Living: ;stone noemde de Victoria- watervallen naar zijn koningin De emancipatie is in volle gang iPrins ibeetje uit Kameroen is een vergeetachtig Mijnwerkers monument op Marktplein van Kerkrade Ontmoeting met btanley VAN HELMOND NAAR ALGIERS EN TERUG Honderd jaar geleden stond de eerste Europeaan bij de watervallen in de Zambesi Kleermaker maakte sich kwaad.. Marokkaanse vrouwen zijn nog gesluierd Thema „vrouw'5 in de mode DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 7 DECEMBER 1935 an fabrieksarbeider tot ontdekkingsreiziger-zendeling op 40 mille \\i ABPlJSJHOOP/i BOEKENPLANK Het geitje Ereburger van Harrow Met 700 gulden en een kinderwagen Van dc Paus kreeg se een geschenk DE DRAAIENDE SCHIJF Jazz Chicago-st/jl Een nuchter oordeel De figuur van Dr Livingstone is tegelijk vereerd als afgod en diep verguisd. Toen hij in 1856 na grote ontdekkingsreizen voor het eerst in zijn vaderland, Engeland, terugkwam, dat hij in 1840 als onbekend jong zendeling had verlaten, moest hij in Regent Street in een rijtuig vluchten voor al te opdringerige be wonderaars. In de kerk moest hij in een donker hoekje wegkrui pen om de aandacht van de kerkgangers niet van de preek af te leiden. Maar toen hij zijn vrouw, de dappere Mary Moffat, die op de eerste reizen zijn ontberingen en moeilijkheden had gedeeld, terugstuurde naar Engeland, waar ze vier jaren in grote een zaamheid leefde, omdat ze zich zonder haar energieke man zo hulpeloos voelde, doken de boosaardigste geruchten op: Living stone zou verhoudingen hebben met inlandse vrouwen en zelfs met een Afrikaanse prinses zijn getrouwd. Ook verweet men hem zoals men dit een eeuw later Hillary zou doen dat hij zijn reisgenoten naar het Ngamimeer, Murray en Oswell, niet in zijn eer liet delen. Een verklaring, die gelogenstraft wordt in een van zijn boeken, waarin onder 'n afbeelding van het Ngami-meer staat: „Ontdekt door Oswell, Murray en Livingstone". Een feit was, dat de vroegere fabrieksarbeider, die door zelfstudie me dicus-zendeling was, zo'n krachtige persoonlijkheid bezat, dat hij in ieder gezelschap domineerde Oswell, de jager (ondanks de verdacht makingen een van zijn beste vrienden) schreef daarover: een van zijn zinnen had gezet. Zijn oogmerken verwezenlijkte hij op zijn eigen manier karaktereigenschappen was, precies datgene te doen, waa.rop hij zijn zonder dat hij zich verplicht voelde enige reden of verklaring te geven. Dit schonk hem een enorm zelfvertrouwen en had hij dit niet bezeten, dan zou hij niet de helft hebben kunnen doen van hetgeen hij deed". van ontzag. Van de plaats, waarop hij zich met zijn reisgenoten bevond, was het uitzicht beperkt. Tot elke prijs wilde hij meer zien van de won derbaarlijke waterval, lie hij in ge dachten reeds de naam van zijn ko- ningi.:, Victoria, gegeven had. Met enkele kundige mannen ging hij in een kano de krachtig stromen de rivier op. Met adembenemende vaart stoven zij op de rand van de waterval af. Livingstone verklaarde later zelf „gehuiverd te hebben van angst", iets wat deze soms roekelo ze doorzetter maar zelden deed. Ze landden veilig op een eiland boven de waterval, trokken de kano aan land en gingen zover mogelijk aan de rand van het eiland plat op hun buik liggen om de koude, woe de de watermassa beneden te bekij ken. In de buurt van de waterval sloe gen zij hun kamp op. De volgende dag kon Livingstone het niet nala ten weer naar de plaats terug te gaan. Hij stopte enige perzik- en abri kozenpitten in de grond en sneed zijn naam in een boom. Een kinderlijke geste, die hij toch niet nalaten kon, omdat hij een van zijn merkwaar digste ontdekkingen had gedaan. Bij de Victoria-waterval ligt nu de plaats Livingstone. Van de kleine tuin is niets meer over: logge nijl paarden hebben deze vernield. De boom is er nog, maar door de tijd zijn de initialen