Vernon J. óók wou zijn Piek beproeven eens 111 MOEITE Gewonde WAS voeten, knagende honger NIET VERGEEFS... geluk en oranje-gele stenen WERKELOZE HERSENEN springen uit de band spoedig Japanse zelfmoord-piloten waren zelden vrijwilligers DE MAN DIE TERUG WAS.... boven erika In Mexico kwam niet De wijzer sloeg uit Amerikaans professor toont aan: Opzienbarende F ranse publicatie utter and plank Gele mannetjes en voorhistorische dieren.... Ware kwelling Keelpijn (Angina) MijnhardFs A SI (li I FTTF.KI 8 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 9 OCTOBER 1954 tl iijn aanwe- bewüzen." psychiatrische na Ziekenhuis verschijsel ge- menteel over- en van Mont- ,f geweld aan- en niet een roffen s Amerikaanse jn door zware n ontstaan, in toodtoestand is ontruimd en water 3 meter rt thans Zuid- lor zijn duizen- ais gevolg van egens, die hier Curagao werd reselijke regen, en buitenshuis )oor bliksemin- gericht en men htoffers zullen IMESE JSCHEIDEN pg. die Dinsdag arjjs was gebo- ziekenhuis St. rijs gescheiden. vlichele, en Na- ter hoogte van verbonden. De erbond, bevatte ;len van belang- andere van de geslaagd te zijn ;mderen de chi- :baar slecht ver- ig van een Sia- eerste in Frank- en voor pinda- naar in Neder- r pindakaas IE MISSIëN siën, het maand- an het Goddelijk jubiieumnummer enheid van het dit orgaan. Het ijven van mgr taris van Z.H. de telt. dat Z.H. een igebonden jaar- i missieperiodiek houd en prachtig cretaris van de r Propaganda Fi- dere waardering „even prachtig van inhoud", llav Smit en mgr rden van lofprij- ts te veel gezegd, zo'n ingebonden en allereerst eren: Die „Paters eringen zitten ze maken" en „druk- inhoud is leven aam. Doch de Pa- ik niet doof zijn Jan Nieuwenhuis mer over missie algemeen zegt: het bereikte op t leiden tot zelf- 1 deze 75 jaar is weest. Bij die ge- de Paters van S. villen gaan. ÜJSVRAAG! r doen? eze tekening ïste inzender HERBERG ter en voor a.ï. ur ROERMOND 'ervloedige lige dagen, i niet em III 1. 24, Breda K en 1149 p., 2 F. en 980 p., 3 A. P. en 624 p.. 4 A. Lee- 4 p., 5 Adr de Jong duif", gevestigd bij de Heuvelstraat, ande kampioenen ïuijter met 9 K en net 10 K en 3421 p., an den Berk met van Zundert met 1 J. van den Berk tduif" resideert bij aan de Vestkant. minschappen: Oude rd met 20 K en 449 net 18 K en 395 p. Rem ie Jr. met 10 K ilrlers met 10 K en ïen -generaal 1 L. en 600 p., 2 A. Hor- 561 p. erd dit jaar gewon- ard met de meeste et Orleans en deze et uit ondervinding den is en wat er in Ihr. P. Rem ie eerst aat wat in en er is jze persoon die van lens last heelt van c rst mag drinken, chtige kampioenen ikwensei. DIKKEN BRUINE niet meer van. HET WAS GEDAAN met zijn zaak, daar van was mijnheer Vernon J. Piek over tuigd. Jarenlang was het hem voor de wind gegaan in zijn reparatie-werkplaats voor electro-motren, maar op een gegeven moment kwam de grote ramp. Het gebouw vloog in brand en de hele inhoud ging ver loren. Mijnheer Pick had er slechts een verzekering van 13000 dollar op afgeslo- Ze vertrokken, zo vertelt „Time", uit hun woonplaats Royal- ton (in de Amerikaanse staat Minnesota) met een paar centen op zak en een ondanks alles uitstekend humeur. Maar in Mexico arriveerden ze nooit. Want toen mijnheer Piek zijn auto door Grand Junction (Colorado) stuurde, hoorde hij daar zoveel over de jacht naar uraniumerts, dat de koorts ook hem te pakken kreeg. Hy besloot te blijven. De heer Piek begaf zich naar het kantoor van de commissie voor atoom energie en vroeg een der deskundigen, waar hij met de beste kans op resul taat kon gaan zoeken. De man in kwestie stapte naar de muur en trok met een potlood een cirkeltje op een grote kaart. Daaruit kon de heer Piek concluderen, dat hij zich naar Hanks- ville (Utah) moest begeven, wilde hij zijn moeite niet helemaal vergeefs doen zijn. „In die buurt", zei de des kundige, „is wel eens een beetje ura nium gevonden." Op weg De heer Piek kocht een tent, een houweel en een scintillometer (een soort geiger-teller, die de aanwezig