VENEZUELA komt op met onstuimige kracht De Koreaanse Dodenmars Vo Hij s Aardolie-productie groot houvast VERBODEN TE TOETEREN „Bekentenissen" over de microben-oorlog Volksgerecht Ook Nederlanders Bij het jaarfeest van de Commando's te ROOSENDAAL Een der gruwelijkste perioden de oorlog Crete ftrehtf^rrmi ixm fUeUte tut-ttsCU KINDERMIS Maria EEN KJ DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 20 IMAART 1954 Over scherpe neuzenverkeers opstoppingen en een waterhoofd T overwoord Roemrijke geschiedenis van 't korps Uitputting is hun sterkste wapen Opnieuw Nederlanders gearresteerd DE VERDEDIGING VAN AFRIKA - '4 TVTegenhonderdduizend vierkante kilometers, in de kolking van razendsnelle ontwikke ling, maken een vlucht, die de wereld met de grootste aandacht volgt. Ze vormen Venezuela, een land, dat opkomt met dezelfde onstuimige, niet aflatende kracht als de aardolie uit zijn bodem. Het ligt in het gecompliceerde samenraap sel, dat Zuid-Amerika heet. De kuststreek ziet met breed perspectief uit op de levendige han del en het toenemende verkeer op de Atlan tische Oceaan, het achterland verloopt in de uitzichtloze leegte van de tropische wildernis. WANT VENEZUELA is een land van tegenstellingen. In de steden heeft de bevolking met Zuidelijke geestdrift de radio ontdekt en maakt er een eensgezind en luidruchtig gebruik van. De mensen ge- gemeten van de kabaaltonen en bij bijzonder getapte programma's ver zinkt de wereld in liet geluid. Maar tegelijkertijd haalt iedere automo bilist zich de woede van het stedelijk politiecorps op de hals, wanneer hij durft te toeteren. Op enkele honderden meters afstand van de comfortabele, moderne wijken in de spaarzame steden krioelt nog het leven, zoals tientallen jaren terug. Aan het brakke water van de haven en tussen de winkeltjes, die in variëteiten vieze vis en even vieze loterijbriefjes verkopen praten vrouwen, de gezichten met rode banen beschilderd. Dit laatste omdat hun voorouders het deden en zeker ook, omdat ze het mooi vinden. het Meer van Maracaibo, zijn even rijk aan aardolie als de klank van hun namen. In de stad Maracaibo zijn de kippen en varkens, die zich enkele jaren ge leden nog in alle gemoedsrust in de stoffige straatjes vermaakten, kilome ters verder het binnenland in getrok ken. Ze hadden mogen blijven ook, maar hun speelterrein is gevaarvol geworden door het verkeer, dat zich door het centrum stort. De straatjes zijn boulevards geworden, die zelfs in Parijs niet zouden misstaan en de hut ten zijn vervangen door wolkenkrab bers van een kijk hoog. Het is de geijkte geschiedenis van streken, die geluk hebben gehad. Het geluk van bodemschatten. Maar tevens en wellicht op de eerste plaats, het geluk, dat er mensen waren, die deze nog dienstbaar maakten ook. Neder land heeft in de opgang van de aard olie-productie een belangrijk aandeel gehad. Het vaardigde vanuit de An tillen en ook rechtstreeks vanuit het moederland technici enz. uit, die vaart zetten achter deze zaak. Het resultaat daarvan is op de eer ste plaats, dat Nederlanders in Vene zuela zonder mankeren ..Musiü" ge noemd worden. Het betekent mijnheer en mijnheer betekent weer, dat men waardering heeft voor het werk. Op TAE vreemdeling, die een snelle tocht maakt door dit land ziet derge lijke tafereeltjes met bevreemding. Want hij heeft ook de torenhoge kan toren gezien in Caracas en de blin kende. onafzienbare rijen olietanks bij Maracaibo, symbolen van de nieuwste tijd. De tegenstellingen zijn een natuur lijk gevolg van de ontwikkeling, die Venezuela in luttele jaren heeft door gemaakt. Het is er interessant door geworden. Niet alleen voor zakenlie den met een scherpe neus voor plaat sen, waar een flink centje is te ver dienen, maar ook voor andere men sen. Voor Nederlanders bijvoorbeeld, die door de eeuwen heen met het land in direct contact hebben geleefd. Ve nezuela