vergaan. „GEEN DAG RUST". Toen de reis naar het Oosten vol bracht was, bleek inderdaad dat de ze route meer perspectieven bood. Met de vorige reis mee, had Living stone over deze ontdekking vier jaar moeten doen. Hij had hiervoor voor een belangrijk deel te voet ongeveer zesduizend mijl moeten af leggen. Via Mauritius reisde hij naar En geland, leed schipbreuk bij Tunis en werd eerst op 9 December 1856 met zijn gezin verenigd. „Ik heb nooit een nacht gehad, waarin ik niet heb gedroomd; geen enkele dag heb ik mij gerust gevoeld," zei Mary Li- vingstone-Moffat. Het grootste eerbewijs voor alle ontberingen en alle onvervuld ver langen was een audiëntie bij de Ko ningin. In heel Engeland eerde en roemde men nu de lange, bleke man met zijn gegroefd gezicht en lichten de ogen. Livingstone's einde is zeer tragisch geweest, Zijn laatste reis had als doel o.a. het zoeken van bronnen van de Nijl. Zeven jaar. zwierf hij, lichamelijk 'n wrak, door Afrika. Bij de beroemde ontmoeting met Stanley, die als jour nalist was uitgezonden om Livingston te zoeken, vond deze een oude, gebo gen, afgetobde man. Stanley be schrijft hem als ,,de meest kameraad schappelijke mens en de zachtmoe digste meester". Ja de felle Living stone, was in zijn eenzaamheid zacht moedig geworden. In zijn dagboeken vindt men een aantekening, dat hij op één plaats vier maal de Bijbel uitlas van het begin tot het eind. Die Bij bel was zijn enige boek en hij had er genoeg aan. Helaas heeft Livingstone het aan bod om met Stanley samen terug te gaan naar Engeland afgeslagen: hij wilde eerst zijn onderzoekingen afmaken en dan „huiswaarts en rus ten." Zonder twijfel was hij er vast van overtuigd, dat hij op het punt stond een der grootste geografische ontdekkingen in de historie te doen. Livingstone stierf tijdens deze reis op 60-jarige leeftijd. Men vond hem dood in zijn hut, in geknielde hou ding. Zijn lichaam werd door zijn reisgezellen op een primitieve ma nier gebalsemd. Toen hart en inge wanden verwijderd waren, werd zijn broodmagere lichaam in de zon ge droogd en geprepareerd met rout en brandewijn. Uit angst voor de stam men, die meenden dat het lichaam van een dode ongeluk aanbracht, verpakte men het stoffelijk over schot als een baal katoen. In Februari 1874 bereikte de ex peditie-zonder-leider Babamoyo, waar het lichaam aan de waarnemende Britse Consul werd overgedragen. Op 18 April 1874 een dag van nationale rouw werd Livingstone in de Westminster Abbey bijgezet. Het motief van zijn leven vinden wij in enkele simpele zinnen, die hij schreef aan een vriend: „Ik heb het altijd als een ernstig gemis gevoeld, wanneer ik niet in de gelegenheid was, het grootste deel van mijn tijd door te brengen met reizen, met on derzoekingen, met voortdurend con tact met de inboorlingen teneinde hun een denkbeeld te geven van on ze godsdienst." t staande op een stenen voetstuk met A. ncfoii renmnmrl allegorische voorstellingen ter her- l\Uo ICfl Heruama denking van de gevallen mijnwer- O 1 In 1855 was Livingstone terugge komen van een driejarige ontdekkings reis. Vanuit Kolobeng, gelegen in het protectoraat van Beetsjoeanal >nci, was hij naar het westen, naar Lo- anda (Portugees West Afrika) getrok ken. Hoewel gwak en slecht uitge rust, had hij de tocht volbracht. Maar zijn eigenlijk doel: het ontdekken van een behoorlijke handelsweg, was niet bereikt. De route was te omslachtig. En dat was voor David Livingstone, die bijna de gehele reis op een las tige os gereden had, die op de meest onverwachte ogenblikken naar een boom met lage takken schommelde om zich op deze wijze van zijn be rijder te ontdoen, een grote teleur stelling. Livingstone zag namelijk maar twee mogelijkheden om de gru welijke slavenhandel (hij had onder weg voor de eerste maal een lange rij, aan ketenen geklonken slaven gezien) te