heid van radio-actieve ertsen regis treert). Daarna zwierf hij twee maan den lang door de uitgestrekte en on herbergzame gebieden van Colorado en Utah, hier en daar inlichtingen vragend aan mensen die met het land vertrouwd waren en verder een sober leven leidend. Tenslotte, toen zijn geld bijna op was, trok hij naar het Zuid-Oosten van de staat Utah en wel naar de plaats die de man op het kantoor van de atoomcommissie met zijn potlood had gemarkeerd. Zo woest en ontoe gankelijk was die streek, dat hij zijn autootje achter moest laten en ge dwongen was, de laatste 25 mijl te voet af te leggen. De loop van Muddy Creek, een al lesbehalve heldere rivier, zoals de naam aantoont, vertelde de gelukzoe ker waar hij moest gaan. Hij moest niets anders doen dan het water vol gen op zijn tocht. Maar omdat aan bei de zijden van de canyon hoge wanden oprezen, was de heer Piek gedwongen, nu en dan de rivier over te steken. Zijn voeten werden gewond door klei- nu, scherpe steentjes, 's Nachts, vertel len, veel te weinig om de zaak opnieuw te installeren. De pechvogel streek het geld van de verze kering op, verkocht zijn huis en stapte in zijn auto, 0111 zich nog een vacantie in Mexico te gunnen. Hij had daar steeds naar verlangd en zijn vrouw ook. Als ik het nu niet doe, dacht mijnheer Piek, komt het er ODLUM EN PICK .de aanhouder wint. de hij, bracht hij een deel van zijn sla peloze uren door met het verwijderen van zandkorreltjes uit de tientallen blaren onder zijn voeten. Hij deed dit met een puntige lucifer. Eureka Na een kwellende tocht van vier dagen bereikte de heer Piek een ge- Advertentie) bied, dat hoofdzakelijk uit kale rotsen bestond. En alvorens zijn wandeling te vervolgen, ging hij op een steen zitten, teneinde krachten te verzamelen voor wat nog komen ging. Hij speelde wat met de scintillometer, die hij als zijn voornaamste bezit had gekoesterd en ineens zag hij, dat het wijzertje Uit sloeg. „Het ding zal niet goed zijn dacht de heer Pick, ,,'t is natuurlijk even moe als ik." Hij stond op en gaf het instru ment een tik. Maar de wijzer blééf uitslaan. En ineens, tot zijn verbijstering bijna, merkte de heer Piek, dat hij zijn moede leden gestrekt had, op een so lide stuk uraniumerts. Hij ver loor zijn evenwicht, gleed uit en rolde de helling af, knieën en ellebogen kneuzend aan de scherpe steenpunten. „Maar ter wijl ik gleed", vertelde hij, „merkte ik, dat alle stenen een mooie oranje-gele kleur had den. Erts, niets dan erst was 't wat mijn ogen zagen." Het eerste wat hij deed was een merkteken op de rots maken, teneinde aan te geven, dat hij de vinder was van dit veld. En daarna fabriceeerde hij van wat dor hout een vlot, dat hem terug naar de beschaving kon dragen. Maar toen hij midden in de rivier was, zei het vlot „krak" en de heer Piek rolde met scintillometer, pikhouweel en nog enkele andere schaarse bezittingen in het vrij woeste water. Zelfs de melkpoeder en de ha vermout, waarop hij nog vier dagen had moeten leven, waren doorweekt. Toen hij tenslotte toch zijn auto weer bereikte, was de heer Piek dood ziek. Hij had door het drinken van het rivierwater een arsenicumvergiftiging gekregen. Beloning Enkele dagen had hij nodig, om weer op verhaal te komen. Hij beleende zijn auto en nog enkele dingen en van het geld kon hij een jeep kopen. Ook huurde hij een bulldozer en gewapend met die wonderen der moderne tech niek toog hij opnieuw naar zijn ura- niumveld. Enkele deskundigen gingen mee en na enkele dagen kwamen ze terug met de boodschap, dat in het Zuid-Oosten van de staat Utah het rijkste uraniumveld ontdekt was, dat men totnutoe in de Verenigde Staten kende. Enkele weken geleden kon men de heer Piek aantreffen in een groot bu reau te New-York, Hij zat daar tegen over de heer r oyd Odium, die al eni ge tijd bezig is, om alle kleine ura- niummijntjes in Utah en Colorado in één grote onderneming samen te voe gen. Piek en Odium hadden een paar da gen nodig, eer ze het eens werden. Maar tenslotte zei Odium: „Goed, ik geef je negen millioen dollar." Behalve die 9.000.000.