dat de berg der Het geheim inscripties prijs gaf Zeeuwsch-Vlaanderen helicopterlijn strijden blijve voor Een maal, dat zelfs zou smaken PALLIETER RICHMOND, WAAR EEN DE DOOD VERGISSING KAN ZIJN DE VLUCHTHEUVEL" lijdt een wankel bestaan jaren Merkwaardige en moedige expeditie naar een heilig ideaal DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 8 FEBRUARI 1954 SNELLE VERBINDING NAAR 'T NOORDEN HET GROOTSTE VOORDEEL Belang voor industrie Bossche bisdom viert heiligverklaring Pius X IN DE MYSTIEKE EXTASE VAN DE WOESTIJN Het Mussen- en Mollengilde van Oud-Ginneken PARADE VAN DEFTIGHEID Jaarlijks feest 'oe t ook lij hoort er bij! DORST EN HONGER Bedreigde koffie tent langs rijksweg Breda-Tilburg R. W. S. snijdt klanten.de pas af Laatste bombardement SPORT IN T KORT EXAMENS MARKTEN 94e J/ p^EEDS IN JANUARI 1953 wezen wij op de mogelijkheden, welke een heli- copterverbinding voor Zeeland, en speciaal voor Zeeuwsch-Vlaanderen, kan hebben, als het er om gaat bepaalde verkeersproblemen jp te lossen. Destijds klonk dit nog al fantastisch.... maar het was toen ook nog geen 1 Februari 1953 geweest! Jen maand later evenwel was een hefschroefvlieg- tuig in Zeeland een normaal geworden verschijnsel en dezer dagen, toen de vorst enkele gebieden isoleerde, waren het weer helicopters, die uitkomst brachten. Hoe vlug het hefschroefvliegtuig zich populair gemaakt heeft, bewijst wel de grote aandrang, welke velen uitoefenen op het instellen van vaste helicop- terdiensten. Daarbij is het voornamelijk Zeeland, dat met een binnenlands luchtnet zeer gebaat zou zijn. neer straks beslissingen genomen moe ten worden. De Kamer van Koophan del mag daarom niet alleen gelaten worden in haar actie. Vele andere in stanties officiële en onofficiële hebben de taak hun stem mede te ver heffen. Voor de eerste Zeeuwsch-Vlaamse heliport zal dan hoogstwaarschijnlijk Terneuzen in aanmerking komen. Ten eerste is deze grootste stad van het gewest enigermate centraal gelegen (en nog meer wanneer het Braakman wegennet gereed is en aangesloten is op bestaande verkeerswegen) en ten tweede is Terneuzen het centrum van een uitgebreid en belangrijk industrie gebied, dat in de toekomst ongetwij feld nog aan omvang winnen zal TE PRIJZEN VALT het initiatief van de Kamer van Koophandel voor Zeeuwsch-Vlaanderen, welke al het mogelijke doet om de opname van Zeeuwsch-Vlaanderen in een even tueel helicopternet te bevorderen. De daartoe opgerichte commissie heeft van het begin af aan de belangen van dit gebied onderkend en het was uit eigener beweging, dat men zich van bepaalde zijden (o.a. van de Rotter damse Kamer van Koophandel) tot de Zeeuwsch-Vlaamse belanghebben den wendde. Men moet uiteraard voorop stellen, dat alle activiteiten ten gunste van een helicopterverbindine geenszins in houden, dat Zeeuwsch-Vlaanderen niet zal blijven strijden voor alle overige bestaande verbindingen, voor de even tueel nodige uitbreiding daarvan en voor het instellen van nieuwe. Met andere woorden: als er een helicopter lijn geopend zou worden, welke in een half uur verbinding geeft met Rotter dam, wordt de directe busdienst Sluis kilBreda in 't geheel niet overbodig, is opvoering van de frequentie en capaciteit van de Scheldeveren nog steeds even dringend en blijft in de toekomst een vaste-oeververbinding met de Brabantse wal een zaak, die aandacht en bestudering waard is. GROTE MOGELIJKHEDEN ""TROUWENS, een helicopterlijn kan er niet zijn voor het normale, mas sale reizigersvervoer. Ten eerste zal dat voorlopig toch wel iets te kost baars blijven, ook al zullen de tarie ven (voor luchtverbindinge'n) tamelijk laag kunnen zijn. Ten tweede echter zal de capaciteit nooit zo groot kun nen worden als bij het normale reizi gersvervoer te land. De toekomstige hefschroefvliegtuigen dienen wel be hoorlijke „luchtbussen" te zijn, doch meer dan 40 a 50 