bestrijden: door het Chris tendom en door een normale, inten sieve handel. Twee maanden rustte Livingstone Uit van de moeilijke tocht. „Als men reist, verkleumt het hart," zei hij. „Ik vreesde zeer, dat ik zelf bezig was een heiden te worden. Maar een weinig rust heeft mijn geestelijke gevoelens Goddank verkwikt. Voor de regentijd, op de derde November 1855 vertrok hij weer om de weg naar het Oosten te verkennen. Sekeloetoe, het jonge stamhoofd van de Makoio's, die altijd zeer vriendelijk voor Li vingstone was geweest, hoewel Livingstone zelf over de Mako- ->'s zegt: „Ze waren allemaal even vriendelijk en gedienstig voor mij. Maar het dansen, brullen, zingen, grommen en moorden van deze natuurmensen was de zwaarste beproeving, die ik ooit had ondergaan", ging een eind met hem mee en gaf de zendeling kostbare geschenken als ivoor en gratis dragers. Enkele dagen later, op de 22e No vember deed Livingstone zijn grote ontdekking: de watervallen, waar over in Afrika veel gesproken werd, maar die nooit door een Europeaan wartn aanschouwd. DE ONTDEKKING. Livingstone moet het donderende geraas al van heel ver gehoord heb ben, voordat hij ontdekte, dat de Zambezi, die op deze plaats zeer breed was, niet meer gelijkmatig rivier zich met machtige kracht in een honderd meters diepe afgrond voortstroomde. Op de plek van de scheiding gekomen, zag hij, dat de stortte. Het woedende water wrong zich daar beneden over een tiental kilometers lange afstand door 'n eng te. De beroering van het water deed wolken van wit stuifwater als enor me fonteinen omhoogspuiten, 't Was een ontdekking, die hem stil maakte Enkele jaren na de bevrijding werd besloten om de oprichting te bevorde ren van een monument als hulde aan de mijnwerker in het algemeen, die als stoere werkers, met het In dienst stellen van leven en gezondheid in het belang van het Nederlandse volk als een symbool van heldhaftige plichtsbetrachting kunnen gelden, en die in tijden van nood steeds vooraan stonden om te helpen. Het monument zal bestaan uit het bronzen beeld van een mijnwerker, kers. Tevens zal hierbij in herinne ring worden gebracht het feit, dat het de monniken van Rolduc zijn ge weest, die als eersten de kolenont- ginning hier ter hand hebben geno men. Het monument zal worden geplaatst op het Marktplein van Kerkrade, de oudste mijnzetel (Rolduc). De kosten van het monument van ƒ40.000 wer den voor 40 procent gedragen door de directies en het personeel der Lim burgse mijnen. De gemeente Kerkra de zal 20 procent bijdragen, de an dere mijngemeenten van Limburg tien procent, en de provincie zal, blij kens een voorstel van Ged. Staten, eveneens tien procent van het totaal der kosten voor haar rekening ne- i men. (Advertentie) Een beginnende hoest is voor mij al het sein om keel en luchtwegen te zuiveren met AKKEI smoor Een charmant boekje heeft W. Mankowitz hiermee geschreven over een jongetje, dat gelooft in het sprookje van de eenhoorn, die aan zijn bezitter alle mogelijke geluk zal brengen. Voor enkele shillings koopt hij zich een bokje met één hoorn en voelt zich daarmee de koning te rijk. Er is ook een film vervaardigd van dit aardige gegeven. Een boekje, dat ons verkwikt door zijn zuiverheid. (Uitgave H. Nelissen, Bilthoven). t Manga Bell, een lid van J de Franse Nationale Ver- gadering uit Kameroen. J werd door een Parijse i kleermaker voor de rechtbank gedaagd. De kleermaker eist een be- drag van 2,3 millioen J francs op. De rech'er heeft de kleermaker ge- lijk gegeven, en heeft t bepaald dat de parlemen- taire vergoeding van de prins zal worden uitge- keerd aan de kleermaker. J De prins zal misschien beroep aantekenen tegen J deze uitspraak, maar ttj verliet zowat een maand J geleden Frankrijk, om naar Frans Equatoriaal J Afrika te reizen waar hij een campagne voor iin t herverkiezing voert: