PIET AALPERS één der kleine goudzoekers
Voor ons allen breekt eens de oude dag aan
De zakelijke kant van liet probleem
Nooit ..baas in eigen huis"
Het antieke „hofje'' een voorbeeld
Zij zoeken een veilige haven
De weg naar de gemeenschap j
Het oud-zijn is een kunst
EEN INGEWIJDE BELICHT VOOR ONZE LEZERS
DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 18 FEBRUARI 1954
MAAR HIJ ZAG ER ALLEEN DE GLANS VAN
A ALBERS stapt uit op het centraal station en kwam onmiddel-
EN lijk in een grote en gezellige drukte. Hij raadpleegde de bor
den en kwam er weldra achter, waar de uitgang van deze impo
sante reeks van emplacementen was te vinden. Buiten het ge
bouw gekomen, zocht hij zijn notitieboekje op, waarin de adres
sen van schoenmakerszaken waren genoteerd. Piet klampte een
politie-agent aan en vernam, dat hij met de tramlijn zës'precies
zou komen, waar hij wilde. Hij moest uitstappen in de nabijheid
van een groot café. Het viel alles erg mee, zo moeilijk was zijn
misschien wel toekomstige patroon niet te vinden.
Begroting sluit,
maar verder
Charmant
Het begin is
gemaakt
Levensavond
„Be jaar de"
H]
Hoe brengen wij de bejaarden op
een goede manier onderdak
Het beste*is de
gezinssfeer
Tarieven
Redelijke grondslag
Een voorbeeld
JJET WAS OP EEN DAG IN 1924
Piet Aalbersin 1888 geboren, leunde
tegen het coupéraam van de derde klas
spoorwagon, wierp een blik over de kleine
provinciestad, die hij ging verlaten en
reisde naar zijn vaste overtuiging het geluk
van de grootstad tegemoet. Hij ivas er nog
vele kilometers van verwijderd en 't stond
hem allemaal nog niet duidelijk voor de
geest wat hij er sou gaan doen, maar hij
durfde het risico toch wel aan naar die stad
te trekken, waarvan hij zoveel gelezen had
en hij was de mening toegedaan, dat hij ze
ker niet lang behoefde te zoeken naar een
baas, die hem in een schoenenwerkplaats
aan de arbeid zou zetten, ivant eerstens ivas
Piet ervan overtuigd, dat hij voldoende had
aan de enkele getuigschriften, die hij had
meegekregen van zijn vroegere patroons
en voorts bezat hij enkele adressen, gekre
gen van vrienden, die hem op de weg van
het succes zouden voorthelpen.
Zo gleed het provinciestadje, waarin Piet
Aalbers was geboren en groot geworden,
langzaam van hem af. De trein kreeg vaart
en dorp na dorp werd gepasseerd. Steeds
dichter geraakte Piet bij zijn doel. de
grootstad.
QE kennismaking met hem, Piet had
daarvoor gevreesd, was allerpret
tigst. George kon wel iemand gebrui
ken voor zijn werkplaats, waarom zou
hij Piet daarvoor niet nemen? Deze
moest echter wel begrijpen, dat de
tijden niet meer zo rooskleurig waren
en dat hij, wilde hij bij George ge
ïnstalleerd worden, tegen een iets la
gere prijs moest werken dan de an
dere arbeiders, die reeds jaren aan
de schoenmakerij waren verbonden,
die hun vak uitstekend verstonden en
daardoor ook eerste klas werk afle
verden. George wilde echter niet be
roerd zijn voor Piet. Deze laatste kon
bij hem een tijdelijk onderdak vin
den en er waren dus geen moeilijk
heden meer, die een verblijf van
Piet in het huis van George in de weg
konden staan.
Het hele gesprek had hoogstens een
half uur in beslag genomen. Aange
zien het langzaam donker begon te
worden en de avond viel, besloot
Piet geen ogenblik meer te twijfelen,
maar zich met George te associëren.
Zij zouden beiden wel zien wat er van
terecht zou komen.
