PIET AALPERS één der kleine goudzoekers Voor ons allen breekt eens de oude dag aan De zakelijke kant van liet probleem Nooit ..baas in eigen huis" Het antieke „hofje'' een voorbeeld Zij zoeken een veilige haven De weg naar de gemeenschap j Het oud-zijn is een kunst EEN INGEWIJDE BELICHT VOOR ONZE LEZERS DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 18 FEBRUARI 1954 MAAR HIJ ZAG ER ALLEEN DE GLANS VAN A ALBERS stapt uit op het centraal station en kwam onmiddel- EN lijk in een grote en gezellige drukte. Hij raadpleegde de bor den en kwam er weldra achter, waar de uitgang van deze impo sante reeks van emplacementen was te vinden. Buiten het ge bouw gekomen, zocht hij zijn notitieboekje op, waarin de adres sen van schoenmakerszaken waren genoteerd. Piet klampte een politie-agent aan en vernam, dat hij met de tramlijn zës'precies zou komen, waar hij wilde. Hij moest uitstappen in de nabijheid van een groot café. Het viel alles erg mee, zo moeilijk was zijn misschien wel toekomstige patroon niet te vinden. Begroting sluit, maar verder Charmant Het begin is gemaakt Levensavond „Be jaar de" H] Hoe brengen wij de bejaarden op een goede manier onderdak Het beste*is de gezinssfeer Tarieven Redelijke grondslag Een voorbeeld JJET WAS OP EEN DAG IN 1924 Piet Aalbersin 1888 geboren, leunde tegen het coupéraam van de derde klas spoorwagon, wierp een blik over de kleine provinciestad, die hij ging verlaten en reisde naar zijn vaste overtuiging het geluk van de grootstad tegemoet. Hij ivas er nog vele kilometers van verwijderd en 't stond hem allemaal nog niet duidelijk voor de geest wat hij er sou gaan doen, maar hij durfde het risico toch wel aan naar die stad te trekken, waarvan hij zoveel gelezen had en hij was de mening toegedaan, dat hij ze ker niet lang behoefde te zoeken naar een baas, die hem in een schoenenwerkplaats aan de arbeid zou zetten, ivant eerstens ivas Piet ervan overtuigd, dat hij voldoende had aan de enkele getuigschriften, die hij had meegekregen van zijn vroegere patroons en voorts bezat hij enkele adressen, gekre gen van vrienden, die hem op de weg van het succes zouden voorthelpen. Zo gleed het provinciestadje, waarin Piet Aalbers was geboren en groot geworden, langzaam van hem af. De trein kreeg vaart en dorp na dorp werd gepasseerd. Steeds dichter geraakte Piet bij zijn doel. de grootstad. QE kennismaking met hem, Piet had daarvoor gevreesd, was allerpret tigst. George kon wel iemand gebrui ken voor zijn werkplaats, waarom zou hij Piet daarvoor niet nemen? Deze moest echter wel begrijpen, dat de tijden niet meer zo rooskleurig waren en dat hij, wilde hij bij George ge ïnstalleerd worden, tegen een iets la gere prijs moest werken dan de an dere arbeiders, die reeds jaren aan de schoenmakerij waren verbonden, die hun vak uitstekend verstonden en daardoor ook eerste klas werk afle verden. George wilde echter niet be roerd zijn voor Piet. Deze laatste kon bij hem een tijdelijk onderdak vin den en er waren dus geen moeilijk heden meer, die een verblijf van Piet in het huis van George in de weg konden staan. Het hele gesprek had hoogstens een half uur in beslag genomen. Aange zien het langzaam donker begon te worden en de avond viel, besloot Piet geen ogenblik meer te twijfelen, maar zich met George te associëren. Zij zouden beiden wel zien wat er van terecht zou komen. VF/aarom Piet deze grote stad had verkozen, ach, dat wist hij eigen lijk niet, maar de lonen, hadden ze hem gezegd, lagen er altijd hoger dan waar ook en tenslotte was tïij hier naar toegereisd om geld te verdienen en misschien nog eens een eigen zaakje te kunnen beginnen. Geld verdienen. Die twee woorden flitsten deze eerste avond door het hoofd van Piet, die George een bij zondere en charmante man vond. Bij hem zou hij de kans wel krijgen een beetje promotie te maken. George had nu wel gezegd, dat hij voorlopig te gen een lager dan normaal loon moest werken, maar dat dan ook voorlopig. Later zou dat allemaal goed komen en dan zou Piet wel een paar