Living:
;stone noemde de Victoria-
watervallen
naar zijn koningin
De emancipatie is in volle gang
iPrins
ibeetje
uit Kameroen is een
vergeetachtig
Mijnwerkers monument op
Marktplein van Kerkrade
Ontmoeting
met btanley
VAN HELMOND NAAR
ALGIERS EN TERUG
Honderd jaar geleden stond
de eerste Europeaan bij de
watervallen in de Zambesi
Kleermaker maakte sich kwaad..
Marokkaanse vrouwen zijn nog gesluierd
Thema „vrouw'5 in de mode
DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 7 DECEMBER 1935
an fabrieksarbeider tot ontdekkingsreiziger-zendeling
op 40 mille
\\i
ABPlJSJHOOP/i
BOEKENPLANK
Het geitje
Ereburger van Harrow
Met 700 gulden en een kinderwagen
Van dc Paus kreeg se een geschenk
DE DRAAIENDE SCHIJF
Jazz
Chicago-st/jl
Een nuchter
oordeel
De figuur van Dr Livingstone is tegelijk vereerd als afgod
en diep verguisd. Toen hij in 1856 na grote ontdekkingsreizen
voor het eerst in zijn vaderland, Engeland, terugkwam, dat hij
in 1840 als onbekend jong zendeling had verlaten, moest hij in
Regent Street in een rijtuig vluchten voor al te opdringerige be
wonderaars. In de kerk moest hij in een donker hoekje wegkrui
pen om de aandacht van de kerkgangers niet van de preek af te
leiden. Maar toen hij zijn vrouw, de dappere Mary Moffat, die op
de eerste reizen zijn ontberingen en moeilijkheden had gedeeld,
terugstuurde naar Engeland, waar ze vier jaren in grote een
zaamheid leefde, omdat ze zich zonder haar energieke man zo
hulpeloos voelde, doken de boosaardigste geruchten op: Living
stone zou verhoudingen hebben met inlandse vrouwen en zelfs
met een Afrikaanse prinses zijn getrouwd. Ook verweet men hem
zoals men dit een eeuw later Hillary zou doen dat hij zijn
reisgenoten naar het Ngamimeer, Murray en Oswell, niet in zijn
eer liet delen. Een verklaring, die gelogenstraft wordt in een
van zijn boeken, waarin onder 'n afbeelding van het Ngami-meer
staat: „Ontdekt door Oswell, Murray en Livingstone".
Een feit was, dat de vroegere fabrieksarbeider, die door zelfstudie me
dicus-zendeling was, zo'n krachtige persoonlijkheid bezat, dat hij in
ieder gezelschap domineerde Oswell, de jager (ondanks de verdacht
makingen een van zijn beste vrienden) schreef daarover: een van zijn
zinnen had gezet. Zijn oogmerken verwezenlijkte hij op zijn eigen manier
karaktereigenschappen was, precies datgene te doen, waa.rop hij zijn
zonder dat hij zich verplicht voelde enige reden of verklaring te geven.
Dit schonk hem een enorm zelfvertrouwen en had hij dit niet bezeten,
dan zou hij niet de helft hebben kunnen doen van hetgeen hij deed".
van ontzag. Van de plaats, waarop
hij zich met zijn reisgenoten bevond,
was het uitzicht beperkt. Tot elke
prijs wilde hij meer zien van de won
derbaarlijke waterval, lie hij in ge
dachten reeds de naam van zijn ko-
ningi.:, Victoria, gegeven had.
Met enkele kundige mannen ging
hij in een kano de krachtig stromen
de rivier op. Met adembenemende
vaart stoven zij op de rand van de
waterval af. Livingstone verklaarde
later zelf „gehuiverd te hebben van
angst", iets wat deze soms roekelo
ze doorzetter maar zelden deed.
Ze landden veilig op een eiland
boven de waterval, trokken de kano
aan land en gingen zover mogelijk
aan de rand van het eiland plat op
hun buik liggen om de koude, woe
de de watermassa beneden te bekij
ken.
