DE VROUWEN HAAR DOMEIN
De Japanse kroonprins leefde als het
eenzaamste kind ter wereld
Anke Servaes
Een vrouw op de achtergrond van het wereldtoneel
MIJN DOCHTER EN DE
PRIVE-EIGENDOM
Akihito lacht nimmer
Mrs Gray bracht wat zon in zijn leven
TWAALFJARIGE IN EIGEN HUIS
Louter liefde
TULBAND" UIT 1920 WEER TERUG
Eéns beloofd....
DE, dagen komen en gaan. De eikels en
kastanjes zijn alle van de bomen geval
len en opgeraapt; in de boomgaarden wer
den de vruchten geplukt, de dagen worden
stiller en stiller. De winter staat voor de
deur. Het is in de eerste dagen van Decem-
drie-en-veertig jaar van een kind, een klein ber en bar koud. Een scherpe wind waait over
Uit nagelaten werk van
4
DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 11 FEBRUARI X954
verder, dat zij alles heeft geprobeerd
om de toekomstige heerser van een
belangrijk land, vertrouwd te maken
met de wereld, met welke hij straks
in vrede zal moeten leven. Zij open
de hem de vensters tot die wereld en
daardoor is zij gaan behoren tot die
vele spelers op de achtergrond van 't
wereldtoneel, wier arbeid soms de
loop der geschiedenis kan bepalen.
KORTE TIJD ge
leden heeft Ne
derland kennis kun
nen maken met de
Japanse kroonprins,
Akihito, die op een
werelreis ook ons
land bezocht. Men
zag een slanke, ern
stige jongeman van
twintig jaar, die ge
reserveerd de eerbe
wijzen in ontvangst
nam en die niet
scheen te kunnen
lachen. Het was de
eerste maal in zijn
leven, dat Akihito
buiten zijn geboorte
land kwam. Zijn kei-
zaam, uiterst lang
zaam, begint men
ook aan het Japanse
Hof in te zien, dat
meer dan ooit de ive-
zerlijke vader had
gemeend, dat dit
voor de algemene
ontwikkeling van de
kroonprins nuttig
zou zijn. Want lang-
reld nu één land van
gemeenschap is. Zich
afzonderen van de
andere landen bete
kent in deze tijd een
bijna zekere onder
gang. Eén der men
sen, die deze gedach
tegang aan het Ja
panse Hof hebben
geïntroduceerd, is
mevrouw Elizabeth
Gray, een Ameri
kaanse, die enige ja
ren na de oorlog on
der tv ijzer es en op
voedster van de
troonopvolger Aki
hito en diens broers
en zusters is geweest.
Mevrouw Gray heeft over de jaren die zij aan het Japanse
hof doorbracht een verslag geschreven, dat zij noemde „De Ja
panse kroonprins, mijn leerling". Hoewel zij er geen woord over
schrijft, kan men toch uit haar verslag opmaken, dat de Japanse
hof dignitarissen het allesbehalve gepast vonden, dat een Wes
terse vrouw met de opvoeding van de keizerskinderen was be
last. Er moet zeker menige intrige tegen haar zijn beraamd. Wel
vertelt mevrouw Gray, dat de hovelingen bepaald in paniek moe
ten zijn geraakt, toen Akihito eens tijdens een vacantie zonder
lijfwacht en andere begeleiders in haar huis vertoefde. Dat was
pas mogelijk, nadat mevrouw Gray drie jaar aan het hof was.
„Ik zou keizer
ivïllen
zijn
.5?
Japan heeft eeuwenlang iedere in
vloed van buitenaf geweerd, maar
toen de Amerikanen na de overwin
ning het land bezetten, kwam hierin
een grote verandering De wetten
werden gemoderniseerd en het kei
zerlijk gezag verloor veel van zijn
glorie.
De adel, die eeuwenlang het land
had geregeerd verloor aan invloed en
na reeds enkele jaren gold in Japan
de zinspreuk: „Eerst McArthur (die
lange tijd bevelhebber van de bezet
tingsstrijdkrachten en feitelijk gou
verneur van Japan was) en dan pas
de keizer". De officieren van het be
zettingsleger gingen een soort midden
stand vormen en zo groot was ten
slotte de Amerikaanse invloed, dat
men Japan al ging beschouwen als 'n
Westers bolwerk in het Oosten. In
hoeverre deze voorspelling bewaar
heid is geworden, valt niet te be
oordelen, doch ongetwijfeld is er in
de Japanse geest in de acht na-oor-
logse jaren meer veranderd, dan vroe
ger in eeuwen.