se- dertdien heeft men niets meer van hem vernomen. Zijn secretaris in Pa rijs, verklaarde dat de prins „zeer vrijgevig is en dat hij voor zijn zus ter, zijn drie nichten en zijn schoonzuster een aantal japonnen had la ten maken, terwijl hij voor zichzelf enkele cos- tuums bestelde: het ver velende van de geschie denis was wel dat hij vergat te betalen. De be zittingen van de prins vormen een voldoende waarborg," voegde de se- ■retaris er aan toe. Prins Bell zou in Ka meroen uitgestrekte lan dertien bezitten. Telkens als hij „vergeet" te beta len, gaan de plaatselijke administratieve autori teiten automatisch over tot de verkoop van enige stukken grond. Zo wer den er vorig jaar voor een bedrag van tweehon derd millioen Franse francs aan landerijen verkocht. De prins werd in 1946 tot afgevaardigde van de Franse Kamer gekozen. Hij is een protestant en schijnt een van de wei nige parlementairen te zijn die trouw alle zittin gen bijwoont. Toen hij lid was van de Franse afvaardiging b;j de UNO nam hij zijn intrek in het bekende Waldorf-Astoria hotel in New York. Zijn rekening hier werd eveneens vereffend door de verkoop van een stuk land. In Kameroen leidt de prins een niet minder 01 0 0 0 0 0 0 „elegant" leventje dan in J de Franse hoofdstad. Hij laat in zijn vaderland zijn t verbeelding nog meer de J vrije teugel. Men heeft verteld dat hij op een J keer te paard een bar binnenreed, en een fles J champagne bestelde voor zijn paard, „want het had toch zo'n dorst..." Prins Bell is een ::eer onderlegd man; hij spreekt vloeiend een aan tal talen en heeft een graad in de letteren be haald. Hij schept er veel ge noegen in de mensen op zijn gezondheid te laten drinken: hij nodigt in Pa rijs zijn parlementaire collega's bij herhaling uit in de bar van de Natio nale Vergadering een toast op zijn gezondheid uit te brengen. Sir Winston Churchill bekijkt op deze foto de beker, tuaartn de oor konde zit, met de vermelding van het ereburgerschap van de grote staatsman. De burgemeester van Harrow, Alderman S.R. Miller (rechts), heeft hem zojuist tot de eerste ereburger pan het plaatsje in Middlesex benoemd. Churchill is oud-leerling van de Harrow- school. De pelgrimstocht van mej. Nelly Noyen, een vijftigjarige uit Helmond, loopt stilaan naar zjjn einde. Na een afwezigheid van meer dan drie jaar zal ze over enkele dagen in haar woonplaats triomfantelijk begroet worden. Ze kwam dezer dagen in Ant werpen aan en daar sprak haar een verslaggever van „De Nieuwe Gids", die het volgende over de tocht weet te vertellen: Het was op een Zondagochtend dat mej. Nelly Noyen, toen 47 jaar oud, van haar familieleden en kennissen afscheid nam om een lange reis te ondernemen. Deze vrouw, die men al leszins dient te bewonderen voor haar onverschrokken moed, had het plan opgevat haar twee zusters, beiden kloosterzusters in Algerië, op te zoe ken en van deze gelegenheid gebruik te maken om Lourdes en Rome aan te doen en in Rome het Vaticaan en de H. Vader te zien. Deze lange tocht van verscheidene honderden kilome ters zou ze te voet afleggen. Nelly Noyen trok erop uit met slechts 700 gulden en een kinderwa gen, waarin ze enkele onontbeerlijke „Het zal nog wel tien jaren duren voor onze vrouwen hun sluiers als stofdoek gaan ge bruiken, maar dan zal er ook voor Marokko een betere tijd aanbreken. De huidige revolutie zal de emancipatie versnellen; het ene kan niet zon der het andere, want de onafhankelijkheid wordt slechts waardevol en kostbaar als ook de Marokkaanse vrouwen vrij en onafhankelijk zul len zijn. Ze moeten de kluisters der eeuwen ver- normaler worden. Maar op het platteland toont de man nog gaarne, dat z'n vrouw een slavin is. Als hij naar de markt gaat hijst hij zich zelf op de rug van het magere muildier, maar z'n vrouw breken, waardig, fier en zelfbewust gelijke rechten