VENEZUELA komt op met onstuimige kracht
De Koreaanse Dodenmars
Vo
Hij
s
Aardolie-productie groot houvast
VERBODEN TE TOETEREN
„Bekentenissen" over de microben-oorlog
Volksgerecht
Ook Nederlanders
Bij het jaarfeest van de Commando's
te ROOSENDAAL
Een der gruwelijkste perioden de oorlog
Crete ftrehtf^rrmi ixm fUeUte tut-ttsCU
KINDERMIS
Maria
EEN
KJ
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 20 IMAART 1954
Over scherpe neuzenverkeers opstoppingen en een waterhoofd
T overwoord
Roemrijke geschiedenis
van 't korps
Uitputting is hun sterkste wapen
Opnieuw Nederlanders
gearresteerd
DE VERDEDIGING
VAN AFRIKA
- '4
TVTegenhonderdduizend vierkante kilometers,
in de kolking van razendsnelle ontwikke
ling, maken een vlucht, die de wereld met de
grootste aandacht volgt. Ze vormen Venezuela,
een land, dat opkomt met dezelfde onstuimige,
niet aflatende kracht als de aardolie uit zijn
bodem.
Het ligt in het gecompliceerde samenraap
sel, dat Zuid-Amerika heet. De kuststreek ziet
met breed perspectief uit op de levendige han
del en het toenemende verkeer op de Atlan
tische Oceaan, het achterland verloopt in de
uitzichtloze leegte van de tropische wildernis.
WANT VENEZUELA is een land van tegenstellingen. In de steden
heeft de bevolking met Zuidelijke geestdrift de radio ontdekt en
maakt er een eensgezind en luidruchtig gebruik van. De mensen ge-
gemeten van de kabaaltonen en bij bijzonder getapte programma's ver
zinkt de wereld in liet geluid. Maar tegelijkertijd haalt iedere automo
bilist zich de woede van het stedelijk politiecorps op de hals, wanneer
hij durft te toeteren.
Op enkele honderden meters afstand van de comfortabele, moderne
wijken in de spaarzame steden krioelt nog het leven, zoals tientallen
jaren terug. Aan het brakke water van de haven en tussen de winkeltjes,
die in variëteiten vieze vis en even vieze loterijbriefjes verkopen
praten vrouwen, de gezichten met rode banen beschilderd. Dit laatste
omdat hun voorouders het deden en zeker ook, omdat ze het mooi vinden.
het Meer van Maracaibo, zijn even
rijk aan aardolie als de klank van
hun namen.
In de stad Maracaibo zijn de kippen
en varkens, die zich enkele jaren ge
leden nog in alle gemoedsrust in de
stoffige straatjes vermaakten, kilome
ters verder het binnenland in getrok
ken. Ze hadden mogen blijven ook,
maar hun speelterrein is gevaarvol
geworden door het verkeer, dat zich
door het centrum stort. De straatjes
zijn boulevards geworden, die zelfs in
Parijs niet zouden misstaan en de hut
ten zijn vervangen door wolkenkrab
bers van een kijk hoog.
Het is de geijkte geschiedenis van
streken, die geluk hebben gehad. Het
geluk van bodemschatten. Maar tevens
en wellicht op de eerste plaats, het
geluk, dat er mensen waren, die deze
nog dienstbaar maakten ook. Neder
land heeft in de opgang van de aard
olie-productie een belangrijk aandeel
gehad. Het vaardigde vanuit de An
tillen en ook rechtstreeks vanuit het
moederland technici enz. uit, die
vaart zetten achter deze zaak.
Het resultaat daarvan is op de eer
ste plaats, dat Nederlanders in Vene
zuela zonder mankeren ..Musiü" ge
noemd worden. Het betekent mijnheer
en mijnheer betekent weer, dat men
waardering heeft voor het werk. Op
TAE vreemdeling, die een snelle tocht
maakt door dit land ziet derge
lijke tafereeltjes met bevreemding.
Want hij heeft ook de torenhoge kan
toren gezien in Caracas en de blin
kende. onafzienbare rijen olietanks
bij Maracaibo, symbolen van de
nieuwste tijd.