Scheiding
7 O kon het ook gebeuren, dat
iemand uit het land van de over
winnaars aan het Japanse hof kon ko-
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
men, als opvoedster van de kinderen.
Men koos mevrouw Gray, die ten
zeerste verbaasd was toen zij haar
voornaamste pupil, kroonprins Aki
hito, aantrof als bewoner van een
ongezellig eigen huis op het terrein
van de adellijke school.
Akihito had nimmer het gezinsle-
De Japanse keizer, Hirohito, wordt
„de ondoorgrondelijke monarch"
genoemdAkihito wordt beschouwd
als zijn evenbeeld.
ven gekend. Als kleine jongen was hij
traditie getrouw van zijn ouders
weggehaald. Slechts gedurende het
weekeinde mocht hij hen bezoeken
en voor de rest van de week was hij
omgeven door een aantal oudere
mannen, die voor zijn opvoeding ver
antwoordelijk waren. Zelfs zijn jon
gere broertje, Masohito, van wie de
kroonprins buitengewoon veel hield,
mocht hjj nooit zien.
Jarenlang heeft mevrouw Gray ge
probeerd de beide kinderen Akihito
was toen 12 jaar oud samen te la
ten wonen, doch al haar pogingen lie
pen op niets uit.
Spelletjes
1~)E oorzaak hiervan was de aan het
Japanse hof sterk in aanzien zijn
de stelregel: „Verdeel en heers." De
leden van een familie zijn beter on
der controle te houden als men ze van
elkaar scheidt.
Zo moest mevrouw Gray, naar ze
in haar verslag vertelt, proberen op
een andere manier wat vreugde en
variatie in dit kille kinderbestaan te
brengen.
Zij nodigde de prins, te samen met
andere Japanse, maar ook Ameri
kaanse kinderen des middags op de
thee om spelletjes te doen. Later wer
den die spelletjes zelfs gedaan aan de
keizerlijke familietafel. Wie Japgn
kent, beseft hoe groot deze overwin
ning in feite was. Er ging heel wat
aan vooraf eer het zover was, dat de
keizer en de keizerin iets van de leef
wijze van hun oudste zoon gingen be
grijpen. Het ijs bleek pas gebroken,
toen de keizerin een persoonlijke
vriendin van mevrouw Gray was ge
worden en toen ook de drie prinses
sen vriendschap met haar hadden ge
sloten.
Vreugdeloos
AKIHITO was, zo schrijft mevrouw
Gray, een kind dat nooit sponta
niteit en vreugde scheen te hebben
gekend. Nooit vergat de jongen dat hij
was voorbestemd, eens de keizer op te
volgen. Hij leefde ieder uur van de
dag als een toneelspeler en nooit viel
hij uit zijn rol van troonpretendent.
Mevrouw Gray had de kinde-
KROONPRINS AKIHITO
...■ernstig....
ren van haar klas Amerikaanse
voornamen gegeven, omdat zij
hun eigen namen verwarrend
vond. Toen zij Akihito vertelde,
dat hij tijdens de lessen met de
naam „Jimmy" zou worden aan
gesproken, antwoordde de
kroonprins gebelgd: „Nee, ik
ben prins", maar tenslotte ac
cepteerde hij toch die voor hem
zo vulgaire naam.
Toen mevrouw Gray de kinderen
eens vroeg wat zij zouden willen
worden, antwoordden .ze stuk voor
stuk: „Ik zou keizer willen zijn."
Akihito was een stille jongen, die
nooit'zelf met een plan zou komen.
Er ging heel weinig van hem uit. Hij
stelde veel belang in de natuurweten
schappen en deze studie scheen hem
wel bevrediging te geven. Hij liet
daar trouwens nooit iets van blijken.
Later, toen hij de middelbare school
had verlaten en een universiteit be
zocht, veranderde hij wat en gedroeg
hij zich ook wat meer sociaal dan vroe
ger. Doch zijn gereserveerdheid bleef
hem kenmerken.
Vriendschap
ETEN aanwijsbare overwinning heeft
mevrouw Gray in haar tijd aan 't
Japanse hof nooit behaald, maar zij
heeft in elk geval de vriendschap van
de keizerlijke familie verworven. En
dat betekent reeds veel. Zeker is het
I 7Q'N MOEDER van een groot ge
zin vind ik altijd een beetje
een heilige. Ga eens op bezoek bij
zo'n vrouw en je zult het gevoel
hebben bij je eigen moeder te zijn.