passagiers zullen zp de eerste jaren niet kunnen bevatten. Toestellen van deze grootte zijn op dit moment eigenlijk nog halve „labora torium-exemplaren." Niettemin, al moet de reismogelijk heid per helicopter nog een aanvang nemen en al zal het begin schuchter zijn, er zitten voor Zeeuwsch-Vlaan deren, evenals voor b.v. Schouwen- Duiveland (dat ook om opname ge vraagd heeft) grote mogelijkheden in. In het eerstgenoemde gebied kan het hefschroefvliegtuig n.l. van groot belang zijn voor de noden van de grote industrieën, die vaak te kampen hebben met de moeilijkheden, die de ïog altijd trage reismogelijkhied ver oorzaakt. Als een zakenman in het Noorden plotseling naar het buiten land moet, kan hij een uur later in het vliegtuig zitten. Voor de Zeeuwsch- Advertentie) Vlaamse industriëlen betekent een reis naar Schiphol een groter moeilijkheid dan die van Schiphol naar b.v. Lon den. TERNEUZEN KANSHEBBER? ONGETWIJFELD zal t.z.t. het vraag- stuk aangesneden moeten worden: waar komt de landingshaven of, zoals men dit noemt: de heliport voor Zeeuwsch-Vlaanderen? Dat het voor alsnog slechts een heliport voor de gehele streek zal zijn, is wel duidelijk. Te denken aan een zo uitgebreid he licopternet. dat de heliports als knoop punten her en der verspreid liggen, zou op dit moment al te vooruitziend zijn, al komt waarschijnlijk de tijd dat de „luchtbussen" talloze, nu nog ondenkbare, lijnen zullen onderhou den. Hoe deze zaak zich echter ontwik kelen zal: het blijft noodzakelijk, dat men in Zeeuwsch-Vlaanderen attent blijft en zich laat horen, vooral wan- T)E VIERING van de heiligverkla ring van Paus Pius X zal in het bisdom Den Bosch worden verzordd door de St. Gregorius-vereniging, de liturgische Vereniging en het Eucha ristisch Secretariaat. Zij geschiedt op Drievuldigheids- Zondag, te Boxtel De Eucharistische H. Bloed-processie zal die dag met bij zondere luister door Boxtels straten trekken. Op de dag der heiligverkla ring, 29 Mei, zal er eveneens in Box tel een diocesane kinderdag gehouden worden, waarop de heilige Paus der Kitidercommunie door duizenden kin deren zal herdacht worden. Voor de priesters worden er eucharistische be zinningsdagen georganiseerd en een grote herdenkingsdag in het Semina rie te Haaren. Tot voorzitter van net Comité van voorbereiding is benoemd deken J. Broekman van Boxtel ZANDSTORM is gaan liggen. Het fijne rode zand dwarrelt nog in huizenhoge wolken aan de kleine karavaan voorbij. Ofschoon de hete zon door de wolken van stof heen de woestijn schroeit, blijft het nog duister, maar het gevaar is voorbij. Beaufort, gehard in de woestijn-ervaringen als soldaat en offi cier van Frankrijk, kruipt moeizaam achter zijn ka meel vandaan, welke hem zoveel als mogelijk be schutting bood tegen de zandstorm. Alles aan zijn lichaam is bedekt met zand. Alsof zijn gehavende uniform uit schuurpapier bestond, zo schrijnt het op zijn vlees. Zijn rood doorlopen ogen in de omlijsting van klonters nat zand lijken twee afzichtelijke zwe ren. Hij wrijft ze zo goed en ze kwaad als het gaat uit, rekt zijn athletische gestalte en kijkt om zich heen. Sidi-Boejoe en Djana, de twee Hogger- negers, liggen voorover op de knieën en bidden met het gezicht naar het Oosten tot Allah, opdat de boze woestijngeest zal wijken. In de schemering ontwaart hij ook Lignac, de kleine dappere geleerde, voor wie deze merkwaardige expeditie een heilig ideaal is ge worden. Lignac weet met het zand geen raad. Beau fort gaat naar hem toe en is hem behulpzaam. Dan zien ze elkaar aan en lachen een harde, gezonde lach, welke over de woestijn schalt en met een doffe echo voortgedragen door de kleine golfjes zand, zoals de terugkruipende zee die bij eb ook op het strand achterlaat. Sidi Boejoe en Djana kijken er van op. Ze lachen blij en gelukkig. Gevieren hebben ze ook dit laatste obstakel vóór de Berg der In