De tegenstellingen zijn een natuur
lijk gevolg van de ontwikkeling, die
Venezuela in luttele jaren heeft door
gemaakt. Het is er interessant door
geworden. Niet alleen voor zakenlie
den met een scherpe neus voor plaat
sen, waar een flink centje is te ver
dienen, maar ook voor andere men
sen.
Voor Nederlanders bijvoorbeeld, die
door de eeuwen heen met het land
in direct contact hebben geleefd. Ve
nezuela is immers de grote buur van
de Nederlandse Antillen, het heeft
het even druk met de aardolie als de
Antillianen en bovendien schijnt een
Nederlanders van nature snel
met iedereen goede maatjes te wor
den.
PETROLEUM is een toverwoord. Na
men als Palmajero, Cabimas, Tia
Juana en Lagunilla, gegroepeerd rond
de tweede plaats zijn Nederlandse
maatschappijen financieel sterk ge
ïnteresseerd geworden in olie-onder
nemingen in Venezuela.
Moderne
vertegenwoordigers
TTET moet gezegd, dat de waardering
-*-1 die de Venezoleanen voor de bui
tenlanders, die het risico en het geld
voor de productie over hadden, wel
enige grond heeft.
Voordat de eerste boortorens
verrezen, tobde het land maar
wat aan. Er was een kwijnende,
tropische landbouw, veeteelt,
als de mensen er aan dachten
en als het mogelijk was en en
kele onbeduidende industrieën.
De petroleum heeft dit alles
opgetrokken. Een voorbeeld
daarvan vormen de cementfa
brieken in Mara. Waar veel
mensen komen wonen, moet
veel worden gebouwd en bou
wen eist cement. Het is als met
een vliegtuig. Het toestel stijgt
op en de passagiers gaan mee,
of ze willen of niet.
Aan dat laatste mankeert het overi
gens niet. De Venezoleanen zijn tot
elke prijs bereid mee te helpen aan
de groei van hun land en van hun
bedrijf in het bijzonder.
Van de vertegenwoordigers van de
Mara-cementfabrieken is het zo de
gewoonste zaak van de wereld, dat
ze meteen een vrachtauto met cement
meenemen als ze ergens in de stad
een duur zakengesprek in een nog
duurder hotel gaan voeren. Er is geen
mens die er aanstoot aan neemt,
wanneer de logge auto's tussen de
chique personenauto's op de parkeer
plaatsen opduiken. Het transport,
moeilijk in dit wegenarme gebied,
eist een zo zuinig mogelijke exploi
tatie en de vertegenwoordigers aan
vaarden dat ten volle. De directeur
trouwens ook, als het moet.
Standbeelden
AVVERIGENS zijn de Venezoleanen
de vriendelijkheid zelve. Er is
geen volk. dat meer gelaten berust
in de verkeersopstoppingen bijvoor
beeld, die in de drukke centra om
de haverklap voorkomen. Zij steken
een sigaar op, als het weer zo ver is
en rijden een metertje als er weer een
metertje vrij komt. Meestal loopt op
die manier het verkeer nog radicaler
in de war, maar zolang kalm geba
rende agenten op de duur nog een
uitweg mogelijk maken, wordt er
niet op getobd.
In de rijke geschiedenis, die dit
zogenaamd jonge land toch heeft, is
misschien maar één feit te vinden,
waarover de Venezoleanen zich erg
druk hebben gemaakt.
Dat is de strijd tegen de Spaanse
kolonisators geweest, die na eeuwen
onderdrukking het verzet ontketen
den. Twee mannen hebben daarbij een
onvergelijkelijke reputatie gevestigd.
Het waren El Precusor Francisco de
Miranda, de voorloper en vooral Si
mon Bolivar, de bevrijder.
In de wilde worsteling om de vrij
heid stonden zij pal en standvastig
als de ontelbare standbeelden, die men
te hunner gedachtenis heeft opgericht
in practisch alle plaatsen.
