dat de berg der
Het geheim
inscripties prijs gaf
Zeeuwsch-Vlaanderen
helicopterlijn strijden
blijve voor
Een maal, dat zelfs
zou smaken
PALLIETER
RICHMOND,
WAAR EEN
DE DOOD
VERGISSING
KAN ZIJN
DE VLUCHTHEUVEL" lijdt
een wankel bestaan
jaren
Merkwaardige en moedige expeditie
naar een heilig ideaal
DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 8 FEBRUARI 1954
SNELLE VERBINDING NAAR 'T NOORDEN
HET GROOTSTE VOORDEEL
Belang voor industrie
Bossche bisdom viert
heiligverklaring Pius X
IN DE MYSTIEKE EXTASE VAN DE WOESTIJN
Het Mussen- en Mollengilde van Oud-Ginneken
PARADE VAN DEFTIGHEID
Jaarlijks feest
'oe t ook lij
hoort er bij!
DORST EN HONGER
Bedreigde koffie tent langs rijksweg Breda-Tilburg
R. W. S. snijdt klanten.de pas af
Laatste
bombardement
SPORT IN T KORT
EXAMENS
MARKTEN
94e J/
p^EEDS IN JANUARI 1953 wezen wij op de mogelijkheden, welke een heli-
copterverbinding voor Zeeland, en speciaal voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
kan hebben, als het er om gaat bepaalde verkeersproblemen jp te lossen.
Destijds klonk dit nog al fantastisch.... maar het was toen ook nog geen
1 Februari 1953 geweest! Jen maand later evenwel was een hefschroefvlieg-
tuig in Zeeland een normaal geworden verschijnsel en dezer dagen, toen de
vorst enkele gebieden isoleerde, waren het weer helicopters, die uitkomst
brachten.
Hoe vlug het hefschroefvliegtuig zich populair gemaakt heeft, bewijst wel
de grote aandrang, welke velen uitoefenen op het instellen van vaste helicop-
terdiensten. Daarbij is het voornamelijk Zeeland, dat met een binnenlands
luchtnet zeer gebaat zou zijn.
neer straks beslissingen genomen moe
ten worden. De Kamer van Koophan
del mag daarom niet alleen gelaten
worden in haar actie. Vele andere in
stanties officiële en onofficiële
hebben de taak hun stem mede te ver
heffen.
Voor de eerste Zeeuwsch-Vlaamse
heliport zal dan hoogstwaarschijnlijk
Terneuzen in aanmerking komen. Ten
eerste is deze grootste stad van het
gewest enigermate centraal gelegen
(en nog meer wanneer het Braakman
wegennet gereed is en aangesloten is
op bestaande verkeerswegen) en ten
tweede is Terneuzen het centrum van
een uitgebreid en belangrijk industrie
gebied, dat in de toekomst ongetwij
feld nog aan omvang winnen zal
TE PRIJZEN VALT het initiatief
van de Kamer van Koophandel
voor Zeeuwsch-Vlaanderen, welke al
het mogelijke doet om de opname van
Zeeuwsch-Vlaanderen in een even
tueel helicopternet te bevorderen. De
daartoe opgerichte commissie heeft
van het begin af aan de belangen van
dit gebied onderkend en het was uit
eigener beweging, dat men zich van
bepaalde zijden (o.a. van de Rotter
damse Kamer van Koophandel) tot
de Zeeuwsch-Vlaamse belanghebben
den wendde.
Men moet uiteraard voorop stellen,
dat alle activiteiten ten gunste van
een helicopterverbindine geenszins in
houden, dat Zeeuwsch-Vlaanderen niet
zal blijven strijden voor alle overige
bestaande verbindingen, voor de even
tueel nodige uitbreiding daarvan en
voor het instellen van nieuwe. Met
andere woorden: als er een helicopter
lijn geopend zou worden, welke in een
half uur verbinding geeft met Rotter
dam, wordt de directe busdienst Sluis
kilBreda in 't geheel niet overbodig,
is opvoering van de frequentie en
capaciteit van de Scheldeveren nog
steeds even dringend en blijft in de
toekomst een vaste-oeververbinding
met de Brabantse wal een zaak, die
aandacht en bestudering waard is.
GROTE MOGELIJKHEDEN
""TROUWENS, een helicopterlijn kan
er niet zijn voor het normale, mas
sale reizigersvervoer. Ten eerste
zal dat voorlopig toch wel iets te kost
baars blijven, ook al zullen de tarie
ven (voor luchtverbindinge'n) tamelijk
laag kunnen zijn. Ten tweede echter
zal de capaciteit nooit zo groot kun
nen worden als bij het normale reizi
gersvervoer te land. De toekomstige
hefschroefvliegtuigen dienen wel be
hoorlijke „luchtbussen" te zijn, doch
meer dan 40 a 50 passagiers zullen zp
de eerste jaren niet kunnen bevatten.
