Vernon J.
óók
wou zijn
Piek
beproeven
eens
111
MOEITE
Gewonde
WAS
voeten, knagende honger
NIET VERGEEFS...
geluk
en oranje-gele stenen
WERKELOZE HERSENEN springen
uit de band
spoedig
Japanse zelfmoord-piloten waren
zelden vrijwilligers
DE MAN DIE
TERUG WAS....
boven
erika
In Mexico kwam niet
De wijzer sloeg uit
Amerikaans professor toont aan:
Opzienbarende F ranse publicatie
utter
and
plank
Gele mannetjes en voorhistorische dieren....
Ware kwelling
Keelpijn (Angina)
MijnhardFs A SI (li I FTTF.KI
8
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 9 OCTOBER 1954
tl iijn aanwe-
bewüzen."
psychiatrische
na Ziekenhuis
verschijsel ge-
menteel over-
en van Mont-
,f geweld aan-
en niet een
roffen
s Amerikaanse
jn door zware
n ontstaan, in
toodtoestand is
ontruimd en
water 3 meter
rt thans Zuid-
lor zijn duizen-
ais gevolg van
egens, die hier
Curagao werd
reselijke regen,
en buitenshuis
)oor bliksemin-
gericht en men
htoffers zullen
IMESE
JSCHEIDEN
pg. die Dinsdag
arjjs was gebo-
ziekenhuis St.
rijs gescheiden.
vlichele, en Na-
ter hoogte van
verbonden. De
erbond, bevatte
;len van belang-
andere van de
geslaagd te zijn
;mderen de chi-
:baar slecht ver-
ig van een Sia-
eerste in Frank-
en voor pinda-
naar in Neder-
r pindakaas
IE MISSIëN
siën, het maand-
an het Goddelijk
jubiieumnummer
enheid van het
dit orgaan. Het
ijven van mgr
taris van Z.H. de
telt. dat Z.H. een
igebonden jaar-
i missieperiodiek
houd en prachtig
cretaris van de
r Propaganda Fi-
dere waardering
„even prachtig
van inhoud",
llav Smit en mgr
rden van lofprij-
ts te veel gezegd,
zo'n ingebonden
en allereerst
eren: Die „Paters
eringen zitten ze
maken" en „druk-
inhoud is leven
aam. Doch de Pa-
ik niet doof zijn
Jan Nieuwenhuis
mer over missie
algemeen zegt:
het bereikte op
t leiden tot zelf-
1 deze 75 jaar is
weest. Bij die ge-
de Paters van S.
villen gaan.
ÜJSVRAAG!
r doen?
eze tekening
ïste inzender
HERBERG ter
en voor a.ï.
ur
ROERMOND
'ervloedige
lige dagen,
i niet
em III 1. 24, Breda
K en 1149 p., 2 F.
en 980 p., 3 A. P.
en 624 p.. 4 A. Lee-
4 p., 5 Adr de Jong
duif", gevestigd bij
de Heuvelstraat,
ande kampioenen
ïuijter met 9 K en
net 10 K en 3421 p.,
an den Berk met
van Zundert met
1 J. van den Berk
tduif" resideert bij
aan de Vestkant.
minschappen: Oude
rd met 20 K en 449
net 18 K en 395 p.
Rem ie Jr. met 10 K
ilrlers met 10 K en
ïen -generaal 1 L.
en 600 p., 2 A. Hor-
561 p.
erd dit jaar gewon-
ard met de meeste
et Orleans en deze
et uit ondervinding
den is en wat er in
Ihr. P. Rem ie eerst
aat wat in en er is
jze persoon die van
lens last heelt van
c rst mag drinken,
chtige kampioenen
ikwensei.
DIKKEN BRUINE
niet meer van.
HET WAS GEDAAN met zijn zaak, daar
van was mijnheer Vernon J. Piek over
tuigd. Jarenlang was het hem voor de
wind gegaan in zijn reparatie-werkplaats
voor electro-motren, maar op een gegeven
moment kwam de grote ramp. Het gebouw
vloog in brand en de hele inhoud ging ver
loren. Mijnheer Pick had er slechts een
verzekering van 13000 dollar op afgeslo-
Ze vertrokken, zo vertelt „Time", uit hun woonplaats Royal-
ton (in de Amerikaanse staat Minnesota) met een paar centen
op zak en een ondanks alles uitstekend humeur. Maar in Mexico
arriveerden ze nooit. Want toen mijnheer Piek zijn auto door
Grand Junction (Colorado) stuurde, hoorde hij daar zoveel over
de jacht naar uraniumerts, dat de koorts ook hem te pakken kreeg.
Hy besloot te blijven.
De heer Piek begaf zich naar het
kantoor van de commissie voor atoom
energie en vroeg een der deskundigen,
waar hij met de beste kans op resul
taat kon gaan zoeken. De man in
kwestie stapte naar de muur en trok
met een potlood een cirkeltje op een
grote kaart. Daaruit kon de heer Piek
concluderen, dat hij zich naar Hanks-
ville (Utah) moest begeven, wilde hij
zijn moeite niet helemaal vergeefs
doen zijn. „In die buurt", zei de des
kundige, „is wel eens een beetje ura
nium gevonden."