In de buurt van de waterval sloe
gen zij hun kamp op. De volgende
dag kon Livingstone het niet nala
ten weer naar de plaats terug te
gaan. Hij stopte enige perzik- en abri
kozenpitten in de grond en sneed zijn
naam in een boom. Een kinderlijke
geste, die hij toch niet nalaten kon,
omdat hij een van zijn merkwaar
digste ontdekkingen had gedaan. Bij
de Victoria-waterval ligt nu de
plaats Livingstone. Van de kleine
tuin is niets meer over: logge nijl
paarden hebben deze vernield. De
boom is er nog, maar door de tijd
zijn de initialen vergaan.
„GEEN DAG RUST".
Toen de reis naar het Oosten vol
bracht was, bleek inderdaad dat de
ze route meer perspectieven bood.
Met de vorige reis mee, had Living
stone over deze ontdekking vier jaar
moeten doen. Hij had hiervoor
voor een belangrijk deel te voet
ongeveer zesduizend mijl moeten af
leggen.
Via Mauritius reisde hij naar En
geland, leed schipbreuk bij Tunis en
werd eerst op 9 December 1856 met
zijn gezin verenigd. „Ik heb nooit
een nacht gehad, waarin ik niet heb
gedroomd; geen enkele dag heb ik
mij gerust gevoeld," zei Mary Li-
vingstone-Moffat.
Het grootste eerbewijs voor alle
ontberingen en alle onvervuld ver
langen was een audiëntie bij de Ko
ningin. In heel Engeland eerde en
roemde men nu de lange, bleke man
met zijn gegroefd gezicht en lichten
de ogen.
Livingstone's einde is zeer tragisch
geweest,
Zijn laatste reis had als doel o.a.
het zoeken van bronnen van de Nijl.
Zeven jaar. zwierf hij, lichamelijk 'n
wrak, door Afrika. Bij de beroemde
ontmoeting met Stanley, die als jour
nalist was uitgezonden om Livingston
te zoeken, vond deze een oude, gebo
gen, afgetobde man. Stanley be
schrijft hem als ,,de meest kameraad
schappelijke mens en de zachtmoe
digste meester". Ja de felle Living
stone, was in zijn eenzaamheid zacht
moedig geworden. In zijn dagboeken
vindt men een aantekening, dat hij op
één plaats vier maal de Bijbel uitlas
van het begin tot het eind. Die Bij
bel was zijn enige boek en hij had er
genoeg aan.
Helaas heeft Livingstone het aan
bod om met Stanley samen terug
te gaan naar Engeland afgeslagen:
hij wilde eerst zijn onderzoekingen
afmaken en dan „huiswaarts en rus
ten." Zonder twijfel was hij er vast
van overtuigd, dat hij op het punt
stond een der grootste geografische
ontdekkingen in de historie te doen.
Livingstone stierf tijdens deze reis
op 60-jarige leeftijd. Men vond hem
dood in zijn hut, in geknielde hou
ding. Zijn lichaam werd door zijn
reisgezellen op een primitieve ma
nier gebalsemd. Toen hart en inge
wanden verwijderd waren, werd zijn
broodmagere lichaam in de zon ge
droogd en geprepareerd met rout en
brandewijn. Uit angst voor de stam
men, die meenden dat het lichaam
van een dode ongeluk aanbracht,
verpakte men het stoffelijk over
schot als een baal katoen.
In Februari 1874 bereikte de ex
peditie-zonder-leider Babamoyo, waar
het lichaam aan de waarnemende
Britse Consul werd overgedragen.
Op 18 April 1874 een dag van
nationale rouw werd Livingstone
in de Westminster Abbey bijgezet.