Toestellen van deze grootte zijn op dit
moment eigenlijk nog halve „labora
torium-exemplaren."
Niettemin, al moet de reismogelijk
heid per helicopter nog een aanvang
nemen en al zal het begin schuchter
zijn, er zitten voor Zeeuwsch-Vlaan
deren, evenals voor b.v. Schouwen-
Duiveland (dat ook om opname ge
vraagd heeft) grote mogelijkheden in.
In het eerstgenoemde gebied kan
het hefschroefvliegtuig n.l. van groot
belang zijn voor de noden van de
grote industrieën, die vaak te kampen
hebben met de moeilijkheden, die de
ïog altijd trage reismogelijkhied ver
oorzaakt. Als een zakenman in het
Noorden plotseling naar het buiten
land moet, kan hij een uur later in
het vliegtuig zitten. Voor de Zeeuwsch-
Advertentie)
Vlaamse industriëlen betekent een reis
naar Schiphol een groter moeilijkheid
dan die van Schiphol naar b.v. Lon
den.
TERNEUZEN KANSHEBBER?
ONGETWIJFELD zal t.z.t. het vraag-
stuk aangesneden moeten worden:
waar komt de landingshaven of, zoals
men dit noemt: de heliport voor
Zeeuwsch-Vlaanderen? Dat het voor
alsnog slechts een heliport voor de
gehele streek zal zijn, is wel duidelijk.
Te denken aan een zo uitgebreid he
licopternet. dat de heliports als knoop
punten her en der verspreid liggen,
zou op dit moment al te vooruitziend
zijn, al komt waarschijnlijk de tijd
dat de „luchtbussen" talloze, nu nog
ondenkbare, lijnen zullen onderhou
den.
Hoe deze zaak zich echter ontwik
kelen zal: het blijft noodzakelijk, dat
men in Zeeuwsch-Vlaanderen attent
blijft en zich laat horen, vooral wan-
T)E VIERING van de heiligverkla
ring van Paus Pius X zal in het
bisdom Den Bosch worden verzordd
door de St. Gregorius-vereniging, de
liturgische Vereniging en het Eucha
ristisch Secretariaat.
Zij geschiedt op Drievuldigheids-
Zondag, te Boxtel De Eucharistische
H. Bloed-processie zal die dag met bij
zondere luister door Boxtels straten
trekken. Op de dag der heiligverkla
ring, 29 Mei, zal er eveneens in Box
tel een diocesane kinderdag gehouden
worden, waarop de heilige Paus der
Kitidercommunie door duizenden kin
deren zal herdacht worden. Voor de
priesters worden er eucharistische be
zinningsdagen georganiseerd en een
grote herdenkingsdag in het Semina
rie te Haaren.
Tot voorzitter van net Comité van
voorbereiding is benoemd deken J.
Broekman van Boxtel
ZANDSTORM is gaan liggen. Het fijne rode
zand dwarrelt nog in huizenhoge wolken aan de
kleine karavaan voorbij. Ofschoon de hete zon door
de wolken van stof heen de woestijn schroeit, blijft
het nog duister, maar het gevaar is voorbij. Beaufort,
gehard in de woestijn-ervaringen als soldaat en offi
cier van Frankrijk, kruipt moeizaam achter zijn ka
meel vandaan, welke hem zoveel als mogelijk be
schutting bood tegen de zandstorm. Alles aan zijn
lichaam is bedekt met zand. Alsof zijn gehavende
uniform uit schuurpapier bestond, zo schrijnt het op
zijn vlees. Zijn rood doorlopen ogen in de omlijsting
van klonters nat zand lijken twee afzichtelijke zwe
ren. Hij wrijft ze zo goed en ze kwaad als het
gaat uit, rekt zijn athletische gestalte en kijkt om
zich heen. Sidi-Boejoe en Djana, de twee Hogger-
negers, liggen voorover op de knieën en bidden met
het gezicht naar het Oosten tot Allah, opdat de boze
woestijngeest zal wijken. In de schemering ontwaart
hij ook Lignac, de kleine dappere geleerde, voor wie
deze merkwaardige expeditie een heilig ideaal is ge
worden. Lignac weet met het zand geen raad. Beau
fort gaat naar hem toe en is hem behulpzaam. Dan
zien ze elkaar aan en lachen een harde, gezonde
lach, welke over de woestijn schalt en met een doffe
echo voortgedragen door de kleine golfjes zand,
zoals de terugkruipende zee die bij eb ook op het
strand achterlaat. Sidi Boejoe en Djana kijken er
van op. Ze lachen blij en gelukkig. Gevieren hebben
ze ook dit laatste obstakel vóór de Berg der In
scripties overwonnen. Maar wat nu? Er is niets
meer te eten. Enkele uren geleden het lijken da
gen zijn de laatste dadels opgegeten. Ginds, een
tiental meters verderop, ligt het kadaver van een
jonge kameel. De gieren zijn al met het vlees gaan
strijken. Beaufort doodde het dier eigenhadig om te
ontkomen aan de ellendige dorst, waaraan ze twee
dagen ten prooi vielen. Gretig zijn ze op de water-
buil van het jonge dier aangevallen. Het was smerig
stinkend, groenachtig vocht. Lignac werd er na de
eerste aarzelende slok ziek van als een hond. Maar
ze hebben het er twee dagen mee uitgehouden. Nu is
er niets meer.