centen kunnen overleggen voor z'n oude dag. Zijn oude dag. Merkwaardig, maar Piet had daar toch al dikwijls over moeten denken. Wat zou er immers van hem terecht komen, als hij een maal een leeftijd had bereikt, waarop hij niet meer zou kunnen werken. Dan werd het toch wel moeilijk, want het kon toch niet zo zijn, dat Piet van 't zegeltje, dat wekelijks door zijn baas werd geplakt, voldoende geld zou trekken als hij eenmaal wie-weet-hoe- oud zou zijn geworden. En waar Piet een gezellig tehuis vinden? Hij kon toch niet eeuwig in dienst van George blijven? Diet vroeg zich af of het allemaal niet anders had kunnen lopen. Als zijn vader en moeder eens niet zo vroeg waren gestorven, als zijn broer eens niet was gaan trouwen, dan zou het er voor hem toch beter hebben uitgezien. Dan had hij toch kunnen blijven waar hij was. Had hij soms geen fatsoenlijke opvoeding gekregen bij de Broeders op de lagere school? Was hij niet een van de haantjes-de- voorsten geweest en zat hij niet tot zijn zestiende jaar gebogen over de boeken geschiedenis en aardrijks kunde? Ja, toen was zijn vader gestor ven en zijn moeder was snel ge volgd. Toen had een oom zich ont fermd over de jongens en toen die flink waren, konden zij beiden ge makkelijk leven van de kleine schoenmakerij. Daarop echter kwam die vreemde vrouw in zijn ouder- Poëzie is er genoeg te vinden in de oude hofjes, waar in vroeger dagen en dikwijls nu nog de „uitgerangeerden van de maatschappij" een toevluchtsoord vonden. De meest karakteristieke vorm van deze hofjes is: een rij aparte huisjes rond een binnenplaats, waar bejaarde echtparen of alleenstaanden toch nog een zekere mate van zelfstandigheid kunnen behouden. De verzorging van de ouden van dagen in de hofjes ge schiedt op het ogenblik centraal. Het is wel zeker, dat het oude hofje voor wat betreft het „eigen-huis-systeem" een voorbeeld voor de heden daagse architecten kan zijn. „Het gesticht" voor de bejaarden, met ge meenschappelijke eetzalen e.d. voldoet slechts in bepaalde gevallen. O F)e Katholieke Nationale Federatie voor bejaardenzorg is het door het Nederlands Episcopaat aangewe zen nationaal representatief orgaan voor de Katholieke Bejaardenzorg als geheel De Federatie zal zich o m. be- laten met het geven van advies inzake de bouw. ombouw en exploitatie van Katholieke bejaardenhuizen. welke taak tot nu toe werd behartigd door de „Landelijke Katholieke stichting voor de behuizing van Bejaarden" te Utrecht. In het bestuur van de Federatie hebben zitting de vijf diocesane orga nen voor de bejaardenzorg, het Lande lijk sociaal-charitatief Centrum, de Katholieke raad van overleg voor Volksgezondheid en ziekenverpleging de Federatie van diocesane katholieke bonden voor bejaarden en gepension- neerden. het Katholiek instituut voor volkshuisvesting, alsmede het Centrum 1 der Nederlandse Katholieke Vrouwen beweging. terwijl het in de bedoeling ligt. dat ook de gezamenlijke Orden en Congregaties van religieuzen in de federatie vertegenwoordigd worden. lijk huis. Dat trouwen van zijn broer. Ach, zijn schoonzuster was niet zo beroerd, maar Werkelijkheid rxe werkplaats van George was zeer gezellig en Piet was spoedig op genomen in de vriendenkring van ar beiders. Hij werd wel eens gevraagd een avondje te komen praten, er werd dan een potje bier gedronken, soms een borreltje en het was alles even prettig. Alle mogelijke hartelijkheid ondervond Piet..Hij klopte eigenlijk nooit tevergeefs aan bij de vrouw van George, die van karakter nog beter bleek te zijn dan haar man. Er was maar één ding, dat George niet beviel. Hij verdiende te weinig om deel te kunnen nemen aan het echte leven van de grootstad. Het was leuk een avondje naar een werkgezel te gaan en met hem een praatje te maken, te lachen, een spelletje te spelen, toch was het niet je-van-dat en hoe zou Piet dat ooit kunnen bereiken. Dat tikje levensvreugde, ja, dat zou hij moeten hebben. Piet was schoenmakersknecht en hij zou dat eeuwig blijven. Het Ver langen kwam bij hem op mee te kunnen