Het motief van zijn leven vinden
wij in enkele simpele zinnen, die hij
schreef aan een vriend: „Ik heb het
altijd als een ernstig gemis gevoeld,
wanneer ik niet in de gelegenheid
was, het grootste deel van mijn tijd
door te brengen met reizen, met on
derzoekingen, met voortdurend con
tact met de inboorlingen teneinde
hun een denkbeeld te geven van on
ze godsdienst."
t
staande op een stenen voetstuk met
A. ncfoii renmnmrl allegorische voorstellingen ter her-
l\Uo ICfl Heruama denking van de gevallen mijnwer-
O 1
In 1855 was Livingstone terugge
komen van een driejarige ontdekkings
reis. Vanuit Kolobeng, gelegen in het
protectoraat van Beetsjoeanal >nci,
was hij naar het westen, naar Lo-
anda (Portugees West Afrika) getrok
ken. Hoewel gwak en slecht uitge
rust, had hij de tocht volbracht. Maar
zijn eigenlijk doel: het ontdekken van
een behoorlijke handelsweg, was niet
bereikt. De route was te omslachtig.
En dat was voor David Livingstone,
die bijna de gehele reis op een las
tige os gereden had, die op de meest
onverwachte ogenblikken naar een
boom met lage takken schommelde
om zich op deze wijze van zijn be
rijder te ontdoen, een grote teleur
stelling. Livingstone zag namelijk
maar twee mogelijkheden om de gru
welijke slavenhandel (hij had onder
weg voor de eerste maal een lange
rij, aan ketenen geklonken slaven
gezien) te bestrijden: door het Chris
tendom en door een normale, inten
sieve handel.
Twee maanden rustte Livingstone
Uit van de moeilijke tocht. „Als men
reist, verkleumt het hart," zei hij.
„Ik vreesde zeer, dat ik zelf bezig
was een heiden te worden. Maar een
weinig rust heeft mijn geestelijke
gevoelens Goddank verkwikt.
Voor de regentijd, op de derde
November 1855 vertrok hij weer
om de weg naar het Oosten te
verkennen. Sekeloetoe, het jonge
stamhoofd van de Makoio's, die
altijd zeer vriendelijk voor Li
vingstone was geweest, hoewel
Livingstone zelf over de Mako-
->'s zegt: „Ze waren allemaal
even vriendelijk en gedienstig voor
mij. Maar het dansen, brullen,
zingen, grommen en moorden
van deze natuurmensen was de
zwaarste beproeving, die ik ooit
had ondergaan", ging een eind
met hem mee en gaf de zendeling
kostbare geschenken als ivoor en
gratis dragers.
Enkele dagen later, op de 22e No
vember deed Livingstone zijn grote
ontdekking: de watervallen, waar
over in Afrika veel gesproken werd,
maar die nooit door een Europeaan
wartn aanschouwd.
DE ONTDEKKING.
Livingstone moet het donderende
geraas al van heel ver gehoord heb
ben, voordat hij ontdekte, dat de
Zambezi, die op deze plaats zeer
breed was, niet meer gelijkmatig
rivier zich met machtige kracht in
een honderd meters diepe afgrond
voortstroomde. Op de plek van de
scheiding gekomen, zag hij, dat de
stortte. Het woedende water wrong
zich daar beneden over een tiental
kilometers lange afstand door 'n eng
te. De beroering van het water deed
wolken van wit stuifwater als enor
me fonteinen omhoogspuiten, 't Was
een ontdekking, die hem stil maakte
Enkele jaren na de bevrijding werd
besloten om de oprichting te bevorde
ren van een monument als hulde aan
de mijnwerker in het algemeen, die
als stoere werkers, met het In dienst
stellen van leven en gezondheid in
het belang van het Nederlandse volk
als een symbool van heldhaftige
plichtsbetrachting kunnen gelden, en
die in tijden van nood steeds vooraan
stonden om te helpen.
Het monument zal bestaan uit het
bronzen beeld van een mijnwerker,
kers. Tevens zal hierbij in herinne
ring worden gebracht het feit, dat
het de monniken van Rolduc zijn ge
weest, die als eersten de kolenont-
ginning hier ter hand hebben geno
men.
Het monument zal worden geplaatst
op het Marktplein van Kerkrade, de
oudste mijnzetel (Rolduc). De kosten
van het monument van ƒ40.000 wer
den voor 40 procent gedragen door de
directies en het personeel der Lim
burgse mijnen. De gemeente Kerkra
de zal 20 procent bijdragen, de an
dere mijngemeenten van Limburg
tien procent, en de provincie zal, blij
kens een voorstel van Ged. Staten,
eveneens tien procent van het totaal
der kosten voor haar rekening ne-
i men.