is immers de grote buur van de Nederlandse Antillen, het heeft het even druk met de aardolie als de Antillianen en bovendien schijnt een Nederlanders van nature snel met iedereen goede maatjes te wor den. PETROLEUM is een toverwoord. Na men als Palmajero, Cabimas, Tia Juana en Lagunilla, gegroepeerd rond de tweede plaats zijn Nederlandse maatschappijen financieel sterk ge ïnteresseerd geworden in olie-onder nemingen in Venezuela. Moderne vertegenwoordigers TTET moet gezegd, dat de waardering -*-1 die de Venezoleanen voor de bui tenlanders, die het risico en het geld voor de productie over hadden, wel enige grond heeft. Voordat de eerste boortorens verrezen, tobde het land maar wat aan. Er was een kwijnende, tropische landbouw, veeteelt, als de mensen er aan dachten en als het mogelijk was en en kele onbeduidende industrieën. De petroleum heeft dit alles opgetrokken. Een voorbeeld daarvan vormen de cementfa brieken in Mara. Waar veel mensen komen wonen, moet veel worden gebouwd en bou wen eist cement. Het is als met een vliegtuig. Het toestel stijgt op en de passagiers gaan mee, of ze willen of niet. Aan dat laatste mankeert het overi gens niet. De Venezoleanen zijn tot elke prijs bereid mee te helpen aan de groei van hun land en van hun bedrijf in het bijzonder. Van de vertegenwoordigers van de Mara-cementfabrieken is het zo de gewoonste zaak van de wereld, dat ze meteen een vrachtauto met cement meenemen als ze ergens in de stad een duur zakengesprek in een nog duurder hotel gaan voeren. Er is geen mens die er aanstoot aan neemt, wanneer de logge auto's tussen de chique personenauto's op de parkeer plaatsen opduiken. Het transport, moeilijk in dit wegenarme gebied, eist een zo zuinig mogelijke exploi tatie en de vertegenwoordigers aan vaarden dat ten volle. De directeur trouwens ook, als het moet. Standbeelden AVVERIGENS zijn de Venezoleanen de vriendelijkheid zelve. Er is geen volk. dat meer gelaten berust in de verkeersopstoppingen bijvoor beeld, die in de drukke centra om de haverklap voorkomen. Zij steken een sigaar op, als het weer zo ver is en rijden een metertje als er weer een metertje vrij komt. Meestal loopt op die manier het verkeer nog radicaler in de war, maar zolang kalm geba rende agenten op de duur nog een uitweg mogelijk maken, wordt er niet op getobd. In de rijke geschiedenis, die dit zogenaamd jonge land toch heeft, is misschien maar één feit te vinden, waarover de Venezoleanen zich erg druk hebben gemaakt. Dat is de strijd tegen de Spaanse kolonisators geweest, die na eeuwen onderdrukking het verzet ontketen den. Twee mannen hebben daarbij een onvergelijkelijke reputatie gevestigd. Het waren El Precusor Francisco de Miranda, de voorloper en vooral Si mon Bolivar, de bevrijder. In de wilde worsteling om de vrij heid stonden zij pal en standvastig als de ontelbare standbeelden, die men te hunner gedachtenis heeft opgericht in practisch alle plaatsen. Want behalve het land van de aard olie is Venezuela ook het land van de standbeelden. Het verbijstert de vreemdeling steeds, dat op zo goed als ieder plein van enige betekenis wel een plaatsje is gevonden om een standbeeld op te richten. Het is ge wijd aan een voetballer, die in een ver verleden eens een goede wedstrijd heeft gespeeld en deze prestatie met de stenen vereeuwiging moest beko pen. Of aan de vrijheidshelden, die lang na hun dood nog onstuimig wor den vereerd. Woeste stroom WENEZUELA is ook ondenkbaar v zonder de hoofdstad Caracas. Het is er de enige stad van werkelijke wereld-allure. Met haar 750.000 in woners heeft zij ongeveer 15 pet van de totale bevolking onderdak. Als gevolg hiervan is Caracas eigenlijk een soort waterhoofd geworden, dat in geen enkele verhouding staat met de overige steden. Alle diplomatieke verkeer is er geconcentreerd en wan neer men de woeste stroom auto's ziet is men zelfs