VF/aarom Piet deze grote stad had
verkozen, ach, dat wist hij eigen
lijk niet, maar de lonen, hadden ze
hem gezegd, lagen er altijd hoger dan
waar ook en tenslotte was tïij hier
naar toegereisd om geld te verdienen
en misschien nog eens een eigen
zaakje te kunnen beginnen.
Geld verdienen. Die twee woorden
flitsten deze eerste avond door het
hoofd van Piet, die George een bij
zondere en charmante man vond. Bij
hem zou hij de kans wel krijgen een
beetje promotie te maken. George had
nu wel gezegd, dat hij voorlopig te
gen een lager dan normaal loon moest
werken, maar dat dan ook voorlopig.
Later zou dat allemaal goed komen en
dan zou Piet wel een paar centen
kunnen overleggen voor z'n oude dag.
Zijn oude dag. Merkwaardig, maar
Piet had daar toch al dikwijls over
moeten denken. Wat zou er immers
van hem terecht komen, als hij een
maal een leeftijd had bereikt, waarop
hij niet meer zou kunnen werken. Dan
werd het toch wel moeilijk, want het
kon toch niet zo zijn, dat Piet van 't
zegeltje, dat wekelijks door zijn baas
werd geplakt, voldoende geld zou
trekken als hij eenmaal wie-weet-hoe-
oud zou zijn geworden. En waar
Piet een gezellig tehuis vinden? Hij
kon toch niet eeuwig in dienst van
George blijven?
Diet vroeg zich af of het allemaal
niet anders had kunnen lopen. Als
zijn vader en moeder eens niet zo
vroeg waren gestorven, als zijn broer
eens niet was gaan trouwen, dan zou
het er voor hem toch beter hebben
uitgezien. Dan had hij toch kunnen
blijven waar hij was. Had hij soms
geen fatsoenlijke opvoeding gekregen
bij de Broeders op de lagere school?
Was hij niet een van de haantjes-de-
voorsten geweest en zat hij niet tot
zijn zestiende jaar gebogen over de
boeken geschiedenis en aardrijks
kunde?
Ja, toen was zijn vader gestor
ven en zijn moeder was snel ge
volgd. Toen had een oom zich ont
fermd over de jongens en toen die
flink waren, konden zij beiden ge
makkelijk leven van de kleine
schoenmakerij. Daarop echter kwam
die vreemde vrouw in zijn ouder-
Poëzie is er genoeg te vinden in de oude hofjes, waar in vroeger dagen
en dikwijls nu nog de „uitgerangeerden van de maatschappij" een
toevluchtsoord vonden. De meest karakteristieke vorm van deze hofjes
is: een rij aparte huisjes rond een binnenplaats, waar bejaarde echtparen
of alleenstaanden toch nog een zekere mate van zelfstandigheid kunnen
behouden. De verzorging van de ouden van dagen in de hofjes ge
schiedt op het ogenblik centraal. Het is wel zeker, dat het oude hofje
voor wat betreft het „eigen-huis-systeem" een voorbeeld voor de heden
daagse architecten kan zijn. „Het gesticht" voor de bejaarden, met ge
meenschappelijke eetzalen e.d. voldoet slechts in bepaalde gevallen.
O
F)e Katholieke Nationale Federatie
voor bejaardenzorg is het door
het Nederlands Episcopaat aangewe
zen nationaal representatief orgaan
voor de Katholieke Bejaardenzorg als
geheel De Federatie zal zich o m. be-
laten met het geven van advies inzake
de bouw. ombouw en exploitatie van
Katholieke bejaardenhuizen. welke
taak tot nu toe werd behartigd door
de „Landelijke Katholieke stichting
voor de behuizing van Bejaarden" te
Utrecht.
In het bestuur van de Federatie
hebben zitting de vijf diocesane orga
nen voor de bejaardenzorg, het Lande
lijk sociaal-charitatief Centrum, de
Katholieke raad van overleg voor
Volksgezondheid en ziekenverpleging
de Federatie van diocesane katholieke
bonden voor bejaarden en gepension-
neerden. het Katholiek instituut voor
volkshuisvesting, alsmede het Centrum
1 der Nederlandse Katholieke Vrouwen
beweging. terwijl het in de bedoeling
ligt. dat ook de gezamenlijke Orden
en Congregaties van religieuzen in de
federatie vertegenwoordigd worden.
lijk huis. Dat trouwen van zijn
broer.