Ze stralen als het ware goedheid en
begrip voor andere mensen uit. Zij
xehoren tot die o zo kleine groep
an vrouwen, die haar eigen moei-
ikheden nooit onoverkomelijk zul-
n vinden. Omdat zij zijn ingesteld
-> het heil van een grotere gemeen-
hap: haar gezin.
Een poosje geleden was ik bij
>'n moeder en toen hadden we
en heel typisch gesprekje. Die
noeder vertelde me namelijk, dat
ze een boek over opvoedkunde had
gekregen. Het was niet zo'n onkies
gschenk als je zou denken, want
deze vrouw was verstandig genoeg
om te beseffen, dat zelfs zij nog wel
het één en ander over het opvoe
den van kinderen zou kunnen le
ren. Zelfs met die schat aan erva
ring die ze bezat. Maar het boek
had haar eigenlijk alleen maar nare
gedachten bezorgd. Vanaf het mo
ment, dat ze met lezen was be
gonnen. had ze steeds tegen zichzelf
moeten zeggen: „Dat heb je altijd
verkeerd gedaan en daar heb ji.i
nooit aan gedacht". Ze had eigenlijk
nu pas begrepen, dat er een „we
tenschap" voor het opvoeden be
stond.
„Het staat er allemaal zo logisch
in", vertelde ze. „Als je dat ver
keerd doet, dan gebeurt er. later dat
en als je zus nalaat, dan zit je la
ter met de gevolgen van zó. Maar
aan die dingen heb ik nooit gedacht.
De hemel weet hoeveel onheil ik
onbewust heb aangericht!" Dit
kunnen we om ons heen in alle
toonaarden horen en dat is jammer
voor de paedagogen- èn voor de le
zers van hun pennevruchten.
Bijna zou je willen, dat er een
wettelijk voorschrift bestond, op
grond waarvan er op iedere blad
zijde van een boek over opvoed
kunde moest staan, dat het eerste
en grootste gebod van die hele reeks
van paedagogische „gebod.ies", lief
de is. Want daar berust het hele
stelsel op: louter op liefde.
Een liefdevolle moeder mag eens
zondigen tegen de leer, naar de
geest is zij feilloos geweest en dat
zal haar kind nu of later ook begrij
pen. De echte, opofferende liefde
van een moeder is het grootste goed
dat zii bezit en daarvan kan zij
haar kinderen in rijke mate mee
geven het leven in.
Men zou allen, die zich hoe dan
ook met paedagogie bezighouden, in
de eerste plaats moeten leren lief
te hebben. Een opvoedkundige, die
zou uitgaan van het kind als „ma
teriaal" heeft nimmer roeping ge
had. Want al die opvoedkundige
voorschriften hoe waardevol het
ook is om eens in klare taal te ho
ren wat je onbewust al begreep en
om de liefde tot het kind door toe
passing van het verstand nog waar
devoller te maken steunen op:
liefde. Heel eenvoudig gezegd: de
liefde is het materiaal: de weten
schap is de vox-m die dit materiaal
krijgt om tot een waardevol stuk
gereedschap te worden.
Kon men alle opvoeders de liefde
leren, dan zou de paedagogie voor
een groot deel overbodig worden.
Want eigenlijk is opvoedkunde:
liefde.
IA/AT VOOR MIJ een wandeling
is, is voor mijn dochter een
ontdekkingstocht. De geestdrift,
waarmee zij het nieuwe tegemoet
treedt, zal ongeveer gelijk zijn aan
die van Columbus, toen hij zijn
mannen op San Salvador aan land
zette. Een blaffende hond vervult
haar met onuitsprekelijke verbazing
en een poes, die op een schutting
haar uren verdroomt, kan ze gade
slaan als gold het een nieuwe, zeld
zame aanwinst van Artis.
Verder heeft ze de hebbelijkheid,
ieder kind een hand te geven; een
misschien sympathieke gewoonte,
die mij nochtans met zorg vervult.
Want bij voorkeur laat ze haar oog
vallen op leeftijdgenootjes, die in
gezelschap zijn van charmante,
glimlachende dames. En terwijl zij
zich dan met zo'n telg van een on
bekend geslacht onderhoudt, moet
ik, fatsoenshalve, met de begelei
dende volwassenheid converseren.