Want behalve het land van de aard
olie is Venezuela ook het land van
de standbeelden. Het verbijstert de
vreemdeling steeds, dat op zo goed
als ieder plein van enige betekenis
wel een plaatsje is gevonden om een
standbeeld op te richten. Het is ge
wijd aan een voetballer, die in een
ver verleden eens een goede wedstrijd
heeft gespeeld en deze prestatie met
de stenen vereeuwiging moest beko
pen. Of aan de vrijheidshelden, die
lang na hun dood nog onstuimig wor
den vereerd.
Woeste stroom
WENEZUELA is ook ondenkbaar
v zonder de hoofdstad Caracas. Het
is er de enige stad van werkelijke
wereld-allure. Met haar 750.000 in
woners heeft zij ongeveer 15 pet van
de totale bevolking onderdak. Als
gevolg hiervan is Caracas eigenlijk
een soort waterhoofd geworden, dat
in geen enkele verhouding staat met
de overige steden. Alle diplomatieke
verkeer is er geconcentreerd en wan
neer men de woeste stroom auto's
ziet is men zelfs geneigd te veron
derstellen, dat dit ook het geval is
met het normale verkeer. Daarbij is
in Caracas ook het amusementsleven
ondergebracht en deze en meerdere
omstandigheden zijn oorzaak, dat de
bevolking steeds toeneemt en dat het
waterhoofd hoe langer hoe schrik
wekkender vormen aanneemt.
De snelle groei, die Caracas door
maakt kan niet iedereen volgen. De
officiële instellingen zijn hun tijd
noodgedwongen ver achter. Dit
kan men toetsen aan een toch brood
nodige instelling' als de telefoon, waar
over het huilende klachten regent.
Maar ondanks de minder plezierige
kanten, die aan dit alles vastzitten:
Feit blijft, dat Venezuela de weg naar
het niveau van wereldnatie is opge
stapt en met reuzeschreden het doel
nadert.
Het bewijst, dat er de zaken goed
worden aangepakt. Dat men stevig op
weg is een hechte economische grond
slag te vormen. Dat is voor een ge
deelte reeds gelukt.
Dank zij de bodemschatten, in het
bijzonder de aardolie.
Dank zij de Nederlanders, die de
mogelijkheden zagen.
Dank zij vooral de Venezoleanen
zelf.
De zakelijke gegevens voor dit artikel
zijn ontleend aan het boek Venezuela''
dat door Mr W. J. van Balen werd sa
mengesteld in opdracht van de Holland-
sche Bank-Unie N.V., de Koninklijke
Stoomboot Maatschappij N.V. en de Ko
ninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
QP MAANDAG 22 MAART viert het corps Commandotroepen zijn 12-jarig
bestaan. De geschiedenis van het corps is vooral in de eerste jaren na de
oprichting zeer interessant en vol afwisseling. Geen werk was te zwaar, en
als onderdeel van het Britse leger hebben de Nederlandse commando's dan
ook aan verschillende acties deelgenomen en de halve wereld afgezworven
alvorens in 1945 na de oorlog zich in Nederland voorgoed te vestigen.
rjE GESCHIEDENIS van het corps
Commandotroepen gaat terug tot
22 Maart 1942, toen de verschillende
Nederlandse commando's, voorheen
ondergebracht bij Engelse onderdelen,
samengevoegd werden tot een groep,
zodat dan gesproken kan worden van
ee'n Hollandse troep in Engels ver
band. Deze groep versterkt met En
gelandvaarders en leden van de Ire
ne Brigade, vertrok na een opleiding
in Noord-Wales genoten te hebben,
in December 1943 naar Brits-Indië,
om daar ingeschakeld te worden bij
een voorgenomen landing op Suma
tra. De grote invasie van 6 Juni 1944
was oorzaak, dat de landing bij ge
brek aan scheepsruimte (het meren
deel was ingezet voor Normandië)
niet doorging en de commando's wer
keloos moesten toezien. Dit zinde hen
niet. Vandaar, dat zij in Augustus
weer in Engeland opdoken om kort
daarop, op Zondag 17 Spetember op
wel zeer originele wijze voet op Ne
derlandse bodem te zetten. Hun
komt nl. de eer toe als onderdeel van
de le Britse Airborne divisie en 82e
Amerikaanse parachuisten divisie de
steun verleende bij diens opmars naar
Arnhem. Zes weken later verzamelde
men zich weer te Brugge en het
corps kreeg de keuze tussen Enge
land of deelneming aan de landing op
Walcheren. De acties bij West-Kapel-
le en Vlissingen zijn de laatste grote
oorlogshandelingen geweest voor de
commando's, maar hun omzwervin
gen waren hiermee nog lang niet ten
einde. Integendeel. De hieropvolgen-
de kort rust werd gevolgd met een
„uitstapje" naar Nederland, waar zij
gelegerd werden langs de Bergse
Maas om tenslotte belast te worden
met bewaking van krijgsgevangenen
in Duitsland. Hiermee komt men aan
een sluimerperiode. Deze duurt tot
Juni 1949 toen het corps weer herop
gericht werd en gevestigd in de En-
gelbrecht van Nassaukazerne te Roo
sendaal.