Ach, zijn schoonzuster was niet
zo beroerd, maar
Werkelijkheid
rxe werkplaats van George was zeer
gezellig en Piet was spoedig op
genomen in de vriendenkring van ar
beiders. Hij werd wel eens gevraagd
een avondje te komen praten, er werd
dan een potje bier gedronken, soms
een borreltje en het was alles even
prettig. Alle mogelijke hartelijkheid
ondervond Piet..Hij klopte eigenlijk
nooit tevergeefs aan bij de vrouw van
George, die van karakter nog beter
bleek te zijn dan haar man. Er was
maar één ding, dat George niet beviel.
Hij verdiende te weinig om deel te
kunnen nemen aan het echte leven
van de grootstad. Het was leuk een
avondje naar een werkgezel te gaan
en met hem een praatje te maken, te
lachen, een spelletje te spelen, toch
was het niet je-van-dat en hoe zou
Piet dat ooit kunnen bereiken. Dat
tikje levensvreugde, ja, dat zou hij
moeten hebben.
Piet was schoenmakersknecht en
hij zou dat eeuwig blijven. Het Ver
langen kwam bij hem op mee te
kunnen doen met de wereld ,die ach
ter de gordijnen leefde van de dure
restaurants, die de schouwburgen af
liep en de concerten bijwoonde, de
wielerbanen bezocht en glazen bier
dronk, die veel groter waren dan de
glazen, die Piet gewoonlijk gebruik
te.
Piet werd geconfronteerd met
dit klatergoud. Hij zag niet, dat
het werkelijk maar klatergoud
was en daarom streefde hij er
Het leven heeft vele sporen achtergelaten op de gezichten van hen, die
we „onze bejaarden" noemen. „Bejaarden"zoals we eens zelf zullen
zijn. Kan de gemeenschap de ouden van dagen en dus zichzelf
een grotere dienst bewijzen, door hen een levensavond te bezorgen, die
veelal gelukkiger zal zijn dan hun leven was? We zijn het aan hen ver
plicht, uit dankbaarheid.
Er verliepen weken, zelfs jaren.
Piet Aalbers verviel in zijn oude le
ventje. Plezier en pret maken stonden
bij hem hoog aangeschreven, maar het
bezoek van het zoontje van zijn broer
was hem toch bijgebleven. Hij wilde
de andere kinderen ook wel eens zien
en danhij werd wat ouder.
naar meer te verdienen. George
kon hem echter niets meer ge
ven. Van het kostgeld, dat hij
de vrouw betaalde, kon geen
cent af. Piet had toch al duide
lijk te verstaan gekregen, dat
hij eigenlijk maar een voorlopig
onderdak had gevonden.
Piet veranderde van baas, zocht
naar een bescheiden beroepspension,
dat hij inderdaad vond en toen kwam
hij terecht in het leven van de groot
stad: dat leven juist, wat hij wilde
zien en meemaken.
Er braken jaren aan. waarop Piet
zijn geld verdronk en zich bewoog in
allerlei kroegen. Zijn costuums wa
ren versleten en hij zwierf van de
ene patroon naar de andere, want
dan mankeerde hij hier en dan ont
brak hij daar een dag.
Dat was dan eindelijk de ontdek
king van de werkelijkheid voor Aal
bers, die nog vrij jong naar de stad
was getrokken, omdat daar geld en
plezier lagen, omdat hij daar dat
stukje levensgeluk zou vinden, wat
hij in zijn provinciestadje had ge
zocht.
Die dag wilde de arbeid niet erg
vlotten, Piet werd ouder, zijn ogen
deden hem de laatste tijd erg veel
pijn en het verlangen bestond bij hem
nog eens terug te gaan naar zijn pro
vinciestadje. Hij wist niet hoe de
zaak aan te pakken, maar
Hoe zou hij zijn oude dag toch
moeten doorbrengen?
