling voor vrijgezel len in bejaardencomplexen, waarmee tevens zou zijn bereikt, dat de be jaarden het contact met de jongere generaties niet verliezen. De uitvoering van de door hem ge schetste organisatie wenste dokter van den Hombergh te leggen in han den van landelijke verenigingen, te weten de Kath. Nat. Fed. voor be jaardenzorg, de Nat. Fed. het Wit- Gele Kruis, de r.-k. Arlsenvereniging, de vereniging van katholieke zieken huizen en het Landelijk Soe.-Chari tatief Centrum. Deze vijf zouden dan moeten vormen het „Landelijk So- ciaal-Gerontologisch Centrum". WERKPROGRAMMA dacht aan de vraag, welke bijdrage het zou kunnen leveren aan de be jaardenzorg. Samenvattend werd gesteld, dat de principes welke aan het Wit-Gele Kruis ten grondslag liggen, in dezelfde en vaak in sterkere mate gelden voor de ge zondheidszorg t.b.v. bejaarden. Men zou reeds nu kunnen concluderen, dat er alle reden bestaat om dit gedeelte van de bejaardenzorg aan het Wit-Gele Kruis toe te vertrou wen. Het werkprogramma kan er aldus uitzien: 1 Samenwerking met de huis arts. 2 Voorlichting. 3 Scholing en instructie van de wijkverpleegster. 4 De gezondheidszorg t.b.v. bejaarden zal organisatorisch gezien een afzon derlijke tak van dienst moeten wor den, geleid door een sociaal-genees kundige, die beschikt over geschoold personeel, eigen apparatuur en hulp middelen en een nauwkeurig omschre ven verantwoordelijkheid draagt. 5 Een andere belangrijke vraag is de bijdrage van de wijkverpleegster aan de bejaarde in zijn woning, en in het bejaardentehuis. Het Wit-Gele Kruis kan en mag zich niet onttrekken aan een ernstige en spoedige bezinning op dit thema en op maatregelen die de zo dringend nodige oplossing kunnen brengen, zo luidde de conclusie. (Advertentie) Op de studiebijeenkomst wijdde het Wit-Gele Kruis bijzondere aan- Ongeluk met Gloster Meteor In verband met het vliegtuigonge luk van 11 april te Woudenberg, waar een Gloster Meteor van de vliegbasis Soesterberg neerstortte, heeft de bur gemeester van Woudenberg namens de voorzitter van de commissie van onderzoek een oproep gedaan tot in woners en eventuele getuigen van het ongeluk, om voorwerpen, die men in een jacht op souvenirs heeft meege nomen, zo spoedig mogelijk bij hem in te leveren. Het gaat hier speciaal om e?.n vo°r het onderzoek heel be- langrijk, klein metalen onderdeel van een der vliegtuigmotoren, welk onder deel een doorsnede heeft van tien cm en een lengte van plus minus 20 cm. Voor het opsporen van de oor- I zaak van het ongeluk wordt dit on derdeel van het grootste belang ge- I acht.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1956 | | pagina 5