geneigd te veron derstellen, dat dit ook het geval is met het normale verkeer. Daarbij is in Caracas ook het amusementsleven ondergebracht en deze en meerdere omstandigheden zijn oorzaak, dat de bevolking steeds toeneemt en dat het waterhoofd hoe langer hoe schrik wekkender vormen aanneemt. De snelle groei, die Caracas door maakt kan niet iedereen volgen. De officiële instellingen zijn hun tijd noodgedwongen ver achter. Dit kan men toetsen aan een toch brood nodige instelling' als de telefoon, waar over het huilende klachten regent. Maar ondanks de minder plezierige kanten, die aan dit alles vastzitten: Feit blijft, dat Venezuela de weg naar het niveau van wereldnatie is opge stapt en met reuzeschreden het doel nadert. Het bewijst, dat er de zaken goed worden aangepakt. Dat men stevig op weg is een hechte economische grond slag te vormen. Dat is voor een ge deelte reeds gelukt. Dank zij de bodemschatten, in het bijzonder de aardolie. Dank zij de Nederlanders, die de mogelijkheden zagen. Dank zij vooral de Venezoleanen zelf. De zakelijke gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan het boek Venezuela'' dat door Mr W. J. van Balen werd sa mengesteld in opdracht van de Holland- sche Bank-Unie N.V., de Koninklijke Stoomboot Maatschappij N.V. en de Ko ninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. QP MAANDAG 22 MAART viert het corps Commandotroepen zijn 12-jarig bestaan. De geschiedenis van het corps is vooral in de eerste jaren na de oprichting zeer interessant en vol afwisseling. Geen werk was te zwaar, en als onderdeel van het Britse leger hebben de Nederlandse commando's dan ook aan verschillende acties deelgenomen en de halve wereld afgezworven alvorens in 1945 na de oorlog zich in Nederland voorgoed te vestigen. rjE GESCHIEDENIS van het corps Commandotroepen gaat terug tot 22 Maart 1942, toen de verschillende Nederlandse commando's, voorheen ondergebracht bij Engelse onderdelen, samengevoegd werden tot een groep, zodat dan gesproken kan worden van ee'n Hollandse troep in Engels ver band. Deze groep versterkt met En gelandvaarders en leden van de Ire ne Brigade, vertrok na een opleiding in Noord-Wales genoten te hebben, in December 1943 naar Brits-Indië, om daar ingeschakeld te worden bij een voorgenomen landing op Suma tra. De grote invasie van 6 Juni 1944 was oorzaak, dat de landing bij ge brek aan scheepsruimte (het meren deel was ingezet voor Normandië) niet doorging en de commando's wer keloos moesten toezien. Dit zinde hen niet. Vandaar, dat zij in Augustus weer in Engeland opdoken om kort daarop, op Zondag 17 Spetember op wel zeer originele wijze voet op Ne derlandse bodem te zetten. Hun komt nl. de eer toe als onderdeel van de le Britse Airborne divisie en 82e Amerikaanse parachuisten divisie de steun verleende bij diens opmars naar Arnhem. Zes weken later verzamelde men zich weer te Brugge en het corps kreeg de keuze tussen Enge land of deelneming aan de landing op Walcheren. De acties bij West-Kapel- le en Vlissingen zijn de laatste grote oorlogshandelingen geweest voor de commando's, maar hun omzwervin gen waren hiermee nog lang niet ten einde. Integendeel. De hieropvolgen- de kort rust werd gevolgd met een „uitstapje" naar Nederland, waar zij gelegerd werden langs de Bergse Maas om tenslotte belast te worden met bewaking van krijgsgevangenen in Duitsland. Hiermee komt men aan een sluimerperiode. Deze duurt tot Juni 1949 toen het corps weer herop gericht werd en gevestigd in de En- gelbrecht van Nassaukazerne te Roo sendaal. DE VIERING. A LS HOOGTEPUNTEN voor Maan- dag staan op het programma een défilé en rondmars door de stad en een variété-programma in de Katho lieke Kring, gebracht door de R.A O. De marsroute is als volgt: opstelling in de Spoorstraat, Gastelseweg, waar militaire en burgerlijke autoriteiten, in de Parklaan tegenover de H. Hart- eerste