Piet spaarde enig geld op en reisde
naar het stadje, dat hij, bijna twintig
jaar geleden, had verlaten. Hij had het
nadien nog slechts één keer weerge
zien. Hij zag vanuit de coupéraam de
schoorstenen van de fabrieken rook
pluimen naar de hemel stuwen en
toen stond het bij Piet Aalbers wel
vast, dat hij maar zou proberen in
het stadje te blijven.
piet Aalbers was nog lang niet aan
de pensioengerechtigde leeftijd
toe. Hij werd liefderijk ontvangen
door zijn broer en omdat een van de
kinderen nu bijna priester was, stond
er het grootste deel van het jaar een
bed leeg, waarop Piet zou kunnen sla
pen. In de schoenmakerij zou hij geen
werk kunnen vinden. Het was er niet
zo druk en er zat slechts een karige
boterham in de arbeid. Piet moest
maar uitkijken en aankloppen bij de
gemeente. Die zou voor hem mis
schien wel een baantje hebben.
Piet kreeg een baantje, niet van de
gemeente, maar van het arbeidsbu
reau. Hij werd ingedeeld bij de DUW
en verrichtte gedurende anderhalf
jaar grondwerk. Piet kon dat daarna
niet meer blijven doen, want hij was
opnieuw van „huis" weggehaald, in
een dorpje gezet en dat beviel hem
niet. Hij kreeg het klaar ingeschakeld
te worden bij het opmaken van we
gen in zijn woongemeente en.
Aalbers had het naar zijn zin en
niet naar zijn zin, hij behoefde niet
hard te werken, maar zijn oude dag
Hij werd over enkele weken
vijfenzestig en hoe zou het dan
met hem gaan? Hij betaalde nu
zestien gulden kostgeld, niet
eens veel, want zijn schoonzus
ter was niet beroerd. Maar over
enkele weken
Piet werd gepensionneerd en het
viel hem eerlijk gezegd nog niet te
gen. Hij trok een kleine zestien gul
den en hij kon er dus precies komen.
Zijn schoonzuster liet het kostgeld
met een paar gulden kelderen. Zij
had overigens zorgen genoeg, want de
uitzet van een missionariszoon wilde
zij mede helpen gereed maken en
dat kostte geld! Maar Piet, ach, die
moest toch ook zijn pijpje tabak heb
ben en zijn middagje kaarten
7 o luidt het sobere, niet fel gete
kende, maar toch even bewogen
levensverhaal van Piet Aalbers. Het
mag eigenaardig zijn, maar het bena
dert de werkelijkheid. Alleen ont
breekt nog de climax.
Aalbers is nu een oude, iets bij
ziende man. Een bejaarde.
Hij vluchtte weg uit zijn ge
boortestadje, omdat hij het te
goed had bij zijn schoonzuster.
Hij begreep die goedheid niet.
Hij voelde zich een vreemde in
het nieuwe gezin en hij wilde
iets anders hebben, de groot
stad. Daar zocht hij goud en
meer dan twintig jaar verstre
ken, voordat hij tot het besef
QUD WORDEN is een kunst. Oud zijn ook. Ieder, die het voort
schrijden der jaren voor zichzelf noteert, die het ene tiental na
het andere passeert, heeft psychologisch iets te verwerken, moet zich
realiseren, dat hij onherroepelijk opschuift naar een levensperiode,
waarin hij uit het direct-actievc leven zal worden uitgeschakeld. Hij
moet onder ogen zien, dat voor hem de ouderdomskwalen zullen ko
men, dat hij van heel wat aangekweekte levensgewoonten zal moeten
afstappen, omdat het lichaam in bepaalde opzichten zijn diensten gaat
verstroeven of weigeren. Er is een tijd geweest en nog is die tijd
er voor een aantal dat al nader het schrikbeeld kwam van volkomen
economische afhankelijkheid van anderer goedgunstigheid, van een
kind of een familielid, of ook het schrikbeeld van „het gesticht", wat
een dubbel schrikbeeld kan worden, als daaraan vast zit het geschei
den leven van man en vrouw.