scripties overwonnen. Maar wat nu? Er is niets meer te eten. Enkele uren geleden het lijken da gen zijn de laatste dadels opgegeten. Ginds, een tiental meters verderop, ligt het kadaver van een jonge kameel. De gieren zijn al met het vlees gaan strijken. Beaufort doodde het dier eigenhadig om te ontkomen aan de ellendige dorst, waaraan ze twee dagen ten prooi vielen. Gretig zijn ze op de water- buil van het jonge dier aangevallen. Het was smerig stinkend, groenachtig vocht. Lignac werd er na de eerste aarzelende slok ziek van als een hond. Maar ze hebben het er twee dagen mee uitgehouden. Nu is er niets meer. VIER MUSSENKOPPEN en vier mollenstaarten moesten de broeders van het Mussen- en Mollengilde van Ginneken elke eerste Zondag van de maand inleveren, zo vertelde my de heer Poppelaars, te laatste gil- denroeaer, die nog in leven is. Dat geschiedde op de bijeenkomst, die omstreeks vijf uur in de middag beurtelings in „De Ster" en in „De Gouden Leeuw" gehouden werd. De dorpsherberg met de stralende ster in het bovenlicht van de deur »w u meer: zij heeft plaats moeten maken voor het filiaal van Albert Heyn, op de hoek van de Gmnekenweg en de Dillenburgstraat. £)E GOUDEN LEEUW", die jaren lang tegenover de Laurentiuskerk stond waar nu het Patronaatsge bouw te vinden is is in het begin van deze eeuw verhuisd naar de Dil- lenburgstraat. Jaarlijks op Kopper- of Verloren Maandag (de tweede Maandag in Ja nuari) teerde het gilde in een van deze herbergen. I der vuur werden genomen, terwijl een mol zo juist uit een molshoop te voor schijn kroop, werd dan ontplooid en men ging gezamenlijk op stap. Meestal leidde de weg naar een uit spanning in de buurt: „Het Groene Woud", dat verdween sinds daar wei- i nig groen meer te bekennen is, „Het I Chaamse Herbergje" aan de Bieberg i of „De Faisanterie" in het Ulvenhout- se Bos. Onderweg werd hier en daar aangelegd om in gelagkamer gezellig I een partijtje te biljarten of een kaart- dat appels en eieren practisch niets kosten. In de tweede plaats moesten de broeders, die op de maandelijkse bij eenkomst zonder geldige reden weg bleven, twee stuivers betalen en in de derde ulaats waren er de boetes voor degenen, die niet aan hun trekken wa ren gekomen, die hun moHcnklemmen niet behoorlijk hadden uitgezet of er voortdurend naajt hadden geschoten, zodat ze hun kwantum van vier mus- senkoppen en vier mollenstaarten niet hadden gehaaldl. In de eerste wereldoorlog, toen er zo veel veranderde in de besloten dorps wereld, is dit gilde opgeheven op een laatste bijeenkomst in „De Gouden Leeuw"; anders zo rekende mij de heer Poppelaars voor had het eer daags zijn twee-honderd-en-vijftig ja rig bestaan kunn envieren. ALLEMAAL ZOEKEN! Om één uur was men dan al pre- je te leggen, en tegen donker was men sent. De standaard, waarop een zwerm weer in 't Ginneken terug, mussen was afgebeeld, die opvlogen Dan begon het feest eerst dat tot uit een boom. en door een jager on- in de nacht werd voortgezet tnet een overvloedige maaltijd, waarvoor zelfs onze Vlaamse vriend Pallieter zijn vinger en zijn duim zou hebben af gelikt. DE BESTE KOOKSTER DE stofwolken zyn gaan liggen. De mannen zien elkaar aan. Ze zijn mager, vel over been, en hun lopen gaat gepaard met klaaglijk steunen. Zelfs Beaufort, die hij elke verandering in het woestijnbeeld in een mystieke extase geraakt, weet geen uitweg meer. „Hoe groot schat je de afstand van hier naar de Berg der Inscripties, I ignac?" vraagt hij. „Honderd kilometer. Als we de dag uitbuiten halen we het in vier dagen", antwoordt de geleerde. Tegelijkertyd kreunt hij als een kind. Honger en dorst doen zyn ogen uitpuilen. Hoe zal hij die afstand ooit halen? Plotseling schreeuwt de kleine watervlugge Djana. Hij heeft iets ontdekt en wijst met de vinger naar een donkere plek, zoals hij zegt, maar die door de anderen met de beste wil