(Advertentie)
Een beginnende hoest
is voor mij al het sein
om keel en luchtwegen
te zuiveren met
AKKEI
smoor
Een charmant boekje heeft W.
Mankowitz hiermee geschreven over
een jongetje, dat gelooft in het
sprookje van de eenhoorn, die aan
zijn bezitter alle mogelijke geluk zal
brengen. Voor enkele shillings koopt
hij zich een bokje met één hoorn en
voelt zich daarmee de koning te rijk.
Er is ook een film vervaardigd van
dit aardige gegeven. Een boekje, dat
ons verkwikt door zijn zuiverheid.
(Uitgave H. Nelissen, Bilthoven).
t Manga Bell, een lid van
J de Franse Nationale Ver-
gadering uit Kameroen.
J werd door een Parijse
i kleermaker voor de
rechtbank gedaagd. De
kleermaker eist een be-
drag van 2,3 millioen
J francs op. De rech'er
heeft de kleermaker ge-
lijk gegeven, en heeft
t bepaald dat de parlemen-
taire vergoeding van de
prins zal worden uitge-
keerd aan de kleermaker.
J De prins zal misschien
beroep aantekenen tegen
J deze uitspraak, maar ttj
verliet zowat een maand
J geleden Frankrijk, om
naar Frans Equatoriaal
J Afrika te reizen waar hij
een campagne voor iin
t herverkiezing voert: se-
dertdien heeft men niets
meer van hem vernomen.
Zijn secretaris in Pa
rijs, verklaarde dat de
prins „zeer vrijgevig is
en dat hij voor zijn zus
ter, zijn drie nichten en
zijn schoonzuster een
aantal japonnen had la
ten maken, terwijl hij
voor zichzelf enkele cos-
tuums bestelde: het ver
velende van de geschie
denis was wel dat hij
vergat te betalen. De be
zittingen van de prins
vormen een voldoende
waarborg," voegde de se-
■retaris er aan toe.
Prins Bell zou in Ka
meroen uitgestrekte lan
dertien bezitten. Telkens
als hij „vergeet" te beta
len, gaan de plaatselijke
administratieve autori
teiten automatisch over
tot de verkoop van enige
stukken grond. Zo wer
den er vorig jaar voor
een bedrag van tweehon
derd millioen Franse
francs aan landerijen
verkocht.
De prins werd in 1946
tot afgevaardigde van de
Franse Kamer gekozen.
Hij is een protestant en
schijnt een van de wei
nige parlementairen te
zijn die trouw alle zittin
gen bijwoont.
Toen hij lid was van
de Franse afvaardiging
b;j de UNO nam hij zijn
intrek in het bekende
Waldorf-Astoria hotel in
New York.
Zijn rekening hier werd
eveneens vereffend door
de verkoop van een stuk
land.
In Kameroen leidt de
prins een niet minder
01
0
0
0
0
0
0
„elegant" leventje dan in J
de Franse hoofdstad. Hij
laat in zijn vaderland zijn t
verbeelding nog meer de J
vrije teugel. Men heeft
verteld dat hij op een J
keer te paard een bar
binnenreed, en een fles J
champagne bestelde voor
zijn paard, „want het had
toch zo'n dorst..."
Prins Bell is een ::eer
onderlegd man; hij
spreekt vloeiend een aan
tal talen en heeft een
graad in de letteren be
haald.
Hij schept er veel ge
noegen in de mensen op
zijn gezondheid te laten
drinken: hij nodigt in Pa
rijs zijn parlementaire
collega's bij herhaling uit
in de bar van de Natio
nale Vergadering een
toast op zijn gezondheid
uit te brengen.