- heeft de heer Piek ook een directeursfunctie gekregen in het bedrijf. Zijn veld le vert 1500 ton uraniumerts per maand en voor iedere ton wordt 32 dollar be taald. „Binnenkort", zei de heer Pick, die inmiddels een Cadillac heeft aange schaft en zijn vrouw een bontmantel heeft gegeven, „binnenkort maken we er 10.000 ton van. Uranium is de olie van de toekomst en de toekomst is niet ver meer. Het enige Katholieke Instituut voor Schriftelijk Onderwijs Vraagt gratis prospectus Studiecentrum-Culemborg VIZIOENEN TTOE zalig is het, niets te doen en daarna uit te rusten..;.." Al Dit luchthartig brok wijsheid van een Spaanse levensge nieter blijkt slechts een zeer betrekkelijke waarde te hebben. Men moet het „niets doen" namelijk niet te ver doorvoeren. In een klein vertrekje van de McGill-Universiteit te Mon treal brengen studenten, die zich daarvoor vrijwillig beschikbaar stellen, de tijd door in volstrekte ledigheid. Professor Woodburn Heron betaalt hun 20 dollar per dag om op een zacht bed te liggen, liet hoofd zo ingepakt, dat de oren geen geluid kunnen opvangen en de ogen bedekt met dik matglas, dat slechts een flauwe licht schijn doorlaat. De handen van de „bedlegerige" studenten zijn bekleed met handschoenen en daarover zijn cartonnen kokers ge schoven, zodat de tastzin tot een minimum wordt gereduceerd. Dr. Heron wil experimenteel vast stellen, hoe de hersenen zich gedragen, als ze niet regelmatig frisse en geva rieerde indrukken van de zintuigen te verwerken krijgen. En dat is een zeer practisch probleem. Men heeft name lijk ontdekt, dat mensen, die urenlang op een radarscherm staren, kleine ver anderingen op dit scherm eenvoudig over het hoofd zien, omdat hun ogen te lang gespeend zijn gebleven van nieuwe impressies. Hetzelfde geldt voor autobestuurders, die uren achter een op een lange, rechte autobaan tu ren. Als gehypnotiseerd botsen ze te gen een andere wagen. Ze kunnen na dien niet verklaren hoe het eigenlijk gekomen is Over dit verschijnsel nu, wii profes sor Meron wat meer weten. Vandaar zijn proef met de studenten. De eerste uren slapen zij gewoonlijk op het zachte bed. Maar zodra ze wakker zijn, gaan ze zich onrustig ge dragen. Ze fluiten een deuntje, praten in zichzelf en tonen zich verheugd, ais hun door middel van een koptelefoon wiskundige problemen worden opge geven. Als er opnieuw gebrek aan ver strooiing komt, trachtten sommigen wanhopig aan hun studie te denken of zich bezig te houden met intellec tuele problemen. Meestal falen ze hier in. Geleidelijk aan verliezen ze de con trole op hun denkvermogen. Ze kun nen zich niet meer concentreren; hun gedachten springen van het een op het ander en als ze dan plotseling opnieuw een wiskunde-vraagstuk krijgen voor gezet. brengen ze het niet verder dan de eerste de beste beginneling. enorm vals gebit drijven. op het water zien De hallucinaties doen verbijsterend echt aan, evenals de stemmen en de muziek die uit het niets te voorschijn komen. De studenten zien en horen dit alles inderdaad, veel reëler dan in een droom. Een student, die door een klein slagschip onder vuur werd genomen, voelde de scherven van een projectiel in zijn arm dringen. Een ander had de gewaarwording dat hij. naast zichzelf op bed lag: twee lichamen die beide „ik" waren. EEN PROEF, MAAR.. Hun geest wordt beslopen door vreemde hallucinaties, die iets weg hebben van dagdromen. Sommige stu denten beginnen gekleurde punten of lijnen te zien. En naarmate de ledige uren voortglijden, worden de visioenen vreemder en grilliger. Sommigen vertelden, dat ze lange rijen kleine gele mannetjes zagen, met zwarte mutsen. Of een stoet eekhoorns, die door de sneeuw zwoegde, elke eek hoorn een zware zak op de rug. An deren zagen duidelijk voor-historische dieren, skelet-aehtige steden of grote handen, die uit de grond omhoog reik ten. Een van de proefkonijnen had een 'Si- Sommige slachtoffers hielden de proef zes dagen uit, met slechts korte