DE VIERING.
A LS HOOGTEPUNTEN voor Maan-
dag staan op het programma een
défilé en rondmars door de stad en
een variété-programma in de Katho
lieke Kring, gebracht door de R.A O.
De marsroute is als volgt: opstelling
in de Spoorstraat, Gastelseweg, waar
militaire en burgerlijke autoriteiten,
in de Parklaan tegenover de H. Hart-
eerste Nederlandse" groep'te''zijn die I kerk het défilé zullen afnemen, Vol
op het front in Brabant werd ingezet tastraat, Zwaanhoefstraat, Edison-
en generaal Montgomery een enorme straat, Stoopstraat, van Coorthlaan,
Kalsdonksestraat, Hoogstraat, Molen-
- straat, Kerkstraat, Nieuwestraat, Wil-
(Advertentie) I helminastraat, Voorstraat, Kazerne.
TTTJDENS de winter van 1950-1951 werden in Korea de gruwe-
1 lijkste wreedheden gepleegd. Op 31 October 1950 begon voor
ons een tocht die sindsdien als de „Koreaanse Dodenmars" be
kend staat. Hoewel het reeds vroor moesten wij, de gevangenen,
in open lucht slapen, zonder vuur, zonder voedsel, in onze dunne
zomerkledij en dit verscheidene nachten lang. Dan kwam een
groep gevangenbewakers op ons toe, onder het bevel van een
majoor, die we later de bijnaam „Tijger" verleenden en die ons
verklaarde dat hij nu het bevel zou voeren. „Ik ben majoor van
het Volksleger. Mijn bevelen moeten gehoorzaamd worden. Ik
bezit de macht om u te doen gehoorzamen. U zult thans naar een
andere plaats opmarcheren."
•>1
FhOOR de ijzige nacht trokken we
verder, voorbij Manpo, op de weg
naar Kangai, en in een open veld
maakten we halt om de nacht door te
brengen, We waren allen doodver
moeid. Toen we ontwaakten zagen we
een hoop naakte lichamen van G.I.'s,
die doodgevroren waren. Zodra we ons
dagelijks rantsoen gekookte maïs had
den gegeten, werd de mars voortgezet.
Father Quinlan droeg een twee-en-
tachtigjarige missionaris. Miss Nellie
Dyer, een Amerikaanse methodistische
zendelinge droeg Zuster Mary Clare,
een Anglikaanse non. Twee Wit-Rus-
sische vrouwen droegen haar halfbe
vroren huilende babies op hun rug,
terwijl ze haar andere kinderen bij de
hand verder leidden. Want ook de
kinderen moesten volgen. Twee Car-
melitessen spuwden bloed. Voor ons
uit marcheerden de Amerikaanse sol
daten. in lange onregelmatige rotten
van 3. Velen moesten gedragen wor
den. en in de morgen van 1 November
vielen er enkele uit. Hierop ontbood
de Tijger de peloton-chefs. „Niemand
mag nog uitvallen", zei nij, „mijn be
velen moeten opgevolgd worden. Als
ge niet gehoorzaamt staat u de dood
straf te wachten. Zelfs de doden moe
ten verder meegedragen worden".
Daarop werd verder gemarcheerd.