Nederlandse" groep'te''zijn die I kerk het défilé zullen afnemen, Vol op het front in Brabant werd ingezet tastraat, Zwaanhoefstraat, Edison- en generaal Montgomery een enorme straat, Stoopstraat, van Coorthlaan, Kalsdonksestraat, Hoogstraat, Molen- - straat, Kerkstraat, Nieuwestraat, Wil- (Advertentie) I helminastraat, Voorstraat, Kazerne. TTTJDENS de winter van 1950-1951 werden in Korea de gruwe- 1 lijkste wreedheden gepleegd. Op 31 October 1950 begon voor ons een tocht die sindsdien als de „Koreaanse Dodenmars" be kend staat. Hoewel het reeds vroor moesten wij, de gevangenen, in open lucht slapen, zonder vuur, zonder voedsel, in onze dunne zomerkledij en dit verscheidene nachten lang. Dan kwam een groep gevangenbewakers op ons toe, onder het bevel van een majoor, die we later de bijnaam „Tijger" verleenden en die ons verklaarde dat hij nu het bevel zou voeren. „Ik ben majoor van het Volksleger. Mijn bevelen moeten gehoorzaamd worden. Ik bezit de macht om u te doen gehoorzamen. U zult thans naar een andere plaats opmarcheren." •>1 FhOOR de ijzige nacht trokken we verder, voorbij Manpo, op de weg naar Kangai, en in een open veld maakten we halt om de nacht door te brengen, We waren allen doodver moeid. Toen we ontwaakten zagen we een hoop naakte lichamen van G.I.'s, die doodgevroren waren. Zodra we ons dagelijks rantsoen gekookte maïs had den gegeten, werd de mars voortgezet. Father Quinlan droeg een twee-en- tachtigjarige missionaris. Miss Nellie Dyer, een Amerikaanse methodistische zendelinge droeg Zuster Mary Clare, een Anglikaanse non. Twee Wit-Rus- sische vrouwen droegen haar halfbe vroren huilende babies op hun rug, terwijl ze haar andere kinderen bij de hand verder leidden. Want ook de kinderen moesten volgen. Twee Car- melitessen spuwden bloed. Voor ons uit marcheerden de Amerikaanse sol daten. in lange onregelmatige rotten van 3. Velen moesten gedragen wor den. en in de morgen van 1 November vielen er enkele uit. Hierop ontbood de Tijger de peloton-chefs. „Niemand mag nog uitvallen", zei nij, „mijn be velen moeten opgevolgd worden. Als ge niet gehoorzaamt staat u de dood straf te wachten. Zelfs de doden moe ten verder meegedragen worden". Daarop werd verder gemarcheerd. Nog voor de middag waren er uit alle pelotons mannen uitgevallen. De Tij ger liet de kolonne halt maken en riep de pelotonchefs weer eens bijeen Dan vroeg hij naar de officier uit wiens peloton de meeste soldaten uit gevallen waren. Luitenant Cordus Thornton, uit Dallas, Texas, stapte uit het gelid. „Waarom hebt ge die vijf man achtergelaten?" vroeg de Tijger. „Omdat ze stervende waren, majoor". ..Waarom hebt ge mijn orders niet ge hoorzaamd en die mannen laten dra gen?" „Omdat dit gelijk stond met een doodvonnis voor de mannen die hen moesten dragen ze zouden ze- ker van uitputting omgekomen zijn, majoor". „Ge wist toch dat ik had be volen dat er niemand mocht uitval len?" „Jawel, majoor, antwoordde Iuj- tenant Thornton duidelijk. „In oor logstijd wordt ongehoorzaamheid met de dood gestraft. Ge hebt mijn beve len niet opgevolgd. Ik zal u doden. Zo zou het in het Amerikaanse leger ook gebeuren, nietwaar?" „In het Amerikaanse leger", sprak luitenant Thornton met vaste stem, „zou er minstens een proces zijn". De Tijger wendde zich tot de Ko reaanse soldaten die rondom hem ston den. „Ik ben majoor van het Volks leger", sprak hij, „en ik heb de maclit om hem te doden. Hij heeft de beve len niet opgevolgd. Wat moet ik doen?" „Dood hem", huilden de sol daten; „dood hen allen!" „Ziet u", sprak de majoor tot luitenant Thorn ton. „hier hebt ge uw proces, het oor deel van het volk, een volksgerecht. Nu zal ik u doden". „In Texas", zei Thornton vol minachting, „noemen we dat een lynchgerecht". De Tijger plaatste zijn revolver op Thornton's slaap en maakte hem af. 