Sir Winston Churchill bekijkt op
deze foto de beker, tuaartn de oor
konde zit, met de vermelding van
het ereburgerschap van de grote
staatsman. De burgemeester van
Harrow, Alderman S.R. Miller
(rechts), heeft hem zojuist tot de
eerste ereburger pan het plaatsje
in Middlesex benoemd. Churchill
is oud-leerling van de Harrow-
school.
De pelgrimstocht van mej. Nelly
Noyen, een vijftigjarige uit Helmond,
loopt stilaan naar zjjn einde. Na een
afwezigheid van meer dan drie jaar
zal ze over enkele dagen in haar
woonplaats triomfantelijk begroet
worden. Ze kwam dezer dagen in Ant
werpen aan en daar sprak haar een
verslaggever van „De Nieuwe Gids",
die het volgende over de tocht weet
te vertellen:
Het was op een Zondagochtend dat
mej. Nelly Noyen, toen 47 jaar oud,
van haar familieleden en kennissen
afscheid nam om een lange reis te
ondernemen. Deze vrouw, die men al
leszins dient te bewonderen voor haar
onverschrokken moed, had het plan
opgevat haar twee zusters, beiden
kloosterzusters in Algerië, op te zoe
ken en van deze gelegenheid gebruik
te maken om Lourdes en Rome aan
te doen en in Rome het Vaticaan en
de H. Vader te zien. Deze lange tocht
van verscheidene honderden kilome
ters zou ze te voet afleggen.
Nelly Noyen trok erop uit met
slechts 700 gulden en een kinderwa
gen, waarin ze enkele onontbeerlijke
„Het zal nog wel tien jaren duren voor
onze vrouwen hun sluiers als stofdoek gaan ge
bruiken, maar dan zal er ook voor Marokko een
betere tijd aanbreken. De huidige revolutie zal
de emancipatie versnellen; het ene kan niet zon
der het andere, want de onafhankelijkheid
wordt slechts waardevol en kostbaar als ook de
Marokkaanse vrouwen vrij en onafhankelijk zul
len zijn. Ze moeten de kluisters der eeuwen ver-
normaler worden.
Maar op het platteland toont de
man nog gaarne, dat z'n vrouw een
slavin is. Als hij naar de markt gaat
hijst hij zich zelf op de rug van het
magere muildier, maar z'n vrouw
breken, waardig, fier en zelfbewust gelijke
rechten eisen en lipstick, nylonkousen en zonne
brillen niet accepteren als surrogaat, maar op
vorderen als onderdelen van de gelijkberechti
ging." Dit zei Lal-la-Fatima, de Marokkaanse beladen met één of meer kinderen
droomprinses die het als haar taak ziet de vrou- ^trompeten, "rot voorkort
wen van Marokko een betere plaats te geven in
de samenleving. Tot nog toe zijn vele Marok-
kaansen weinig meer dan slavinnen.
Van alle Islamitische landen is het vaak hebben bruid en bruidegom el-
rumoerige Marokko wel het geheim- kaar een dag voor het huwelijk nog
Een geestelijke is
hun ogen vallen op meisjes uit een
goed milieu en deze zijn vaak de
nieuwe ideeën al dermate toegedaan,
dat ze van hun aanstaande man vol
ledige trouw eisen. Het aantal ha
rems loopt sterk terug.
dier aanstrompelen. Tot voor
droegen de vrouwen dit geduldig en
zonder klagen of morren, maar de
emancipatie heeft met de grote revo
lutie tegen Frankrijk nu ook de ge
huchten bereikt.