doen met de wereld ,die ach ter de gordijnen leefde van de dure restaurants, die de schouwburgen af liep en de concerten bijwoonde, de wielerbanen bezocht en glazen bier dronk, die veel groter waren dan de glazen, die Piet gewoonlijk gebruik te. Piet werd geconfronteerd met dit klatergoud. Hij zag niet, dat het werkelijk maar klatergoud was en daarom streefde hij er Het leven heeft vele sporen achtergelaten op de gezichten van hen, die we „onze bejaarden" noemen. „Bejaarden"zoals we eens zelf zullen zijn. Kan de gemeenschap de ouden van dagen en dus zichzelf een grotere dienst bewijzen, door hen een levensavond te bezorgen, die veelal gelukkiger zal zijn dan hun leven was? We zijn het aan hen ver plicht, uit dankbaarheid. Er verliepen weken, zelfs jaren. Piet Aalbers verviel in zijn oude le ventje. Plezier en pret maken stonden bij hem hoog aangeschreven, maar het bezoek van het zoontje van zijn broer was hem toch bijgebleven. Hij wilde de andere kinderen ook wel eens zien en danhij werd wat ouder. naar meer te verdienen. George kon hem echter niets meer ge ven. Van het kostgeld, dat hij de vrouw betaalde, kon geen cent af. Piet had toch al duide lijk te verstaan gekregen, dat hij eigenlijk maar een voorlopig onderdak had gevonden. Piet veranderde van baas, zocht naar een bescheiden beroepspension, dat hij inderdaad vond en toen kwam hij terecht in het leven van de groot stad: dat leven juist, wat hij wilde zien en meemaken. Er braken jaren aan. waarop Piet zijn geld verdronk en zich bewoog in allerlei kroegen. Zijn costuums wa ren versleten en hij zwierf van de ene patroon naar de andere, want dan mankeerde hij hier en dan ont brak hij daar een dag. Dat was dan eindelijk de ontdek king van de werkelijkheid voor Aal bers, die nog vrij jong naar de stad was getrokken, omdat daar geld en plezier lagen, omdat hij daar dat stukje levensgeluk zou vinden, wat hij in zijn provinciestadje had ge zocht. Die dag wilde de arbeid niet erg vlotten, Piet werd ouder, zijn ogen deden hem de laatste tijd erg veel pijn en het verlangen bestond bij hem nog eens terug te gaan naar zijn pro vinciestadje. Hij wist niet hoe de zaak aan te pakken, maar Hoe zou hij zijn oude dag toch moeten doorbrengen? Piet spaarde enig geld op en reisde naar het stadje, dat hij, bijna twintig jaar geleden, had verlaten. Hij had het nadien nog slechts één keer weerge zien. Hij zag vanuit de coupéraam de schoorstenen van de fabrieken rook pluimen naar de hemel stuwen en toen stond het bij Piet Aalbers wel vast, dat hij maar zou proberen in het stadje te blijven. piet Aalbers was nog lang niet aan de pensioengerechtigde leeftijd toe. Hij werd liefderijk ontvangen door zijn broer en omdat een van de kinderen nu bijna priester was, stond er het grootste deel van het jaar een bed leeg, waarop Piet zou kunnen sla pen. In de schoenmakerij zou hij geen werk kunnen vinden. Het was er niet zo druk en er zat slechts een karige boterham in de arbeid. Piet moest maar uitkijken en aankloppen bij de gemeente. Die zou voor hem mis schien wel een baantje hebben. Piet kreeg een baantje, niet van de gemeente, maar van het arbeidsbu reau. Hij werd ingedeeld bij de DUW en verrichtte gedurende anderhalf jaar grondwerk. Piet kon dat daarna niet meer blijven doen, want hij was opnieuw van „huis" weggehaald, in een dorpje gezet en dat beviel hem niet. Hij kreeg het klaar ingeschakeld te worden bij het opmaken van we gen in zijn woongemeente en. Aalbers had het naar zijn zin en niet naar zijn zin, hij behoefde niet hard te werken, maar zijn oude dag Hij werd over enkele weken vijfenzestig en hoe zou het dan met hem gaan? Hij betaalde nu zestien gulden kostgeld, niet eens veel, want zijn schoonzus ter was niet beroerd. Maar over enkele weken Piet werd gepensionneerd en het viel hem eerlijk gezegd nog niet te gen. Hij trok een kleine zestien gul den en hij kon er dus precies komen. Zijn schoonzuster liet het kostgeld met een paar gulden kelderen. Zij had overigens zorgen genoeg, want de uitzet van