pauzen voor een maaltijd. Anderen gaven het, ondanks het honorarium van 20 dollar daags, na één dag al op. Zodra zij de geluiddichte cel verlieten, was het met de hallucinaties gedaan. De eekhoorns en kleine gele manne tjes verdwenen achter de horizon. Maar gewoonlijk duurde het uren, voordat de knapen weer normaal wa ren. Zij konden niet studeren, klaag den over hoofdpijn en waren hun be hendigheid met pen en potlood kwijt, Voor Dr. Heron is het een weten schappelijk experiment, meer niet. Sommigen echter, die van zijn proef nemingen getuige waren, spraken als hun mening uit, dat dezelfde methode, om het denkvermogen te doden of te verzwakken, voor minder onschuldige doeleinden kon worden gebruikt. Zij zou bijvoorbeeld iets kunnen verkla ren van de „bekentenissen" die iemand doet, wanneer hij regelrecht uit een geïsoleerde cel naar de rechtszaal of de rechter van instructie wordt ge leid 'Advertentie) ZIJ STIERVEN ONDER HET ZINGEN VAN HET „HYMNE AAN DE KEIZER".... TK was een onderworpen zoon van mijn vader, die zelf onder- 5? worpen was aan een lange keten van dode voorouders. Thans kan ik u zeggen, dat ik de nederlaag van mijn vaderland niet be treur, want dank zij die nederlaag konden wij ontsnappen aan een slavernij welke ons door onze doden was opgelegd gewor den!" Op deze voor een Japannees uiterst ongewone wijze sprak een Japanse intellectueel, die de jongste oorlog als gewoon sol daat had meegemaakt, tot de Fransman Jean Lartéguy. Deze „de faitistische" Japanner was één der beruchte Kamikaze geweest, één van die zelfmoordenaars-vliegeniers die zich, met hun ver ouderde vliegtuigen, beladen met bommen, op de Amerikaanse schepen stortten en aldus een gewisse dood vonden. KRIJGEGEV.4!\GE!\ Hoe die man nog in leven is? Een mirakel. Het schip waarheen hij met zijn vliegtuig koers moest zetten en waarop hij te pletter moest storten, was niet op het.... rendez-vous. Hij vond niets dan een onbevaren zee en zoals dit gebruikelijk was voor de zelfmoord-vliegtuigen, had hij geen brandstof genoeg aan boord om nog behouden terug in Japan te geraken! Dus landde hij op een atoll, waar Amerikanen hem enkele dagen later vonden en krijgsgevangen maakten. STEMMEN UIT DE ZEE Het boek ..Ces Voix qui nous vien- nent de ia Mer" (stemmen uit de Zee komen tot ons", dat Jean Lartéguy bij Gallimard publiceerde, bevat vrij op hefmakende ophelderingen nopens de geestesgesteltenis en de levenshouding van de Japannese intellectuelen-sol- daten tijdens de jongste wereldoorlog. In tegenstelling tot wat men als een over heel de wereld verbreidde legende-waarheid beschouwt, nl. dat de Japannees een blindelings-gehoor- zamend soldaat is die op staande voet voor de Keizer en het Vaderland de dood wil ingaan, reveleert dit boek ons een jeugdgeneratie die niets dan afkeer ha-d van het Japannees totali tarisme en met afschuw oordeelde over de methodes wel" in deze oor log door zijn land werden toegepast. VRIJWILLIGERS TEKORT „Ik sterf niet vrijwillig! Ik sterf niet zonder hartpijni", aldus luidt de laat ste boodschap van één van deze zelf moord-vliegeniers. Met een blijkt dan ook dat Japan reeds vrij vroeg een volkomen tekort had aan die veel geroemde en ge duchte samouraï-vrijwilligers die zen dingen uitvoerden waarin zij een bij voorbaat verzekerde dood vonden. Deze robot-soldaten die koelbloedig in het vuur werden gesmeten, waren weldra, in plaats van héroïsch-patrio- tisehc vrijwilligers doodgewoon ver plichten die men zodanig „dirigeerde" dat zij geen uitkomst meer vonden en de „heldhaftige militaire missie" aan vaardden. En de Kamikaze konden vertrekken Weinige minuten later hingen zij boven de Amerikaanse kruisers en vliegdekschepen. Met sirenengeloei kliefden zij doorheen het vuurgordijn het afweergeschut en ontploften met heel hun vliegtuig op één van die schepen PANIEK ONDER DE AMERIKANEN Het is waar dat nog zeer vele van deze robots hun doel gemist hebben. Maar toch hebben zij enorme schade aan de Amerikaanse zeemacht doen oplopen. Eens