VIER MUSSENKOPPEN en vier mollenstaarten moesten de broeders
van het Mussen- en Mollengilde van Ginneken elke eerste Zondag van
de maand inleveren, zo vertelde my de heer Poppelaars, te laatste gil-
denroeaer, die nog in leven is.
Dat geschiedde op de bijeenkomst, die omstreeks vijf uur in de middag
beurtelings in „De Ster" en in „De Gouden Leeuw" gehouden werd.
De dorpsherberg met de stralende ster in het bovenlicht van de deur
»w u meer: zij heeft plaats moeten maken voor het filiaal van
Albert Heyn, op de hoek van de Gmnekenweg en de Dillenburgstraat.
£)E GOUDEN LEEUW", die jaren
lang tegenover de Laurentiuskerk
stond waar nu het Patronaatsge
bouw te vinden is is in het begin
van deze eeuw verhuisd naar de Dil-
lenburgstraat.
Jaarlijks op Kopper- of Verloren
Maandag (de tweede Maandag in Ja
nuari) teerde het gilde in een van
deze herbergen.
I der vuur werden genomen, terwijl een
mol zo juist uit een molshoop te voor
schijn kroop, werd dan ontplooid en
men ging gezamenlijk op stap.
Meestal leidde de weg naar een uit
spanning in de buurt: „Het Groene
Woud", dat verdween sinds daar wei-
i nig groen meer te bekennen is, „Het
I Chaamse Herbergje" aan de Bieberg
i of „De Faisanterie" in het Ulvenhout-
se Bos. Onderweg werd hier en daar
aangelegd om in gelagkamer gezellig
I een partijtje te biljarten of een kaart-
dat appels en eieren practisch niets
kosten.
In de tweede plaats moesten de
broeders, die op de maandelijkse bij
eenkomst zonder geldige reden weg
bleven, twee stuivers betalen en in de
derde ulaats waren er de boetes voor
degenen, die niet aan hun trekken wa
ren gekomen, die hun moHcnklemmen
niet behoorlijk hadden uitgezet of er
voortdurend naajt hadden geschoten,
zodat ze hun kwantum van vier mus-
senkoppen en vier mollenstaarten niet
hadden gehaaldl.
In de eerste wereldoorlog, toen er zo
veel veranderde in de besloten dorps
wereld, is dit gilde opgeheven op een
laatste bijeenkomst in „De Gouden
Leeuw"; anders zo rekende mij de
heer Poppelaars voor had het eer
daags zijn twee-honderd-en-vijftig ja
rig bestaan kunn envieren.
ALLEMAAL ZOEKEN!
Om één uur was men dan al pre- je te leggen, en tegen donker was men
sent. De standaard, waarop een zwerm weer in 't Ginneken terug,
mussen was afgebeeld, die opvlogen Dan begon het feest eerst dat tot
uit een boom. en door een jager on-
in de nacht werd voortgezet tnet een
overvloedige maaltijd, waarvoor zelfs
onze Vlaamse vriend Pallieter zijn
vinger en zijn duim zou hebben af
gelikt.
DE BESTE KOOKSTER
DE stofwolken zyn gaan liggen. De mannen zien elkaar aan. Ze zijn
mager, vel over been, en hun lopen gaat gepaard met klaaglijk
steunen. Zelfs Beaufort, die hij elke verandering in het woestijnbeeld
in een mystieke extase geraakt, weet geen uitweg meer.
„Hoe groot schat je de afstand van hier naar de Berg der Inscripties,
I ignac?" vraagt hij. „Honderd kilometer. Als we de dag uitbuiten halen
we het in vier dagen", antwoordt de geleerde. Tegelijkertyd kreunt hij
als een kind. Honger en dorst doen zyn ogen uitpuilen. Hoe zal hij die
afstand ooit halen? Plotseling schreeuwt de kleine watervlugge Djana.