Sommigen zijn daar sterk in. Ik
niet. Misschien ben ik een slechte
improvisator. Als zo'n glimlachende
dame die dochter van me met wel
gevallen aanschouwt, kan ik geen
gesprek beginnen. Ik kan dan na
tuurlijk zeggen: „Ziet ze er niet
aardig uit?" of „Raad eens hoe oud
ze is" of „Lekker weertje van
daag..-." Maar al die dingen voldoen
me niet. En ik weiger ten enen ma
le een wildvreemde juffrouw te la
ten delen in minder algemene za
ken, die mijn belangstelling hebben.
Maar niet alleen daarom is de
voorkeurloze gemeenzaamheid van
mijn dochter met mensen en dingen
mij vijandig. Mijn antipathie ertegen
heeft nog andere redenen. Een
ervan is, dat ze het verschil nog
niet kent tussen mijn en dijn. Met
een vertederend lachje gaf ze een
dag of wat geleden haar buurmeisje
de hand, waarna ze zich kalm ver
wijderde met het pakje sigaretten,
dat gezegd buurmeisje voor haar
vader had gehaald- Hetzelfde doet
ze met poppen, koekjes, toffees en
verwaarloosde teddy-beren. Als ik
de voorwerpen had verzameld, die
Dymphy met bedrieglijke onver
stoorbaarheid de jeugd uit de nabu
rige straten heeft ontfutseld, kon ik
een kleine bazar beginnen.
TJ KUNT mijn bezwaren hiertegen
overdreven vinden, maar dan
realiseert U zich de gevolgen niet.
Dat pakje sigaretten, waarvan ik
U vertelde... Kon i k weten, dat
mijn dochter het had geconfisqueerd
en dat de sigaretten, die ze bij me
op tafel legde, van buurmans cen
ten waren gekocht? Op slot van re
kening drukt mijn vrouw haar ook
wel eens een pakje in de hand. „Bij
papa brengen", zegt ze dan. En mijn
dochter gehoorzaamt. Maar nu kwam
buurman binnen. En buurman zei,
dat mijn dochter van zijn dochter
een pakje sigaretten had afgeno
men. En dat het inderdaad de siga
retten moesten zijn, die daar op ta
fel lagen, want hij rookte dat merk.
Het zou allemaal zo bedenkelijk nog
niet geweest zijn, als ik het pakje
niet had opengemaakt en van de
inhoud had meegedeeld aan mijn
huisgenoten. Met vereende krach
ten zaten we buurmans sigaretten
soldaat te maken. En mijn dochter
stond erbij als een sociaal-voelende
roverhoofdman, die met voldoe
ning vaststelt, dat zijn mannen niets
tekort komen.
Ze heeft de wereld ontdekt en de
wereld is van haar. Cisteren nog
hep ze op een volwassen rookworst
te kluiven, die ze binnen haar be
reik had gevonden. En even tevo
ren had ze de kolen uit de kit in
een fruitschaal overgeladen, omdat
ze daar beter tot hun recht kwa
men. Ze herordent de dingen naar
eigen smaak en inzicht en mijn
vrouw heeft daar wel eens zorgen
om. Volgens haar horen kolen niet
in een fruitschaal thuis. Maar die
mening is natuurlijk van een be
trekkelijke waarde. De inzichten van
de gaande en de komende generatie
botsen altijd. Ofschoon ik moet toe
geven ,dat de wereld een vreemd
aanzien zou krijgen als de vormge
ving der dingen aan mijn dochter
werd overgelaten.
J. V.
LIESBETH
TN jeugdige overmoed heeft William
Kemp uit Inglewood, Californië,
zijn bruid Frances op hun trouwdag
beloofd, dat hij haar elke morgen een
kop thee op bed zou brengen. Zij
lachte maar eens. Mannen beloven
vaak erg vlot. Maar William heeft
woord gehouden. Hij is nu 80 jaar oud
en Frances 82. William heeft reeds
21.940 koppen thee gebracht. Hij
hoopt er nog minstens 20 jaar mee
door te gaan.
J?
£)EZE wintermaanden heeft de
jonge Nederlandse hoeden-
ontwerper Dick Holthaus zich
op het ijs begeven dat, ondanks
onze bevroren grachten en elf
stedentochten, misschien ner
gens zo glad is als in de mode
wereld, speciaal die van Parijs!
Samen met Suzanne Talbot, een
der bekendste Parijse modistes,
heeft hij voor het voorjaar een
collectie samengesteld die, hoe
men er verder ook over moge
oordelen, in staat is gebleken de
aandacht van een internationale
pers te trekken.