eisen en lipstick, nylonkousen en zonne brillen niet accepteren als surrogaat, maar op vorderen als onderdelen van de gelijkberechti ging." Dit zei Lal-la-Fatima, de Marokkaanse beladen met één of meer kinderen droomprinses die het als haar taak ziet de vrou- ^trompeten, "rot voorkort wen van Marokko een betere plaats te geven in de samenleving. Tot nog toe zijn vele Marok- kaansen weinig meer dan slavinnen. Van alle Islamitische landen is het vaak hebben bruid en bruidegom el- rumoerige Marokko wel het geheim- kaar een dag voor het huwelijk nog Een geestelijke is hun ogen vallen op meisjes uit een goed milieu en deze zijn vaak de nieuwe ideeën al dermate toegedaan, dat ze van hun aanstaande man vol ledige trouw eisen. Het aantal ha rems loopt sterk terug. dier aanstrompelen. Tot voor droegen de vrouwen dit geduldig en zonder klagen of morren, maar de emancipatie heeft met de grote revo lutie tegen Frankrijk nu ook de ge huchten bereikt. zinnigste en de grote massa is nog nimmer gezien, niet bereid de voordelen van de twin- J~ 4i tigste eeuw te accepteren. De meer- - - derheid der Marokkaanse vrouwen de ^woning van haar _rnan is binnen- DE GROTE KANS De emancipatiebeweging begrijpt, dat ze nu haar grote kans heeft. De onafhankelijkheid is naby. Er liggen blauwdrukken gereed voor economi- Slechts een handjevol rijken kan sche opbouw, hetgeen de deuren van zich deze „luxe nog veroorloven. fa5rjeken, kantoren en werkplaatsen Hr\rvt4 „InnViTo r\ T - trum van Makkaresj op de Plaza geworden. Maar hoelang zal dit alles gebruik. Toch maakt de wet hem dit gejuicht door de niet gesluierde vrou- Esnana te Tetuan en over de Zoco nog duren? De kampioenen van de erg gemakkelijk: hij hoeft slechts wen heeft toegezegd, dat de eman- Grande in Taneer trippelen de vrou- emancipatie stellen teeds meer eisen voor de kadi van zijn woonplaats te cipatiebeweging op zijn steun en me- wen als vreemde, witte wezens uit en krijgen met de dag meer invloed, bevestigen dat hij zijn vrouw niet bewerking zal kunnen rekenen. eon andere wereld over het asphalt De droomprinses Lal-la-Fatima uit meer hebben wil. Ook tegen deze ««- '"-""i- J1 een anaere weieiaove^iie^*fcpii*ijj^ju+aa^ert de scherp heej vreemd verzoekschrift bij hem binnen, mede ondertekend door de worden droomprinses uit Tetuan en twee zij ner eigen dochters, vragende geen voor de plechtigheid niet nodig. Zo- iaunc«vcu, dra de koop gesloten en het meisje De eenvoudige man heeft slechts een moet openen voor de vrouw, omdat de woning van haar man is binnen- vrouw en van zijn recht tot scheiding de mannen alleen deze taak niet aan gedragen is ze in feite een slavin maakt hij slechts een uiterst beperkt kunnen. Sultan Ben Joessef, luid toe- Hnpwpwp'van'elkaar "niet"meer"Tien Tetuan, de dochters van sultan Ben echtscheidingsfaciliteiten ?an^e og^rTen h!m ges?altei7en lijnen Joessef, de aristrocratie en de vrou- emanciperingsbeweging geheel schuil gaan in de witte, ruime welijke studenten hebben gezworen mogelijk, kleding, herkennen ze elkaar toch op de Marokkaanse vrouwen te bevrij- Betogingen van vrouwen ageert zo En onmiddellijk daarna kwam er een voor Mohamedaanse begrippen het eerste gezicht. Nooit zullen ze den. Het thema „vrouw" is dan ook schering en inslag. Bijna altijd voe- een onbekende aanspreken en onmid- aan de orde van de dag en is een ren ze spandoeken mee, waarop te vervolging in te stellen tegen de acht dellijk nadat ze de noodzakelijke onderdeel van de mndigc iezen staat: „Ruk de sluier af", want vrouwen die uit z'n eigen hame, zijn boodschappen hebben gedaan ver- jt kledingstukken borg. Via Brussel be reikte ze Parijs om vandaar uit de richting van Rome te nemen. Daar wachtte haar een eerste grote ver rassing, want zonder veel moeite werd ze in audiëntie bij de Paus toe gelaten. Toen de H. Vader