Hij heeft iets ontdekt en wijst met de vinger naar een donkere plek,
zoals hij zegt, maar die door de anderen met de beste wil van de wereld
niet wordt opgemerkt.
CLEOHTS één dag in het jaar at
men zo kostelijk, zo uitvoerig en
zo langdurig: de beste kookster uit 't
Ginneken was gekomen om al deze
heerlijkheden voor de gildebroeders te
bereiden, die een jaar lang op de mus
sen en de mollen hadden gejaagd.
Waar het geld voor dat feestmaal
vandaan kwam, zult ge vragen. Ten
eerste van de contrubutie, die een
kwartje per maand bedroeg, een heel
bedrag voor die tijd, toen men een
glaakek jenever voor een paar centen
kon krijgen en de uitdrukking „voor
een appel en een ei" nog betekende,
pPRECIES konden wij het .jaar van
de oprichting niet meer nagaan,
omdat de stichtingsbrief, die van om
streeks 1700 zou zijn, niet meer te vin
den was. Ook het reglement, dat
slechts in handschrift bestond en op
de teerdag plechtig werd voorgelezen
en de zo primitiel beschilderde stan
daard konden we niet meer opsporen,
maar wie weet wat er nog eens op een
rommelzonder wordt gevonden.
Zulke mussengilden, die een enkele
maal met mollengilden waren gecom
bineerd, vond men door het gehele
land, want mussen zijn immers over-
aan de hand van oude benamingen,
al te vinden en soms kan men nog,
aantonen, dat zo'n gilde ook percelen
land bezat, waar men jaarlijks pacht
geld van beurde.
Vaak was het een voornaam gilde,
omdat de rijkste inwoners die veel
fruitbomen bezaten, het meest op de
mussen gebeten waren en welbewapend
waren met jachtgeweren.
Dat was ook het geval in 't Ginne
ken van de vorige eeuw, toen de leden
nog, met een hoge hoed op, achter
de muziek aan. op teerdag hun rond
gang deden door het dorp: een parade
van degelijke deftigheid, die allerwe
gen met respect werd begroet.
JACQUES R. W. SINNINGHE
„plantengroei', roept hij in gebroken
1 Arabisch. En waar planten zijn
daar is ook water, zo denken de ande
ren. „Weet je het zeker", vraagt Beau
fort, die zich al driemaal vergist heeft
in een woestijnspiegeling en daardoor
kilometers omreed zonder resultaat.
Djana a?hudt heftig met het hoofd,
Beaufort aarzelt even. Dan geeft hti
het sein tot de start, omdat op de
plaats waar ze nu zijn beland, toch
ook honger en dorst op hen wacht.
Er is dus niets te verliezen.
Moeizaam slepen zij zich voort ach
ter hun laatste kameel. Als Djana zich
vergist is alles verloren. Toch krijgen
Beaufort en de kleine Lignac weer
moed. De zon is ondergegaan. De he
mel kleurt zich bloedrood boven de
woestijn. De rotsen van de Berg der
Inscripties schieten als enorme vlam
men omhoog, terwijl duizenden ster
ren in de nu koele hemel boven hem
flonkeren als puur diamant. Lignac
en Beaufort Worden weer bezeten van
dat andere woestijngevaar, de gulle
verrukking van de blauwe woestijn
nacht. Ze dwingt de woestijnbewoner
voortdurend tot een meditatie, een
soort roes van gelukzaigheid na uren
van dodelijk gevaar om het hervon
den Eden, dat elk uur van de dag
kan omslaan tot een hel, die brandt op
de tong. Langzaam trekken ze voort.
Djana kan het niet meer uithouden
Hij rent als een bezetene vooruit.