een missionariszoon wilde zij mede helpen gereed maken en dat kostte geld! Maar Piet, ach, die moest toch ook zijn pijpje tabak heb ben en zijn middagje kaarten 7 o luidt het sobere, niet fel gete kende, maar toch even bewogen levensverhaal van Piet Aalbers. Het mag eigenaardig zijn, maar het bena dert de werkelijkheid. Alleen ont breekt nog de climax. Aalbers is nu een oude, iets bij ziende man. Een bejaarde. Hij vluchtte weg uit zijn ge boortestadje, omdat hij het te goed had bij zijn schoonzuster. Hij begreep die goedheid niet. Hij voelde zich een vreemde in het nieuwe gezin en hij wilde iets anders hebben, de groot stad. Daar zocht hij goud en meer dan twintig jaar verstre ken, voordat hij tot het besef QUD WORDEN is een kunst. Oud zijn ook. Ieder, die het voort schrijden der jaren voor zichzelf noteert, die het ene tiental na het andere passeert, heeft psychologisch iets te verwerken, moet zich realiseren, dat hij onherroepelijk opschuift naar een levensperiode, waarin hij uit het direct-actievc leven zal worden uitgeschakeld. Hij moet onder ogen zien, dat voor hem de ouderdomskwalen zullen ko men, dat hij van heel wat aangekweekte levensgewoonten zal moeten afstappen, omdat het lichaam in bepaalde opzichten zijn diensten gaat verstroeven of weigeren. Er is een tijd geweest en nog is die tijd er voor een aantal dat al nader het schrikbeeld kwam van volkomen economische afhankelijkheid van anderer goedgunstigheid, van een kind of een familielid, of ook het schrikbeeld van „het gesticht", wat een dubbel schrikbeeld kan worden, als daaraan vast zit het geschei den leven van man en vrouw. MU de gemiddelde leeftijd in ons land en ook in andere ont wikkelde landen aanzienlijk is ge stegen (zo ongeveer van 50 tot 65 jaar), zijn al de problemen, ver band houdend met de ouderdom, al sterker gaan knellen. Er is zelfs een heel nieuwe tak van wetenschap ontstaan, welke zich met die problemen bezig houdt, de gerontologie. En een Vereni ging voor Gerontologie bundelt de werkzaamheden en onderzoe kingen op dit terrein. Er is ook een Nationale Commis sie voor Oudeliedenzorg en aan commissies en rapporten ontbreekt het op dit terrein zeker niet. Er zijn intussen wel enige feiten vaststaand en enige gedachten ge meengoed geworden. Een feit is. dat het hoe langer hoe moeilijker wordt bejaarden op te nemen in het gezin van een der kinderen. Dit mag men niet toeschrijven aan een verval van de kinderliefde Het komt veeleer hierdoor, dat de tegenwoordige behuizingen op zo'n samenleving in de regel niet zijn gebouwd of berekend. Gemeen goed is de gedachte, dat we moe ten afstappen van het „opbergen" der steunbehoevende oudelieden in een gesticht van de ouderwetse stempel. Steeds meer wordt uit gesproken, dat we deze mensen zoveel mogelijk in contact moeten laten met een oude, vertrouwde omgeving, dat we hun het besef van zelfstandigheid moeten laten, dat we het gevoel van „uitgeran geerd zijn" dienen tegen te gaan door hun nog enige taak te laten of te geven in deze samenleving. In tal van gevallen zal het echter voorkomen, dat met het ingaan van de status als „oude van dagen" een inko mensvermindering gepaard gaat. Mede-verdienende kinderen zijn weggetrok ken. Het pensioen ligt een stuk lager -dan het loon. Dan móét er dus wel naar een andere behuizing wor den omgezien. IDEAAL jaarden, waarbij het gevoel van een eigen „home" te bezitten niet verloren gaat, terwijl ze tevens kunnen rekenen op de hulp en de zorg, welke bij de ouderdom passen. In een studie voor „Sociaal Kompas" heeft drs de Jonge be rekend, dat in gemeenten met meer dan 20.000 inwoners op 1000 woningen 70 woningen voor ouden van dagen dienen te worden ge bouwd. Dat is dus 7 procent van het totaal. Zo ver zijn we zeker nog niet in Nederland. Wel is nu juist dezer dagen een maatregel afgekomen, volgens welke een toeslag kan worden gegeven op de huur aan een bepaalde cate gorie van bejaarden, als ze een woningwetwoning betrekken. Er zijn trouwens in den lande, ook hier in het Zuiden, al