's Anderendaags voor de mars ver klaarde de Tijger dat zij, die niet ver der mee konden, naar het volkshospi taal zouden worden overgebracht. Achttien uitgeputte soldaten konden Advertentie) Zf >/?i 1-'-^ N - j J U kent dit gevoel...? NEUROTONIC schenkt U rocer innerlijke rust en daardoor dieper slaap. Pracparaat op 1H\ kJS's van Malaga wijn.. Malaga Vtiux). Verkrijg apotheker en drogist. bij Venezuela, land van tegenstellin gen. Een primitief zeilbootje deint langs een van de vele boortorens, die de moderne tijd heeft opgeroe pen. Het is de ontmoeting van het oude en het nieuwe. In Bandoeng en Soekambaemi flPNIEUW zijn in Indonesië, tijdens razzia's in Bandoeng cn Soekaboe- mi, een aantal Nederlanders gearres teerd. In Bandoeng waren het de he ren Schouten en Schenkel, zaalchef en bedrijfsleider van hotel Homann en de heer Boelaards van Tuyl, die geen vast beroep heeft. In Soekaboemi werden de heren J. Knuit, rayon-in specteur van de Unilever en S. Metz- ger. employé van een brillenzaak in Djakarta, aangehouden. Zij waren op dienstreis en vertoefden in een hotel. Later werd gemeld, dal de heer Metz- ger weer op vrije voeten was gesteld. Omtrent het motief der arrestaties is nog niets meegedeeld. (Van onze onderwijs-medewerker) P)E kinderbankjes in de parochiekerk waren goed gevuld. Vele bruine, zwarte en blonde hoofden zaten gebogen over een kerkboek, of stiekum over een katechismus. Sommige hoofden kropen wel eens wat dicht bij elkaar, als er iets samen besproken of bekeken moest worden: een enkele maal verdween er wel eens een hoofd onder de bankenrij om gevallen prentjes op te duiken; maar Cijffers trachtte alles te bezien met de ogen van de Goede Kindervriend, die ongetwijfeld glim lachend neerkeek op Zijn woelig volkje. Ijverig brevierde Cijffers verder in zijn missaal, tot een gestommel en gegichel hem uit de prefatie deed opschrikken. Kees van Leer was onderge doken en trok nu zijn vóór-buurman aan de kuiten Deze gleed van de knielbank en bonsde omlaag. Een zwijgzaam gevecht speelde zich daar nu tussen de vele geknielde kinderbenen af. Cijffers schoof uit zijn bank. greep de zwarte kuif van Kees en geleidde de ordeverstoorder naar achter. Sputterend liet deze zich dat welgevallen maar niet zonder nog eenmaal de vuist te ballen tegen zijn vijand. Het stommelde nog wat na, maar bij de Conse cratie heerste er toch weer rust onder de kudde, al verdacht Cijffers zijn Keesje van weinig gods vruchtige gedachten. TIJ gaat om 12 uur maar eens even met mij mee, J om in de kerk tien Weesgegroetjes te bidden, 't Is een schandaal, je zo te gedragen onder de H. Mis! Je wacht na school op mij bij de poort. Denk er om!" „Ja, mst," zei Kees. Maar om 12 uur was er geen boetvaardige zon daar bij de schoolpoort te bekennen! „Ik neem 't u wel kwalijk," zei meneer van Leer, „over zulke flauwiteiten al die poppenkast te ma ken!" „Maar Kees heeft.." probeerde Cijffers weer. „Ik weet er alles van. Hij heeft het me van mid dag haarfijn verteld: een geintje in de kerk. Bah! Geef de jongen dan een draai om zijn oren; maar niks hoor: schoolblijven! Strafregels schrijven!" „Meneer van Leer. op de gang kunt u me spre ken, maar niet hier," hield Cijffers zich flink. „Nog zo iets! Kees kan het gerust horen! En als het niet bevalt, ook goed. Dan maar naar 't Nut! Er zijn meer scholen op de wereld! Besjour! Kom mee, Kees!" „Jij bent een brutale rakker! Om 4 uur blijf je maar eens in school. Dan praten wij eens verder.' „Ja, mst," zei Kees. En daar zat hij. Vroom en bedeesd. Een oog op de lessenaar en een op de gangdeur. Dat laatste niet zonder reden, want nog vóór half vijf ging die deur open en vader van Leer stormde de klas in. ..Bah' wat een misselijk gedoe! Schoolblijven, '.o'n ventje! Bah! wat een school!" „Neem me niet kwalijk.." zei Cijffers. DRIEFJE van Kees' moeder: „Me man maakt zich zo gouw kwaad. Hij meent ut zo beroert niet." Kees lei vier vellen