heeft men een USA-vloot die 24 uren lang het voorwerp was ge weest van de Kamikaze, uit de ge vechtszone moeten trekken om vast te stellen dat de helft van de beman ning van een totale zenuwinzinking het slachtoffer was geworden. Schokkend-tragisch moeten de laat ste seconden van die Kamikaze ge weest zijn. In dichte drommen brom den zij met hun „Zero's" (afgedankte vliegtuigen), stampend en kreunend onder 't gewicht van de bommen, over de zeeën. Dan, plots, bij 't naderen van het vijandelijk objectief, hieven zü in koor het sinistere, plechtige èn triestige hymna „Kimi Ga Yo" aan: het huidelied aan de Keizer van Nip pon. Onmiddellijk daarna doken zij om laag, terwijl de kogels van 't scheeps- afweergeschut hun roestige vliegtui gen doorzeefden. Waren die piloten niet reeds dood vóór zij in 't vuur en de puin verkoolden? Niemand zal het ooit weten. Zie hier één der verschikkelijkste en meest barbaarse episodes uit de jong ste oorlog. Maar wat nu, na de publicatie van Jean Lartéguy, wél geweten is. dat deze Kamikaze slechts in uiterst ge ringe getale vrijwilligers waren, ten slotte niets anders dan weerloze slachtoffers van een uiterst geweten loze „totale" oorlogvoering. Gevangen zintuigen, ontspoord denken. I/1 OEN zat rustig aan zijn bureau te werken, toen de jongste bediende het kantoor binnenkwam. .Of U bij de directie wilt komen", zei hij en voeg de er meteen beleefd aa ntoe: „Zal ik U even hel pen?" Koen schudde het hoofd. „Niet meer nodig jong", antwoordde hij, „ik be gin langzamerhand weer een hele mannetjesputter te worden." Hij voelde de ogen der anderen op zich gericht, toen hij zijn misvormd lichaam op uiterst handige manier in het invalidewagentje wist te schuiven. Geruisloos gleed het karretje over het linoleum, rolde de gang door en stopte aan de andere zijde van het gebouw voor de directiekamer. Hij klopte aan en vroeg zich verwonderd af wat er gebeurd kon zijn. De beide directeuren van Zellinga's Stoomtapijtfabrieken hielden niet van rechtstreeks contact met het personeel en zelfs salarisverhogin gen werden aan de bedrijfsleider overgelaten. De deur werd geopend door de secretaresse, een vrouw op leeftijd, die Koen vriendelijk toeknikte. Hij reed het stemmig vertrek binnen en stopte voor het massale mahoniehouten bureau van de oudste directeur. Zellinga zat zwijgend een brief te lezen. Hij was een forse man van voor in de zestig met een streng gezicht, mooi grijs haar en gitzwarte ogen. „Zo, van Harpen", zei hij op zijn stugge manier van spreken, „ben je daar? Ja, ik heb je laten roe pen. Hoe gaat het er mee?" „Zoals U ziet, uitstekend meneer." „Dat doet me genoegen. Kijk eens, ik ben geen man van veel woorden en daarom zal ik het kort maken. Wat ik te zeggen heb, heeft echter niets en dan ook niets te maken met je invaliditeit. Ik stel er prijs op dit met nadruk te verklaren". „U bedoelt dat...." Zellinga maakte een kort handgebaar, hij was niet gewend in de rede te worden gevallen. „Ik bedoel dat hier geen sprake is van medelij den", vervolgde hij. „Je bent weer in het arbeids proces opgenomen, je doet je werk, je bent, naar ik gehoord heb, tevreden en dat zijn wij ook." Hij wachtte even en bood een sigaret aan. „Ik heb het erg naar mijn zin", antwoordde Koen. „En ik ben blij, dat de lui niet meer zo me delijdend naar me kijken, als ik in mijn wagentje voorbij kom. Dat is het ergste wat een invalide kan overkomen." Zellinga knikte. „Juist, we zijn het eens. Luister's, van Haperen, je hebt de afgelopen zomer enkele goede contacten voor de zaak gelegd. Ik bedoel die firma's in Rotter dam en Parijs. Dit relt ons, zoals je weet, geen windeieren gelegd. In overleg met mijn broer ben ik besloten je met ingang van a.s.. Maandag tot hoofdboekhouder te benoemen. Verder kan je op een extra gratificatie van 1000 gulden rekenen. Dit bedrag zal aan het einde der maand aan je salaris worden toegevoegd. Ik hoop dat een en ander naar je zin is." Koen's gelaat straalde. Hij drukte zijn patroon stevig de hand