Op weg
De heer Piek kocht een tent, een
houweel en een scintillometer (een
soort geiger-teller, die de aanwezig
heid van radio-actieve ertsen regis
treert). Daarna zwierf hij twee maan
den lang door de uitgestrekte en on
herbergzame gebieden van Colorado
en Utah, hier en daar inlichtingen
vragend aan mensen die met het land
vertrouwd waren en verder een sober
leven leidend.
Tenslotte, toen zijn geld bijna op
was, trok hij naar het Zuid-Oosten
van de staat Utah en wel naar de
plaats die de man op het kantoor van
de atoomcommissie met zijn potlood
had gemarkeerd. Zo woest en ontoe
gankelijk was die streek, dat hij zijn
autootje achter moest laten en ge
dwongen was, de laatste 25 mijl te
voet af te leggen.
De loop van Muddy Creek, een al
lesbehalve heldere rivier, zoals de
naam aantoont, vertelde de gelukzoe
ker waar hij moest gaan. Hij moest
niets anders doen dan het water vol
gen op zijn tocht. Maar omdat aan bei
de zijden van de canyon hoge wanden
oprezen, was de heer Piek gedwongen,
nu en dan de rivier over te steken.
Zijn voeten werden gewond door klei-
nu, scherpe steentjes, 's Nachts, vertel
len, veel te weinig om de zaak opnieuw te
installeren.
De pechvogel streek het geld van de verze
kering op, verkocht zijn huis en stapte in
zijn auto, 0111 zich nog een vacantie in
Mexico te gunnen. Hij had daar steeds naar
verlangd en zijn vrouw ook. Als ik het nu
niet doe, dacht mijnheer Piek, komt het er
ODLUM EN PICK
.de aanhouder wint.
de hij, bracht hij een deel van zijn sla
peloze uren door met het verwijderen
van zandkorreltjes uit de tientallen
blaren onder zijn voeten. Hij deed dit
met een puntige lucifer.
Eureka
Na een kwellende tocht van vier
dagen bereikte de heer Piek een ge-
Advertentie)
bied, dat hoofdzakelijk uit kale rotsen
bestond. En alvorens zijn wandeling te
vervolgen, ging hij op een steen zitten,
teneinde krachten te verzamelen voor
wat nog komen ging. Hij speelde wat
met de scintillometer, die hij als zijn
voornaamste bezit had gekoesterd en
ineens zag hij, dat het wijzertje Uit
sloeg. „Het ding zal niet goed zijn
dacht de heer Pick, ,,'t is natuurlijk
even moe als ik."
Hij stond op en gaf het instru
ment een tik. Maar de wijzer
blééf uitslaan. En ineens, tot
zijn verbijstering bijna, merkte
de heer Piek, dat hij zijn moede
leden gestrekt had, op een so
lide stuk uraniumerts. Hij ver
loor zijn evenwicht, gleed uit
en rolde de helling af, knieën
en ellebogen kneuzend aan de
scherpe steenpunten. „Maar ter
wijl ik gleed", vertelde hij,
„merkte ik, dat alle stenen een
mooie oranje-gele kleur had
den. Erts, niets dan erst was 't
wat mijn ogen zagen."
Het eerste wat hij deed was een
merkteken op de rots maken, teneinde
aan te geven, dat hij de vinder was
van dit veld. En daarna fabriceeerde
hij van wat dor hout een vlot, dat
hem terug naar de beschaving kon
dragen. Maar toen hij midden in de
rivier was, zei het vlot „krak" en de
heer Piek rolde met scintillometer,
pikhouweel en nog enkele andere
schaarse bezittingen in het vrij woeste
water. Zelfs de melkpoeder en de ha
vermout, waarop hij nog vier dagen
had moeten leven, waren doorweekt.
Toen hij tenslotte toch zijn auto
weer bereikte, was de heer Piek dood
ziek. Hij had door het drinken van het
rivierwater een arsenicumvergiftiging
gekregen.
Beloning
Enkele dagen had hij nodig, om weer
op verhaal te komen. Hij beleende zijn
auto en nog enkele dingen en van het
geld kon hij een jeep kopen. Ook
huurde hij een bulldozer en gewapend
met die wonderen der moderne tech
niek toog hij opnieuw naar zijn ura-
niumveld. Enkele deskundigen gingen
mee en na enkele dagen kwamen ze
terug met de boodschap, dat in het
Zuid-Oosten van de staat Utah het
rijkste uraniumveld ontdekt was, dat
men totnutoe in de Verenigde Staten
kende.
Enkele weken geleden kon men de
heer Piek aantreffen in een groot bu
reau te New-York, Hij zat daar tegen
over de heer r oyd Odium, die al eni
ge tijd bezig is, om alle kleine ura-
niummijntjes in Utah en Colorado in
één grote onderneming samen te voe
gen.
