Er ilgt veel werk
Niet in 't wilde weg naar Nieuw Guinea
L0URDES, stoer en onverwoestbaar
De soldaat van 50 jaren terug en thans
Zorgvuldige voorbereiding en selectie nodig
Het volle leven tegemoet!....
Op de fabriek
00K AL BUICT MEN DAAR FOOR DE DOLLAR:
Malligheden in overladen bazars
Er huisde een
MASTBOS
ROVER in het
DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 14 JULI 1950
...en de plaatsings-mogelijkheden zijn zeer
groot voor geschikte krachten"
MANOKWARI ALS WAARSCHUWEND VOORBEELD
Zedelijke nood in
Duitsland
Jozef van Egypte
op de film
Stille getuigen
Dit jaar nog 40.000
repatriërend en
WIJ
Sombere romantiek
om de Zeven
Heuveltjes
ER RIJDT een autotje door de
stad. Er in zit een jonge
dame, op weg naar het station.
Vanmorgen was zij in een ge
zin, waarvan een der leden
met de strafrechter in aanra
king is geweest. De jongen, een
kind nog, had gestolen en de
rechter legde een straf op: de
knaap moest naar een Rijks
opvoedingsgesticht.
Het was een zware strijd met
de moeder. Maar tenslotte werd
beloofd, dat de jongen om half
twee aan het station zou zijn,
waar een opvoedings-ambte-
naar hem zou overnemen.
De ambtenaresse van de kin
derwetten in het autotje durft
er om te wedden, dat de jongen
er zal zijn.... Haar gedachten
gaan terug naar het ouder-
bezoek....
a
rjEZE ambtenaresse heeft haar op-
leiding ontvangen op de school
voor maatschappelijk werk. Zij koos
als richting: „Kinderbescherming en
voogdij'' en zij vond haar taak en
haar plaats in de maatschappij.
„De plaatsingsmogelijkheden zijn
zeer groot", zegt mej. mr, Verbeek,
directrice van „Zonnehof" aan de
Burgem. Kerstenlaan te Ginneken.
„Maar" voegt ze er aan toe. „voor
geschikte krachten!''
Op de school moet veei aandacht
worden besteed aan de persoonlijke
vorming en de selectie van de meis
jes Deze meisjes moeten een ideaal
hebben en bereid zijn, haar persoon
lijke vorming voor dit ideaal in te
zetten.
Het ligt in de natuur van het meis
je, dat het verlangt ooit de „ware
Jacob" te ontmoeten en dat zij droomt
van een toekomstig „eigen nestje".
Maar helaas, het percentage meisjes
dat ongehuwd moet blijven, is nog
al groot. En daarom is het zo geluk
kig, dat vele meisjes een sociale vor
ming verkiezen, omdat die prachtig
is voor alle richtingen in een ecJht-
vrouwelijkie werkzaamheid.
In de school te Ginneken volgen
de meisjes eerst een theoretische op
leiding van acht maanden. Dan gaan
zii r.a scherpe selectie en onder lei
ding van een maatschappelijk werk
ster drie maanden de praktijk in. De
meisjes werken dan in tnternaats-
veiband
in hei tweede studiejaar volgen
wee: acht maanden theorie en drie
maanden practijk. In dit tweede jaar
kan men de speciale riciiting kiezen,
waarin men zich verder wil ontwik
kelen.
In het dfciae jaar moet die richting
zijn gekozen en men ontvangt dan zes
maanden theoretische en zes maan
den practische opleiding met nog
drie maanden afsluiting van de stu
die.
Op het ogenblik is het nog zó, dat
liet meisje dat zich aanmeldt 19 jaar
moet zijn ol worden. Zij dienen in
het oezit te zijn van een einddiplo
ma H.B.S., gymnasium, middelbare
meisjesschool of kweekschool. Er be
staat ook een beperkte gelegenheid om
zonder zulk een diploma toelatings
examen te doen voor meisjes met een
voldoende algemene ontwikkeling.
Maar het ligt we] in de bedoeling
van de Catechisten, een opleiding
vanaf het 15e jaar in te richten.
ZONNIG TEHUIS
QF de meisjes zich op „Zonnehof"
thuis voelen? Er komen er van
heinde en verre en er verblijven er ver
scheidene in internaatsverband. Ze
hebben zo haar eigen samenlevinkje in
gericht en er bestaat zowaar 'n gchool-
senaat. Er wordt ook op 'n (laat ons
er bij voegen: bescheiden) wijze ont
groend!