Nog voor de middag waren er uit alle
pelotons mannen uitgevallen. De Tij
ger liet de kolonne halt maken en
riep de pelotonchefs weer eens bijeen
Dan vroeg hij naar de officier uit
wiens peloton de meeste soldaten uit
gevallen waren. Luitenant Cordus
Thornton, uit Dallas, Texas, stapte uit
het gelid. „Waarom hebt ge die vijf
man achtergelaten?" vroeg de Tijger.
„Omdat ze stervende waren, majoor".
..Waarom hebt ge mijn orders niet ge
hoorzaamd en die mannen laten dra
gen?" „Omdat dit gelijk stond met
een doodvonnis voor de mannen die
hen moesten dragen ze zouden ze-
ker van uitputting omgekomen zijn,
majoor". „Ge wist toch dat ik had be
volen dat er niemand mocht uitval
len?" „Jawel, majoor, antwoordde Iuj-
tenant Thornton duidelijk. „In oor
logstijd wordt ongehoorzaamheid met
de dood gestraft. Ge hebt mijn beve
len niet opgevolgd. Ik zal u doden. Zo
zou het in het Amerikaanse leger ook
gebeuren, nietwaar?"
„In het Amerikaanse leger", sprak
luitenant Thornton met vaste stem,
„zou er minstens een proces zijn".
De Tijger wendde zich tot de Ko
reaanse soldaten die rondom hem ston
den. „Ik ben majoor van het Volks
leger", sprak hij, „en ik heb de maclit
om hem te doden. Hij heeft de beve
len niet opgevolgd. Wat moet ik
doen?" „Dood hem", huilden de sol
daten; „dood hen allen!" „Ziet u",
sprak de majoor tot luitenant Thorn
ton. „hier hebt ge uw proces, het oor
deel van het volk, een volksgerecht. Nu
zal ik u doden". „In Texas", zei
Thornton vol minachting, „noemen we
dat een lynchgerecht". De Tijger
plaatste zijn revolver op Thornton's
slaap en maakte hem af.
's Anderendaags voor de mars ver
klaarde de Tijger dat zij, die niet ver
der mee konden, naar het volkshospi
taal zouden worden overgebracht.
Achttien uitgeputte soldaten konden
Advertentie)
Zf >/?i 1-'-^
N - j
J
U kent dit gevoel...?
NEUROTONIC
schenkt U rocer innerlijke rust en
daardoor dieper slaap. Pracparaat op
1H\ kJS's van Malaga wijn..
Malaga Vtiux). Verkrijg
apotheker en drogist.
bij
Venezuela, land van tegenstellin
gen. Een primitief zeilbootje deint
langs een van de vele boortorens,
die de moderne tijd heeft opgeroe
pen. Het is de ontmoeting van het
oude en het nieuwe.
In Bandoeng en
Soekambaemi
flPNIEUW zijn in Indonesië, tijdens
razzia's in Bandoeng cn Soekaboe-
mi, een aantal Nederlanders gearres
teerd. In Bandoeng waren het de he
ren Schouten en Schenkel, zaalchef
en bedrijfsleider van hotel Homann en
de heer Boelaards van Tuyl, die geen
vast beroep heeft. In Soekaboemi
werden de heren J. Knuit, rayon-in
specteur van de Unilever en S. Metz-
ger. employé van een brillenzaak in
Djakarta, aangehouden. Zij waren op
dienstreis en vertoefden in een hotel.
Later werd gemeld, dal de heer Metz-
ger weer op vrije voeten was gesteld.
Omtrent het motief der arrestaties is
nog niets meegedeeld.
(Van onze onderwijs-medewerker)
P)E kinderbankjes in de parochiekerk waren goed
gevuld. Vele bruine, zwarte en blonde hoofden
zaten gebogen over een kerkboek, of stiekum
over een katechismus. Sommige hoofden kropen
wel eens wat dicht bij elkaar, als er iets samen
besproken of bekeken moest worden: een enkele
maal verdween er wel eens een hoofd onder de
bankenrij om gevallen prentjes op te duiken; maar
Cijffers trachtte alles te bezien met de ogen van
de Goede Kindervriend, die ongetwijfeld glim
lachend neerkeek op Zijn woelig volkje.
