PagWa9 0 e .Stem In het teken van Honderd Jaar Kromstaf GODS LIEVELINGEN HELDENLEVEN 11 at een eeuw kerkelijke bouwkunst bracht Groot aantal kerken, aanzienlijk minder kunst tussen de melaatsen EEN AANSLAG Brabants fabrieksmeisje won de martelarenpalm De priestervorming in het bisdom Breda Neo-gothiek stierf natuurlijke dood DERDE BLAD ZATERDAG 9 MEI 1953 Tijd van voorbereiding PEERKE DONDERS, voor zijn mede-studenten „donders Peerke Kapelleke in de tuin KAATJE DIERKX, weggedoken in eenvoud Haar enige pete kind bewaart nog haar brieven i» OOND DE HELFT van de negentiende eeuw was de bouwkunst in ons land in verval geraakt. Dit geldt misschien in ver sterkte mate voor de kerkelijke bouw kunst, hetgeen uiteraard mede zijn verkla ring vindt in de wanverhouding, waar onder de katholieken in die dagen op ve lerlei gebied gebukt gingen. De gelukkige groei in het zelfbewustzijn van het katho lieke volksdeel had nog nauwelijks kans gekregen zich in de architectuur te uiten. Het leek wel, of de kerkelijke bouwkunst TMMERS, wat deed de jonge archi tect Cuypers? Tegen alle bestaande overtuigingen in plaatste hij de con structie aan het begin en het einde van zijn kunst. Hij herstelde het» te gebruiken materiaal (baksteen!) in ere en richtte onderwijzend en be geesterd naar de gothiek als juichend voorbeeld voor waarlijk „religieuze bouwkunst'". In het midden latend, in hoeverre deze begenadigde kunste naar zich in de volkomen verheerlij king van de gothiek tegen de achter grond van de eeuw waarin hij (nu eenmaal!) leefde, toch nog ten dele vergiste, kunnen we hier in het mid den laten. Zeker is immers, dat reeds het eerste door hem gebouwde kerkje, namelijk te Oeffeit in 1853, de stenen gewelven hun intree hielden. Dit ove rigens tot ontsteltenis van velen, zelfs zozeer, dat arbeiders zich niet ont zagen om door sabotage (het in de nacht loswrikken van een paar ste nen) de opvatting van Cuypers in discrediet te brengen door een ge welf te doen instorten! Achteraf gezien is dat allemaal niet zo heel erg belangrijk. Van oneindig veel groter belang is, dat de bouw meester tot aan zijn dood (3 Maart 1921) meer dan honderd kerken bouwde en betrokken was bij de bouw van ruim 200 andere gebouwen. Op dat alles zette hy zün duidelijk stempel en het kan niet worden ont kend, dat dank zy Cuypers de opbloei van de (kerkelijke) bouwkunst in ons land opmerkelijk is samengevallen met de periode, welke volgde op het herstel van de kerkeiyke Hiërarchie. EENHEID. AAN CUYPERS komt ook de eer toe eenheid te hebben geb2-acht, zoals de door hem geprezen gothiek in de middeleeuwen over gans Euro pa eenheid schiep in de bouwkunst. Het streven naar verticalisme (op gaande lijnen) als een oprijzen vanuit de afsluitende delen van een bouw werk, interpreteerde Cuypers als een „opgang naar God" en welbewust zocht hij naar „vergeestelijking" bin nen de architectuur. Hij werd daarin even ijverig als bekwaam bijgestaan door zijn vriend (later zijn zwager) Jos. Alberdingk Thijm. die nimmer afliet in gesproken, woord of geschrift het talent van Cuypers te doen waar deren. liet herstel van (le Hiërarchie „afwachtte" en alle zegenrijke gevolgen van dien om tot rijkere ontplooiing te kunnen komen. Dat de op 16 Mei 1827 te Roermond geboren P. J. H. Cuypers „juist op tijd het levenslicht aanschouwde" om met zijn gro te talent de kerkelijke bouwkunst in het bijzonder en de Nederlandse architectuur in het algemeen hernieuwing en waarde te schenken, moet in de beschouwing over „een eeuw kerkelijke bouwkunst" zeker doorslaggevend worden genoemd. zichzelf. Zeker is, dat we tussen de „dood" van de neo-gothiek en het „verschijnsel Waterstaatskerk" weinig of geen positieve elementen aantref fen en dat een kerkenbouwer als Kropholler in de dertiger jaren voor velen als een meteoor aan de hemel is verschenen. Voor het Zuiden mo gen we in dit verband zeker de naam noemen van