MU de gemiddelde leeftijd in ons
land en ook in andere ont
wikkelde landen aanzienlijk is ge
stegen (zo ongeveer van 50 tot 65
jaar), zijn al de problemen, ver
band houdend met de ouderdom,
al sterker gaan knellen. Er is
zelfs een heel nieuwe tak van
wetenschap ontstaan, welke zich
met die problemen bezig houdt,
de gerontologie. En een Vereni
ging voor Gerontologie bundelt
de werkzaamheden en onderzoe
kingen op dit terrein.
Er is ook een Nationale Commis
sie voor Oudeliedenzorg en aan
commissies en rapporten ontbreekt
het op dit terrein zeker niet.
Er zijn intussen wel enige feiten
vaststaand en enige gedachten ge
meengoed geworden. Een feit is.
dat het hoe langer hoe moeilijker
wordt bejaarden op te nemen in
het gezin van een der kinderen.
Dit mag men niet toeschrijven aan
een verval van de kinderliefde
Het komt veeleer hierdoor, dat de
tegenwoordige behuizingen op zo'n
samenleving in de regel niet zijn
gebouwd of berekend. Gemeen
goed is de gedachte, dat we moe
ten afstappen van het „opbergen"
der steunbehoevende oudelieden
in een gesticht van de ouderwetse
stempel. Steeds meer wordt uit
gesproken, dat we deze mensen
zoveel mogelijk in contact moeten
laten met een oude, vertrouwde
omgeving, dat we hun het besef
van zelfstandigheid moeten laten,
dat we het gevoel van „uitgeran
geerd zijn" dienen tegen te gaan
door hun nog enige taak te laten
of te geven in deze samenleving.
In tal van gevallen zal het
echter voorkomen, dat met
het ingaan van de status als
„oude van dagen" een inko
mensvermindering gepaard
gaat. Mede-verdienende
kinderen zijn weggetrok
ken. Het pensioen ligt een
stuk lager -dan het loon.
Dan móét er dus wel naar
een andere behuizing wor
den omgezien.
IDEAAL
jaarden, waarbij het gevoel van
een eigen „home" te bezitten niet
verloren gaat, terwijl ze tevens
kunnen rekenen op de hulp en de
zorg, welke bij de ouderdom
passen.
In een studie voor „Sociaal
Kompas" heeft drs de Jonge be
rekend, dat in gemeenten met
meer dan 20.000 inwoners op 1000
woningen 70 woningen voor ouden
van dagen dienen te worden ge
bouwd. Dat is dus 7 procent van
het totaal. Zo ver zijn we zeker
nog niet in Nederland. Wel is nu
juist dezer dagen een maatregel
afgekomen, volgens welke een
toeslag kan worden gegeven op
de huur aan een bepaalde cate
gorie van bejaarden, als ze een
woningwetwoning betrekken.
Er zijn trouwens in den lande,
ook hier in het Zuiden, al een
aantal modern opgezette woon
complexen voor ouden van dagen
tot stand gekomen. Dit begin moge
uitgroeien tot een volwaardige
voorziening op dit gebied.
Over de andere problemen Van
bejaardenzorg is eigenlijk de pe
riode van studie en rapporten pas
begonnen. De gedachte is wel eens
geopperd de pensioengerechtigde
leeftijd te verhogen, doch dan
worden de moeilijkheden inzake
het verkrijgen van een plaats op
de arbeidsmarkt voor jeugdigen
weer groter. We staan hier voor
een complex, dat waarachtig niet
gemakkelijk te ontwarren is.
BERUSTING
ET is echter nodig, dat men
wijdt aan het zoeken van geschik
te oplossingen. De oude van dagen
heeft ook recht op een zinvol le
ven en als zijn lichamelijke toe
stand hem niet dwingt tot rust,
zal aangepaste arbeid er de beste
Inhoud aan geven.
Zo kan de kunst van oud-wor
den én oüd-zijn vergemakkelijkt
worden, wat de levensomstandig
heden betreft.
Wat natuurlijk niet overbodig
kan maken de geestelijke midde
len, waardoor de oude van dagen
zich met zijn lot kan verzoenen,
het versterken van het Godsver
trouwen, de genademiddelen, het
UJE laatste jaren nu is men zich aankweken van berusting in de
al meer gaan bezinnen op vergankelijkheid van aller lot hier
vormen van behuizing voor be- op aarde.
kwam dat het slechts klater
goud was.