Ijverig brevierde Cijffers verder in zijn missaal,
tot een gestommel en gegichel hem uit de prefatie
deed opschrikken. Kees van Leer was onderge
doken en trok nu zijn vóór-buurman aan de kuiten
Deze gleed van de knielbank en bonsde omlaag.
Een zwijgzaam gevecht speelde zich daar nu tussen
de vele geknielde kinderbenen af.
Cijffers schoof uit zijn bank. greep de zwarte kuif
van Kees en geleidde de ordeverstoorder naar
achter. Sputterend liet deze zich dat welgevallen
maar niet zonder nog eenmaal de vuist te ballen
tegen zijn vijand.
Het stommelde nog wat na, maar bij de Conse
cratie heerste er toch weer rust onder de kudde, al
verdacht Cijffers zijn Keesje van weinig gods
vruchtige gedachten.
TIJ gaat om 12 uur maar eens even met mij mee,
J om in de kerk tien Weesgegroetjes te bidden,
't Is een schandaal, je zo te gedragen onder de
H. Mis! Je wacht na school op mij bij de poort.
Denk er om!"
„Ja, mst," zei Kees.
Maar om 12 uur was er geen boetvaardige zon
daar bij de schoolpoort te bekennen!
„Ik neem 't u wel kwalijk," zei meneer van Leer,
„over zulke flauwiteiten al die poppenkast te ma
ken!"
„Maar Kees heeft.." probeerde Cijffers weer.
„Ik weet er alles van. Hij heeft het me van mid
dag haarfijn verteld: een geintje in de kerk. Bah!
Geef de jongen dan een draai om zijn oren; maar
niks hoor: schoolblijven! Strafregels schrijven!"
„Meneer van Leer. op de gang kunt u me spre
ken, maar niet hier," hield Cijffers zich flink.
„Nog zo iets! Kees kan het gerust horen! En als
het niet bevalt, ook goed. Dan maar naar 't Nut!
Er zijn meer scholen op de wereld! Besjour! Kom
mee, Kees!"
„Jij bent een brutale rakker! Om 4 uur blijf je
maar eens in school. Dan praten wij eens verder.'
„Ja, mst," zei Kees.
En daar zat hij. Vroom en bedeesd. Een oog op
de lessenaar en een op de gangdeur. Dat laatste
niet zonder reden, want nog vóór half vijf ging
die deur open en vader van Leer stormde de klas
in.
..Bah' wat een misselijk gedoe! Schoolblijven,
'.o'n ventje! Bah! wat een school!"
„Neem me niet kwalijk.." zei Cijffers.
DRIEFJE van Kees' moeder:
„Me man maakt zich zo gouw kwaad. Hij
meent ut zo beroert niet."
Kees lei vier vellen papier op Cijffers' lessenaar.
„Wat is dat?"
„Strafwerk, mst."
„Van wie?"
„Van mij, moest ik van vader gisteren maken."
De volgende morgen zat Kees weer in de kinder
mis Hij draaide nogal. Maar Cijffers kneep voor
alle veiligheid alvast anderhalf oog dicht.
niet meer, zich tot de dorpshoofdman
wendend, zei de Tijger: „Begraaf ze
maar zodra we uit het dorp zijn, maar
plaats geen teken op hun graf".
HONDERD DODEN
QP 4 November trokken we door een
bergpas in- een bijtende sneeuw
storm. Steeds meer G.I.'s vielen uit.
Langs de weg vielen ze uitgeput neer,
de voorbijtrekkende kolonne nakijkend.
Daarop hoorden we schoten. In een
draai van de kronkelende weg hield ik
even stil en keek ik omlaag. Ik zag
hoe de tijger een stervende met zijn
laars in een sloot stampte en hem
dan neerschoot. Steeds trokken we
verder en wanneer we op 8 November
1950 ons einddoel, Tchoeng Kan Djin,
bereikten, hadden we ongeveer hon
derd doden achter gelaten, die allen
in „volkshospitalen" begraven werden
zonder enig grafteken.