Piek en Odium hadden een paar da
gen nodig, eer ze het eens werden.
Maar tenslotte zei Odium: „Goed, ik
geef je negen millioen dollar."
Behalve die 9.000.000.- heeft de
heer Piek ook een directeursfunctie
gekregen in het bedrijf. Zijn veld le
vert 1500 ton uraniumerts per maand
en voor iedere ton wordt 32 dollar be
taald.
„Binnenkort", zei de heer Pick, die
inmiddels een Cadillac heeft aange
schaft en zijn vrouw een bontmantel
heeft gegeven, „binnenkort maken we
er 10.000 ton van. Uranium is de olie
van de toekomst en de toekomst is niet
ver meer.
Het enige Katholieke Instituut voor Schriftelijk Onderwijs
Vraagt gratis prospectus Studiecentrum-Culemborg
VIZIOENEN
TTOE zalig is het, niets te doen en daarna uit te rusten..;.."
Al Dit luchthartig brok wijsheid van een Spaanse levensge
nieter blijkt slechts een zeer betrekkelijke waarde te hebben.
Men moet het „niets doen" namelijk niet te ver doorvoeren.
In een klein vertrekje van de McGill-Universiteit te Mon
treal brengen studenten, die zich daarvoor vrijwillig beschikbaar
stellen, de tijd door in volstrekte ledigheid. Professor Woodburn
Heron betaalt hun 20 dollar per dag om op een zacht bed te liggen,
liet hoofd zo ingepakt, dat de oren geen geluid kunnen opvangen
en de ogen bedekt met dik matglas, dat slechts een flauwe licht
schijn doorlaat. De handen van de „bedlegerige" studenten zijn
bekleed met handschoenen en daarover zijn cartonnen kokers ge
schoven, zodat de tastzin tot een minimum wordt gereduceerd.
Dr. Heron wil experimenteel vast
stellen, hoe de hersenen zich gedragen,
als ze niet regelmatig frisse en geva
rieerde indrukken van de zintuigen te
verwerken krijgen. En dat is een zeer
practisch probleem. Men heeft name
lijk ontdekt, dat mensen, die urenlang
op een radarscherm staren, kleine ver
anderingen op dit scherm eenvoudig
over het hoofd zien, omdat hun ogen
te lang gespeend zijn gebleven van
nieuwe impressies. Hetzelfde geldt
voor autobestuurders, die uren achter
een op een lange, rechte autobaan tu
ren. Als gehypnotiseerd botsen ze te
gen een andere wagen. Ze kunnen na
dien niet verklaren hoe het eigenlijk
gekomen is
Over dit verschijnsel nu, wii profes
sor Meron wat meer weten. Vandaar
zijn proef met de studenten.
De eerste uren slapen zij gewoonlijk
op het zachte bed. Maar zodra ze
wakker zijn, gaan ze zich onrustig ge
dragen. Ze fluiten een deuntje, praten
in zichzelf en tonen zich verheugd, ais
hun door middel van een koptelefoon
wiskundige problemen worden opge
geven.
Als er opnieuw gebrek aan ver
strooiing komt, trachtten sommigen
wanhopig aan hun studie te denken
of zich bezig te houden met intellec
tuele problemen. Meestal falen ze hier
in. Geleidelijk aan verliezen ze de con
trole op hun denkvermogen. Ze kun
nen zich niet meer concentreren; hun
gedachten springen van het een op het
ander en als ze dan plotseling opnieuw
een wiskunde-vraagstuk krijgen voor
gezet. brengen ze het niet verder dan
de eerste de beste beginneling.
enorm vals gebit
drijven.
op het water zien
De hallucinaties doen verbijsterend
echt aan, evenals de stemmen en de
muziek die uit het niets te voorschijn
komen. De studenten zien en horen dit
alles inderdaad, veel reëler dan in een
droom. Een student, die door een klein
slagschip onder vuur werd genomen,
voelde de scherven van een projectiel
in zijn arm dringen. Een ander had de
gewaarwording dat hij. naast zichzelf
op bed lag: twee lichamen die beide
„ik" waren.
EEN PROEF, MAAR..
Hun geest wordt beslopen door
vreemde hallucinaties, die iets weg
hebben van dagdromen. Sommige stu
denten beginnen gekleurde punten of
lijnen te zien. En naarmate de ledige
uren voortglijden, worden de visioenen
vreemder en grilliger.
Sommigen vertelden, dat ze lange
rijen kleine gele mannetjes zagen, met
zwarte mutsen. Of een stoet eekhoorns,
die door de sneeuw zwoegde, elke eek
hoorn een zware zak op de rug. An
deren zagen duidelijk voor-historische
dieren, skelet-aehtige steden of grote
handen, die uit de grond omhoog reik
ten. Een van de proefkonijnen had een
'Si-
Sommige slachtoffers hielden de
proef zes dagen uit, met slechts korte
pauzen voor een maaltijd. Anderen
gaven het, ondanks het honorarium
van 20 dollar daags, na één dag al op.