Zij weten dat zij hier zijn in een
„home" als er zovele zijn in verschei
dene bisdommen, overal waar de Ca
techisten werkzaam zijn. Straks staan
ze met haar diploma in de hand en
heel wat ervaringen rijker in de we
reld. Zij zullen maatschappelijk werk
ster zijn bij de gemeente, bij een or
ganisatie, bij een stichting, in een
bedrijf.
FEN apart woordje willen we wij-
den aan de maatschappelijke
werkster in de onderneming, omdat
zij vaak het meest voor het voetlicht
treedt en daardoor het onderwerp van
veler gesprekken is. Bovendien meen
den wij en naar later bleek te
recht! een lichte controverse te
hebben ontdekt tussen de opvattin
gen van de Catechisten en die van
de Kath. Arbeiders Beweging.
STANDPUNT VAN DE K.A.B.
JYE K.A.B. meent, dat de sociale
werkster op de onderneming zich
uitsluitend dient bezig te houden met
IN haar M. van A. terzake de Begro-
1 ting van Unie-aangelegenheden,
waarschuwt de Regering ernstig te
gen onverantwoorde kolonisatie in
Nieuw Guinea. Zè geeft daarvan ook
een voorbeeld.
Op 31 December van het vorig jaar
bracht de .Waibolong" tijdens hevi
ge legen buien 550 immigranten aan op
het strand van Manokwari met hun
bezittingen. Met de „Reael" van 16
Januari 1950 arriveerden nogmaals 128
kolonisten met hun gezinnen, terwijl
sedertdien met elke scheepsgelegenheid
enige tientallen landverhuizers aan
kwamen waarvan de meesten in het
bezit waren van een in 1949 verstrek
te huisvestingsvergunntng voor Mano
kwari
Waar verdere toelating onder deze
omstandigheden volstrekt onverant
woord was. verbood de gouverneur
van Nieuw-Guinea verdere binnen
komst van kolonisten. Deze maatregel
werd echter verzacht door een "it-
zondering te maken voor directe ge
zinshereniging en voor werkers, gebon
den aan de voorwaarden van het aan
wezig zijn van huisvesting en van
verzekerde bestaansmogelijkheden.
Inmiddels werd met de beschikbare
middelen zo goed als dat mogelijk was
de huisvesting geregeld. Een registra
tie gaf de volgende cijfers te zien (op
ultimo Maart 1950): 578 gezinshoof
den met een totaal van 1409 zielen,
waarvan 475 jonger dan 18 jaar en
204 boven de 50 jaar. Van de 578 ge
zinshoofden bezitten er 185 niets.
Slechts 26 van hen zijn thuis op het
gebied van de landbouw of veeteelt,
terwijl 213 een technische loopbaan
achter de rug hebben.
Ten minste 50% moet tot de non-
valeurs gerekend worden uit een oog
punt van kolonisatie. Het percenta
ge. geschikt "oor zware landbouwar-
beid. is zeer gering. Op het inhuren
van inheemse werkkrachten, zoals
door de meeste vooroorlogse kolonisten
geschiedde, mag hier niet gerekend
warden door de zeer dunne bevolking
in dit gebied (tijdens de Japanse be
zettingsperiode zouden in Manokwari
en omgeving pl.m. 1500 Papoea's ge
dood zijn)
(Advertentie)
TEGEN HAARUITVAL
EN HOOFDROOS
Import I Fa. A. Maas, Amsterdam
TT1T DE CIJFERS, die het Duitse
tijdschrift „Caritas" heeft gepu
bliceerd blijkt, hoe hoog de zedelijke
nood in Duitsland is gestegen. De
echtscheidingen bijv. zijn sedert 1930
verviervoudigd en sedert 1913 veracht
voudigd. In Berlijn alleen al worden
per dag 40 huwelijken ontbonden. In
Hagen in Westfaien werden in 1947
122 huwelijken meer ontbonden dan
gesloten. In Hamburg wordt 80 pro
cent der misdaden bedreven door
jeugdige personen, in Berlijn 40 pro
deze laatste stad waren in 30 nrocent
deze laastte stad waren in 30 procent
der strafzaken meisjes betrokken.
In 1930 maakten de buitenechtelijke
kinderen ongeveer 4 procent van het
totaal uit. Na de oorlog is dit percen
tage in vele plaatsen gestegen tot 33
procent.
De gemengde huwelijken nemen
steeds meer toe. In München kwamen
in 1948 op iedere 100 katholieke hu
welijken 60 gemengde huwelijken
voor.