zinnigste en de grote massa is nog nimmer gezien,
niet bereid de voordelen van de twin- J~ 4i
tigste eeuw te accepteren. De meer- - -
derheid der Marokkaanse vrouwen de ^woning van haar _rnan is binnen-
DE GROTE KANS
De emancipatiebeweging begrijpt,
dat ze nu haar grote kans heeft. De
onafhankelijkheid is naby. Er liggen
blauwdrukken gereed voor economi-
Slechts een handjevol rijken kan sche opbouw, hetgeen de deuren van
zich deze „luxe nog veroorloven. fa5rjeken, kantoren en werkplaatsen
Hr\rvt4 „InnViTo r\ T -
trum van Makkaresj op de Plaza geworden. Maar hoelang zal dit alles gebruik. Toch maakt de wet hem dit gejuicht door de niet gesluierde vrou-
Esnana te Tetuan en over de Zoco nog duren? De kampioenen van de erg gemakkelijk: hij hoeft slechts wen heeft toegezegd, dat de eman-
Grande in Taneer trippelen de vrou- emancipatie stellen teeds meer eisen voor de kadi van zijn woonplaats te cipatiebeweging op zijn steun en me-
wen als vreemde, witte wezens uit en krijgen met de dag meer invloed, bevestigen dat hij zijn vrouw niet bewerking zal kunnen rekenen.
eon andere wereld over het asphalt De droomprinses Lal-la-Fatima uit meer hebben wil. Ook tegen deze ««- '"-""i- J1
een anaere weieiaove^iie^*fcpii*ijj^ju+aa^ert de
scherp heej vreemd verzoekschrift bij hem
binnen, mede ondertekend door de
worden droomprinses uit Tetuan en twee zij
ner eigen dochters, vragende geen
voor de plechtigheid niet nodig. Zo- iaunc«vcu,
dra de koop gesloten en het meisje De eenvoudige man heeft slechts een moet openen voor de vrouw, omdat
de woning van haar man is binnen- vrouw en van zijn recht tot scheiding de mannen alleen deze taak niet aan
gedragen is ze in feite een slavin maakt hij slechts een uiterst beperkt kunnen. Sultan Ben Joessef, luid toe-
Hnpwpwp'van'elkaar "niet"meer"Tien Tetuan, de dochters van sultan Ben echtscheidingsfaciliteiten
?an^e og^rTen h!m ges?altei7en lijnen Joessef, de aristrocratie en de vrou- emanciperingsbeweging
geheel schuil gaan in de witte, ruime welijke studenten hebben gezworen mogelijk,
kleding, herkennen ze elkaar toch op de Marokkaanse vrouwen te bevrij- Betogingen van vrouwen
ageert
zo
En onmiddellijk daarna kwam er
een voor Mohamedaanse begrippen
het eerste gezicht. Nooit zullen ze den. Het thema „vrouw" is dan ook schering en inslag. Bijna altijd voe-
een onbekende aanspreken en onmid- aan de orde van de dag en is een ren ze spandoeken mee, waarop te vervolging in te stellen tegen de acht
dellijk nadat ze de noodzakelijke onderdeel van de mndigc iezen staat: „Ruk de sluier af", want vrouwen die uit z'n eigen hame, zijn
boodschappen hebben gedaan ver- jt
kledingstukken borg. Via Brussel be
reikte ze Parijs om vandaar uit de
richting van Rome te nemen. Daar
wachtte haar een eerste grote ver
rassing, want zonder veel moeite
werd ze in audiëntie bij de Paus toe
gelaten. Toen de H. Vader ui, haar
mond vernam, dat de Nederlandse
juffrouw met een kinderwagen deze
lange reis had afgelegd en de bedoe
ling had naar Algerië te gaan, liet
hij Nelly Noyen een mooie kinderpop
overhandigen.
Van Rome ondernam ze de lange
weg naar Algerië.
Urenlang zou ze kunnen vertellen
over de duizenden kilometers die ze
sinds 15 Juni 1952 heeft afgelegd, over
de steden en dorpen welke ze bezocht
heeft, over de mensen die haar over
al met bijna dezelfde hartelijkheid
hebben ontvangen en geherbergd,
over haar verblijf in Algerië en ten
slotte waar,.ver ze maar niet uit
gesproken geraakt over haar ge
sprek met de Heilige Vader en het
geschenk dat zc meekreeg.
Op haar doortocht in Spanje en in
Noord-Afrika na, genoot ze iedere dag
ergens een prinselijk onthaal. „Het is
echt niet om te geloven", zo getuigde
Nelly Noyen ons, „hoe gulhartig de
mensen nog zijn. In honderden ver
schillende gezinnen werd ik als fami
lielid vertroeteld. Wanneer mijn reis
zo lang heeft gedu. -d, dan is dit te
wijten aan de genegenheid van mijn
toevallige gastvrouwen, die me /aak
hebben belet reeds 's anderendaags
mijn pelgrimstocht voort te zetten.