Urenlang. Dan vinden ze hem, dank
zij Sidi Boejoe, die als een geboren
spoorzoeker de voetdrukken van
Djana heeft gevolgd. Weer ligt Djana
op de knieën. Hij stamelt gebeden
LIET ERGSTE vind ik het voor mijn gezin". Jan Dreyer, eigenaar van
"rl de bloemrijke koffietent langs de rijksweg Breda—Tilburg, zegt
ons dit voor de zoveelste maal tijdens ons gesprek, terwijl hij, in een
van de gemakkelijke stoelen van zijn restaurant gezeten, over diezelfde
rijksweg heen naar zijn „huis" kijkt. „We wonen eigenlijk in een krot
zegt hij. „Het regent er in, we zitten er veel te bekrompen, het rot on
der onze voeten weg". Mevrouw Dreyer komt bij ons zitten om dit ailes
te beamen, want het huis is misschien nog meer haar zaak dan die van
haar man. Maar Jan Dreyer lijdt er zelf even hard onder, omdat de ge
schiedenis met dat huis uitvloeisel is van een keiharde geschiedenis van
jaren, waar niet enkel zijn gezin en zijn huis, maar op de eerste plaats
ziin zaak, zijn broodwinning mee gemoeid is. De koffietent, waar deze
hardwerkende man zijn kost in verdient, wordt bedreigd, doordat de
Rijkswaterstaat de chauffeurs, van wie Dreyer het moet hebben, letter
lijk en figuurlijk de pas naar het koffiehuis afsnijdt. Maar cle Rijenaar
wil van geen wijken weten. Ook niet na alles wat hij al heelt moeten
meemaken
P)E geschiedenis begint in 1935. Toen
zette Jan Dreyer aan de zuidzijde
van de rijksweg een garagebedrijf
neer, met woonhuis uiteraard, dat
goed rendeerde. Na enkele jaren, in
1938, maakte hij plannen om een
benzinestation te bouwen aan beide
kanten van de weg. De rijkswater
staat keurde de plannen goed, waar
na Dreyer contact zocht met de APC
voor de benzinepompen. In principe
was de hele zaak voor elkaar. De APC
bood zelfs aan om de aanvraag met
alles wat daarbij komt in Den Haag
te regelen, wat ook gebeurde. De ver
gunning werd in principe verleend,
maar tot uitvoering kwam het niet,
omdat de oorlog er een stokje voor
stak.
HET LAATSTE BOMBARDE
MENT
r\E misere begon pas goed op 3
September 1944. Op die dag werd
het laatste geallieerde bombardement
op de vliegbasis Uitgevoerd, waarmee
tevens al de spulletjes van Jan Dreyer
tegen de grond gingen. Garage en
woonhuis verdwenen van de kaart.
De eigenaar echter was lang niet van
de kaart. Hij liet plannen maken voor
een service-station, weer aan de zuid
kant van de weg, en voor een „fil
ling-station" aan de noordzijde. Toen
de uitvoering ter sprake kwam van
de inmiddels goedgekeurde plannen,
kwam de APC weer op het tapijt en
op dat moment deed Jan Dreyer een
erg onaangename ervaring op.
De vergunning, die immers reeds
voor de oorlog door hem was aange
vraagd, en in principe goedgekeurd,
was, zoals eerst in 1945 bleek, ver
gund aan de APC. zodat Dreyer by
uitvoering in dienst van deze maat
schappij zou komen. En dit was niet
zijn bedoeling.
Niettemin moest het gezin Dreyer
verder leven en daarom bouwde de
Rijenaar eigenhandig een koffietent,
om daar zijn bestaan in te zoeken.
Gemakkelijk was dit uiteraard niet,
maar het zou toch maar voor tijdelijk
zijn, want er was een request voor
de aangevraagde vergunning in zee
en dan zou hij definitief kunnen bou
wen: een service-station aan twee zij
den van de weg en een nieuw huis.
OP 5 WIELEN
LEN jaar nadat hij zijn koffietent
had opgetrokken en een parkeer
ruimte in orde had gemaakt (wat bv.
f 1500 aan egalisatiewerk had gekost)
kwam er een briefje van de minister:
of hij maar zo goed wilde zijn om bin
nen 14 dagen van de bewuste plaats
te vertrekken.
Vèr hoefde Dreyer niet te verhui
zen, want aan de overkant van de
weg had hij een eigen stukje grond
liggen, binnen de gemeentelijke gren
zen. Het lag in de driehoek, gevormd
door de rijksweg, de Oude Baan en
de Haansbergse weg. Jan Dreyer zet
te vijf wielen onder zijn koffietent en
op een stil ogenblikje, op een Zater
dagochtend van Februari 1950, werd
het hele zaakje over de rijksweg naar
de overkant gereden.
Ais Dreyer gedacht had dat hij daar
rustig zat, dan had hij 't bü het ver
keerde eind. Want twee dagen later
kwamen er mannen van de Rijks
waterstaat, die langs de rijksweg juist
voor de driehoek van Dreyer langs,
een sloot groeven, een sloot, waar in
de loop van de tijd niet minder dan 19
auto's induikelden.
SLOTEN
lyiAAR goed, in Mei van datzelfde
jaar vroeg de Rijenaar vergun
ning aan voor het plaatsen van ben
zinepompen, vóór zijn nieuwe koffie
tent „De Vluchtheuvel", die hij op
nieuw eigenhandig bouwde. Nauwe
lijks was de aanvraag in zee, of Rijks
waterstaat merkte op, dat de Haans-
bergseweg een te brede uitweg was
op de rijksweg. Dat dit ai 30 jaar zo
was, kwam niet ter sprake; nu er
auto's over moesten om bij de koffie
tent van Jan Dreyer te komen, moest
de weg ineens smaller. Twee sloten
zorgden er voor, dat de toegang via
de Haansbergsewg tot de parkeer-
Paviljoen „De Vluchtheuvel" heet de koffietent, die Jan Dreyer eigen
handig optrok langs de weg BredaTilburg te Rijen. Jan Dreyer hoopt,,
dat het inderdaad een vluchtheuvel is, op weg naar een veilig plaatsje
aan de kant. Dat het hem evenwel niet erg meezit, kan men in bijgaand
verhaal lezen.
ruimte nog slechts 1.50 meter was.