ui, haar mond vernam, dat de Nederlandse juffrouw met een kinderwagen deze lange reis had afgelegd en de bedoe ling had naar Algerië te gaan, liet hij Nelly Noyen een mooie kinderpop overhandigen. Van Rome ondernam ze de lange weg naar Algerië. Urenlang zou ze kunnen vertellen over de duizenden kilometers die ze sinds 15 Juni 1952 heeft afgelegd, over de steden en dorpen welke ze bezocht heeft, over de mensen die haar over al met bijna dezelfde hartelijkheid hebben ontvangen en geherbergd, over haar verblijf in Algerië en ten slotte waar,.ver ze maar niet uit gesproken geraakt over haar ge sprek met de Heilige Vader en het geschenk dat zc meekreeg. Op haar doortocht in Spanje en in Noord-Afrika na, genoot ze iedere dag ergens een prinselijk onthaal. „Het is echt niet om te geloven", zo getuigde Nelly Noyen ons, „hoe gulhartig de mensen nog zijn. In honderden ver schillende gezinnen werd ik als fami lielid vertroeteld. Wanneer mijn reis zo lang heeft gedu. -d, dan is dit te wijten aan de genegenheid van mijn toevallige gastvrouwen, die me /aak hebben belet reeds 's anderendaags mijn pelgrimstocht voort te zetten. „Nu ik met een vo t op de drempel van mijn ouderlijke woning sta, komt bij mij de gedachte meer en meer vorm, dat ik al die mensen innig zou willen danken. Het is een vurige wens dat ik dit zou kunnen doen voor de televisie en wellicht schrijf ik ook wel eens mijn reisverhaal." 40 K.M. PER DAG in UUUUöUllctppcil iicuucn gcuaon vei- dwijnen ze weer achter één van de emancipatie. revolutie, die zich sterk baseert op s]ujer ;s ëen symbool van onder- weggelopen, niet te pogen hen te ach- worpenheid aan de man. De strijd terhalen en haar niet te dwingen te- van Lal-la-Fatima is uiterst moeilijk rug te komen. Maar een beslissing BIJNA GEEN HAREMS MEER en moot spitsvondig worden gevoerd, heeft Ben Joessef nog niet genomen. De „veelwijverij" is de laatste ja- omdat ze de bases van het Mohame- Zeven van de acht „ontrouwen" wil 1 hjj nje( meer terug hebben, maar de mysterieuze poortjes, waar de man koning is. De man is alles. Eva telt nog niet mee. Het „huwelijk" is een handelstransactie waarop het meisje ren aanzienlijk terug gelopen. Ook daanse geloof niet mag aantasten, in kwestie geen invloed kan uitoefe- Marokkaanse vrouwen kosten handen maar de emancipatie loopt thans der- achtste, een negentienjarige schoon- nen. De prijs waarvoor de bruidegom vol geld en slechts welgestelde lieden mate snel, dat rode vingernagels, heid bekoort hem nog dermate, dat zijn bruid verwerft hangt af van de kunnen zich meerdere vrouwen ver- schoenen met hoge hakjes en moder- z'n snelste ruiters uitgezonden zyn koopmanskunst van partijen. Heel oorloven. Juist zij laten bjj voorbaat ne jurkjes in het straatbeeld steeds haar op te sporen. Nelly Noyen vertelde ons nog, dat zij in de eerste weken na haar ver trek uit Helmond slechts 15 tot 20 km. per dag marcheerde, doch dat de snelheid nadien verdubbelde. „Ik bereikte in het geheel wel een gemid delde van 40 km. per dag." In al die tijd versleet mej. Noyen vijf paar schoenen met rubberzolen. De kinderwagen hield hej beter uit, doch te Mechelen viel hij vóór em paar dagen als een kaartenhuisje in mekaar. Gelukkig waren daar de Zusters Franciscanessen, welke on middellijk voor een ander voertuig zorgden. „Eigenlijk vind ik het echt jammer, dat il niet met de kinderwagen, waarin ik zelf eens heb gelegen, heel huids te Helmond kon aankomen. Ge lukkig heb ik nog steeds mijn pop, welke zowat een onafscheidbare vriendin en troost is geworden, voor al dan op de lange eenzame wegen van Frankrijk, Spanje, Marokko en Algerië". Mej. Noyen heeft twee lijvige boe ken, waarin honderden personen, die ze op haar lange tocht ontmoet had, haar een voorspoedige reis toewens ten. Men vindt er zowel namen van consuls, burgemeesters en nijveraars als van tolbeambten, kloosterzusters en politie-agenten in, in verscheidene talen, met of zonder foto's of officiële stempels. Voor Nelly Noyen beteke nen deze boeken twee belangrijke do cumenten, welke haar ongetwijfeld van grote dienst zullen zijn wanneer ze haar heerlijke reisherinneringen zal neerschrijven. 