In het kamp waar we tijdens de
winter verbleven, heerste er groot ge
brek aan voedsel; er was nauwelijks
verwarming geneesmiddelen waren
er onbekend, en in een temperatuur
van veertig graden onder nul moesten
we water of hout halen en onze talrij
ke doden begraven. En wanneer de be
wakers niet in stemming waren, ge
beurde het wel eens dat we in de kou
de sneeuw moesten knielen of neerge
slagen werden. Door deze ontberingen
stierf 63 pet, der gevangenen in vijf
maanden tijds. Van de 750 bleven er
slechts 277 over die nog allen el
lendig ziek waren. Toen kwam er ver
betering in onze behandeling en wer
den we naar andere kampen overge
bracht.
In het voorjaar van 1952 weva ik,
met Maurice Chauteloup, een Trans
Journalist, naar het hoofdkwartier van
de Noord-Koreaanse Politieke Politie
gevoerd. In de talrijke cellen van dit
gebouw werden de gevangenen opge
sloten die moesten verhoord worden.
De ganse dag verbleven we in een cel
met twee bewakers die nooit een duim
breed van ons weken. Dag en nacht
werden we in het oog gehouden het
licht brandde voortdurend. Vanuit ons
venster zagen we recht op een der
„ondervragings-kamers".
Begin Maart stapte de directeur
van de gevangenis onze cel binnen en
smeet hij ons een document toe. Het
was een fotocopie van de „bekentenis
sen" van een Amerikaanse piloot over
de bacteriën-oorlog. Na dit document
volgden er nog vele andere. Iedere
dag vormde de „bacteriën-oorlog" de
hoofdschotel van de Chinese en
Noord-Koreaanse pers.
Juist voor onze bevrijding, in April
1953, deelde een Koreaans officier ons
mee dat er ook in de nabijheid van
ons kamp schadelijke microben waren
neergelaten. Daar we reeds meer dan
een jaar niet ingeënt of gevaccineerd
waren, vroegen we hem of we nu
zouden geinjecteerd worden. „Onno
dig", verzekerde de officier ons, „want
onze gezondheidsdienst maakte ijverig
jacht op de microben en zal ze bin
nenkort wel alle onschadelijk ge
maakt hebben."
„GEZONDHEIDSDIENST"
lyjET onze „gezondheidsdienst" heb-
ben we trouwens heel wat mee
gemaakt. Hij bestond uit jonge boe
renmeisjes in uniform, die gewapend
waren met spuiten, pincetten en gaas.
Voor ze uw wond verbonden, snoten
ze gewoonlijk nog eens heel delicaat
de neus tussen twee vingers: dan
scheurden ze een stuk gaas van de
rol, dat ze steeds de pincetten, om het
grond lieten vallen, en na het met
de vingers opgeraapt te hebben, sta
ken ze het tussen de pinctten, om het
dan op uw wond te leggen. De pincet
ten, zo verzekerden ze ons herhaal
delijk, dienden om het gaas kiemvrij
te houden. Dat was dus de fameuze
Noord-Koreaanse „gezondheidsdienst",
die op het spoor was gekomen van de
(Amerikaanse) bacteriën-oorlog en
hem (zegevierend) bestreed.
Toen ik op 23 Juli 1950 werd ge
vangen genomen, had ik zes kogel-
wonden. Ik kreeg niet de minste me
dische verzorging. Mijn bewakers ont-
Philip Deane werd in 1950 als
dagbladcorrespondent door de
N oordkoreaanse communisten
gevangen genomen: hij over
leefde de dodenmars van '50. In
dit artikel beschrijft hij hoe de
communisten hun gevangenen
behandelden en hoe zij deze ge
vangenen „spontane bekente
nissen" afdwongen. Het artikel
werd overgenomen uit „London
Calling".
kleedden mij. tot op mijn onderbroek;
ze bonden mijn handen met telefoon
draad achter mijn rug en lieten me
vijf dagen en nachten barrevoets
marcheren over bergpaden, tot aan
hun hoofdkwartier, dat ver achter de
gevechtslinies was gelegen. Het ware
gemakkelijker geweest langs de weg
te gaan zitten en neergeschoten te
worden zoals de gewonden die niet
meer konden marcheren. Maar ik wou
leven. Mijn wonden waren nog steeds
onverzorgd cn ik rilde van de koorts;
't bloedverlies verscherpte mijn dorst.