Zodra zij de geluiddichte cel verlieten,
was het met de hallucinaties gedaan.
De eekhoorns en kleine gele manne
tjes verdwenen achter de horizon.
Maar gewoonlijk duurde het uren,
voordat de knapen weer normaal wa
ren. Zij konden niet studeren, klaag
den over hoofdpijn en waren hun be
hendigheid met pen en potlood kwijt,
Voor Dr. Heron is het een weten
schappelijk experiment, meer niet.
Sommigen echter, die van zijn proef
nemingen getuige waren, spraken als
hun mening uit, dat dezelfde methode,
om het denkvermogen te doden of te
verzwakken, voor minder onschuldige
doeleinden kon worden gebruikt. Zij
zou bijvoorbeeld iets kunnen verkla
ren van de „bekentenissen" die iemand
doet, wanneer hij regelrecht uit een
geïsoleerde cel naar de rechtszaal of
de rechter van instructie wordt ge
leid
'Advertentie)
ZIJ STIERVEN ONDER HET ZINGEN VAN HET
„HYMNE AAN DE KEIZER"....
TK was een onderworpen zoon van mijn vader, die zelf onder-
5? worpen was aan een lange keten van dode voorouders. Thans
kan ik u zeggen, dat ik de nederlaag van mijn vaderland niet be
treur, want dank zij die nederlaag konden wij ontsnappen aan
een slavernij welke ons door onze doden was opgelegd gewor
den!"
Op deze voor een Japannees uiterst ongewone wijze sprak
een Japanse intellectueel, die de jongste oorlog als gewoon sol
daat had meegemaakt, tot de Fransman Jean Lartéguy. Deze „de
faitistische" Japanner was één der beruchte Kamikaze geweest,
één van die zelfmoordenaars-vliegeniers die zich, met hun ver
ouderde vliegtuigen, beladen met bommen, op de Amerikaanse
schepen stortten en aldus een gewisse dood vonden.
KRIJGEGEV.4!\GE!\
Hoe die man nog in leven is? Een
mirakel. Het schip waarheen hij met
zijn vliegtuig koers moest zetten en
waarop hij te pletter moest storten,
was niet op het.... rendez-vous. Hij
vond niets dan een onbevaren zee en
zoals dit gebruikelijk was voor de
zelfmoord-vliegtuigen, had hij geen
brandstof genoeg aan boord om nog
behouden terug in Japan te geraken!
Dus landde hij op een atoll, waar
Amerikanen hem enkele dagen later
vonden en krijgsgevangen maakten.
STEMMEN UIT DE ZEE
Het boek ..Ces Voix qui nous vien-
nent de ia Mer" (stemmen uit de Zee
komen tot ons", dat Jean Lartéguy bij
Gallimard publiceerde, bevat vrij op
hefmakende ophelderingen nopens de
geestesgesteltenis en de levenshouding
van de Japannese intellectuelen-sol-
daten tijdens de jongste wereldoorlog.
In tegenstelling tot wat men als
een over heel de wereld verbreidde
legende-waarheid beschouwt, nl. dat
de Japannees een blindelings-gehoor-
zamend soldaat is die op staande voet
voor de Keizer en het Vaderland de
dood wil ingaan, reveleert dit boek
ons een jeugdgeneratie die niets dan
afkeer ha-d van het Japannees totali
tarisme en met afschuw oordeelde
over de methodes wel" in deze oor
log door zijn land werden toegepast.
VRIJWILLIGERS TEKORT
„Ik sterf niet vrijwillig! Ik sterf niet
zonder hartpijni", aldus luidt de laat
ste boodschap van één van deze zelf
moord-vliegeniers.
Met een blijkt dan ook dat Japan
reeds vrij vroeg een volkomen tekort
had aan die veel geroemde en ge
duchte samouraï-vrijwilligers die zen
dingen uitvoerden waarin zij een bij
voorbaat verzekerde dood vonden.
Deze robot-soldaten die koelbloedig
in het vuur werden gesmeten, waren
weldra, in plaats van héroïsch-patrio-
tisehc vrijwilligers doodgewoon ver
plichten die men zodanig „dirigeerde"
dat zij geen uitkomst meer vonden en
de „heldhaftige militaire missie" aan
vaardden.
En de Kamikaze konden vertrekken
Weinige minuten later hingen zij
boven de Amerikaanse kruisers en
vliegdekschepen. Met sirenengeloei
kliefden zij doorheen het vuurgordijn
het afweergeschut en ontploften
met heel hun vliegtuig op één van
die schepen
PANIEK
ONDER DE AMERIKANEN
Het is waar dat nog zeer vele van
deze robots hun doel gemist hebben.
Maar toch hebben zij enorme schade
aan de Amerikaanse zeemacht doen
oplopen.