Op een kleine persshow van „Dé-
1-èck" werden 25 modellen getoond
van de 50 die hij voor Suzanne Talbot
heeft gemaakt. Een ster-mannequin
van Hubert de Givenchy de be
roemde Bettina zelf werd door een
contract vastgehouden was ijlings
komen aanvliegen en zou ijlings, mèt
de hoeden! weer terugvliegen.. Kan
een Nederlands ontwerper nog meer
succes hebben in het buitenland?
We hebben dus kennisgemaakt met
een vernieuwde „ligne corsaire", die
alleszins origineel is, en die In onge
veer drie typen hoeden het best tot
uiting komt.
Uit: „l'Heure des dames"
T ANGZAAM aan is de zomer voor-
Td bij. De avonden beginnen al kou
met haar kleintjes bij buurvrouw Hennema
binnen loopt, dan komt Froukje ook niet
der te worden, de dagen worden kor- vrout* lachemito^hoT Froukj e mlt^dat
ter. De najaarsstormen schudden aan kleine grut omhaspelt. Froukje doet dan
de vruchtbomen en kastanies en kudruchtlg en vrolijk en stoeit met ze, om
eiken en de grond ligt bezaaid Dm eens,kI,aps ,met®en kordaat gebaar en een
eiK.cn en ue gionu ligt Dezaaid. Um resolute stem het spel af te breken. Buur-
vier uur stormen de kinderen vrouw zei eens goedhartig: „Jij zou 'r ook
juichend de schooldeur uit. Als VO- best mee kunnen omspringen! Vooruit, meid,
geitjes storten ze zich overal neer zorg lar!Szamerhand ook 'ns voor de wieg!"'
waar kastanjes en pikela licrrfav,- u „Wij hebben nog de tijd hoor!" antwoord"
Waar kastanjes en eikels liggen; Zij de Froukje lachend. Maar in haar denken
proppen hun zakken er mee vol,
zelfs hun petten staan er bol van.
Dan rennen ze naar huis om een
mand of oude zak: er liggen er nog
zoveel!
TTROUKJE, de vrouw van Jan Hennema,
I u,u,u„„„„i-J
was er weer die plotseling verlammende
angst, dat zij al drie-en-veertig is. Een snelle
blik op het Mariabeeld in de hoek en ze
voegde er aan toe: „Jan en ik hebben 't im
mers best met mekaar; we wachten maar
af."
„Wel ja, meid," vond buurvrouw Pen-
hoort buiten het speelse gedoe van al die ters en ze keek begerig rond in de fijne
omgeving van keurige meubeltjes en mooie
spullen: „jullie hebben 'n vast weekloon en
zoveel ruimte. Bij ons is 't weer zo ver."
En ze stond op, „kom, ik verpraat m'n
tijd' en ze ging weer, met de twee hum
mels, een op haar arm en een aan haar
rokken.
Nil JAN
kinderen vlak bij haar huis onder de oude
kastanjeboom, die Grootvader Hennema ook
reeds als jongen in klom, om te schudden
en van uit de hoogte zijn makkers met de
scherpe projectielen te bekogelen. Haar ge
hele tuin en een stuk van de laan zijn er
mee bezaaid: met kastanjes en met kinde
ren. Froukje kijkt gretig naar ze, maar zij
houdt het vitragegordijn dicht, omdat ze
zelf niet gezien wil worden: wat hebben de
anderen er mee nodig, waar zij van droomt?
Ze zijn laat getrouwd, Jan en Froukje, ver
leden jaar. Froukje droomt ondanks haar
mensje van haarzelf. Zij bidt er voor, elke
morgen, iedere avond, eigenlijk elke keer,
als ze de kamer weer binnen komt, In de
hoek staat .Moeder Maria met Haar wijze
lach en Haar geduldig gebaar, waarmee zij
ieder mensenkind aanhoort en zegent. Zo is
Froukje's leven één gebed geworden en
geen minuut is zij alleen: overal, waar zij
zit en waar zij gaat, is haar gedroomde kind
bij haar. Zij heeft het er vaak moeilijk door,
want achter haar woont het gezin Penters
met hun twee hummels. Het plaatsje achter
huis is maar heel klein, zodat de kinderen
Penters vlak bij haar deur komen, wanneer
ze buiten spelen. En ook wel eens er bin
nen, want de deur staat vaak open, als
Froukje aan de was is of aan het kleedjes
kloppen. Dan komen Hansje en Rita Penters
naar binnen dribbelen.