en bedankte hem. Zellinga maakte nog enkele zakelijke opmerkingen, toen ratelde de telefoon en maakte zijn hand een luchtig afscheids- gebaar. Het wagentje rolde het vertrek uit en de gang op. Bij de lift stonden twee meisjes. Koen stopte en beantwoordde hun morgengroet. De liftdeur schoof open, een van het tweetal verdween en zo waren ze een ogenblik alleen in de gang. „Wat kijk je vrolijk," zei ze. Ze had grijsgroene ogen en rossig haar. „Geen wonder, Elsie. Kun je een geheim bewa ren?" „Altijd." „Ik heb 1000 gulden te goed en ik ben tot hoofd boekhouder benoemd. Ik kom zo van de baas af. Wat zeg je er van?" „Gommenikkie", liet Elsie zich ontvallen. Ze kreeg er een kleur van. „Is het werkelijk? Wat knal zeg. Van harte gelukgewenst, Koen". Ze stak hem haar hand toe. „Ik voel me zo blij als een jongen, die zijn eind examen heeft gehaald", zei hij, en keek haar on derzoekend aan. Toen sloeg hij de ogen neer, greep de handle van zijn wagentje en bracht het in be weging. Elsie liep enkele meters met hem mee. Ze had haar hand op zijn schouder gelegd en zei: „Denk je nog wel eens aan toen?" „Aan vroeger", zei hij met een glans in zijn ogen. Toen betrok zijn gezicht. „Ja", bekende hij, „maar het heeft nu geen doel meer." „Geen doel?" „Eisie, maak het niet moeilijker voor me dan het al is." Ze keek de gang door. Er was niemand dan zij tweeën. Van uit de kantoorlokalen klonk vaak stemmengeluid en schrijfmachinegeratel. Haar hand op zijn schouder dwong hem haar in de ogen te kijken. „Koen", zei ze zacht. „Ik heb altijd van je ge houden en ik hou meer dan ooi* van je. Waarom ben je zo koppig? Je zegt, dat ik het niet moeilijker voor je moet maken, maar jij maakt het moeilijk voor mij," „Dat spijt me", zei hij. „Dat is niet mijn bedoe ling. Maar een man zonder benenHij maakte een kort gebaar. „Ga nu liever weg." ..Meen je dat?" Hij keek haar aan en knikte. „Ja, dat meen ik." „Goed", antwoordde ze, „dan ga ik maar. Weet je wat je bent?" Hij keek haar afwachtend aan. „Dom". „Misschien." Ze liet zijfl schouder los en liep de gang in. Toen bleef ze staan, keerde terug. Er was iets in haar ogen, dat hij nooit eerder gezien had, zelfs niet in de verrukkelijke maanden van hun verloving vóór zijn Koreatijd. En het was, of een harde hand zijn hart omvatte. „Heb je werkelijk van me gehouden?" vroeg ze verstikt. „Hoe kun je dat vragen, Elsie?" „Dan hou je nog van me, Koen". Hij schudde het hoofd. „Niet meer, nu niet meer." „Je jokt," zei ze. „Ik zie het aan je ogen. Lieve hemel jongen, maak er toch geen drama van." Er klonken voetstappen en stemmen. Enige be dienden kwamen in de richting van de lift. Toen liep Elsie door. Koen rolde zijn wagentje terug naar zijn afdeling. Hij was zijn promotie en zijn gratifi catie vergeten. „Waarom", vroeg hij zich wanhopig af, „kan ik nu niet meer van haar houden?" LIET LEVEN gleed rustig verder. Op kantoor was iedereen verheugd met Koen's promotie, deels uit medelijden, deels uit vriendschap. Enkele we ken later gebeurde er iets, dat hem sterk aanpakte. Het was vijf uur in de middag. Alles was druk in de weer om de post weg te krijgen, de dagelijkse wanhoop. Hier had Koen niet mee te maken, zijn werk was de boekhouding. De deur ging open van zijn klein kantoorvertrek, dat sinds zijn benoeming speciaal voor hem was ingericht. Ze stond naast hem, vlot in haar mantelpak, het rossige haar springerig van onder hc! grijze mutsje. „Ik kom afscheid van je nemen", zei ze vlak en stak hem de hand toe. „Afscheid?" Hij keek haar verbaasd aan „Hoe zo? Zo ineens". Ze knikte zwijgend. Ze leek hem heel kalm. Toen liep ze naar de deur terug en duwde die dicht. „Ga je dan weg?" vroeg hij met een uitdrukking loze stem. Ze kwam weer naar hem toe. „Ja. Ik heb ontslag genomen. Ik kan hier niet langer werken." „Het beviel je toch zo goed? Je bent hier bijna vier jaar geweest, Elsie". „Begrijp je dan niet, dat ik niet in een omgeving kan werken, waar ik dagelijks een man zie, waar van ik hou?" vroeg ze met verstikte stem. „Heb