van de wereld niet wordt opgemerkt. CLEOHTS één dag in het jaar at men zo kostelijk, zo uitvoerig en zo langdurig: de beste kookster uit 't Ginneken was gekomen om al deze heerlijkheden voor de gildebroeders te bereiden, die een jaar lang op de mus sen en de mollen hadden gejaagd. Waar het geld voor dat feestmaal vandaan kwam, zult ge vragen. Ten eerste van de contrubutie, die een kwartje per maand bedroeg, een heel bedrag voor die tijd, toen men een glaakek jenever voor een paar centen kon krijgen en de uitdrukking „voor een appel en een ei" nog betekende, pPRECIES konden wij het .jaar van de oprichting niet meer nagaan, omdat de stichtingsbrief, die van om streeks 1700 zou zijn, niet meer te vin den was. Ook het reglement, dat slechts in handschrift bestond en op de teerdag plechtig werd voorgelezen en de zo primitiel beschilderde stan daard konden we niet meer opsporen, maar wie weet wat er nog eens op een rommelzonder wordt gevonden. Zulke mussengilden, die een enkele maal met mollengilden waren gecom bineerd, vond men door het gehele land, want mussen zijn immers over- aan de hand van oude benamingen, al te vinden en soms kan men nog, aantonen, dat zo'n gilde ook percelen land bezat, waar men jaarlijks pacht geld van beurde. Vaak was het een voornaam gilde, omdat de rijkste inwoners die veel fruitbomen bezaten, het meest op de mussen gebeten waren en welbewapend waren met jachtgeweren. Dat was ook het geval in 't Ginne ken van de vorige eeuw, toen de leden nog, met een hoge hoed op, achter de muziek aan. op teerdag hun rond gang deden door het dorp: een parade van degelijke deftigheid, die allerwe gen met respect werd begroet. JACQUES R. W. SINNINGHE „plantengroei', roept hij in gebroken 1 Arabisch. En waar planten zijn daar is ook water, zo denken de ande ren. „Weet je het zeker", vraagt Beau fort, die zich al driemaal vergist heeft in een woestijnspiegeling en daardoor kilometers omreed zonder resultaat. Djana a?hudt heftig met het hoofd, Beaufort aarzelt even. Dan geeft hti het sein tot de start, omdat op de plaats waar ze nu zijn beland, toch ook honger en dorst op hen wacht. Er is dus niets te verliezen. Moeizaam slepen zij zich voort ach ter hun laatste kameel. Als Djana zich vergist is alles verloren. Toch krijgen Beaufort en de kleine Lignac weer moed. De zon is ondergegaan. De he mel kleurt zich bloedrood boven de woestijn. De rotsen van de Berg der Inscripties schieten als enorme vlam men omhoog, terwijl duizenden ster ren in de nu koele hemel boven hem flonkeren als puur diamant. Lignac en Beaufort Worden weer bezeten van dat andere woestijngevaar, de gulle verrukking van de blauwe woestijn nacht. Ze dwingt de woestijnbewoner voortdurend tot een meditatie, een soort roes van gelukzaigheid na uren van dodelijk gevaar om het hervon den Eden, dat elk uur van de dag kan omslaan tot een hel, die brandt op de tong. Langzaam trekken ze voort. Djana kan het niet meer uithouden Hij rent als een bezetene vooruit. Urenlang. Dan vinden ze hem, dank zij Sidi Boejoe, die als een geboren spoorzoeker de voetdrukken van Djana heeft gevolgd. Weer ligt Djana op de knieën. Hij stamelt gebeden LIET ERGSTE vind ik het voor mijn gezin". Jan Dreyer, eigenaar van "rl de bloemrijke koffietent langs de rijksweg Breda—Tilburg, zegt ons dit voor de zoveelste maal tijdens ons gesprek, terwijl hij, in een van de gemakkelijke stoelen van zijn restaurant gezeten, over diezelfde rijksweg heen naar zijn „huis" kijkt. „We wonen eigenlijk in een krot zegt hij. „Het regent er in, we zitten er veel te bekrompen, het rot on der onze voeten weg". Mevrouw Dreyer komt bij ons zitten om dit ailes te beamen, want het huis is misschien nog meer haar zaak dan die van haar man. Maar Jan Dreyer lijdt er zelf even hard onder, omdat de ge schiedenis met dat huis uitvloeisel is van een keiharde geschiedenis van