TVE JOODSE cineast Baruch Dinar
heeft van Thomas Mann toestem
ming gekregen om diens roman „Jo
zef van Egypte" te verfilmen.
Bij een deel dezer kolonisten moest
arbeidsschuwheid geconstateerd we
den.
OOK BONA-FIDE KOLONISTEN
LJET IS VERHEUGEND aan de an-
dere kant te mogen constateren,
dat de bona-fide kolonisten over het
algemeen van aanpakken weten.
Tot ultimo April 1950 was 1200 ha.
bouwgrond uitgegeven, waarvan '50
ha. met de hand opengelegd en 70 iia.
beplant. Naast deze arbeid moesten
de kolonisten zelve hun tijdelijke wo
ningen van rondhout, bilik en atap
bouwen, hun waterputten slaan en
kampend met transportmoeilijkheden
hun goederen overbrengen.
De gang van zaken bij de koloni
satie Manokwari bewijst eens te meer
dat alleen 'n zorgvuldige voorbereiding
gepaard aan selectie der kolonisten,
kans van slagen biedt.
STUDENTEN OP ZONNEHOF
Daar wordt ook ontgroend/
het welzijn van de arbeiders en ar
beidsters in de onderneming.
Zodra zij zich echter bemoeit met
de arbeid (ster) buiten de onderne
ming (dus in diens gezin of bij de be
steding van de vrije tijd) gaat zij
aldus de K.A.B. buiten haar boek
je. Ook wanneer ze haar taak niet
kan overdragen aan de plaatselijke
maatschappelijke werkster.
STANDPUNT CATECHISTEN
LJET STANDPUNT van de Cate
chisten is in zoverre gelijk aan
dat van de KAB. dat men ook tracht
zoveel mogelijk de werkzaamheden
van de sociale werkster tot het ter
rein van de onder-neming te beper
ken.
Maar zo zegt men er zijn
teveel raakpunten tussen arbeider en
gezin, om een absolute scheiding ï--
dicaal te kunnen doortrekken. Dóór
het arbeiderschap moet de welstand
van het gezin worden verkregen. Een
arbeider heeft het recht, door zijn
arbeid niet teworden geschaad in
zijn taak als huisvader. Omgekeerd
kunnen huiselijke omstandigheden
(ziekte van de moeder bijvoorbeeld)
van invloed zijn op de arbeid van
de man, die óók nog het werk van de
moeder moet waarnemen.
Vandaar, dat de Catechisten de
opvatting huldigen, dat de sociale
werkster der onderneming ook een
taak heeft buiten de onderneming (in.
de gezinnen van de arbeiders), wan
neer men ter plaatse nog geen maart-
schappelijke werkster heeft, aan wie
ze haar taak kan overdragen. Is die
er wél, dan zal ze zich volledig tot
de onderneming kunnen beperken.
De moeilijkheid is zeggen de Ca
techisten dat men dit probleem
niet op de spits kan drijven wanneer
de zaak er nog niet rijp voor is; dit
zou fataal zijn en de gezinnen zouden
er het slachtoffer van warden.
HET IDEAAL
TUI AAR DAN ligt er nog een ideaal.
Bijna in alle gevallen is het zo,
dat sociale werksters in ondernemin
gen gesalarieerde employé's zijn \„n
de ondernemingen. Doo,- deze positie
moeten zij vaak rekening houden met
wensen en verlangens van haar werk
gevers.
Ideaal zou het zijn. wanneer socia
le werksters in de ondernemingen
werkzaam zouden zijn, die volkomen
onafhankelijk staan van de onderne
mer.
Zo ver is men nog lang niet. Maar
men hoopt toch, eens zover te komen!
(Van onze redacteur)
PRWIJL WIJ deze regelen aan onze tijdens de reis naar
Lourdes met veel zorgen omringde schrijfmachine zitten
toe te vertrouwen, kijken een stuk of wat toppen van de Pyre
neeën heel nieuwsgierig in onze kamer en op ons nachtkastje,
waarop wij bij gebrek aan beter, onze portable hebben gede
poneerd.
doel dat in alle talen dezelfde beteke
nis heeft. Wij hebben dat zelf ervaren,
want wij hebben ons als vrijwilliger
gemeld bij het brancardierscorps. Het
is geen gezellig werk geweest in de
normale betekenis van het woord, maar
't heeft ons meer voldoening geschon
ken dan vele normale dingen.