„Nu ik met een vo t op de drempel
van mijn ouderlijke woning sta, komt
bij mij de gedachte meer en meer
vorm, dat ik al die mensen innig zou
willen danken. Het is een vurige wens
dat ik dit zou kunnen doen voor de
televisie en wellicht schrijf ik ook wel
eens mijn reisverhaal."
40 K.M. PER DAG
in
UUUUöUllctppcil iicuucn gcuaon vei-
dwijnen ze weer achter één van de emancipatie.
revolutie, die zich sterk baseert op s]ujer ;s ëen symbool van onder- weggelopen, niet te pogen hen te ach-
worpenheid aan de man. De strijd terhalen en haar niet te dwingen te-
van Lal-la-Fatima is uiterst moeilijk rug te komen. Maar een beslissing
BIJNA GEEN HAREMS MEER en moot spitsvondig worden gevoerd, heeft Ben Joessef nog niet genomen.
De „veelwijverij" is de laatste ja- omdat ze de bases van het Mohame- Zeven van de acht „ontrouwen" wil
1 hjj nje( meer terug hebben, maar de
mysterieuze poortjes, waar de man
koning is. De man is alles. Eva telt
nog niet mee. Het „huwelijk" is een
handelstransactie waarop het meisje ren aanzienlijk terug gelopen. Ook daanse geloof niet mag aantasten,
in kwestie geen invloed kan uitoefe- Marokkaanse vrouwen kosten handen maar de emancipatie loopt thans der- achtste, een negentienjarige schoon-
nen. De prijs waarvoor de bruidegom vol geld en slechts welgestelde lieden mate snel, dat rode vingernagels, heid bekoort hem nog dermate, dat
zijn bruid verwerft hangt af van de kunnen zich meerdere vrouwen ver- schoenen met hoge hakjes en moder- z'n snelste ruiters uitgezonden zyn
koopmanskunst van partijen. Heel oorloven. Juist zij laten bjj voorbaat ne jurkjes in het straatbeeld steeds haar op te sporen.
Nelly Noyen vertelde ons nog, dat
zij in de eerste weken na haar ver
trek uit Helmond slechts 15 tot 20
km. per dag marcheerde, doch dat
de snelheid nadien verdubbelde. „Ik
bereikte in het geheel wel een gemid
delde van 40 km. per dag."
In al die tijd versleet mej. Noyen
vijf paar schoenen met rubberzolen.
De kinderwagen hield hej beter uit,
doch te Mechelen viel hij vóór em
paar dagen als een kaartenhuisje in
mekaar. Gelukkig waren daar de
Zusters Franciscanessen, welke on
middellijk voor een ander voertuig
zorgden.
„Eigenlijk vind ik het echt jammer,
dat il niet met de kinderwagen,
waarin ik zelf eens heb gelegen, heel
huids te Helmond kon aankomen. Ge
lukkig heb ik nog steeds mijn pop,
welke zowat een onafscheidbare
vriendin en troost is geworden, voor
al dan op de lange eenzame wegen
van Frankrijk, Spanje, Marokko en
Algerië".
Mej. Noyen heeft twee lijvige boe
ken, waarin honderden personen, die
ze op haar lange tocht ontmoet had,
haar een voorspoedige reis toewens
ten. Men vindt er zowel namen van
consuls, burgemeesters en nijveraars
als van tolbeambten, kloosterzusters
en politie-agenten in, in verscheidene
talen, met of zonder foto's of officiële
stempels. Voor Nelly Noyen beteke
nen deze boeken twee belangrijke do
cumenten, welke haar ongetwijfeld
van grote dienst zullen zijn wanneer
ze haar heerlijke reisherinneringen
zal neerschrijven.