Eens heeft men een USA-vloot die
24 uren lang het voorwerp was ge
weest van de Kamikaze, uit de ge
vechtszone moeten trekken om vast
te stellen dat de helft van de beman
ning van een totale zenuwinzinking
het slachtoffer was geworden.
Schokkend-tragisch moeten de laat
ste seconden van die Kamikaze ge
weest zijn. In dichte drommen brom
den zij met hun „Zero's" (afgedankte
vliegtuigen), stampend en kreunend
onder 't gewicht van de bommen, over
de zeeën. Dan, plots, bij 't naderen
van het vijandelijk objectief, hieven
zü in koor het sinistere, plechtige èn
triestige hymna „Kimi Ga Yo" aan:
het huidelied aan de Keizer van Nip
pon.
Onmiddellijk daarna doken zij om
laag, terwijl de kogels van 't scheeps-
afweergeschut hun roestige vliegtui
gen doorzeefden. Waren die piloten
niet reeds dood vóór zij in 't vuur en
de puin verkoolden?
Niemand zal het ooit weten. Zie
hier één der verschikkelijkste en
meest barbaarse episodes uit de jong
ste oorlog.
Maar wat nu, na de publicatie van
Jean Lartéguy, wél geweten is. dat
deze Kamikaze slechts in uiterst ge
ringe getale vrijwilligers waren, ten
slotte niets anders dan weerloze
slachtoffers van een uiterst geweten
loze „totale" oorlogvoering.
Gevangen zintuigen, ontspoord denken.
I/1 OEN zat rustig aan zijn bureau te werken, toen
de jongste bediende het kantoor binnenkwam.
.Of U bij de directie wilt komen", zei hij en voeg
de er meteen beleefd aa ntoe: „Zal ik U even hel
pen?"
Koen schudde het hoofd.
„Niet meer nodig jong", antwoordde hij, „ik be
gin langzamerhand weer een hele mannetjesputter
te worden."
Hij voelde de ogen der anderen op zich gericht,
toen hij zijn misvormd lichaam op uiterst handige
manier in het invalidewagentje wist te schuiven.
Geruisloos gleed het karretje over het linoleum,
rolde de gang door en stopte aan de andere zijde
van het gebouw voor de directiekamer. Hij klopte
aan en vroeg zich verwonderd af wat er gebeurd
kon zijn. De beide directeuren van Zellinga's
Stoomtapijtfabrieken hielden niet van rechtstreeks
contact met het personeel en zelfs salarisverhogin
gen werden aan de bedrijfsleider overgelaten. De
deur werd geopend door de secretaresse, een vrouw
op leeftijd, die Koen vriendelijk toeknikte. Hij
reed het stemmig vertrek binnen en stopte voor het
massale mahoniehouten bureau van de oudste
directeur. Zellinga zat zwijgend een brief te lezen.
Hij was een forse man van voor in de zestig met
een streng gezicht, mooi grijs haar en gitzwarte
ogen.
„Zo, van Harpen", zei hij op zijn stugge manier
van spreken, „ben je daar? Ja, ik heb je laten roe
pen. Hoe gaat het er mee?"
„Zoals U ziet, uitstekend meneer."
„Dat doet me genoegen. Kijk eens, ik ben geen
man van veel woorden en daarom zal ik het kort
maken. Wat ik te zeggen heb, heeft echter niets en
dan ook niets te maken met je invaliditeit. Ik stel
er prijs op dit met nadruk te verklaren".
„U bedoelt dat...."
Zellinga maakte een kort handgebaar, hij was
niet gewend in de rede te worden gevallen.
„Ik bedoel dat hier geen sprake is van medelij
den", vervolgde hij. „Je bent weer in het arbeids
proces opgenomen, je doet je werk, je bent, naar ik
gehoord heb, tevreden en dat zijn wij ook."
Hij wachtte even en bood een sigaret aan.
„Ik heb het erg naar mijn zin", antwoordde
Koen. „En ik ben blij, dat de lui niet meer zo me
delijdend naar me kijken, als ik in mijn wagentje
voorbij kom. Dat is het ergste wat een invalide kan
overkomen."
Zellinga knikte.
„Juist, we zijn het eens. Luister's, van Haperen, je
hebt de afgelopen zomer enkele goede contacten
voor de zaak gelegd. Ik bedoel die firma's in Rotter
dam en Parijs. Dit relt ons, zoals je weet, geen
windeieren gelegd. In overleg met mijn broer ben
ik besloten je met ingang van a.s.. Maandag tot
hoofdboekhouder te benoemen. Verder kan je op
een extra gratificatie van 1000 gulden rekenen. Dit
bedrag zal aan het einde der maand aan je salaris
worden toegevoegd. Ik hoop dat een en ander naar
je zin is."
Koen's gelaat straalde. Hij drukte zijn patroon
stevig de hand en bedankte hem. Zellinga maakte
nog enkele zakelijke opmerkingen, toen ratelde de
telefoon en maakte zijn hand een luchtig afscheids-
gebaar.
Het wagentje rolde het vertrek uit en de gang op.