ENGELSE SPOKEN
yjlj MOGEN die Pyreneeën wel
de Pie du Béout, de Pic du Jer
of hoe ze verder ook mogen heten
want zij zijn al vele jaren lang de stil
le getuigen van heel wat wonderbaar
lijks, dat zich aan hun brede lompe
voeten heeft afgespeeld. Maar wij mo
gen ze ook, omdat er iets stoers, iets
onverwoestbaars vanuit gaat. En het
is goed, dat een mens somwijlen met
wat stoers en onverwoestbaars wordt
geconfronteerd, omdat iets van dat al
les onbewust in hem schijnt over te
gaan. Dat is goed, omdat in deze wan
kele wereld, waarin alweer naar de
wapens is gegrepen, het zelfvertrouwen
van de mens graag een schok krijgt.
De kennismaking met een brok oer-
natuur is daarvoor een recept.
En dat recept heeft hier in Lour
des een dubbele werking. Want wat
de bergen hebben, heeft ook Lourdes
zelf. Men versta ons goed: het Lourdes
zoals de ware pelgrim dat verstaat.
Want ook van het genadeoord Lourdes
gaat iets stoers en onverwoestbaars
uit. Wij hebben het U reeds enige da
gen geleden gezegd, maar met andere
woorden.
En wij herhalen het graag, wéér in
andere woorden: Lourdes is een bad
plaats voor de ziel. Hij die ook maar
met een beetje gevoel staat tegenover
het eerlijke diepe geloof en het won
derschone vertrouwen dat hier door
talrijke eenvoudige mensen wordt ge
demonstreerd, wordt getroffen tot in
zijn kleinste en diepste vezelen. En het
is goed, dat de mens met dit - even
eens - stoere en onverwoestbare geloof
wordt gecpnfronteerd, omdat ook daar
van onbewust op hem iets overgaat
DISSONANTEN
Binnenkort zullen in het pand Keizersgracht 321 te Amsterdam schil
derijen en antiquiteiten uit de nalatenschap van Han van Meegeren
worden geveild. Ook het huis zal worden verkocht. Een hoekje van
Van Meegeren's werkkamer. Behalve schilder was hij een verwoed ver
zamelaar van antiek. Op de tafel in Gothische stijl uit de 17e eeuw staat
een verzameling tin. Hechts een Gotische hakstoel. Aan de wand Van
Meegeren's „Meisje met kruik" en een reproductie van de Emmaüsgan
gers. In het midden een 17e eeuws beeld, „Maria op de maansikkel".
Ongerekend de militairen
INE GEGEVENS, betreffende het
aantal te verwachten repatriëren-
den, wijzen uit, dat dit jaar nog on
geveer 40.000 personen worden terug-
i verwacht (ongerekend de militairen
van de Koninklijke Landmacht met
hun gezinnen). Er zal derhalve aan
ongeveer 10.000 gezinnen in de loop
va dit jaar huisvesting moeten wor
den verleend.
Omtrent het opvangen in woonoor
den en het toekennen van extra-bouw
volume is vroeger al het een en ander
gepubliceerd.
De regering heeft maatregelen in
overweging om kleine zelfstandigen,
die tengevolge van de omstandigheden
van oorlog en na-oorlogse tijd finan
cieel niet in staat zijn een overtocht
naar Nederlad te betalen, de helpen
de hand te bieden om toch naar Ne
derland te repatriëren.
\^IJ HEBBEN hiervoor uitdrukkelijk
gezegd: het Lourdes dat de wa
re pelgrim er onder verstaat. Want er
is ook een ander Lourdes. En wel dat
van de overladen bazars, die zich stra
ten-vol aaneenrijen met alleraardige
en dwaze (meer dwaas dan aardig)
„souvenirs". Waarschijnlijk is het een
noodwendigheid, dat dit zo moet zijn.
Maar dat noodwendige is dan toch
maar een dissonant en nog wel een
dissonant van, schrikbarend formaat.
Wanneer ge een bidprentje in Uw han
den krijgt gestopt, dat begint met een
schoon-klinkend gebed, maar wanneer
ge pal onder het gebed een verzoek
krijgt om Uw cadeaux toch maar in
ieder geval in die-en-die winkel te ko
pen, dan wrijft ge Uw ogen bij 'wijze
van spreken even flink uit, deponeert
het bidprentje... in de goot en neemt U
vast en zeker voor in die-en-die win
kel niets te kopen.