jaren, waar niet enkel zijn gezin en zijn huis, maar op de eerste plaats ziin zaak, zijn broodwinning mee gemoeid is. De koffietent, waar deze hardwerkende man zijn kost in verdient, wordt bedreigd, doordat de Rijkswaterstaat de chauffeurs, van wie Dreyer het moet hebben, letter lijk en figuurlijk de pas naar het koffiehuis afsnijdt. Maar cle Rijenaar wil van geen wijken weten. Ook niet na alles wat hij al heelt moeten meemaken P)E geschiedenis begint in 1935. Toen zette Jan Dreyer aan de zuidzijde van de rijksweg een garagebedrijf neer, met woonhuis uiteraard, dat goed rendeerde. Na enkele jaren, in 1938, maakte hij plannen om een benzinestation te bouwen aan beide kanten van de weg. De rijkswater staat keurde de plannen goed, waar na Dreyer contact zocht met de APC voor de benzinepompen. In principe was de hele zaak voor elkaar. De APC bood zelfs aan om de aanvraag met alles wat daarbij komt in Den Haag te regelen, wat ook gebeurde. De ver gunning werd in principe verleend, maar tot uitvoering kwam het niet, omdat de oorlog er een stokje voor stak. HET LAATSTE BOMBARDE MENT r\E misere begon pas goed op 3 September 1944. Op die dag werd het laatste geallieerde bombardement op de vliegbasis Uitgevoerd, waarmee tevens al de spulletjes van Jan Dreyer tegen de grond gingen. Garage en woonhuis verdwenen van de kaart. De eigenaar echter was lang niet van de kaart. Hij liet plannen maken voor een service-station, weer aan de zuid kant van de weg, en voor een „fil ling-station" aan de noordzijde. Toen de uitvoering ter sprake kwam van de inmiddels goedgekeurde plannen, kwam de APC weer op het tapijt en op dat moment deed Jan Dreyer een erg onaangename ervaring op. De vergunning, die immers reeds voor de oorlog door hem was aange vraagd, en in principe goedgekeurd, was, zoals eerst in 1945 bleek, ver gund aan de APC. zodat Dreyer by uitvoering in dienst van deze maat schappij zou komen. En dit was niet zijn bedoeling. Niettemin moest het gezin Dreyer verder leven en daarom bouwde de Rijenaar eigenhandig een koffietent, om daar zijn bestaan in te zoeken. Gemakkelijk was dit uiteraard niet, maar het zou toch maar voor tijdelijk zijn, want er was een request voor de aangevraagde vergunning in zee en dan zou hij definitief kunnen bou wen: een service-station aan twee zij den van de weg en een nieuw huis. OP 5 WIELEN LEN jaar nadat hij zijn koffietent had opgetrokken en een parkeer ruimte in orde had gemaakt (wat bv. f 1500 aan egalisatiewerk had gekost) kwam er een briefje van de minister: of hij maar zo goed wilde zijn om bin nen 14 dagen van de bewuste plaats te vertrekken. Vèr hoefde Dreyer niet te verhui zen, want aan de overkant van de weg had hij een eigen stukje grond liggen, binnen de gemeentelijke gren zen. Het lag in de driehoek, gevormd door de rijksweg, de Oude Baan en de Haansbergse weg. Jan Dreyer zet te vijf wielen onder zijn koffietent en op een stil ogenblikje, op een Zater dagochtend van Februari 1950, werd het hele zaakje over de rijksweg naar de overkant gereden. Ais Dreyer gedacht had dat hij daar rustig zat, dan had hij 't bü het ver keerde eind. Want twee dagen later kwamen er mannen van de Rijks waterstaat, die langs de rijksweg juist voor de driehoek van Dreyer langs, een sloot groeven, een sloot, waar in de loop van de tijd niet minder dan 19 auto's induikelden. SLOTEN lyiAAR goed, in Mei van datzelfde jaar vroeg de Rijenaar vergun ning aan voor het plaatsen van ben zinepompen, vóór zijn nieuwe koffie tent „De Vluchtheuvel", die hij op nieuw eigenhandig bouwde. Nauwe lijks was de aanvraag in zee, of Rijks waterstaat merkte op, dat de Haans- bergseweg een te brede uitweg was op de rijksweg. Dat dit ai 30 jaar zo was, kwam niet ter sprake; nu er auto's over moesten om bij de koffie tent van Jan Dreyer te komen, moest de weg ineens smaller. Twee sloten zorgden er