een aantal modern opgezette woon complexen voor ouden van dagen tot stand gekomen. Dit begin moge uitgroeien tot een volwaardige voorziening op dit gebied. Over de andere problemen Van bejaardenzorg is eigenlijk de pe riode van studie en rapporten pas begonnen. De gedachte is wel eens geopperd de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, doch dan worden de moeilijkheden inzake het verkrijgen van een plaats op de arbeidsmarkt voor jeugdigen weer groter. We staan hier voor een complex, dat waarachtig niet gemakkelijk te ontwarren is. BERUSTING ET is echter nodig, dat men wijdt aan het zoeken van geschik te oplossingen. De oude van dagen heeft ook recht op een zinvol le ven en als zijn lichamelijke toe stand hem niet dwingt tot rust, zal aangepaste arbeid er de beste Inhoud aan geven. Zo kan de kunst van oud-wor den én oüd-zijn vergemakkelijkt worden, wat de levensomstandig heden betreft. Wat natuurlijk niet overbodig kan maken de geestelijke midde len, waardoor de oude van dagen zich met zijn lot kan verzoenen, het versterken van het Godsver trouwen, de genademiddelen, het UJE laatste jaren nu is men zich aankweken van berusting in de al meer gaan bezinnen op vergankelijkheid van aller lot hier vormen van behuizing voor be- op aarde. kwam dat het slechts klater goud was. Toen kwam hij terug. Hij werkte niet meer met de schoenmakershamer, maar met een schop. Totdat dan de dag aanbrak, waarop Piet Aalbers vijfenzestig werd. Hij stapte naar het gemeentehuis en kwam in aanmer king voor de noodwet ouderdomsvoor ziening. Doordat hij zegeltjes plakte, kreeg hij ook enig geld van de ouderdomsvoorziening. De gemeen telijke instelling voor sociale zorg maakte met een klein bedrag de we kelijkse begroting van Piet sluitend.. Zodat Aalbers nu drie pakjes tabak per week kan kopen. Zodat hij in de grootste moeilijkhe den komt wanneer hij over vier of vijf jaar kleren moet gaan aanschaf fen. Zodat van Piet kan worden gezegd, dat hij een heel leven lang achter het geluk heeft aangelopen, maar het wer kelijke niet heeft gevonden.. Ook niet bij zijn zuster, die goed voor hem is, maar waar hij zich diep in zijn hart toch nog een overbodige vindt. Daarom gaat Aalbers elke middag kaarten bij zijn vrien den in het lokaal, dat de ex ploitant van het bondsge- bouw voor dit do>el ter be schikking stelde. Het echte geluk van 'n zelf standigeliep hij tevergeefs achterna. Hij is nooit baas geweest in eigen huis!" Ook niet in het huis, waar hij, de bejaardenu zijn da gen slijt. £)OOR het voortschrijden van de medische wetenschap en een steeds groter wordende aandacht voor gezondheids' zorg en hygiëne, worden de mensen ouder dan voorheen. Er ko men meer ouden van dagen en daarmee wordt ook het probleem van de bejaardenzorg sterker naar de voorgrond gedrongen. Van alle aspecten die dit vraagstuk heeft, is dat der huisvesting wel het belangrijkste. Er moeten goede tehuizen komen voor bejaar den, die aan de ene kant comfortabeler en menswaardiger zijn dan de „gestichten" en aan de andere kant een redelijke exploi tatie mogelijk maken Dat zegt burgemeester Frans Hoebens van Wouw, voorzit ter van de Katholieke Nationale Federatie van Bejaardenzorg en onmiddellijk bij de harde praktijk betrokken; omdat de bouw van een bejaardentehuis een der belangrijkste plannen is, die in zijn gemeente op uitvoering wachten. „TK kan u enkele sprekende cijfers noemen. In 1950 had ons land 771.000 bejaarden, dat is 7 7/10 pet. 