Kwaad wordt ge daarbij echter niet,
want de Fransen verstaan als geen an
deren de kunst iets geks te doen en
toch niet opvallend vervelend of onbe
leefd te zijn. Ge moet vooral in Lour
des de mensen nemen zoals ze zijn en
steeds er aan denken, dat er twee
Lourdessen zijn: dat van de grot, de
kerk en de Esplanade en dat van de
„marchandisé".
COSMOPOLITISCH
GELOVEN overigens, dat er
geen plaats ter wereld zo inter
nationaal, zo cosmopolitisch is als
Lourdes. Wij zijn er nog maar even,
maar in die korte tijd hebben wij al
Frans, Engels, Vlaams en Nederlands
gesproken. Dat Engels dan nog te ver
delen in Engels-Engels en Amerikaans-
Engels. En wanneer wij Chinees, Ja
pans, Maleis. Afrikaans etc. kenden,
hadden wij dat ook al kunnen spreken,
evengoed als Spaans trouwens. De Ba
bylonische spraakverwarring heeft in
vroegere tijden niets anders dan on
heil gebracht, maar wat op Babyloni
sche spraakverwarring in Lourdes lijkt,
heeft totnutoe niets anders dan harte
lijkheid en behulpzaamheid laten zien.
Dat een Fransman of een Nederlan
der brancardier speelt voor een Engel
se patiënt is de gewoonste zaak van de
wereld. En dat een Vlaming een Ne
derlander voorttrekt in een zachtglij-
dend wagentje, is zo vanzelfsprekend
dat het geen mens opvalt. De zieke niet
en de brancardier niet. Zij hebben
slechts één herkenningsteken hier en
dat is hun rozenkrans, waarop zij bid
den in hun eigen taal, maar met het
INE Amerikanen zijn hier anders goed
in tel. Het zijn beste brave men
sen die Amerikanen, alleen moesten zij
niet steeds zo opvallend etaleren, dat
zij uit de United States komen en ook
moesten zij niet zo royaal met hun
dollars zijn, want de bazarhouder knipt
voor de Amerikaan (lees de dollar)
als het spreekwoordelijke knipmes, ter
wijl hij de Nederlander, nou-ja, ook
wel welwillend wil ontvangen in zijn
rariteiten-kast.
„English spoken" heeft de bazarhou
der met forse letters op zijn winkel
staan. Dat betekent niet, dat er Engel
se spoken zijn, zoals een Nederlandse
pelgrim in zijn onschuld meende te
veronderstellen. En nu U misschien
toch even geglimlacht hebt, staat U
het ons misschien toe, te vertellen dat
er hier nog altijd gelachen wordt om
een „Stem" mopje. Het gaat over
een dame die een fles Lourdes-water
mee over de grens bracht. Aan de
grens wilde de douane echter eens rui
ken of er ook werkelijk Lourdes-water
in die fles zat. Hij kwam evenwel tbt
een vreemde conclusie: „Het is net of
er cognac in zit". Maar de dame han
dig: „Is het waar, dan is er toch nog
een wontir gebeurd"
TJOE ook geschonden door de mofse
vernielzucht, is 't prinselijk scho
ne Mastbosch nog altijd de glorie van
stad en Baronie.
Nog verheffen de zware, ruige
boomzuilen zich stoer en geweldig en
schoren het wieglend dak der naalden
kruinen.
Nog roept er de Wielewaal en vliegt
er de houtduif rond, nog wipt de
rappe eekhoorn van tak tot tak en
nog roept in de verte de koekoek
met droomvol en diep geluid.
Wel een der schoonste plekjes wa
ren de Zeven Heuveltjes. De sage om
kranste dit geheimzinnige woudplekje
met haar bonte dromenwaas.
„waar den en spar en kreupelhout
des wandlaars blik verblijdt,
wanneer hij dwalend om zich schouwt,
vergetend uur en tijd;
waar stilte en rust van 't avondwoud
de ziel met vree vervult,
als 't zinkend brandend zonnegoud,
de lucht in vlammen hult;
In 't vorstlijk Mastbosch ligt,
vermaard
door bonte romantiek,
de „Zeven Heuvels" kring geschaard,
om 'n plekje feeëriek.
Het is daar eenzaam, wonderstil;
de tijd houdt d'adem in.
Hier vond Verbeeldings bonte gril
van 'n Sage het begin.'"
Het was in overoude tyden, dat er in
he* Mastbosch een rover woonde. Op
'n verlaten plekje had h(J een hnt
laag, wanneer er twee of drie reizi
gers naderden. Genade kende hij niet.