'pOEN de blanken onder de eerste
wereldoorlog kennis maakten
met de muziek, die de negers tus
sen 1900 en 1915 in New Orleans
hadden geschapen, waren diverse
jongeren onder hen dadelijk bereid
deze na te volgen. Zij zagen kans
haar te brengen in de restaurants
van Chicago. De tegenstanders von
den er de naam „jass" voor uit,
later geschreven als „jazz", wat in
Amerikaans bargoens een aandui
ding schijnt te zijn voor iets min
derwaardigs, hetgeen niet wegnam
dat de muziek er in ging als koek.
Het is echter duidelijk, dat, als
het ene ras iets overneemt van het
andere, de stijl verandert. Zo ook
met de jazz. De negers met hun
saamhorigheidsgevoel speelden on
gedwongen dooreen, elk instrument
gelijke waarde gevend. De blanke
met zijn sterk individualistische in
slag liet elk instrument om beurten
musiceren. De andere begeleidden
dan. Wel kreeg elk instrument een
even lange beurt. De jacht naar het
sterrendom was begonnen.
Uiteraard was dat niet de enige
wijziging, doch het is een der meest
typische. Men noemt de stijl die toen
ontstond en die de toon aangaf van
1920-1930 de z.g. „Chicagostijl"zo
als de voorafgaande New Orleans-
stijl der negers genoemd is naar dt
stad waar zij begon.
Van de Chicagostijl bestaan er
uiteraard meer gramofoonopnamen
dan van de daaraan voorafgaande.
Philips brengt op B 070201 een be
roemdheid uit die dagen, Bix Bei-
derbecke, een van de weinige blan
ken, waarvan negermusici zeiden
dat hij hen begreep. De man blies
nog op een cornet in plaats van
op een trompet en men behoeft
geen jazzliefhebber te zijn om toe
te geven, dat hij het prachtig deed.
Af en toe romantisch en dromerig;
meestal fris en natuurlijk.
De opnamen zijn uit 1927 en 1928.
Men hoort het niet aan de techniek
van opneming; de nummers komen
door, alsof ze met de modernste
hulpmiddelen op de band zijn ge
bracht, doch wat het meest ver
baast is dat deze bijna 30 jaar oude
muziek nog zo actueel klinkt, ter
wijl het instrument ouderwets is
en de jazz sindsdien zo'n grote ont
wikkeling heeft doorgemaakt. Dit
leidt tot de veronderstelling, dat
het mogelijk moet zijn in jazz-mu-
ziek blijvende waarde te leggen,
tenminste als men haar niet de
gradeert tot het zoetelijk aftreksel
van een amusementiorkerst. Ook
dat wordt op de plaat gedemon
streerd. Twee nummers van de
twaalf speelt Beiderbecke n.l. met
Paul Whiteman's Orkest. Het zal
wel uit geldgebrek geweest zijn. dat
hij, groot improvisator, die geen
noot kon lezen, terecht kwam bij
een orkest, waarbij van noot tot
noot voorgeschreven was wat en
hoe men spelen moest en dat alleen
daarom reeds geen jazz-orkest is.
Maar dit mag de voldoening niet
drukken over het feit, dat hij die
belang stelt in de geschiedenis van
de jazz hier een unieke gelegenheid
heeft (de platen van Beiderbecke
waren jarenlang niet te krijgen)
om zijn kennis te verrijken.
In Amerika kunnen gemak
kelijk wonderen gebeuren. Het
is daar niet zo héél bijzonder
als iemand onverwachts schat-
J rijk wordt. Zo ontdekte de heer
t Piek op een gegeven moment
i een uraniumlaag en hij wist zijn
J vondst te verkopen voor tien
t millioen dollar.
Picks vreugde kende geen
grenzen, maar zijn vrouw bleef
nogal nuchter. Toen men haar
vroeg wat voor een gevoel het
nu was, zo ruim in je speldegeld
te komen, zei ze bedaard: „Het
is eigenlijk helemaal niet zo'n
grote verandering, als je plot
seling rijk wordt. Je kunt toch
niet meer eten dan je maag be
vatten kan en je wordt even
moe