Toen kwam hij terug. Hij werkte
niet meer met de schoenmakershamer,
maar met een schop. Totdat dan de
dag aanbrak, waarop Piet Aalbers
vijfenzestig werd. Hij stapte naar het
gemeentehuis en kwam in aanmer
king voor de noodwet ouderdomsvoor
ziening. Doordat hij zegeltjes plakte,
kreeg hij ook enig geld van de
ouderdomsvoorziening. De gemeen
telijke instelling voor sociale zorg
maakte met een klein bedrag de we
kelijkse begroting van Piet sluitend..
Zodat Aalbers nu drie pakjes tabak
per week kan kopen.
Zodat hij in de grootste moeilijkhe
den komt wanneer hij over vier of
vijf jaar kleren moet gaan aanschaf
fen.
Zodat van Piet kan worden gezegd,
dat hij een heel leven lang achter het
geluk heeft aangelopen, maar het wer
kelijke niet heeft gevonden..
Ook niet bij zijn zuster, die goed
voor hem is, maar waar hij zich diep
in zijn hart toch nog een overbodige
vindt.
Daarom gaat Aalbers elke
middag kaarten bij zijn vrien
den in het lokaal, dat de ex
ploitant van het bondsge-
bouw voor dit do>el ter be
schikking stelde.
Het echte geluk van 'n zelf
standigeliep hij tevergeefs
achterna.
Hij is nooit baas geweest in
eigen huis!"
Ook niet in het huis, waar
hij, de bejaardenu zijn da
gen slijt.
£)OOR het voortschrijden van de medische wetenschap en
een steeds groter wordende aandacht voor gezondheids'
zorg en hygiëne, worden de mensen ouder dan voorheen. Er ko
men meer ouden van dagen en daarmee wordt ook het probleem
van de bejaardenzorg sterker naar de voorgrond gedrongen. Van
alle aspecten die dit vraagstuk heeft, is dat der huisvesting wel
het belangrijkste. Er moeten goede tehuizen komen voor bejaar
den, die aan de ene kant comfortabeler en menswaardiger zijn
dan de „gestichten" en aan de andere kant een redelijke exploi
tatie mogelijk maken
Dat zegt burgemeester Frans Hoebens van Wouw, voorzit
ter van de Katholieke Nationale Federatie van Bejaardenzorg en
onmiddellijk bij de harde praktijk betrokken; omdat de bouw van
een bejaardentehuis een der belangrijkste plannen is, die in zijn
gemeente op uitvoering wachten.
„TK kan u enkele sprekende cijfers
noemen. In 1950 had ons land
771.000 bejaarden, dat is 7 7/10 pet.
'n 1980 zullen er 1.452.000 zijn. of
11 1/10 pet van de hele bevolking
W/E kunnen natuurlijk teruggrijpen
op de katholieke tehuizen voor
bejaarden, maar daarmede is het
vraagstuk niet van de baan. Want de
beschikbare tehuizen kunnen de nood
niet lenigen en voorts zijn ze niet
I altijd in overeenstemming met wat
een gezonde bejaardenzorg eist. Het
is een onding, dat gehuwde bejaarden
bij opname in een gasthuis worden
gescheiden. Dat man en vrouw op
afzonderlijke zalen worden onderge
bracht. Door de nood der omstandig
heden moest die maatregel soms wor
den genomen, maar ten koste van het
geluk der oude mensen en van hun
geestelijke gezondheid.
Er is door het werk in de katho
lieke gasthuizen een goed en groot
stuk werk verricht, maar ook initia
tieven die in de naastenliefde worte
len vragen nu eenmaal, in bepaalde
gevallen, een redelijke financiële
grondslag.
Het is bekend, dat de kostenbere
kening in veel oude tehuizen, veel en
veel te laag is. Er wordt geen afschrij
ving toegepast op de gebouwen en
als de zaak in verval raakt, is er geen
mogelijkheid tot herstel.