En hij zorgde wel, dat niemand ont
snapte. Zo werd lange tijd geen aan*
klacht bij de Drossaard in de stad in*
gediend. Zo bleef de rover maanden*
lang uit de handen van 't gerecht en
werd z'n moedwil steeds groter. Ein
delijk was de maat der schurkerijen
vol en werd de aandacht van do
schout op het duivels rovershol ge
richt.
TXet gebeurde ln "t najaar: ruw en
winderig was het weer. De schelm
stond weer op wacht. In de verte zag
hij een groep kramers naderen.
„Hij telde, telde., zeven., achi„
Acht mannen kwamen aan,
Ze schenen ieder op de rug
Met 'n mars of zak belaan."
Reeds houdt hy z'n roer gereed, maar
plotseling laat hij de loop zinken.
Neen, acht dat is te veeL Al doodt hij
ook de grootste hoop, de rest zou
kunnen vluchten en dan wordt hij
misschien bij de Drossaard aange
bracht. En dan is 't einde de galg of
't schavot. Hij zal het anders aan
boord leggen. Behoedzaam komt hij
uit het laag struweel te voorschijn en
blijft schijnbaar argeloos staan tot de
troep genaderd is.
Hé, jager, hoort hij roepen, welk
ZEVEN HEUVELTJES
Uit elk ervan verhief
gebouwd en hij ging door voor 'n
kolenbrander, die hier z'n nederige
stiel uitoefende. Het moet 'n woest
uitziende, baarlijke duivel geweest
zijn; rossig van haar en baard. Hij
leefde geheel alleen, als hij 's nachts
neerlag op z'n leger omklemden z'n
vingers pistool of piek. 't Was of hjj
steeds verwachtte, dat hij gehaald zou
worde
Overdag trok hij speurend rond
door het bos en loerde langs boom
cn struik om te zien of hij geen kra
mer of reiziger zag naderen, die van
de weg - was afgedwaald en 't spoor
bijster was. Wee de eenzame voetgan
ger! Onverhoeds greep hij hem soms
aan in een kerkstille dreef, dan ont
stond er soms een fel gevecht, maar
steeds bleef de schurk meester. Hij
schrok nooit voor 'n moord terug, 't
lijk was spoedig genoeg verstopt en
begraven bij de struiken. Soms laad
de de rover z'n roer met kortgekapt
schroot en vuurde vanuit een hinder-
door HENRI T SAS
T7IJFTIG JAREN? Wat zeg ik? Vijf
en vijftig. En, ik voelde me, toen
Ik daar, op nog geen zestienj jarige
leeftijd, in de enorme cantine van
het Instructie-Bataljon te Kampen
stond, echt soldaat. Want ik had dien
dag voor het eerst m'n militaire,
mouwvestje aan 't blauwe mouwvest
met de eene rij gebombeerde, koperen
knopen en de twee muisoortjes achter
in m'n rug precies op de plek, waar
m'n nieren zaten en, naar ik hoop,
nóg zitten.
Ik was „volontair" geworden met
twee kwartjes tractement in de V-„f
dagen. Hoe kreeg ik ze ,.op"? Volon
tair. die 'n „kaasmes" mocht dragen
met koperen gevest. volontair, die
men, bij de regimenten smalend
„kuchie uit de militaire bakkerij"
noemde. Ik droeg 'n ietwat-lichter
blauwe broek (pantalon moest je zeg
gen) met 'n dunne, gele bies. De
kapel van het Bataljon gaf dien mid
dag 'n soort concert, om de kuchies
zoo min mogelijk aan vader en moe
der thuis te doen terug denken. Dat
was geen overbodige maatregel, want
ik heb „kuchies" gezien met de tra
nen in de ogen, als ze aan Mammie
of Paps terug dachten. Zulk 'n kuchie
was ik.
Daarom: wie zou ooit gedacht heb
ben, dat ik, 'n halve eeuw later, op
diezelfde plek zou staan as
voordrachtkunstenaar met de belinte
luit in m'n armen, terwijl daar voor
me zat Z. Exc. Minister Colijn, ge
flankeerd door twee Adjudanten van
H.M. de Koningin? Wie zou ooit
dacht hebben, dat de enthousiaste
pianist, die mij toen begeleidde, spoe
dig daarop, als Vaandrig geïnterneerd
ln de Duitsche vesting Freiburg, als
slachtoffer zou vallen van Duitse ter
reur? Is 't wonder, dat je aan 't filo
soferen, aan t vergelijken gaat: de
soldaat van toen en thans?