Prompt gooide de gemeente daarna
deze sloten weer dicht.
Toen de vergunning voor de pom
pen in December 1950 afkwam, ver
scheen Rijkswaterstaat opnieuw. Weer
werd de weg opgegraven, nu zodanig
dat er nog 5 meter doorgang over
bleef, maar dit werd gemarkeerd met
stenen, zodat de toegang bemoeilijkt
werd. Bovendien werd er een hek
werk geplaatst, dat er momenteel
nog staat. De gemeente Gilze-Rijen
vond hier voldoende aanleiding in om
Rijkswaterstaat een proces aan te
doen wegens- blokkering van een ge
meentelijke uitweg.
RIJWIELPAD
IN 1953 moest Rijkswaterstaat haar
sloot langs de weg dichtgooien, om
dat er een rijwielpad zou worden aan
gelegd. Dreyer bood de benodigde
grond aan achter zijn benzinepompen
om, zodat dan de auto's die kwamen
tanken, niet telkens het rijwielpad
hoefden kruisen. Het werd niet in
overweging genomen.
Het rijwielpad kwam er, vóór de
benzinepompen langs, en Rijkswater
staat trok een afrastering op met pa
len en prikkeldraad tot een hoogte
van 1.50 meter. „Ho", zei de gemeen
te, „daar hebt u ons geen vergunning
voor gevraagd" en ze gelastte afbraak
tot een hoogte van 50 cm. Rijkswater
staat bracht de afrastering tot 75 cm
terug en toen oordeelde de gemeente
zich bevoegd om zelf in te grijpen.
Ze verwijderde de afrastering die in
tussen al de nodige ongelukken ver
oorzaakt had, tot de gewenste hoog
te, wat voor Rijkswaterstaat aanlei
ding was om nu de gemeente een
proces aan te doen
IN AFWACHTING
70 staan de zaken op het ogenblik.
De huidige koffietent van Jan
Dreyer is maar een noodgebouw en
de man wacht met spanning af, wan
neer hij vergunning krijgt om zijn
service-station aan de beide kanten op
te trekken. Pas dan kan hij er ook de
finitief een woonhuis neerzetten. Pas
dan zal hij zijn gezin een bewoonbaar
huis kunnen aanbieden. Wanneer het
zal zijn? Al meer dan een jaar ligt
er een onbeantwoord request bij de
minister. Zolang daar geen uitsluit
sel over is, moet de familie Dreyer in
het „krot" blijven zitten. Zolang zal
men het met de veel te kleine ruimte
moeten doen, waar het zo inregent,
zolang zal het gezin het iedere dag
zonder moeder moeten stellen, omdat
mevr. Dreyer hard ,heel hard nodig
is in de koffietent.
,,'t Érgste is het voor mijn gezin",
herhaalt de Rijenaar.
naar de hemel en in het maanlicht
werpt zijn kleine ineengedoken ge
stalte een langgerekte schaduw over
over een plas water.
Dit woestijn-wonder brengt de drie
anderen buiten zichzelf van vreugde,
Beaufort ontdoet zich van zijn uni
form, dat in lompen langs zijn lichaam
hangt en weldra volgt ook Lignac zijn
voorbeeld. En voor de verbaasde ogen
van de twee Hoggar-negers spartelen
de twee mavtien lange tijd in het
koele bronwater.
ER ZIJN DIEREN!
Ms drie maanden van uitputtende
vermoeienissen, van honger en
mateloze dorst staan Beaufort, Lignac
en Djana eindelijk aan de uitlopers
DE BLAUWE MAN
VAN HET
VERLOREN PARADIJS
van het grillige rotsmassief, dat naar
de Berg der Inscripties voort. Sidi
Boejoe is verloren gegaan in de strijd
van de mens tegen de woestijn. De
kleine dienaar wilde de laatste over
gebleven kameel van de karavaan
terughalen van zijn natuurlijke drang
om weg te vluchten van dit land des
doods. Met de jonge kameel verdween
echter ook Sidi Boejoe voor goed
Lignac streelt met een verrukte
glimlach het Salomonszegel, dat vol
gens de wetenschapelij ke studies zal
leiden naar het geheim van de Berg
der Inseripties. Ze bevinden zich niet
niet in een geleidelijk hellend berg
plateau. Ze staan te midden van to
renhoge steile rotsen. Het lijkt een
doolhof, waarin ze zullen verdwalen.