A LS de twee alleen binnen zijn, zonder
Moeder, is Froukje heel stil en teder pLOTSELING zegt
met ze. Dan neemt ze de kleine Rita op en
zet haar op tafel, terwijl ze Hansje op
schoot tilt. Zo omvat iedere arm van haar
een kinderlijfje en de aandachtige gezich
tjes zijn vlak bij het hare. Als poezen spin
nen de kleintjes tegen haar aan en ze lachen
wat en laten zich geduldig koesteren, want
hun Moeder is niet zo zachthandig; die heeft
het veel drukker dan Froukje, omdat ze,
naast haar huishouden, wast voor andere
mensen en bovendien een kostganger heeft.
Zo komt die niet aan deze tederheid toe.
de velden, op het huisje van Jan en
Froukje aan, die vanavond vroeg de lamp
aandoen en de gordijnen sluiten en dan hun
trots, de nieuwe radio aanzetten. Jan legt
zijn benen op een stoel tot vlak bij de
kachel; hij stopt zorgvuldig zijn pijp. De
twee knikken elkaar eens toe. „Best zo,
wat vrouw?" vraagt hij en Froukje knikt
terug: „best, hoor!" Haar stem klinkt warm
en zij meent het: nu is Jan er en zijn ze
samen in de stille sfeer van hun besloten
huiskamer, waar het veilig is; dat andere
laat er zich door wegduwen, naar de twee
de plaats. Daar blijft het stil wachten
tot morgen, wanneer zij weer alleen is en
Jan op het land werkt bij hun huis of in de
tuinen der villa's in de buurt. Overal heeft
Jan zijn vaste werkdagen en iedere Zater
dagavond komt er een flinke duit in de
beurs.
„Moeder
Froukje:
vroeg of we met Sinterklaasavond thuis
komen." „Thuis" is het ouderlijk huis van
Froukje; daar zijn Vader en Moeder en
twee zusjes, jonger dan Froukje; haar oudere
broer is al heel lang getrouwd en heeft een
gezin met vier kinderen.
voelt zich ook warm worden van geluk: ze
hebben immers elkaar, en zo zal het zijn,
Donderdagavond. Zonder meer beslist zij:
,,'k zal 't ze morgen even zeggen!"
Over tafel steekt Jan haar zijn grove
werkhand toe. Klein en koud ligt de hare
er in.
„Kom wat dichter bij de kachel,
vrouw!" Jan staat op en trekt haar stoel
ook bij het vuur. Zo zitten ze samen de
verdere avond mèt de muziek uit de
radio en met hun gedachten, die uitgaan
naar Donderdagavond. Jan verkneutert
zich al bij voorbaat, als dat allemaal op
tafel komen zal, wat hij voor zijn Froukje
gaat kopen. En Froukje staart in het vuur
en voelt zich klein en veilig naast Jan,
zonder nu dat hunkeren naar dat andere,
wat ze soms zo duidelijk voor zich ziet,
dat ze er om lachen moet en huilen
tegelijk..
£)E volgende morgen „thuis" zegt ze, dat
zij samen met Jan Sinterklaas gaat vie
ren. Het is moeilijker om het te zeggen dan
gisterenavond. Toen leek het eenvoudig en
vanzelfsprekend, samen in de warme veilige
kamer met Jan. Nu is er Moeders vragende
gezicht, dat het moeilijk maakt en waardoor
Froukje haar Moeder maar niet te lang aan
kijkt. Ze doet opeens luidruchtig en vrolijk
en de oude vrouw schenkt nog eens een
bakje koffie en vraagt, zonder inleiding
plagend: „D'r is toch niks aan 't handje bij
jullie? zo twee parkietjes.,.."
Froukje trekt even met haar gezicht;
de zusters beginnen te gichelen. „Die
Frouk!" zegt de oudste, „wacht maar ,die
verrast ons nog 'ns!" en verlangend laat ze
er op volgen: „Hè, meid, Frouk, wat zou dat
echt zijn, jij hier met zo'n kleine Jan!" Dan
merkt de andere zuster op ,dat het ook een
zij kan zijn. Allen lachen en de vrolijke
toon blijft.
Tot Froukje opstaat. Eenmaal uit het
ooievaar, die zün boodschap aflevert, hier, VY/ANNEER het stil geworden is in
ln hun huis, op hun tafel, zo vlak bü, bin- -u t i 7. i -i v.
nen het bereik van haar handen. Een namaak "U1S en ^an slaapt, laat Zl] Zich
kindje, een grap: Hun kleine Jan. heel voorzichtig weer uit bed glijden.