BAARDEN: ROOS-POES
"TOEN, dat was de tijd, waarin het
mogelijk was, dat 'n zeventien n
half-jarig sergeantje, als comman
dant van de Hoofdwacht ln Breda,
z'n bevelen galmde over de grote
Markt, terwijl-i; stond tegenover de
aflossende wacht: mannen met baar
den en gezinnen. Meest analfa
beten. dienstplichtigen uit Groningen,
Friesland en Drenthe. onder welke
enkele schaapherders, die, op handf
en voeten, de trappen van de kazer
ne beklommen, mannen met baarden,
die 's avonds les in lezen kregen:
„r ooos, roos. „poes. poes, een
rot, een rot". Dat was de tijd. waarin
je, de kazerne-wacht passeerend, met
o, schande, één losse unirm-
knoop, werd terug jestuurd: '„Terug,
je bent niet gekleed." Dat wasde
tijd, waarin, onmiddellijk na de ge
blazen reveille: „Op de hei, daar zal
ik je donderen", de fourier op
„chambrée" verscheen, met de ka
merwacht achter zich. die 'n baalzak
vol kuch, halve, zaaiers, puisten, zoek
maar uit, op z'n rug torste, en daar
van. op het voeteneind van elke stroo
zak. waar zoojuist nog de minder wel
riekende „trappers" van de dienst
plichitige rustten, één exemplaar de
poneerde, terwijl de fourier, met vn
gouden, omgekeerde „V"s ter hoogt*
van z'n ellebogen, f hreeuwde: „Spi
en!" Ramen open! Ik moet me dcu
iullie htjes heen hakken!" Het wa>
de tijd van de cachot-straf, om dei-
anderen dag „gesloten" en „water ei
orood" de tijd van de „insubordina
tie met de ogen", de tijd va" de ze
ven stuivers tractement in de vijf da
gen, de tijd. waarin Donderdags en
Zondags-avonds de artillerie- en in-
fanterie-patrouille door de stad mar
cheerde om te zien, of, ondanks de
zeven stuivers, de miliciens zich niet
bedronken. Die miliciens stapten dan,
soms in rijen van vier of vijf (uit
hetzelfde dorp afkomstig) in 't mid
den van de straat, om zich te laten
bewonderen ir hun gloednieuwe uni
formen, op de beige-kleurige „model
trappers" die zo uit het kleedrngma
gazijn, waren aangetrokken, 't Salue
ren. (met de vlakke hand omhoog, als
'n verkeersagent, tegen de kwastjes-
kwartiermuts) was dan niet van de
lucht, en wee de rij, die net waagde
zonder dat saluut, een of ander kor
poraal-titulair te passeeren: „Terug
en opnieuw"!
DE STROP
LIET WAS de „stropdassen'-tijd. 'n
hrede, zwarte das, met paarde-
haar gevuld, die, al vielen de kraaien
van het dak, om den nek moest wor
den gedragen, 't naadje wiskunstig-
precies in het midden en van achter
met 'n gesp gesloten. Ik zou willen
weten, hoeveel dagen kwartierarrest
er uitgedeeld zijn, enkel om dat naad
je of om het staartje, dat achter i'
den nek boven de halskraag uitstak
Het af-exerceren der nieuwe lichting
duurde zes weken, 'n tóp-prestatie
aangezien sommige plattelanders wèl
wisten wat „hot en hèr" was, maar
wie het links en recht nog moest
worden bijgebracht door het befaam
de „hooi en stroo" Dan mocht de f
geëxerceerde met z'n lange vlerkante
bajonet (de driekante was reeds ef
geschaft) c z'n-linkerheup de stad
in.
Maar, de 's Zondagse „korte jas
met de gele schouderpassanten en fou.
ragéres met de shako met leeuwen
koppen en koperen zon, werden zoo
DE HOUDING VAN DE SOLDAAT VAN 100 JAAR GELEDEN
Illustratie uit Al. Verhnells „Zijn er zo?"
gauw niet uitgedeeld. Dat was 'n kos
telijk bezit, want boven op die shako
stond 'n gele bal en daarop 'n witte
pompon citroen met suiker. Als
je dat 's Zondagse uniform droeg,
mocht je vóór vier uur 's middags, cp
straat, niet roken. Dan droegen de
korporaals ook 'n oranje-rode kwast
aan wit koordje aan hun sabel, de
anderofficieren 'n zilveren, en, als je
.léél buitenmodel durfde zijn, maakte
ie van dat witte koordje 'n zwart
liefst met 'n platteknoop ln het mid
den. Maar, op straat, als je 'n meer
dere passeerde, liield je stijf je lin
kerhand op die zwarte stoutigheid
Wit-glacé handschoenen voor de kor
ooraals en onder-officieren, zwart
wollen met 'n groot rood nummer vet
de soldaten. Toen moesten de knuis
ten nog aan de geweren geslagen wor
den als die „over" genomen werden,
zodat de stalen bajonetten in de zon
flikkerden als 'n uitslaande brand.