Maar Djana bespeurt weer voetaf
drukken.
Dieren zijn er, dieren! De antilope
dwaalt hier en hij wijst op scherpe,
verse afdrukken. Lignac kijkt op. Hij
is blij en gelukkig. De woestijn had
hem op een dwaalspoor willen bren
gen, maar Djana duwt hem weer op
de werkelijkheid en die werkelijk
heid zegt dat aehter dit rotsmassief
een praehtig landschap opdoemt met
uitgestrekte wouden, een oer-jungle,
waarin vele wilde dieren leven.
Djana heeft hem, de geleerde, op
het rechte spoort gezet. Beaufort, de
woestijn-soldaat, komt weer onder de
indruk van de wonderschone omge
ving, de gladde rotspartijen, welke
hij straks gaat beklimmen met het
gemak van een Alpenjager. Djana
heeft touwen gevlochten van het
woestijngras. Ze zijn stroef, maar
sterk.
En dan begint de klimpartij.
Dagenlang duurt het moeizame
klauteren langs de moeilijk grijpbare
rotsen en smalle bergkloven.
De beloning is voor de karavaan om
waanzinnig van te worden. Hoe is het
mogelijk in deze oneindige woestijn
zee dit nog eens te mogen ontmoeten!
Lignac, Beaufort en Djana staan op
3500 meter hoogte. Beneden hen ligt
een onoverzienbaar woud op nauwe
lijks twintig kilometer afstand. De
zon zakt als een gloeiende kogel in
het zand van de Tenere. In haar laat
ste rode lichtflitsen vouwt zij een pa
norama open dat Lignac doet vragen:
Is het werkelijk waar, Beaufort? De
officier heeft geen woorden.
EEN BLANKE MENS
Ofschoon de sporen van de uitput-
tende woestijnreis nog op hun ge
laat te lezen staan, voelen de woestijn
reizigers zich weer opperbest. Ze heb
ben de rand van het oerwoud be
reikt. Beaufort, jager van professie,
is met Djana op stap geweest om een
jonge antilope neer te leggen. Het
mals vlees wordt boven het open vuur
aan stokken geroosterd en sedert hun
vertrek heeft het ze nog niet zo goed
gesmaakt. Tijdens de jacht deden de
twee jagers wonderlijke ontdekkingen
Ze stieten op grote groepen kroko
dillen, antilopen, tijgers en hyena's,
die zich beurtelings aan het water
kwamen laven, dat een klein eiland
omsloot. Het water was ongeveer een
kilometer breed.
Lignac luisterde gespannen naar dit
verhaal van Beauforts jachtavontuur.
In zijn herinnering l«ft weer die
vreemde figuur van de Blauwe Man,
van wie de toearegs voortdurend de
wonderijkste dingen vertelden. Lignac
die zware bundels aantekeningen
torste popelt van ongeduld om dit
eiland te bezoeken. Ze moeten echter
geduld hebben. Met drie man vlechten
ze gedurende enkele dagen een breed
vlot, dat bestand is tegen aanvallen
van krokodillen en nesuhoorns, die
zich in het vrij ondiepe water koes
teren.
De dag voordat ze zouden vertrek
ken, vaart er plotseling een rilling
door het bruine lichaam van Djana.
Hij werpt zich op de knieën en zingt
hartstochtelijk in de taal van zijn
stam een gebed om redding tot Allah.
Beaufort en Lignac moeten geruime
tijd wachten, vooraleer zjj de reden
voor dit vreemde gedrag van hun
trouwe drager achterhalen. Djana,
nog steeds onderhevig aan een inten
se opwinding wijst de beide anderen
op de afdrukken van een mens.
„Een blanke mens", vult Djana
veelbetekenend aan. Dat zag Djana
aan de holle afdruk van de voetzool,
nabij de hiel. Dit nieuwe geheim van
de woestijn belet Beaufort en Lignac
lange tijd het spreken. Hoe zon een
mens, een blanke nog wel, heel alleen
over deze rotsen gekomen zijn, tenzü
er een andere toegang tot dit verlo
ren paradijs was. De geleerde, die al
les langs wetenschappelijke weg wist
te verklaren, stond hier voor een
raadsel. Ze zouden het zelf moeten
oplossen.