Bij de lift stonden twee meisjes. Koen stopte en
beantwoordde hun morgengroet. De liftdeur schoof
open, een van het tweetal verdween en zo waren
ze een ogenblik alleen in de gang.
„Wat kijk je vrolijk," zei ze. Ze had grijsgroene
ogen en rossig haar.
„Geen wonder, Elsie. Kun je een geheim bewa
ren?"
„Altijd."
„Ik heb 1000 gulden te goed en ik ben tot hoofd
boekhouder benoemd. Ik kom zo van de baas af.
Wat zeg je er van?"
„Gommenikkie", liet Elsie zich ontvallen. Ze
kreeg er een kleur van. „Is het werkelijk? Wat knal
zeg. Van harte gelukgewenst, Koen".
Ze stak hem haar hand toe.
„Ik voel me zo blij als een jongen, die zijn eind
examen heeft gehaald", zei hij, en keek haar on
derzoekend aan. Toen sloeg hij de ogen neer, greep
de handle van zijn wagentje en bracht het in be
weging.
Elsie liep enkele meters met hem mee.
Ze had haar hand op zijn schouder gelegd en zei:
„Denk je nog wel eens aan toen?"
„Aan vroeger", zei hij met een glans in zijn
ogen. Toen betrok zijn gezicht. „Ja", bekende hij,
„maar het heeft nu geen doel meer."
„Geen doel?"
„Eisie, maak het niet moeilijker voor me dan het
al is."
Ze keek de gang door. Er was niemand dan zij
tweeën. Van uit de kantoorlokalen klonk vaak
stemmengeluid en schrijfmachinegeratel. Haar hand
op zijn schouder dwong hem haar in de ogen te
kijken.
„Koen", zei ze zacht. „Ik heb altijd van je ge
houden en ik hou meer dan ooi* van je. Waarom
ben je zo koppig? Je zegt, dat ik het niet moeilijker
voor je moet maken, maar jij maakt het moeilijk
voor mij,"
„Dat spijt me", zei hij. „Dat is niet mijn bedoe
ling. Maar een man zonder benenHij maakte
een kort gebaar. „Ga nu liever weg."
..Meen je dat?"
Hij keek haar aan en knikte. „Ja, dat meen ik."
„Goed", antwoordde ze, „dan ga ik maar. Weet
je wat je bent?"
Hij keek haar afwachtend aan.
„Dom".
„Misschien."
Ze liet zijfl schouder los en liep de gang in. Toen
bleef ze staan, keerde terug. Er was iets in haar
ogen, dat hij nooit eerder gezien had, zelfs niet in
de verrukkelijke maanden van hun verloving vóór
zijn Koreatijd. En het was, of een harde hand zijn
hart omvatte.
„Heb je werkelijk van me gehouden?" vroeg ze
verstikt.
„Hoe kun je dat vragen, Elsie?"
„Dan hou je nog van me, Koen".
Hij schudde het hoofd.
„Niet meer, nu niet meer."
„Je jokt," zei ze. „Ik zie het aan je ogen. Lieve
hemel jongen, maak er toch geen drama van."
Er klonken voetstappen en stemmen. Enige be
dienden kwamen in de richting van de lift. Toen
liep Elsie door. Koen rolde zijn wagentje terug naar
zijn afdeling. Hij was zijn promotie en zijn gratifi
catie vergeten. „Waarom", vroeg hij zich wanhopig
af, „kan ik nu niet meer van haar houden?"
LIET LEVEN gleed rustig verder. Op kantoor was
iedereen verheugd met Koen's promotie, deels
uit medelijden, deels uit vriendschap. Enkele we
ken later gebeurde er iets, dat hem sterk aanpakte.
Het was vijf uur in de middag. Alles was druk in
de weer om de post weg te krijgen, de dagelijkse
wanhoop. Hier had Koen niet mee te maken, zijn
werk was de boekhouding. De deur ging open van
zijn klein kantoorvertrek, dat sinds zijn benoeming
speciaal voor hem was ingericht.
Ze stond naast hem, vlot in haar mantelpak, het
rossige haar springerig van onder hc! grijze mutsje.
„Ik kom afscheid van je nemen", zei ze vlak en
stak hem de hand toe.
„Afscheid?"
Hij keek haar verbaasd aan „Hoe zo? Zo ineens".
Ze knikte zwijgend. Ze leek hem heel kalm.
Toen liep ze naar de deur terug en duwde die dicht.
„Ga je dan weg?" vroeg hij met een uitdrukking
loze stem.
Ze kwam weer naar hem toe.
„Ja. Ik heb ontslag genomen. Ik kan hier niet
langer werken."
„Het beviel je toch zo goed? Je bent hier bijna
vier jaar geweest, Elsie".
„Begrijp je dan niet, dat ik niet in een omgeving
kan werken, waar ik dagelijks een man zie, waar
van ik hou?" vroeg ze met verstikte stem. „Heb je
dan geen hersens? Geen gevoel? Weet je zo weinig
van een vrouw af? Of wil je nog steeds niet gelo
ven dat ikdat ik
Hij keek haar stil aan.
dat ik alleen met jou wil trouwen?", voegde
ze er aan toe.