O. marketentster (iet Je zwarte
steek met haneveren en oranje-cocar-
de, hoe *ler marcheerde je, bij de pa
rade, rchter 't peloton nou zie ik
je, in de persoon van je kleindoch
ter, op 'n fiets-bagage-drager tegen <.'e
rug van „den dieje van mijn" hangen,
'ikkend aan 'n ijsco, terwijl „den dieje
ran jou", met de uniform-kraag open
langs de behaarde borst, de veerkrach-
te Rhapsodie van Liszt fluit, bloots
hoofds met 'n pomads-chaans-kuif
De joldaat van toen kende geen al-
abet, die van nu de goeden niet
te na gesproken geen militaire
houding.
IN HET MASTBOSCH
zich een gebalde vuist.
pad leidt naar Breda, wij zijn ver
dwaald!
Onmiddellijk heeft de sluwe rover
z'n plan ontworpen.
Wel, mannen, zegt hij, in de stad
komt ge vandaag toch niet meer, 't Is
nog wel vier uur ver, en weet ge wel,
dat in deze najaarstijd de poort al
vroeg gesloten wordt? Maar 'k wil je
helpen, kom mee naar mijn hut, al
is het stroo niet al te zacht, 't is toch
beter dan buiten te slapen. En mor
gen vroeg breng ik jullie op de goe
de baan naar Breda.
„De kramers kijken hem eens aan
en zien dan in het rond;
de wind ruist en het donker dreigt,
reeds nadert d'avondstond."
Dan volgen ze de schurk in de hu; eti
hij geeft hun te drinken uit 'n hou
ten nap en ze eten van 't brokkelige
brood.
„Maar toen ze sliepen, doodvermoeid,
ir. 't holle van den nacht,
toen heeft de moord'naar gruwelijk
er zeven omgebracht."
Slechts één ontkwam er, die plotse
ling wakker werd en nog juist op tiid
kon wegvluchten.
Hei volksverhaal wordt steeds
boeiender. We kunnen ons voorstel
len, dat de liedjeszangers in de vroe
gere eeuw zich verlustigd hebben in
dit sappige brokje volksromantiek.
Dit moet iets geweest zijn voor de
kermisrol, waarop in kleurige schelle
taferelen het gruwelijk gebeuren
werd uitgeschilderd. Beschrijft Ernest
Claes niet precies in deze trant de
historie van Napoleon in z'n onster-
felijl boek van „De Witte". Toen er
nog geen bioscopen bestonden, ge
noot 't volk op even intense wijze de
melodramatiek dezer volksvertelsels.
„Des morgens vroeg kwam in Breda
de ontstelde vluchteling aan,
en heeft den Drossaard toen terstond
van 't moorden kond gedaan."
Toen was het spoedig uit met het
liedj- De Rode Roede trok er op ujt
e - ze vonden de schurk juist bezig bij
zeven geheimzinnige heuveltjes. Maar
voor de réchter gesleept, die meege
komen was, bleef hij loochenen, dat hij
daar zeven lijken begraven had.
Plots klonk er een hels geraas, op
elk der heuveltjes scheurde de grond
open. Gebalde vuisten heffen zich uit
de grond wraakdreigend omhoog. In
't nabije mastenwoud steekt een felle
wind op, die de takken ruisend kreu
nen doet.
„En aan het einde van de dreef
verschijnt een hels gedrocht
Vuurspuwend als een monsterdraak,
ontsnapt uit duivels krocht.
Het ondier stort zich met een schreeuw
die 't bloed in d'aadren stolt,
met één sprong op de moordenaar,
die dof ter aarde rolt.
Het beest grijpt gretig in de muil
zijn prooi stuiptrekkend beet,
ve -dwijnt dan in de lange dreef
die 't Eeuwig Laantje heet.
Een reuk van solfer, pek en hars
bleef hangen in die laan,
waar langs de snode rover was
naar d'eeuwigheid gegaan.
AZeven Heuveltjes bleef steeds
de wonderplek bekend
En „Eeuwig Laantje" werd genoemd
deez' bosdreef zonder end."
HUB. K.