voor, dat de toegang via de Haansbergsewg tot de parkeer- Paviljoen „De Vluchtheuvel" heet de koffietent, die Jan Dreyer eigen handig optrok langs de weg BredaTilburg te Rijen. Jan Dreyer hoopt,, dat het inderdaad een vluchtheuvel is, op weg naar een veilig plaatsje aan de kant. Dat het hem evenwel niet erg meezit, kan men in bijgaand verhaal lezen. ruimte nog slechts 1.50 meter was. Prompt gooide de gemeente daarna deze sloten weer dicht. Toen de vergunning voor de pom pen in December 1950 afkwam, ver scheen Rijkswaterstaat opnieuw. Weer werd de weg opgegraven, nu zodanig dat er nog 5 meter doorgang over bleef, maar dit werd gemarkeerd met stenen, zodat de toegang bemoeilijkt werd. Bovendien werd er een hek werk geplaatst, dat er momenteel nog staat. De gemeente Gilze-Rijen vond hier voldoende aanleiding in om Rijkswaterstaat een proces aan te doen wegens- blokkering van een ge meentelijke uitweg. RIJWIELPAD IN 1953 moest Rijkswaterstaat haar sloot langs de weg dichtgooien, om dat er een rijwielpad zou worden aan gelegd. Dreyer bood de benodigde grond aan achter zijn benzinepompen om, zodat dan de auto's die kwamen tanken, niet telkens het rijwielpad hoefden kruisen. Het werd niet in overweging genomen. Het rijwielpad kwam er, vóór de benzinepompen langs, en Rijkswater staat trok een afrastering op met pa len en prikkeldraad tot een hoogte van 1.50 meter. „Ho", zei de gemeen te, „daar hebt u ons geen vergunning voor gevraagd" en ze gelastte afbraak tot een hoogte van 50 cm. Rijkswater staat bracht de afrastering tot 75 cm terug en toen oordeelde de gemeente zich bevoegd om zelf in te grijpen. Ze verwijderde de afrastering die in tussen al de nodige ongelukken ver oorzaakt had, tot de gewenste hoog te, wat voor Rijkswaterstaat aanlei ding was om nu de gemeente een proces aan te doen IN AFWACHTING 70 staan de zaken op het ogenblik. De huidige koffietent van Jan Dreyer is maar een noodgebouw en de man wacht met spanning af, wan neer hij vergunning krijgt om zijn service-station aan de beide kanten op te trekken. Pas dan kan hij er ook de finitief een woonhuis neerzetten. Pas dan zal hij zijn gezin een bewoonbaar huis kunnen aanbieden. Wanneer het zal zijn? Al meer dan een jaar ligt er een onbeantwoord request bij de minister. Zolang daar geen uitsluit sel over is, moet de familie Dreyer in het „krot" blijven zitten. Zolang zal men het met de veel te kleine ruimte moeten doen, waar het zo inregent, zolang zal het gezin het iedere dag zonder moeder moeten stellen, omdat mevr. Dreyer hard ,heel hard nodig is in de koffietent. ,,'t Érgste is het voor mijn gezin", herhaalt de Rijenaar. naar de hemel en in het maanlicht werpt zijn kleine ineengedoken ge stalte een langgerekte schaduw over over een plas water. Dit woestijn-wonder brengt de drie anderen buiten zichzelf van vreugde, Beaufort ontdoet zich van zijn uni form, dat in lompen langs zijn lichaam hangt en weldra volgt ook Lignac zijn voorbeeld. En voor de verbaasde ogen van de twee Hoggar-negers spartelen de twee mavtien lange tijd in het koele bronwater. ER ZIJN DIEREN! Ms drie maanden van uitputtende vermoeienissen, van honger en mateloze dorst staan Beaufort, Lignac en Djana eindelijk aan de uitlopers DE BLAUWE MAN VAN HET VERLOREN PARADIJS van het grillige rotsmassief, dat naar de Berg der Inscripties voort. Sidi Boejoe is verloren gegaan in de strijd van de mens tegen de woestijn. De kleine dienaar wilde de laatste over gebleven kameel van de karavaan terughalen van zijn natuurlijke drang om weg te vluchten van dit land des doods. Met de jonge kameel verdween echter ook Sidi Boejoe voor goed Lignac streelt met een verrukte glimlach het Salomonszegel, dat vol gens de wetenschapelij ke studies zal leiden naar het geheim van de Berg der Inseripties. Ze bevinden zich niet niet in een geleidelijk hellend berg plateau. Ze staan te