„Ik kan me werkelijk niet voorstellen, dat een
vrouw als jij, die zo sportief en levenslustig is, met
een stakker als ik gelukkig kan worden," ant
woordde hij. „Ik wil je geen pijn doen, Elsie, maar
je dwingt me er toe. Ik hou niet meer van je, ten
minste niet zoveel om met je te trouwen."
Twee tranen parelden in haar ogen.
„Je jokt, Koen, ik ken je, ik weet dat je wel van
me houdt".
Er was een beklemmende stilte,
volgde ze. „Toen ben ik tot de overtuiging geko
men, dat je misschien denkt dat ik uit medelijden
met je wil trouwen. Dat is niet zo. Ik heb geen
medelijden met je. Alleen bewondering en liefde.
Er is niemand anders, die me interesseert, al heb je
dat misschien wel eens gedacht. Ik hou alleen van
jou, van jou alleen. Van jouhoor je dat?"
Hij kromp ineen, of hij een hevige slag had
gehad.
„Lieve dwaze jongen", zei ze zacht. Ze streek
hem net als vroeger over zijn haren. „Hoe kon je
dat zeggen, dat ik niets meer voor je beteken?"
„We kunnen vrienden blijven," zei hij stroef.
Ze lachte spottend.
„Het bekende liedje, vrienden. En dat zeg jij!
Weet je niets anders?"
„Elsie heb jij je wel eens voorgesteld hoe het met
ons zou zijn? Een vent zonder benen, die in een
karretje voortsukkelt? Die niet meer voetbalt, niet
meer zwemt, niet meer wandelt, niet meer kam
peert? Een man die verzorgd moet worden als een
baby. Denk daar eens over na."
„En dan?"
„Kom dan terug en ik ben overtuigd, dat je me
dankbaar zult zijn dat.
Ze sloot zijn mond met haar hand.
„Koen, wil je me nu ook nog kwaad maken?"
„Nee," zei hij, „daar ben je te goed voor, Elsie.
Maar je weet nu hoe mijn standpunt is."
„Ik hou van je," zei ze eenvoudig. „Zoals een
vrouw maar eens van een man kan houden. Meer
kan ik nu niet zeggen."
„Blijf hier op kantoor, ga niet weg", vroeg hij
dringend.
„Ik heb officieel opgezegd, morgen ben ik bij een
andere firma", antwoordde ze. „Daarom kom ik nu
afscheid van je nemen. Luister, Koen van Haperen,
bij een afscheid behoort een kus en die wil ik van
je hebben." Ze lachte geforceerd.
„Een zoen", zei hij. „Hoe lang is het geleden, dat
ik je zoende, Elsie?"
"Ze sloeg haar armen om zijn schouders en kuste
hem, maar ze voelde dat hij niet terug zoende. Zijn
lippen waren kurkdroog. Hij trok zich voorzichtig
terug. En toen laaide de woede in haar ogen. Ze
begon te schreien, ze wilde haar zakdoekje uit haar
tasje halen en liet het vallen. Ze bukten zich tege
lijk en dat ene ogenblik, dat hij vergat dat hij mis
maakt was, verloor hij zijn evenwicht en viel
zwaar uit zijn stoel op de vloer.
„Koen."
Ze hielp hem overeind. Hij was een ogenblik
machteloos in haar jonge sterke armen en van dat
ogenblik maakte ze gebruik. Ze bedekte zijn ge
laat met vurige kussen. Toen liet ze hem los, greep
haar tasje en liep naar de deur.
Hij hoorde het geluid van de deurkruk en van
het dichtslaan. En het verwijderde geluid van haar
voetstappen. Hij was weer alleen. En ineens wist
hij, dat hij altijd van haar gehouden had, vroeger
en in Korea en in het militair hospitaal in Utrecht
en nu.
Nu.
Hij drukte wild op de knop van de electrische
bel. De helft van de jaren van zijn leven, die voor
hem lagen, zou hij er graag voor over hebben, wan
neer hij haar achterna had kunnen rennen. Maar
hij moest wachten en het duurde een eeuw voor
de jongste bediende kwam.
„Hebt U me nodig, meneer?" vroeg de jongen
beleefd.
Koen knikte en slikte iets weg.
„Breng me het crediteurenboek van afdeling
drie", zei hij mat.
LIIJ zag haar een maand niet en die maand was
verschrikkelijk voor hem. Het was een vechten
tegen verstand en rede. Toen nam hij een dag vrij
en rolde zijn wagentje naar de stille straat, waar
het kantoor gevestigd was, waar Elsie werkte.
De portier beloofde hem haar te roepen. Het was
bijna twaalf uur. Hij bleef rustig in het wagentje
wachten, genietend van het lentezonnetje. Enkele
minuten later kwam Elsie de gang door, haar man
tel dichtknopend.