Dom. v. d. Mey, die met name vooral in Noordbrabant een frisse wind deed waaien. Zijn belang rijk werk elders, vooral ook op het gebied van wand-.versiering, heeft in de loop van de jaren een welverdiende faam verworven en Noordbrabant kan zich slechts gelukkig prijzen, dat de ze priester-kunstenaar zich heeft wil len en kunnen inzetten als „stuwen de adviseur". Daarbij denken we voor al aan zijn werk na de oorlog, toen hij in de z.g. Begijnhof-kring van ar chitecten een geducht meetellende stem in het kapittel had. SUCCESVOL BELEID. We zullen hier niet verder ingaan jaar verrezen, op de vraag, of en in hoeverre de neo gothiek de kunst „buiten werking heeft gesteld" en dus volstaan met in alle gemoedsrust vast te stellen, dat deze richting een natuurlijke dood is gestorven. Of er iets beters voor in de plaats kwam, is weer een kwestie op Over de kunstwaarde van de ker ken, die tijdens het bestuur van Mgr. Hopmans Zaliger met een ge middelde van ongeveer één per willen we liever zwijgen. Beter lijkt het te zeggen, dat die kerken hun gebruikswaarde tenvolle hebben bewezen, in een dringende behoefte behoorlijk voorzagen en de goede vrucht ver tegenwoordigen van een door zeer velen toegejuicht succesvol econo misch beleid. Met dat al kunnen we toch geens zins in jubelkreten uitbarsten, wan neer we in grote lijnen onze aan dacht wijden aan „de laatste eeuw kerkenbouw." Men ontmoet alle stijlen dwars door elkaar en vaak nog zelfs in één en dezelfde kerk. M«n treft barok en gothiek, basiliekstijl en helemaal geen stijl als vele slecht toebereide schotels dooréén aan. Als we eerlijk zijn, dan is er eigenlijk nog de meeste aanleiding om tevreden te zijn over wat na de oorlog met zeer bescheiden middelen en ondanks reek sen beperkende bepalingen werd be reikt aan de ongeveer 15 nieuwe ker ken, weike in het Bisdom Breda ver rezen. Men tracht naar soberheid, rust, eerlijke materiaalaanwending en naar goede aanpassing binnen het land schap of het stadsbeeld. Dat is zeer veel gewonnen. Nog steeds zijn we niet toe aan het „de eeuwen trotserende monu ment", zelfs al zal menig parochie herder en misschien ook een enkele architect maar al te gaarne het te gendeel beweren of geloven. Er is veel goed werk geleverd, maar er is geen Lieve Vrouwekerk van Breda of een Sint Jan van Den Bosch verrezen. Laat ons tevreden zijn met wat bereikt werd, wanneer we daarin tenminste een aanloop zien tot grootse prestaties en een voorbereiding voor wie weet hoe veel geslachten na het onze om te komen tot „gebeden in steen" voor alle tijden. nE BEIDE seminaria voor de se- culiere geestelijkheid in het bisdom Breda ziet men hier in vo gelvlucht. Hierboven het met bos en vark omgeven Groot-seminarie Boven donk te Hoeven, waar de priester opleiding wordt voltooid. Hiernaast het Kleinseminarie Ypelaar te Ginneken. waar de jongens die roeping tot het Pries terschap gevoelen, hun eerste op leiding ontvangen. Het is een machtig complex, dat geheel nieuw moest worden opgetrokken toen de verslagen Duitse troeven zich in 1944 uit Breda moesten te rugtrekken en het complex tot de grond toe deden afbranden. Mede door de grote offerzin der Bredase diocesanen was een glorieuze herrijzing mogelijk. e.>-» r*,. e* N Ok. /"\P 27 OCTOBER van het jaar 1809 bracht Petronella v. d. Brekel, huisvrouw van Arnoldus Donders, in een armelijk huisje aan de Tilburgse Heikant, een zoon ter wereld. Nog dezelfde dag werd de jongen in de oude schuurkerk van het Goirke ten doop gehouden. De naam was Petrus. Vader Donders, huiswever van beroep en arm als vele van zijn vakgenoten, zal in die dagen wellicht 'n ogenblikje aan de toekomst hebben gedacht, aan de toe komst van zijn jonge zoon vooral. En zonder twijfel heeft hij de jongen dan in zijn eigen voetspoor zien treden. Spin ner, spinner en als hij zijn vak goed zou leren linnenwever. In het kleinste hoekje van zijn hoofd zal hij nog