Op de tenen sluipt ze de trap af. Be-
TAN lacht even, hard en stroef. Froukje neden gaat ze de kamer binnen> Het
merkt het niet: ook niet, dat Jan plot- m i i.T
seiing het pak met papierrommel en al op- stikdonker om haar heen, maar op
neemt en achter de divan gooit met een: de tast Vindt ze de divan. Licht ma-
„dat ruimen we morgen wei op!" Dan slaat ken durft ze niet uit angst, dat Jan
hij zijn armen om zijn vrouw heen. „Voor- de knip zal horen. Zoekend gaan
uit, meid", zegt hij dringend, „daar is 't nou handen dnnr de ruimte tnssen
Sinterklaas voor"; maar zijn stem klinkt nanaen noor üe ruimte tussen
harder dan nodig is en hij zegt het moei- divan en raam, tot ze de aanraking
lijk. Hij kucht eens, omdat Froukje maar van het poppengezichtje voelt. Zo
geen antwoord geeft en hem niet aankijkt zacht als zij gekomen is, gaat ze dan
weer naar boven. Jan slaapt nog
steeds. Froukje schuift heel be
dachtzaam de lade van haar kast
open en er is het geluid van krakend
hout. Plotseling vraagt Jan, of er
wat is, wat ze doet?
„Ik zoek 'n zakdoek", stamelt Froukje
verschrikt, „slaap maar weer." Enige ogen
blikken later ligt zij weer naast hem. In
de la van de linnenkast ligt nu de nage
maakte baby, kleine Jan.
De volgende morgen in de vroegte laat
Jan zich uit bed glijden. Froukje slaapt nog.
en niet eens beweegt. „Kom, Frouk, we
gaan verder", dringt hij aan, „toe!" Hij
neemt haar hand, maar zij durft niet te
verroeren. Wat moet ze nou verder? wat
wil Jan van haar?
Terwijl ze zo staat, heeft ze niet ge
merkt, dat er weer gebeld werd. Jan is al
naar de deur gegaan. Nu komt hij weer
binnen en zijn stem klinkt warm van dank
baarheid en opluchting: „Hier hebben we 't,
hoor, 't pak van thuis!"
Nu„ pas kijkt Froukje op. Goddank, gaat
het door haar heen.„Hoe weet je
't?" vraagt ze gretig, en Jan antwoordt, dat
Ook Jan is druk in de weer gedurende
de tijd, dat hij thuis is. En de spanning en
verwachting groeien naar de avond toe.
JsJU is het zo ver. Ze hebben vroeg gege
ten. De kachel snort en op stafel staat
het Zondagse servies. De koffie geurt.
Zullen ze nu beginnen? of het nog be
waren? Zo is het ook best, het samen zit
ten in de warme kamer met het zeker we
ten, dat het komen zal, hun goede gave
voor elkaar, hun liefste gedachte, hun wil
om te geven.
Dan wordt er gebeld. Blij staat Froukje
op. ,,'t Pak van thuis", zegt ze nog gauw in - -
het voorbijgaan naar de voordeur. Jan Annie zaS weg lopen en dat hij Iet heeft Voorzichtig, op zijn sokken, sluipt hij naar
Enkele ogenblikken horen lachen: ,,'n schik, dat ze hadden!" On- beneden, de kamer in.
„Wanneer is 't ook weer?" vraagt Jan, gezicht van „thuis", haast zij zich naar haar
alsof hij zijn antwoord uit wil stellen, en eigen veilige huis.
hij staart in het vuur en wacht. De komende dagen onderdrukt zij haar
„Donderdag toch!" Froukje is verbaasd verlangen met druk bezig zijn voor de
en ze vraagt^ dringend: „hèb je dan wat?" Sinterklaasavond: alles voor Jan. Af en toe
„Hebben", zegt Jan, „ik heb jou" en hij moet ze er zelf om lachen, zo een onzin zij
fn »ucuuc" «sgi uan, „ik ned jou en nij moet ze er zen om
wanneer "1 eens even wel tijd heeft en blijft haar aankijken, warm en vol. Froukje weet te bedenken.
hoort haar open doen. Enkele ogenblikken
blijft het stil. Als ze weer binnen komt,
springt Jan op om haar te helpen dragen
en samen leggen ze het pak op de divan.
Het is zo groot, dat het niet meer paste
naast het koffieblad op tafel. Maar bij de
divan is het te duister en Froukje ruimt
vlug de tafel leeg.
Jan zegt dan: „nee, jij mag 't open ma
ken, 't is van jou thuis! Vooruit maar",
spoort hij aan, als zij nog even aarzelt.
De touwtjes gaan van het pak, papieren
komen tevoorschijn, kranten, een massa
snippers, daarna weer touwen.