„Ik ben blij, dat ik je eindelijk weer eens zie", be
groette ze hem. „Alles okidoki, Koen?"
Hij glimlachte. Ze was nog niets veranderd.
„Elsie", zei hij, „ik heb een vrije dag. Zullen we
samen ergens gaan lunchen?" Hij keek haar onder
zoekend aan. „Ik zal het prettig vinden," voegde
hij er jongensachtig aan toe.
„Graag, jong".
„Zeg jij dan maar waar."
Ze noemde de naam van een eenvoudig restau
rant, doch hij schudde het hoofd.
„Ik heb nog een kleinigheidje over van die dui
zend pop," legde hij uit. „Laten we naar Royal
gaan."
„Ik zie er zo knullig uit", zei ze met een blik op
haar manteltje.
„Je ziet er schattig uit, kom maar mee."
Ze liep naast hem voort. Handig manouvreerde
hij zijn wagentje tussen het publiek op het trottoir
Ze spraken niet. Pas toen ze tegenover elkaar aan
een knus tafeltje zaten en hij een en ander besteld
had, vroeg ze op een toon alsof ze het laatste kwar
tier aan die vraag had gedacht; „Je hebt die
1000 pop toch niet opgemaakt?"
„Juist wel", zei hij. „Tenminste op 100 gulden na".
„Je spot, Koen."
„Nee, waarachtig niet".
„Mag ik ook weten wat je met al dat geld hebt
gedaan?"
„Liever niet", zei hij, „Maar als het persé nodig is".
„O neezei ze. „Het gaat me tenslotte niets
aan. Als we nu verloofd zouden zijn
„Daar ben i.. juist voor gekomen", zei hij. „Ik
heb een afschuwelijke maand achter de rug. Hon
derd keer wilde ik naar je huis om met je te pra
ten, maar de gedachten aan je vader heeft me
weerhouden."
„Aan vader?" vroeg ze verbaasd.
„Ja natuurlijk. De goeie man zou natuurlijk een
beroerte krijgen, als hij aan de mogelijkheid zou
denken een vent als ik ben, als schoonzoon te
krijgen."
„Dan ken je vader niet, Koen. Hij is de liefste
van alle vaders van de hele wereld. Bovendien ben
ik sinds eergisteren meerderjarig."
„Goeie hemel, Elsiedat heb ik helemaal ver
geten. Wat een lamlendige egoïst ben ik toch. Haat
je me nu niet?"
„Jou haten?"
Ze legde haar koele hand op de zijne en keek
hem aan. „Is die maand werkelijk zo erg voor je
geweest, Koen?"
Hij knikte.
„Daar ben ik blij om", zei ze raadselachtig.
„Blij?"
„Ja, ik ben nog blijer, dat je me van kantoor
bent komen halen."
„Dat vind ik heerlijk," zei hij. „Ik moet je iets
zeggen, Elsie. Ik heb je toen, bij ons op kantoor,
wat voorgelogen."
Ze knikte.
„Dat wist ik toch. domoor."
„Ik heb altijd van je gehouden. Als je wilt wil ik
me opnieuw met je verloven. We kunnen van de
zomer nog trouwen. Ik heb nu een goed salaris
en.Hij wachtte even en kleurde.
„Ik bedoel dat ik ook een huisje kan krijgen. Die
lui die in Korea zijn geweest worden een beetje
voortgeholpen."
„Wat heerlijk," zei ze warm. Ze keek hem met
betraande ogen aan.
„Zeg me, dat je van me houdt, Koen, zoals vroe
ger."
„Ik hou van je Elsie. Ik heb dag en nacht aan je
gedacht en ik meende, dat ik gek zou worden. Maar
je moet begrijpen, dat ik onze verloving verbroken
heb, omdat ik meende.... dat ik...."
„Koen, als je nog eenmaal over die waanzin gaat
praten, ga ik gillen", dreigde ze.
„Ik zal er nooit meer over praten. Hou je wer
kelijk van me?"
„Nee", zei ze met een lachje, „maar ik verafgood
je. Omdat jij Koen van Haperen bent en omdat
ikom alles".
Ze stond plotseling op. „Ik ga direct opbellen.
Vanmiddag moet ik vrij hebben, al zou het mij een
maand salaris kosten. Vanmiddag blijven we bij
elkaar, jij en ik."
Toen ze terug kwam, was het tafeltje feestelijk
gedekt. Met een stralend gezicht wachtte hij op
haar. Ze schoof haar bestek naast het zijne, trok
haar stoel naast die van hem en ging naast hem
zitten.
„Koen," smeekte zij, „niemand kijkt naar ons. Eèn
zoen".
„Nu zijn we verloofd", zei ze wat later. „Nu mag
ik weten wat jij met die negenhonderd gulden hebt
uitgespookt."
Hij haalde een spaarbankboekje uit zijn binnen
zak en keek haar glunderend aan.
„Van-ochtend gestort", antwoordde hij. „Voor ons
beidjes, later."