midden van to renhoge steile rotsen. Het lijkt een doolhof, waarin ze zullen verdwalen. Maar Djana bespeurt weer voetaf drukken. Dieren zijn er, dieren! De antilope dwaalt hier en hij wijst op scherpe, verse afdrukken. Lignac kijkt op. Hij is blij en gelukkig. De woestijn had hem op een dwaalspoor willen bren gen, maar Djana duwt hem weer op de werkelijkheid en die werkelijk heid zegt dat aehter dit rotsmassief een praehtig landschap opdoemt met uitgestrekte wouden, een oer-jungle, waarin vele wilde dieren leven. Djana heeft hem, de geleerde, op het rechte spoort gezet. Beaufort, de woestijn-soldaat, komt weer onder de indruk van de wonderschone omge ving, de gladde rotspartijen, welke hij straks gaat beklimmen met het gemak van een Alpenjager. Djana heeft touwen gevlochten van het woestijngras. Ze zijn stroef, maar sterk. En dan begint de klimpartij. Dagenlang duurt het moeizame klauteren langs de moeilijk grijpbare rotsen en smalle bergkloven. De beloning is voor de karavaan om waanzinnig van te worden. Hoe is het mogelijk in deze oneindige woestijn zee dit nog eens te mogen ontmoeten! Lignac, Beaufort en Djana staan op 3500 meter hoogte. Beneden hen ligt een onoverzienbaar woud op nauwe lijks twintig kilometer afstand. De zon zakt als een gloeiende kogel in het zand van de Tenere. In haar laat ste rode lichtflitsen vouwt zij een pa norama open dat Lignac doet vragen: Is het werkelijk waar, Beaufort? De officier heeft geen woorden. EEN BLANKE MENS Ofschoon de sporen van de uitput- tende woestijnreis nog op hun ge laat te lezen staan, voelen de woestijn reizigers zich weer opperbest. Ze heb ben de rand van het oerwoud be reikt. Beaufort, jager van professie, is met Djana op stap geweest om een jonge antilope neer te leggen. Het mals vlees wordt boven het open vuur aan stokken geroosterd en sedert hun vertrek heeft het ze nog niet zo goed gesmaakt. Tijdens de jacht deden de twee jagers wonderlijke ontdekkingen Ze stieten op grote groepen kroko dillen, antilopen, tijgers en hyena's, die zich beurtelings aan het water kwamen laven, dat een klein eiland omsloot. Het water was ongeveer een kilometer breed. Lignac luisterde gespannen naar dit verhaal van Beauforts jachtavontuur. In zijn herinnering l«ft weer die vreemde figuur van de Blauwe Man, van wie de toearegs voortdurend de wonderijkste dingen vertelden. Lignac die zware bundels aantekeningen torste popelt van ongeduld om dit eiland te bezoeken. Ze moeten echter geduld hebben. Met drie man vlechten ze gedurende enkele dagen een breed vlot, dat bestand is tegen aanvallen van krokodillen en nesuhoorns, die zich in het vrij ondiepe water koes teren. De dag voordat ze zouden vertrek ken, vaart er plotseling een rilling door het bruine lichaam van Djana. Hij werpt zich op de knieën en zingt hartstochtelijk in de taal van zijn stam een gebed om redding tot Allah. Beaufort en Lignac moeten geruime tijd wachten, vooraleer zjj de reden voor dit vreemde gedrag van hun trouwe drager achterhalen. Djana, nog steeds onderhevig aan een inten se opwinding wijst de beide anderen op de afdrukken van een mens. „Een blanke mens", vult Djana veelbetekenend aan. Dat zag Djana aan de holle afdruk van de voetzool, nabij de hiel. Dit nieuwe geheim van de woestijn belet Beaufort en Lignac lange tijd het spreken. Hoe zon een mens, een blanke nog wel, heel alleen over deze rotsen gekomen zijn, tenzü er een andere toegang tot dit verlo ren paradijs was. De geleerde, die al les langs wetenschappelijke weg wist te verklaren, stond hier voor een raadsel. Ze zouden het zelf moeten oplossen. JONGE GRIJSAARD. r\e volgende dag stapten ze op het vlot, dat in een minimum van tijd omringd werd door troepen kro kodillen en nieuwsgierige neushoorns, 't Vlot vorderde langzaam. Na enke-e uren bereikten ze het eiland. Nauwe lijks hadden ze voet aan wal gezet, of hun oog