JONGE GRIJSAARD.
r\e volgende dag stapten ze op het
vlot, dat in een minimum van
tijd omringd werd door troepen kro
kodillen en nieuwsgierige neushoorns,
't Vlot vorderde langzaam. Na enke-e
uren bereikten ze het eiland. Nauwe
lijks hadden ze voet aan wal gezet,
of hun oog werd getrokken door een
grote rotspartij. Ze liepen er heen,
terwijl Djana, hoe langer hoe meer
door vrees bevangen, zijn metgezel
len voortdurend wees op de verse
voetafdrukken van een „blanke" man.
Het eiland scheen inderdaad het mid
delpunt van het verloren paradijs. Aan
de bossen en grazige weiden was het
te zien, dat hier mensenhanden doen
de waren geweest. Dit bleek overdui
delijk toen prachtige akkers in hun
gezichtsveld sprongen, waarin de
voren nog korte te voren moesten
zijn getrokken. Een smalle omhoog
lopende weg liep naar de merkwaar
dige gespleten rots.
Voetje voor voetje betraden zij de
vochtige treden. Een weldadige koelte
viel over hen en ze namen zich even
de tijd wat te eten. Het interieur van
de grot scheen er hen toe uit te no
digen.
Toen zij verder wilden gaan, stiet
Djana een rauwe gesmoorde kreet
uit wierp zich plat ter aarde en
rilde over z'n gehele lichaam, 'n Zacht
geruis waarschuwde Beaufort en Lig
nac, dat er iets op komst was. Iets
onmenselijks misschien, misschien ook
iets gruwelijks. Beide mannen, gehard
na drie maanden woestijngevaren,
stonden niettemin verstijfd van schrik
Wat stond hen te wachten, wat man
keerde Djana. Ze behoefden niet lang
te wachten. In de opening van de
rots, welke toegang gaf tot een smalle
gang, verscheen even later een be
jaarde grijsaard. Was het wel een
grijsaard, dacht Lignac, toen hij zijn
ogen weer durfde openen. De man,
lang van gestalte, had lange, grijze
haren, wit bijna, Zijn gelaat was
doorploegd met diepe rimpels van
doorworsteld leed. Maar zo oud als
zijn witte haren deden veronderstel
len was deze blanke kluizenaar zeker
niet. Toen, plotseling, gleed er een
wonderlijke, bijna onheilspellende
glimlach over het gelaat van Lignac,
welke Beaufort zich zijn verdere leven
steeds zou blijven herinneren. De
„Blauwe Man" nodigde de drie uit,
om zich verderop neer te zetten. Djana
volgde de blanke man, in wie hij een
godheid zag, onmiddellijk in nederige
gehoorzaamheid. Een vijftig meter
verder kwamen zij aan een groH
ruimte. Hier en daar lagen oude kle
den en stonden enkele zetels. Hierop
zette het vreemdste gezelschap, dat
ooit der Berg der Inscriptie zag, zich
neer.
GENEZEN.
Toen Lignac zijn verhaal had ver
teld, stond de blanke kluizenaar,
uit wiens ogen de starheid was ver
dwenen op. Tranen liepen over zijn
magere wangen. Hij omhelsde Lig
nac, die hem had herkend als de on-
schuldigd veroordeelde iuitenani
Valpréver! De eenzaamheid had hem.
overweldigd en hem zijn geheugen
doen verliezen. Hij was aan de rand
van de waanzin gekomen. Beaufort
had geroerd geluisterd naar het v6r"
haal van Lignac, dat hem nog lange
tijd vrijwillig aan dit vreedzame
eiland kluisterde.
Naar de roman van Roger Frison
Roche: De Berg der Inscripies, uitge
geven door de N.V. Uitgeverij De Lan-
teern te Utrecht.
De te Eindhoven voor de tweede
klasse D van de KNSB-competitie ge
speelde schaakwedstrijd tussen Kerk-
rade en Middelburg is in. een voor
lopige 63 overwinning voor Middel
burg geëëindigd.
Te Columbus heeft een ploeg
van de universiteit van Ohio het we
reldrecord op de 4x100 yards wissel
slag estafette heren met 2 sec. ver
beterd.
TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT.
Voor het candidaatsexamen werktuig
kundig ingenieur slaagde aan de Tech
nische Hogeschool te Delft de heer J. G.
Doekes te Goes.
's-HERTOGENBOSCH, 6 Febr. Op
de pluimveemarkt van heden werden
aangevoerd 12.000 stuks. Prijzen: kippen
(witte) f 2.05—2.10, idem (gekleurd) 1.90
1.95, tamme konijnen 1.851.90, alles
per k.g. levend gewicht; tamme konijnen
4.7.75 per stuk.
Mededelingen: Groter aanvoer van kip
pen, vlugge handel met hogere prijzen.
Minder aanvoer van levende konijnen,
vlotte handel met hogere prijzen. Wei
nig aanvoer van jonge kuikens, goede
handel met stijf dure prijzen.