papier op Cijffers' lessenaar. „Wat is dat?" „Strafwerk, mst." „Van wie?" „Van mij, moest ik van vader gisteren maken." De volgende morgen zat Kees weer in de kinder mis Hij draaide nogal. Maar Cijffers kneep voor alle veiligheid alvast anderhalf oog dicht. niet meer, zich tot de dorpshoofdman wendend, zei de Tijger: „Begraaf ze maar zodra we uit het dorp zijn, maar plaats geen teken op hun graf". HONDERD DODEN QP 4 November trokken we door een bergpas in- een bijtende sneeuw storm. Steeds meer G.I.'s vielen uit. Langs de weg vielen ze uitgeput neer, de voorbijtrekkende kolonne nakijkend. Daarop hoorden we schoten. In een draai van de kronkelende weg hield ik even stil en keek ik omlaag. Ik zag hoe de tijger een stervende met zijn laars in een sloot stampte en hem dan neerschoot. Steeds trokken we verder en wanneer we op 8 November 1950 ons einddoel, Tchoeng Kan Djin, bereikten, hadden we ongeveer hon derd doden achter gelaten, die allen in „volkshospitalen" begraven werden zonder enig grafteken. In het kamp waar we tijdens de winter verbleven, heerste er groot ge brek aan voedsel; er was nauwelijks verwarming geneesmiddelen waren er onbekend, en in een temperatuur van veertig graden onder nul moesten we water of hout halen en onze talrij ke doden begraven. En wanneer de be wakers niet in stemming waren, ge beurde het wel eens dat we in de kou de sneeuw moesten knielen of neerge slagen werden. Door deze ontberingen stierf 63 pet, der gevangenen in vijf maanden tijds. Van de 750 bleven er slechts 277 over die nog allen el lendig ziek waren. Toen kwam er ver betering in onze behandeling en wer den we naar andere kampen overge bracht. In het voorjaar van 1952 weva ik, met Maurice Chauteloup, een Trans Journalist, naar het hoofdkwartier van de Noord-Koreaanse Politieke Politie gevoerd. In de talrijke cellen van dit gebouw werden de gevangenen opge sloten die moesten verhoord worden. De ganse dag verbleven we in een cel met twee bewakers die nooit een duim breed van ons weken. Dag en nacht werden we in het oog gehouden het licht brandde voortdurend. Vanuit ons venster zagen we recht op een der „ondervragings-kamers". Begin Maart stapte de directeur van de gevangenis onze cel binnen en smeet hij ons een document toe. Het was een fotocopie van de „bekentenis sen" van een Amerikaanse piloot over de bacteriën-oorlog. Na dit document volgden er nog vele andere. Iedere dag vormde de „bacteriën-oorlog" de hoofdschotel van de Chinese en Noord-Koreaanse pers. Juist voor onze bevrijding, in April 1953, deelde een Koreaans officier ons mee dat er ook in de nabijheid van ons kamp schadelijke microben waren neergelaten. Daar we reeds meer dan een jaar niet ingeënt of gevaccineerd waren, vroegen we hem of we nu zouden geinjecteerd worden. „Onno dig", verzekerde de officier ons, „want onze gezondheidsdienst maakte ijverig jacht op de microben en zal ze bin nenkort wel alle onschadelijk ge maakt hebben." „GEZONDHEIDSDIENST" lyjET onze „gezondheidsdienst" heb- ben we trouwens heel wat mee gemaakt. Hij bestond uit jonge boe renmeisjes in uniform, die gewapend waren met spuiten, pincetten en gaas. Voor ze uw wond verbonden, snoten ze gewoonlijk nog eens heel delicaat de neus tussen twee vingers: dan scheurden ze een stuk gaas van de rol, dat ze steeds de pincetten, om het grond lieten vallen, en na het met de vingers opgeraapt te hebben, sta ken ze het tussen de pinctten, om het dan op uw wond te leggen. De pincet ten, zo verzekerden ze ons herhaal delijk, dienden om het gaas kiemvrij te houden. Dat was dus de fameuze Noord-Koreaanse „gezondheidsdienst", die op het spoor was gekomen van de (Amerikaanse) bacteriën-oorlog en hem (zegevierend) bestreed. Toen ik op 23 Juli 1950 werd ge vangen genomen, had ik zes kogel- wonden. Ik kreeg niet de minste me dische verzorging. Mijn bewakers ont- Philip Deane werd in 