werd getrokken door een grote rotspartij. Ze liepen er heen, terwijl Djana, hoe langer hoe meer door vrees bevangen, zijn metgezel len voortdurend wees op de verse voetafdrukken van een „blanke" man. Het eiland scheen inderdaad het mid delpunt van het verloren paradijs. Aan de bossen en grazige weiden was het te zien, dat hier mensenhanden doen de waren geweest. Dit bleek overdui delijk toen prachtige akkers in hun gezichtsveld sprongen, waarin de voren nog korte te voren moesten zijn getrokken. Een smalle omhoog lopende weg liep naar de merkwaar dige gespleten rots. Voetje voor voetje betraden zij de vochtige treden. Een weldadige koelte viel over hen en ze namen zich even de tijd wat te eten. Het interieur van de grot scheen er hen toe uit te no digen. Toen zij verder wilden gaan, stiet Djana een rauwe gesmoorde kreet uit wierp zich plat ter aarde en rilde over z'n gehele lichaam, 'n Zacht geruis waarschuwde Beaufort en Lig nac, dat er iets op komst was. Iets onmenselijks misschien, misschien ook iets gruwelijks. Beide mannen, gehard na drie maanden woestijngevaren, stonden niettemin verstijfd van schrik Wat stond hen te wachten, wat man keerde Djana. Ze behoefden niet lang te wachten. In de opening van de rots, welke toegang gaf tot een smalle gang, verscheen even later een be jaarde grijsaard. Was het wel een grijsaard, dacht Lignac, toen hij zijn ogen weer durfde openen. De man, lang van gestalte, had lange, grijze haren, wit bijna, Zijn gelaat was doorploegd met diepe rimpels van doorworsteld leed. Maar zo oud als zijn witte haren deden veronderstel len was deze blanke kluizenaar zeker niet. Toen, plotseling, gleed er een wonderlijke, bijna onheilspellende glimlach over het gelaat van Lignac, welke Beaufort zich zijn verdere leven steeds zou blijven herinneren. De „Blauwe Man" nodigde de drie uit, om zich verderop neer te zetten. Djana volgde de blanke man, in wie hij een godheid zag, onmiddellijk in nederige gehoorzaamheid. Een vijftig meter verder kwamen zij aan een groH ruimte. Hier en daar lagen oude kle den en stonden enkele zetels. Hierop zette het vreemdste gezelschap, dat ooit der Berg der Inscriptie zag, zich neer. GENEZEN. Toen Lignac zijn verhaal had ver teld, stond de blanke kluizenaar, uit wiens ogen de starheid was ver dwenen op. Tranen liepen over zijn magere wangen. Hij omhelsde Lig nac, die hem had herkend als de on- schuldigd veroordeelde iuitenani Valpréver! De eenzaamheid had hem. overweldigd en hem zijn geheugen doen verliezen. Hij was aan de rand van de waanzin gekomen. Beaufort had geroerd geluisterd naar het v6r" haal van Lignac, dat hem nog lange tijd vrijwillig aan dit vreedzame eiland kluisterde. Naar de roman van Roger Frison Roche: De Berg der Inscripies, uitge geven door de N.V. Uitgeverij De Lan- teern te Utrecht. De te Eindhoven voor de tweede klasse D van de KNSB-competitie ge speelde schaakwedstrijd tussen Kerk- rade en Middelburg is in. een voor lopige 63 overwinning voor Middel burg geëëindigd. Te Columbus heeft een ploeg van de universiteit van Ohio het we reldrecord op de 4x100 yards wissel slag estafette heren met 2 sec. ver beterd. TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT. Voor het candidaatsexamen werktuig kundig ingenieur slaagde aan de Tech nische Hogeschool te Delft de heer J. G. Doekes te Goes. 's-HERTOGENBOSCH, 6 Febr. Op de pluimveemarkt van heden werden aangevoerd 12.000 stuks. Prijzen: kippen (witte) f 2.05—2.10, idem (gekleurd) 1.90 1.95, tamme konijnen 1.851.90, alles per k.g. levend gewicht; tamme konijnen 4.7.75 per stuk. Mededelingen: Groter aanvoer van kip pen, vlugge handel met hogere prijzen. Minder aanvoer van levende konijnen, vlotte handel met hogere prijzen. Wei nig aanvoer van jonge kuikens, goede handel met stijf dure prijzen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1954 | | pagina 6