je dan geen hersens? Geen gevoel? Weet je zo weinig van een vrouw af? Of wil je nog steeds niet gelo ven dat ikdat ik Hij keek haar stil aan. dat ik alleen met jou wil trouwen?", voegde ze er aan toe. „Ik kan me werkelijk niet voorstellen, dat een vrouw als jij, die zo sportief en levenslustig is, met een stakker als ik gelukkig kan worden," ant woordde hij. „Ik wil je geen pijn doen, Elsie, maar je dwingt me er toe. Ik hou niet meer van je, ten minste niet zoveel om met je te trouwen." Twee tranen parelden in haar ogen. „Je jokt, Koen, ik ken je, ik weet dat je wel van me houdt". Er was een beklemmende stilte, volgde ze. „Toen ben ik tot de overtuiging geko men, dat je misschien denkt dat ik uit medelijden met je wil trouwen. Dat is niet zo. Ik heb geen medelijden met je. Alleen bewondering en liefde. Er is niemand anders, die me interesseert, al heb je dat misschien wel eens gedacht. Ik hou alleen van jou, van jou alleen. Van jouhoor je dat?" Hij kromp ineen, of hij een hevige slag had gehad. „Lieve dwaze jongen", zei ze zacht. Ze streek hem net als vroeger over zijn haren. „Hoe kon je dat zeggen, dat ik niets meer voor je beteken?" „We kunnen vrienden blijven," zei hij stroef. Ze lachte spottend. „Het bekende liedje, vrienden. En dat zeg jij! Weet je niets anders?" „Elsie heb jij je wel eens voorgesteld hoe het met ons zou zijn? Een vent zonder benen, die in een karretje voortsukkelt? Die niet meer voetbalt, niet meer zwemt, niet meer wandelt, niet meer kam peert? Een man die verzorgd moet worden als een baby. Denk daar eens over na." „En dan?" „Kom dan terug en ik ben overtuigd, dat je me dankbaar zult zijn dat. Ze sloot zijn mond met haar hand. „Koen, wil je me nu ook nog kwaad maken?" „Nee," zei hij, „daar ben je te goed voor, Elsie. Maar je weet nu hoe mijn standpunt is." „Ik hou van je," zei ze eenvoudig. „Zoals een vrouw maar eens van een man kan houden. Meer kan ik nu niet zeggen." „Blijf hier op kantoor, ga niet weg", vroeg hij dringend. „Ik heb officieel opgezegd, morgen ben ik bij een andere firma", antwoordde ze. „Daarom kom ik nu afscheid van je nemen. Luister, Koen van Haperen, bij een afscheid behoort een kus en die wil ik van je hebben." Ze lachte geforceerd. „Een zoen", zei hij. „Hoe lang is het geleden, dat ik je zoende, Elsie?" "Ze sloeg haar armen om zijn schouders en kuste hem, maar ze voelde dat hij niet terug zoende. Zijn lippen waren kurkdroog. Hij trok zich voorzichtig terug. En toen laaide de woede in haar ogen. Ze begon te schreien, ze wilde haar zakdoekje uit haar tasje halen en liet het vallen. Ze bukten zich tege lijk en dat ene ogenblik, dat hij vergat dat hij mis maakt was, verloor hij zijn evenwicht en viel zwaar uit zijn stoel op de vloer. „Koen." Ze hielp hem overeind. Hij was een ogenblik machteloos in haar jonge sterke armen en van dat ogenblik maakte ze gebruik. Ze bedekte zijn ge laat met vurige kussen. Toen liet ze hem los, greep haar tasje en liep naar de deur. Hij hoorde het geluid van de deurkruk en van het dichtslaan. En het verwijderde geluid van haar voetstappen. Hij was weer alleen. En ineens wist hij, dat hij altijd van haar gehouden had, vroeger en in Korea en in het militair hospitaal in Utrecht en nu. Nu. Hij drukte wild op de knop van de electrische bel. De helft van de jaren van zijn leven, die voor hem lagen, zou hij er graag voor over hebben, wan neer hij haar achterna had kunnen rennen. Maar hij moest wachten en het duurde een eeuw voor de jongste bediende kwam. „Hebt U me nodig, meneer?" vroeg de jongen beleefd. Koen knikte en slikte iets weg. „Breng me het crediteurenboek van afdeling drie", zei hij mat. LIIJ zag haar een maand niet en die maand was verschrikkelijk voor hem. Het was een vechten tegen verstand en rede. Toen nam hij een dag vrij en rolde zijn wagentje naar de stille straat, waar het kantoor gevestigd was, waar Elsie werkte. De portier beloofde hem haar te roepen. Het was bijna twaalf uur. Hij bleef rustig in het wagentje wachten, genietend