niet heb ben gedacht aan een priesterzoon, nog minder aan een, die m geur van heiligheid zou sterven jyjAAR TOCH.... er was iets bijzon ders aan deze jongen, in zijn ont wikkeling zat 't hem niet. Nauwelijks kreeg hij kans om iets van vernuft of leergierigheid te tonen. Toen hij ze ven jaar oud was, mocht hij naar de school van meester Drabbe, heel even maar, want vader Arnoldus had hem nodig achter het weefgetouw. De voorgevel van de kathedrale kerk te Breda, zoals die ontworpen was met twee verschillende torens ter weerszijden van de ingang. Tot op he den zijn ze er niet gekomen. Zij bleven onafgebouwd tot onder de galmgaten, i In 1821 deed Petrus zijn Eerste H Communie en twee jaar later werd hij te Giize door mgr. Adrianus van Dongen. Vicaris Apostolicus van Breda, te Gilze gevormd. Wat toonde Petrus of beter Peerke dan voor bijzondere kwali teiten? Och, het was zeker niet iets, wat de buurtgenoten luidruchtig zou den bepraten, maar Peerke was diep- godsdienstig. In de tuin achter het huisje bouw de Peerke met zijn jongere broer Martinus een kapelleke, hij legde aan zijn buurjongens de catechismus uit, hij organiseerde processies en op een omgekeerde wastobbe stond hij met vuur te preken. Was het wonder, dat zich bij deze jongen al heel vroeg een heilige trek naa rhet priesterschap openbaarde? HUISKNECHT "JUEN JAAR na het Herstel der Kerkelijke Hiërachie ging er een ontstel lend bericht door ons land: een aanslag op Mgr Joannes Zwijsen. Mgr. Zwijsen had in 1853 te Haaren een fraai huis doen bouwen Hui ze Gerra. Hij nam daarin op 1 Mei 1854 zijn intrek en hjj beleefde daar rustige dagen, totdat 15 Juli van het jaar 1863 aanbrak. Om 3 uur belde Mgr. Zwijsen om zijn huisgenoten, die haastig kwa men toegesneld. Ze stonden perplex in de kamer van de bisschop. De Aartsbisschop lag zwaar gewond op zijn bed en was juist tot het bewust zijn gekomen. Hij kon geen verklaring geven van het gebeurde. Een ter stond gewaarschuwde dokter constateerde dat een kogel de rechterarm van de bisschop geraakt had om vervolgens de zijde binnen te dringen. De kogel werd verwijderd nadat de bisschop dagenlang in dezelfde hou ding was moeten blijven liggen. Uit voorzorg werden de Aartsbisschop de Laatste H.H. Sacramenten toegediend. Er was geen direct stervensge vaar aanwezig. Het bericht wekte onder de katholieken grote verontwaardiging en ongerustheid. Men verdiepte zich in gissingen omtrent de oorzaak van deze aansiag, totdat werd ontdekt dat een vry aanzienlijke som gélds was verdwenen. Mgr. Zwijsen herstelde gelukkig volkomen van zijn verwondingen. De dader is nimmer gevonden. T~)IT LAG vader Donders zwaar op de maag. Allereerst kon hij Peerke niet missen, maar daarbij... hoe zou hij zo'n zware studie kunnen bekostigen? Peerke ging dus niet naar het seminarie dat wil zeggen, nóg niet. Want het kwam er toch van, al duurde het dan tot de jongen 22 jaar op was. in September 1831 trok hij welgemoed naar St. Michiels Gestel, in zijn zak een brief van de pastoor, waarin stond geschreven: ,,Ik zend U deze jongeling om ervan te maken al wat ge wilt, maar hier in Tilburg is zijn plaats niet." Alles zou verder normaal zijn ge weest, als Peerke Donders zich vol ledig aan de studie had kunnen wij den. Maar dat &as de afspraak niet. De eenvoudige Tilburger moest dienst doen als huisknecht, waarbij hij dan verlof had om in zijn vrije tijd in de boeken te neuzen. Het is te begrtjpen, dat Peerke door de veel jongere studenten niet „voor vol" .werd aangezien. Maar doordat hij met grote nauw gezetheid ieder onderdeel van zijn taak ais het ware hard nekkig vervulde, hadden zijn mede-studenten er plezier in om hem in plaats van Peer ke Donders liever „donders Peerke" te noemen. Met merite worstelde de johgen zich door de zware studie heen. Op 28-jarige leef tijd deed hij zijn intrede in het groot-seminarie en 5 Juni 1841 was voor hem de grote dag. In de