'n 1980 zullen er 1.452.000 zijn. of 11 1/10 pet van de hele bevolking W/E kunnen natuurlijk teruggrijpen op de katholieke tehuizen voor bejaarden, maar daarmede is het vraagstuk niet van de baan. Want de beschikbare tehuizen kunnen de nood niet lenigen en voorts zijn ze niet I altijd in overeenstemming met wat een gezonde bejaardenzorg eist. Het is een onding, dat gehuwde bejaarden bij opname in een gasthuis worden gescheiden. Dat man en vrouw op afzonderlijke zalen worden onderge bracht. Door de nood der omstandig heden moest die maatregel soms wor den genomen, maar ten koste van het geluk der oude mensen en van hun geestelijke gezondheid. Er is door het werk in de katho lieke gasthuizen een goed en groot stuk werk verricht, maar ook initia tieven die in de naastenliefde worte len vragen nu eenmaal, in bepaalde gevallen, een redelijke financiële grondslag. Het is bekend, dat de kostenbere kening in veel oude tehuizen, veel en veel te laag is. Er wordt geen afschrij ving toegepast op de gebouwen en als de zaak in verval raakt, is er geen mogelijkheid tot herstel. MATUURLIJK: men wordt door de geringe welstand van de bejaar den gedwongen tot het vaststellen van minimale tarieven. De onmogelijkheid, op dit ogenblik, om de inkomsten overeen te brengen met bouw- en ex ploitatiekosten, remt de bouw van nieuwe tehuizen af. Het is een der be langrijkste taken van de Kath. Fede ratie voor Bejaardenzorg, deze moei lijkheid van de baan te helpen. QP verzoek van het Episcopaat en onder leiding van het landelijk Sociaal-Charitatief Centrum is enkele weken geleden een samenbundeling tot stand gekomen van alle strevin gen die het welzijn der bejaarden be ogen. De vroegere Katholieke Stich ting voor Bejaardenzorg had gefaald. De nieuwe federatie heeft afgevaar digden van de vijf bisdommen tot zich getrokken en alle instellingen, die direct of indirect met de zorg voor .de ouden van dagen te maken hebben, spreken in de federatie mee. Men gaat zich realiseren aldus mr Hoebens dat de bejaarden, hoe dan ook, een behoorlijke huisvesting moet worden gegeven. Enkele dagen geleden had ik een onderhoud met minister Witte. Op verzoek van het departe ment van Sociale Zaken heeft Burgemeester F. Hoebens. „Wederopbouw" een kleine huurcompensatie voor de be jaarden in het vooruitzicht ge steld. Een druppel op een gloeiende plaat natuurlijk. Het is wel duidelijk, dat verdere initiatieven op dit gebied door de departementen van Soc. Za ken en Maatschappelijk Werk moeten worden geëntameerd. Sommigen zijn van oordeel, dat de charitas voor een goede en volwaardige bejaardenzorg verantwoordelijk moet zijn. Op basis van vrijwilligheid, door particuliere giften, zouden de nodige fondsen gevormd moeten worden. Die oplossing lijkt me bedenkelijk. Zij baseert zich op een ideëel, niet op een reëel uit gangspunt. De overheid zal, naar ik meen, in deze een taak moeten hebben. En men moet dan bedenken dat die taak haar bestaansrecht vindt in de dwang van een overgangsfase. De bejaarden zullen in de toekomst voor zichzelf moeten kunnen gaan zorgen. Een le ven van hard werken moet worden beloond met de mogelijkheid van een royaal spaarcentje voor de oude dag. FXIT alles houdt natuurlijk slechts Ls zijdelings verband met het eigen lijke huisvestingsvraagstuk. In elk ge val moeten er tehuizen komen. Wo ningen. die alleen naar hun uiterlijk aanzien afwijken van de „gezinshui zen", maar die de bejaarden niet tot een levenswijs dwingen, die afbreuk doet aan hun geluk. In onze gemeente is er een comité Bejaardenzorg. Dat comité heeft het gemeentebestuur verzocht, een tehuis te bouwen. De gemeente zal dit tehuis aan de Stichting verhuren, die het dan exploiteert. Het Rijk springt hij in de ongedekte tekorten. In verband met de hangende regelingen, durfden we nog niet aan de bouw ie beginnen. De beslissing, dat de bejaarden slechts een geringe huurcompensatie krijgen, is ons tegengevallen. We zullen de hoofden nu hijeen steken om te zien of we de aannemer opdracht kunnen geven. In elk geval zal het tehuis een gemeentelijk, geen gewestelijk karak ter krijgen. Het Rijk namelijk doet fifty-fifty met de gemeente. Zelfstandige huisjes zullen er ko men, die in de exploitatie het minste risico geven. En alleen valide bejaar den komen in aahmerklng. Voor in valide bejaarden komt er waarschijn lijk te zijner tijd een „dependance" van het St. Catharinagesticht in Ber gen op Zoom. Voorlopig zullen we eventueel een derde deel van het geprojecteerde tehuis kunnen bouwen..

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1954 | | pagina 6