van het lentezonnetje. Enkele minuten later kwam Elsie de gang door, haar man tel dichtknopend. „Ik ben blij, dat ik je eindelijk weer eens zie", be groette ze hem. „Alles okidoki, Koen?" Hij glimlachte. Ze was nog niets veranderd. „Elsie", zei hij, „ik heb een vrije dag. Zullen we samen ergens gaan lunchen?" Hij keek haar onder zoekend aan. „Ik zal het prettig vinden," voegde hij er jongensachtig aan toe. „Graag, jong". „Zeg jij dan maar waar." Ze noemde de naam van een eenvoudig restau rant, doch hij schudde het hoofd. „Ik heb nog een kleinigheidje over van die dui zend pop," legde hij uit. „Laten we naar Royal gaan." „Ik zie er zo knullig uit", zei ze met een blik op haar manteltje. „Je ziet er schattig uit, kom maar mee." Ze liep naast hem voort. Handig manouvreerde hij zijn wagentje tussen het publiek op het trottoir Ze spraken niet. Pas toen ze tegenover elkaar aan een knus tafeltje zaten en hij een en ander besteld had, vroeg ze op een toon alsof ze het laatste kwar tier aan die vraag had gedacht; „Je hebt die 1000 pop toch niet opgemaakt?" „Juist wel", zei hij. „Tenminste op 100 gulden na". „Je spot, Koen." „Nee, waarachtig niet". „Mag ik ook weten wat je met al dat geld hebt gedaan?" „Liever niet", zei hij, „Maar als het persé nodig is". „O neezei ze. „Het gaat me tenslotte niets aan. Als we nu verloofd zouden zijn „Daar ben i.. juist voor gekomen", zei hij. „Ik heb een afschuwelijke maand achter de rug. Hon derd keer wilde ik naar je huis om met je te pra ten, maar de gedachten aan je vader heeft me weerhouden." „Aan vader?" vroeg ze verbaasd. „Ja natuurlijk. De goeie man zou natuurlijk een beroerte krijgen, als hij aan de mogelijkheid zou denken een vent als ik ben, als schoonzoon te krijgen." „Dan ken je vader niet, Koen. Hij is de liefste van alle vaders van de hele wereld. Bovendien ben ik sinds eergisteren meerderjarig." „Goeie hemel, Elsiedat heb ik helemaal ver geten. Wat een lamlendige egoïst ben ik toch. Haat je me nu niet?" „Jou haten?" Ze legde haar koele hand op de zijne en keek hem aan. „Is die maand werkelijk zo erg voor je geweest, Koen?" Hij knikte. „Daar ben ik blij om", zei ze raadselachtig. „Blij?" „Ja, ik ben nog blijer, dat je me van kantoor bent komen halen." „Dat vind ik heerlijk," zei hij. „Ik moet je iets zeggen, Elsie. Ik heb je toen, bij ons op kantoor, wat voorgelogen." Ze knikte. „Dat wist ik toch. domoor." „Ik heb altijd van je gehouden. Als je wilt wil ik me opnieuw met je verloven. We kunnen van de zomer nog trouwen. Ik heb nu een goed salaris en.Hij wachtte even en kleurde. „Ik bedoel dat ik ook een huisje kan krijgen. Die lui die in Korea zijn geweest worden een beetje voortgeholpen." „Wat heerlijk," zei ze warm. Ze keek hem met betraande ogen aan. „Zeg me, dat je van me houdt, Koen, zoals vroe ger." „Ik hou van je Elsie. Ik heb dag en nacht aan je gedacht en ik meende, dat ik gek zou worden. Maar je moet begrijpen, dat ik onze verloving verbroken heb, omdat ik meende.... dat ik...." „Koen, als je nog eenmaal over die waanzin gaat praten, ga ik gillen", dreigde ze. „Ik zal er nooit meer over praten. Hou je wer kelijk van me?" „Nee", zei ze met een lachje, „maar ik verafgood je. Omdat jij Koen van Haperen bent en omdat ikom alles". Ze stond plotseling op. „Ik ga direct opbellen. Vanmiddag moet ik vrij hebben, al zou het mij een maand salaris kosten. Vanmiddag blijven we bij elkaar, jij en ik." Toen ze terug kwam, was het tafeltje feestelijk gedekt. Met een stralend gezicht wachtte hij op haar. Ze schoof haar bestek naast het zijne, trok haar stoel naast die van hem en ging naast hem zitten. „Koen," smeekte zij, „niemand kijkt naar ons. Eèn zoen". „Nu zijn we verloofd", zei ze wat later. „Nu mag ik weten wat jij met die negenhonderd gulden hebt uitgespookt." Hij haalde een spaarbankboekje uit zijn binnen zak en keek haar glunderend aan. „Van-ochtend gestort", antwoordde hij. „Voor ons beidjes, later."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1954 | | pagina 9