huiskapel van mgr. van Wijckerslooth te Oegst- geest werd hij tot priester gewijd. REDEMPTORIST. r> vrnt vast dat hij missionaris zou gaan wor- R Donders tot den. Een jaar na zijn priesterwijding het nam hij afscheid en van familie en TTOE GAAT DAT met een meisje als Kaatje Dierkx, 'n eenvoudig kind uit Ossen- drecht, dat tientallen jaren na haar vroegtijdige dood, tijdens een luisterrijke plechtigheid in Rome wordt zalig verklaard? Heel de wereld, waar Ossen- drecht, In de Zuidwesthoek van Brabant, zo'n minimaal stipje in is, kijkt met verering naar haar op, in de zekere verwachting van haar heiligverklaring. Ze is opeens de trots geworden van haar dorp, van haar diocees, van haar land en van heel de gemeenschap in het geloof, waarvoor zij, Kaatje Dierkx, weggedoken in de eenvoud, haar jonge leven gaf. Neen, dat kan niet opeens zijn ge beurd. Daar moet iets aan zijn vooraf gegaan. Kaatje Dierkx won als zus ter Marie Adolphine van de Missiona rissen van Maria op 34-jarige leeftijd de martelaarspalm, waarvan Leonar- dus van Veghel gezegd heeft, dat die slechts volgt op het onbloedig marte laarschap van de plichtsbetrachting. Dit zou dan ook moeten passen op het leven van het Ossendrechtse meisje, dat alles bij elkaar nog geen zeven jaar in de kloosterlijke staat heeft geleefd. BLIJ GEMOED VUSTER MARIE ADOLPHINE ver telt ons iets van Haar lekenleven in de brieven, die ze vanuit het kloos ter te Antwerpen aan haar half-zuster in Ossendrecht, Isabella de Vos, heeft geschreven. Deze brieven zijn momen teel, als kostbare herinneringen, eigen dom van de zoon van Isabella de Vos, de heer Henri de Beukelaar te Bre da. Meneer de Beukelaar is er trots op, dat hij het enige petekind is van vrienden om op 1 Augustus de reis naar het verre Suriname te onderne men. Toen hij daar nog slechts enige we ken verbleef, werd hem het afzichte lijke leed van de melaatsenkolonie Etablissement Batavia getoond. Dat was het toekomstige arbeidsveld van de jonge priester. Met evenveel liefde, als waarmee hij destijds het huisknechten werk op het seminarie had aangepakt, trok hij ook hier aan de slag. Meer dan veer tig jaar heeft hij voor de ongelukkige melaatsen gewekrt. Daar werd van hem getuigd, dat hij was „het oog der blinden, de voet der kreupelen". Pater Donders heeft zich niet tot het werk onder de melaatsen beperkt. Hij trok naar de plantages, waar dui zenden negerslaven tot afgodendienst waren vervallen- Hij trok naar de In dianen en hij verrichtte zijn zegenrijk werk onder de Bosnegers. Het leek, of hij er weinig succes had. Merkwaar dig is wel, dat sinds de dood van pater Peerke de bekeringen onder de Bos negers snel toenemen. Toen de ijverige missionaris 57 jaag oud was, vestigden zich de Redemp toristen op Suriname. Op 1 Novem ber 1866 trad hij tot deze Congrega tie toe. Hij was toen reeds 25 jaar missionaris. Het zegenrijke werk van Peerk» Donders zou een einde vinden tussen de melaatsen, die steeds met zoveel liefde door hem verpleegd waren. In de middag van Vrijdag 14 Januari 1887 stierf hij. Een eindeloze stoet van melaatsen „wie niet meer kon lo pen, kroop op de knieën" volgdia het stoffelijk overschot naar het graf. EERBIEDWAARDIG LIET HEEFT niet lang geduurd, eer de roem van deze godsvruchtige priester, ook buiten de missie en da Congregatie der Redemptoristen, ver- kohndigd werd. Nog waren er geen veertien jaren na zijn dood verlopen, of reeds werden de eerste stappen ge zet voor een proces ter Zalig- en Hei ligverklaring. Op 14 Mei 1913 heeft Paus Pius X verlof gegeven tot ope ning van het Apostolisch proces, waardoor de Dienaar Gods Petrus Donders de titel van Eerbiedwaardig kreeg. Bijzonder te Tilburg, waar de devo tie tot Peerke Donders groot is, wacht men gespannen op de dag, waarop hij tot de Eer der Altaren verheven zal worden. de Zalige Marie Adolphine. „Pete kinderen hebben altijd een streepje voor", zegt hij. Zuinig