'pOEN de blanken onder de eerste wereldoorlog kennis maakten met de muziek, die de negers tus sen 1900 en 1915 in New Orleans hadden geschapen, waren diverse jongeren onder hen dadelijk bereid deze na te volgen. Zij zagen kans haar te brengen in de restaurants van Chicago. De tegenstanders von den er de naam „jass" voor uit, later geschreven als „jazz", wat in Amerikaans bargoens een aandui ding schijnt te zijn voor iets min derwaardigs, hetgeen niet wegnam dat de muziek er in ging als koek. Het is echter duidelijk, dat, als het ene ras iets overneemt van het andere, de stijl verandert. Zo ook met de jazz. De negers met hun saamhorigheidsgevoel speelden on gedwongen dooreen, elk instrument gelijke waarde gevend. De blanke met zijn sterk individualistische in slag liet elk instrument om beurten musiceren. De andere begeleidden dan. Wel kreeg elk instrument een even lange beurt. De jacht naar het sterrendom was begonnen. Uiteraard was dat niet de enige wijziging, doch het is een der meest typische. Men noemt de stijl die toen ontstond en die de toon aangaf van 1920-1930 de z.g. „Chicagostijl"zo als de voorafgaande New Orleans- stijl der negers genoemd is naar dt stad waar zij begon. Van de Chicagostijl bestaan er uiteraard meer gramofoonopnamen dan van de daaraan voorafgaande. Philips brengt op B 070201 een be roemdheid uit die dagen, Bix Bei- derbecke, een van de weinige blan ken, waarvan negermusici zeiden dat hij hen begreep. De man blies nog op een cornet in plaats van op een trompet en men behoeft geen jazzliefhebber te zijn om toe te geven, dat hij het prachtig deed. Af en toe romantisch en dromerig; meestal fris en natuurlijk. De opnamen zijn uit 1927 en 1928. Men hoort het niet aan de techniek van opneming; de nummers komen door, alsof ze met de modernste hulpmiddelen op de band zijn ge bracht, doch wat het meest ver baast is dat deze bijna 30 jaar oude muziek nog zo actueel klinkt, ter wijl het instrument ouderwets is en de jazz sindsdien zo'n grote ont wikkeling heeft doorgemaakt. Dit leidt tot de veronderstelling, dat het mogelijk moet zijn in jazz-mu- ziek blijvende waarde te leggen, tenminste als men haar niet de gradeert tot het zoetelijk aftreksel van een amusementiorkerst. Ook dat wordt op de plaat gedemon streerd. Twee nummers van de twaalf speelt Beiderbecke n.l. met Paul Whiteman's Orkest. Het zal wel uit geldgebrek geweest zijn. dat hij, groot improvisator, die geen noot kon lezen, terecht kwam bij een orkest, waarbij van noot tot noot voorgeschreven was wat en hoe men spelen moest en dat alleen daarom reeds geen jazz-orkest is. Maar dit mag de voldoening niet drukken over het feit, dat hij die belang stelt in de geschiedenis van de jazz hier een unieke gelegenheid heeft (de platen van Beiderbecke waren jarenlang niet te krijgen) om zijn kennis te verrijken. In Amerika kunnen gemak kelijk wonderen gebeuren. Het is daar niet zo héél bijzonder als iemand onverwachts schat- J rijk wordt. Zo ontdekte de heer t Piek op een gegeven moment i een uraniumlaag en hij wist zijn J vondst te verkopen voor tien t millioen dollar. Picks vreugde kende geen grenzen, maar zijn vrouw bleef nogal nuchter. Toen men haar vroeg wat voor een gevoel het nu was, zo ruim in je speldegeld te komen, zei ze bedaard: „Het is eigenlijk helemaal niet zo'n grote verandering, als je plot seling rijk wordt. Je kunt toch niet meer eten dan je maag be vatten kan en je wordt even moe

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1955 | | pagina 4