1950 als dagbladcorrespondent door de N oordkoreaanse communisten gevangen genomen: hij over leefde de dodenmars van '50. In dit artikel beschrijft hij hoe de communisten hun gevangenen behandelden en hoe zij deze ge vangenen „spontane bekente nissen" afdwongen. Het artikel werd overgenomen uit „London Calling". kleedden mij. tot op mijn onderbroek; ze bonden mijn handen met telefoon draad achter mijn rug en lieten me vijf dagen en nachten barrevoets marcheren over bergpaden, tot aan hun hoofdkwartier, dat ver achter de gevechtslinies was gelegen. Het ware gemakkelijker geweest langs de weg te gaan zitten en neergeschoten te worden zoals de gewonden die niet meer konden marcheren. Maar ik wou leven. Mijn wonden waren nog steeds onverzorgd cn ik rilde van de koorts; 't bloedverlies verscherpte mijn dorst. Na die vijf helse dagen was ik „klaar" voor de ondervraging. Ik moest neerknielen voor een man in hoge rijlaarzen. Naast hem stonden drie tolken die Engels spraken. Zodra ik een vraag van één der tolken be antwoord had, zei de tweede dat ik een leugenaar was terwijl de andere mijn woorden vertaalde. Daarop vroeg de derde onmiddellijk iets anders. Men stelde me ongeveer een dozijn vragen, die alle betrekking hadden op de plannen van de Amerikanen. Ik was zwak, rilde van angst en had geen greintje hoop meer want ik wist dat ze zich niet in het minst om mijn lot bekommerden, hoewel mijn etterend been dringend moest verzorgd worden. Mijn ondervrager hield vol, en stelde me steeds maar dezelfde vragen met andere woor den, in een andere volgorde, altijd sneller terwijl hij me al maar door met zijn revolver bedreigde en me schopte terwijl ik daar neergeknield zat. Moest ik het antwoord op zijn tal rijke vragen gekend hebben, dan ben ik er niet zeker van dat ik nog genoeg energie zou gehad hebben om te liegen. En indien hij mij leugens had willen laten zeggen, ben ik even min overtuigd dat ik niet alles zou gezegd of getekend hebben wat hij maar wou. Want toen hij zijn ver hoor stop zette, was ik aan het eind van mijn krachten, juist zoals de Amerikaanse piloten waren toen ze hun „bekentenissen" over de micro ben-oorlog moesten ondertekenen. (Advertentie) Zes land tekenen overeenkomst AFGEVAARDIGDEN van zes lan- den, die betrokken zijn bij de ver dediging van Afrika ten Zuiden van de Sahara, hebben een protacol gete kend. dat voorziet in een snpllere verpfaatsing van manschappen en materiaal tussen de rerschillende de len van het werelddeel Engeland. Frankrijk. Belgii Portu gal. Zuid-Afrika en Liberië nebben de besprekingen gevoerd. terwijl Amerika. Rhodesia en Niassaland ze als waarnemers bijwoonden. ZIJN W En hi van een uit tusse onbezorg en werd tropenzoi en die enorme s lang stoi en dan k( In een sergeant Li een wacht* gaat gebeu het mastbc rij-populie: Ambon, aa hij en wil en denkt stond. Tk/T AAR vooi 1V1 Hij zal d hij tussen zij pen zoals hij, Rood, Wit en ontvouwde en zij voor h lopen als vol\ vader stond o lenden en zei had zich naa gesleept!! Tril] de hand van In de tangsi tot diep in de was soldaat, der, de oertrac Ni U)E EERSTE tig. Overd hier en daar ten en soms o actie op een van de Molukk vrouw kennen, zicht je en grot was er wég v; den verrichtte lijksvoltrekkinj vanaf die dag gebleven. Nauv kwam het ber: overgeplaatst het woelige A van het eilanc Voor het ee grote boot ter rustig geweest je van te vor kwam en daa oudere manner toen het er m was. „Nu is ven", zeiden ze geleden moete: mee! Er moest worden en stonden ze op grote schaa het Corps Mar meer voor. het in deze daat le klas) doorlopend ste verlof, vrouw en Mai ze na jarenlan; kegel op Amb te voorschijn 1 was ondertuss vader was b< hij had zelfs c zijn bevel gekr De ingang va: in de barak w heer Hoekstra in de lucht ste de VI bi; op Lr ja die Sai

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1954 | | pagina 4