MATUURLIJK: men wordt door de
geringe welstand van de bejaar
den gedwongen tot het vaststellen van
minimale tarieven. De onmogelijkheid,
op dit ogenblik, om de inkomsten
overeen te brengen met bouw- en ex
ploitatiekosten, remt de bouw van
nieuwe tehuizen af. Het is een der be
langrijkste taken van de Kath. Fede
ratie voor Bejaardenzorg, deze moei
lijkheid van de baan te helpen.
QP verzoek van het Episcopaat en
onder leiding van het landelijk
Sociaal-Charitatief Centrum is enkele
weken geleden een samenbundeling
tot stand gekomen van alle strevin
gen die het welzijn der bejaarden be
ogen. De vroegere Katholieke Stich
ting voor Bejaardenzorg had gefaald.
De nieuwe federatie heeft afgevaar
digden van de vijf bisdommen tot
zich getrokken en alle instellingen,
die direct of indirect met de zorg
voor .de ouden van dagen te maken
hebben, spreken in de federatie mee.
Men gaat zich realiseren aldus
mr Hoebens dat de bejaarden, hoe
dan ook, een behoorlijke huisvesting
moet worden gegeven. Enkele dagen
geleden had ik een onderhoud met
minister Witte.
Op verzoek van het departe
ment van Sociale Zaken heeft
Burgemeester F. Hoebens.
„Wederopbouw" een kleine
huurcompensatie voor de be
jaarden in het vooruitzicht ge
steld. Een druppel op een
gloeiende plaat natuurlijk. Het
is wel duidelijk, dat verdere
initiatieven op dit gebied door
de departementen van Soc. Za
ken en Maatschappelijk Werk
moeten worden geëntameerd.
Sommigen zijn van oordeel,
dat de charitas voor een goede
en volwaardige bejaardenzorg
verantwoordelijk moet zijn. Op
basis van vrijwilligheid, door
particuliere giften, zouden de
nodige fondsen gevormd moeten
worden. Die oplossing lijkt me
bedenkelijk. Zij baseert zich op
een ideëel, niet op een reëel uit
gangspunt.
De overheid zal, naar ik meen, in
deze een taak moeten hebben. En
men moet dan bedenken dat die taak
haar bestaansrecht vindt in de dwang
van een overgangsfase. De bejaarden
zullen in de toekomst voor zichzelf
moeten kunnen gaan zorgen. Een le
ven van hard werken moet worden
beloond met de mogelijkheid van een
royaal spaarcentje voor de oude dag.
FXIT alles houdt natuurlijk slechts
Ls zijdelings verband met het eigen
lijke huisvestingsvraagstuk. In elk ge
val moeten er tehuizen komen. Wo
ningen. die alleen naar hun uiterlijk
aanzien afwijken van de „gezinshui
zen", maar die de bejaarden niet tot
een levenswijs dwingen, die afbreuk
doet aan hun geluk.
In onze gemeente is er een comité
Bejaardenzorg. Dat comité heeft het
gemeentebestuur verzocht, een tehuis
te bouwen. De gemeente zal dit tehuis
aan de Stichting verhuren, die het
dan exploiteert. Het Rijk springt hij
in de ongedekte tekorten. In verband
met de hangende regelingen, durfden
we nog niet aan de bouw ie beginnen.
De beslissing, dat de bejaarden slechts
een geringe huurcompensatie krijgen,
is ons tegengevallen. We zullen de
hoofden nu hijeen steken om te zien
of we de aannemer opdracht kunnen
geven. In elk geval zal het tehuis een
gemeentelijk, geen gewestelijk karak
ter krijgen. Het Rijk namelijk doet
fifty-fifty met de gemeente.
Zelfstandige huisjes zullen er ko
men, die in de exploitatie het minste
risico geven. En alleen valide bejaar
den komen in aahmerklng. Voor in
valide bejaarden komt er waarschijn
lijk te zijner tijd een „dependance"
van het St. Catharinagesticht in Ber
gen op Zoom.
Voorlopig zullen we eventueel
een derde deel van het geprojecteerde
tehuis kunnen bouwen..