Na die vijf helse dagen was ik
„klaar" voor de ondervraging.
Ik moest neerknielen voor een man
in hoge rijlaarzen. Naast hem stonden
drie tolken die Engels spraken. Zodra
ik een vraag van één der tolken be
antwoord had, zei de tweede dat ik
een leugenaar was terwijl de andere
mijn woorden vertaalde. Daarop vroeg
de derde onmiddellijk iets anders.
Men stelde me ongeveer een dozijn
vragen, die alle betrekking hadden
op de plannen van de Amerikanen.
Ik was zwak, rilde van angst en had
geen greintje hoop meer want ik
wist dat ze zich niet in het minst
om mijn lot bekommerden, hoewel
mijn etterend been dringend moest
verzorgd worden. Mijn ondervrager
hield vol, en stelde me steeds maar
dezelfde vragen met andere woor
den, in een andere volgorde, altijd
sneller terwijl hij me al maar door
met zijn revolver bedreigde en me
schopte terwijl ik daar neergeknield
zat.
Moest ik het antwoord op zijn tal
rijke vragen gekend hebben, dan ben
ik er niet zeker van dat ik nog
genoeg energie zou gehad hebben om
te liegen. En indien hij mij leugens
had willen laten zeggen, ben ik even
min overtuigd dat ik niet alles zou
gezegd of getekend hebben wat hij
maar wou. Want toen hij zijn ver
hoor stop zette, was ik aan het eind
van mijn krachten, juist zoals de
Amerikaanse piloten waren toen ze
hun „bekentenissen" over de micro
ben-oorlog moesten ondertekenen.
(Advertentie)
Zes land tekenen
overeenkomst
AFGEVAARDIGDEN van zes lan-
den, die betrokken zijn bij de ver
dediging van Afrika ten Zuiden van
de Sahara, hebben een protacol gete
kend. dat voorziet in een snpllere
verpfaatsing van manschappen en
materiaal tussen de rerschillende de
len van het werelddeel
Engeland. Frankrijk. Belgii Portu
gal. Zuid-Afrika en Liberië nebben
de besprekingen gevoerd. terwijl
Amerika. Rhodesia en Niassaland ze
als waarnemers bijwoonden.
ZIJN W
En hi
van een
uit tusse
onbezorg
en werd
tropenzoi
en die
enorme s
lang stoi
en dan k(
In een
sergeant Li
een wacht*
gaat gebeu
het mastbc
rij-populie:
Ambon, aa
hij en wil
en denkt
stond.
Tk/T AAR vooi
1V1 Hij zal d
hij tussen zij
pen zoals hij,
Rood, Wit en
ontvouwde
en zij voor h
lopen als vol\
vader stond o
lenden en zei
had zich naa
gesleept!! Tril]
de hand van
In de tangsi
tot diep in de
was soldaat,
der, de oertrac
Ni
U)E EERSTE
tig. Overd
hier en daar
ten en soms o
actie op een
van de Molukk
vrouw kennen,
zicht je en grot
was er wég v;
den verrichtte
lijksvoltrekkinj
vanaf die dag
gebleven. Nauv
kwam het ber:
overgeplaatst
het woelige A
van het eilanc
Voor het ee
grote boot ter
rustig geweest
je van te vor
kwam en daa
oudere manner
toen het er m
was. „Nu is
ven", zeiden ze
geleden moete:
mee!
Er moest
worden en
stonden ze
op grote schaa
het Corps Mar
meer voor.
het in deze
daat le klas)
doorlopend
ste verlof,
vrouw en Mai
ze na jarenlan;
kegel op Amb
te voorschijn 1
was ondertuss
vader was b<
hij had zelfs c
zijn bevel gekr
De ingang va:
in de barak w
heer Hoekstra
in de lucht ste
de
VI
bi;
op
Lr
ja
die
Sai