Froukje glimlacht gespannen. Zij zegt
nog even tussen het uitpakken door: „Niks
voor Moeder, die rommel! dat mochten we
thuis nooit, daar vonden ze geen aardig
heid aan!"
Jan oppert: „Zou 't dan wel van thuis?
zag je iemand weglopen?"
^ee, Froukje heeft niemand gezien; het was
stil buiten en het bleef stil. Ze heeft
wel getracht, de duisternis in te turen en
het lichtje boven de voordeur had ze aan
geknipt. „Maar ze hielden zich natuurlijk
koest", zegt zij en weer grijpen haar vin
gers in papier en weer. Dan is het opeens,
of ze zich brandt, zo vlug trekt ze de han
den terug. Haar adem stokt, zij voelt, dat
ze wit wordt. Er is een mandje tevoorschijn meidje, morgen weer 'n dag, wat jij. Zullen
gekomen en daarin ligt een pop, een kleine we maar gaan?" en hij voegt er aan toe:
rose speelgoedbaby. Het ronde mondje „die rommel, laten we liggen, die ruimen
lacht, grote blauwe ogen kijken Froukje we morgen wel op."
uit het poppcngezicht helder aan, en aan het Froukje gaat mee. Zij weet, dat het toch
voeteneind van het mandje staat een kleine moet.
dei-wijl maakt hij alvast het pak voor
Froukje open. Zij kijkt belangstellend toe.
Ze hoeven ditmaal slechts weinig papieren
los te maken. Dan liggen daar de gezellige
en mooie dingen, elk apart in een vloei ge
wikkeld. De doos banket staat bovenop; dan
volgen de wanten, de das, de chocolade let
ters, en voor Froukje is er een lap voor een
japon bij met een speld in dezelfde kleur.
En nog meer; van alles om rijk mee te zijn,
gul gegeven en van harte gegund.
Het wordt nu weer goed bij Froukje
van binnen; zij krijgt weer kleur op haar
gezicht en haar handen worden weer warm.
Bedrijvig schenkt zij de hete koffie in voor
Jan en voor haarzelf: ze zijn weer samen.
Zo is het goed, houdt ze zich voor ,het le
ven in dit huisje, in deze kamers, die ze
wil blijven vullen met haar liefde en goede
zorgen voor hem, zoals hij het voor haar
doet.
Nu is niet zijn eerste
werk, de kachel aanleggen en water op
zetten voor de thee. Vandaag gaan zijn han
den zoekend door de ruimte achter de di
van. Hij buigt zich dieper. Tenslotte schuift
hij de divan wat opzij. Niets dan kranten,
massa's snippers en wat touw; èn een leeg
mandje. Even staat hij in gedachten. Hij
kende dat gevoel niet. dat Froukje wel kent
en dat haar vannacht naar beneden deed
gaan. Hij begrijpt het nu opeens, terwijl hij
alleen staat in de ontredderde kamer, die
nog koud is. Maar zijn hart wordt warm,
nog warmer dan anders voor zijn vrouw,
die de avond zo moedig doorstaan heeft ter
wille van hem. Vlug opruimen, gezellig ma
ken, gaat het door hem heen en hij begint
flink en handig.
Wanneer enige tijd later de deur open
gaat en Froukje binnen komt en betuigt,
hoe het haar spijt, dat ze zich verslapen
heeft, brandt het vuur in de kachel en
De avond blijft goed gevuld, de uren schenkt Jan net haar eerste kopje thee in.
gaan voorbij. Tenslotte worden ze stil van
alle bedrijvigheid en volte om hen heen. is het ook weer goed, en overal in huis
-lx. i -« ;s jjgj g0ed| 0p de tafeh waar het brood
Het is laat geworden. Het lijkt wel, of
Froukje tegen de nacht opziet, waarin Jan
slapen zal en zij wakker liggen en het weer
beleven, dat heel moeilijke van het begin
van de avond.
Eindelijk staat Jan op. Hij geeuwt: „Kom
staat te wachten, achter de divan, waar niets
meer ligt. Boven, in de la ligt haar geheim;,
waar ze geen afstand van kon doen. Zo is
het immers in zoveel huizen, in zoveel ia
den, bij zoveel mensen? Maar ook overal,
waar een plaats voor Haar ingeruimd is,
staat Moeder Maria naast al die mensen met
Haar wijze glimlach en Haar teder gebaar,
waarmee Zij ieder mensenkind zegent, en
helpt, ieders last mee te dragen.
ANKE SERVAES