bewaard heeft hij de brieven ergens in de kast lig gen, want als ze voor iemand waarde hebben dan is het voor hem. omdat „Tante Kaatje" in een van de epis tels nog naar hem, .mijn doopkind", heeft gevraagd. Uit dezelfde brieven leren we Kaatje Dierkx ook kennen als een meisje met een blij gemoed, dat alles behalve een kwezel was. Ze vraagt aan haar half-zuster om de groeten te doen aan de jongens van Ossen drecht, en Hoogerheide, waarmee ze kermis heeft gevierd. Kennelijk heeft Kaatje, die op 27-jarige leeftijd non- neke werd, dus wel altijd -met twee benen op de grond gestaan en genoten van wat het leven aan een meisje van haar tijd te bieden had. PLICHTSBETRACHTING \Y/i'. SCHREVEN hierboven over plichtsbetrachting. Dat was niet iets. dat Kaatje als zuster Marie Adol phine geleerd heeft. Heel haar meis jesleven heeft in het teken van de plichtsbetrachting en de dienstbaar heid gestaan. Toen in 1871 moeder Dierkx ten grave werd gedragen, wer den de nog jeugdige kinderen door dorpsbewoners liefderijk opgenomen. Kaatje trof het bijzonder, al was zij in een gezin terecht gekomen, waar weelde een vreemd woord was. De armelijke omstandigheden van de pleegouders maakten van de bak kersdochter een fabrieksmeisje. Zo kon Kaatje, die aan de paktafel van de peekoffiefabriek kwam te staan, in niets uitblinken door grootse pres taties. Of misschien toch door dat ene: het eenvoudigste en gewoonste goed doen. Op een goede dag trok het fabrieks meisje naar Antwerpen. Ze kon daar een iets betere betrekking krijgen. Ze verdiende er wat meer voor haar pleegouders en ook voor zichzelf. Als ze nog eens een dagje met verlof naar Ossendrecht kwam, dan was het feest voor haar vriendinnen, want Kaatje was gewend om lekkernijen mee te brengen. Maar voorgoed zou ze niet meer naar haar geboortedorp terug keren. De Scheldestad had voor haar een vreemde bekoring. Ze had er de Zusters Missionarissen van Maria ont moet, die haar zo aantrokken, dat ze op 9 Maart 1893 haar intrede in de Congregatie deed. om op 17 Novem ber 1898 geprofest te worden. HAAR IDEAAL TAE KLOOSTERZUSTER Marie Acïolphine. In wezen bracht haar intrede in de Congregatie niet eens zoveel verandering mee. De jeugdig» zuster ging voort met zich toe te leg gen op plichtsbetrachting, wat ze zon- der vermeende ernst of ij dele nede righeid deed. Ze bleef het opgewekt» meisje van altijd en, zo is van haar getuigd, wanneer er postulanten wa ren, die niet zo best konden wennen in het klooster, dan werden ze aan de zorgen van Marie Adolphine toever. trouwd, die hen wel wist op te mon teren. Enkele maanden na haar professie, op 12 Maart 1899, is de zuster naar- de missie in China vertrokken. Het was geen geheim, dat zoiets een gevaarvol le onderneming was, maar in het hart van Marie Adolphine leefde al langer het verlangen om te lijden voor Chris tus. Weinig zal ze vermoed hebben, dat de martelarenpalm voor haar zo dichtbij was. Haar lijdensverhaal is bekenjS. Op 9 Juli 1900 is zU. samen met een aantal missionarissen en medezusters door de Boxers te Tai-Uien-Fou in de provin cie Chansi op gruwzame wijze ter dood gebracht. Dit was het martelaar schap van het bloed, als kroon op het onbloedige martelaarschap van de plichtsbetrachting. Kaatje Dierkx had haar hoogste ideaal verwezenlijkt. GROEIENDE DEVOTIE QP 24 NOVEMBER 1946 heeft Paus Pius XII zuster Marie Adolphine en haar lotgenoten zalig verklaard. Vooral sinds die datum is de devotie tot deze Brabantse heldin gaan groei en. Er wordt al over haar heiligver klaring gesproken en het klooster aan de Nieuwe Herengracht 102 te Am sterdam verzamelt gegevens over ge bedsverhoringen op voorspraak van Marie Adolphine, de Zalige, wier on opvallend leven ons zo zeer aan spreekt, omdat haar deugdzaamheid hierin bestond, dat zij het „gewone mens" zijn zo vol en zo rijk beleefd heeft.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1953 | | pagina 9