Er ilgt veel werk Niet in 't wilde weg naar Nieuw Guinea L0URDES, stoer en onverwoestbaar De soldaat van 50 jaren terug en thans Zorgvuldige voorbereiding en selectie nodig Het volle leven tegemoet!.... Op de fabriek 00K AL BUICT MEN DAAR FOOR DE DOLLAR: Malligheden in overladen bazars Er huisde een MASTBOS ROVER in het DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 14 JULI 1950 ...en de plaatsings-mogelijkheden zijn zeer groot voor geschikte krachten" MANOKWARI ALS WAARSCHUWEND VOORBEELD Zedelijke nood in Duitsland Jozef van Egypte op de film Stille getuigen Dit jaar nog 40.000 repatriërend en WIJ Sombere romantiek om de Zeven Heuveltjes ER RIJDT een autotje door de stad. Er in zit een jonge dame, op weg naar het station. Vanmorgen was zij in een ge zin, waarvan een der leden met de strafrechter in aanra king is geweest. De jongen, een kind nog, had gestolen en de rechter legde een straf op: de knaap moest naar een Rijks opvoedingsgesticht. Het was een zware strijd met de moeder. Maar tenslotte werd beloofd, dat de jongen om half twee aan het station zou zijn, waar een opvoedings-ambte- naar hem zou overnemen. De ambtenaresse van de kin derwetten in het autotje durft er om te wedden, dat de jongen er zal zijn.... Haar gedachten gaan terug naar het ouder- bezoek.... a rjEZE ambtenaresse heeft haar op- leiding ontvangen op de school voor maatschappelijk werk. Zij koos als richting: „Kinderbescherming en voogdij'' en zij vond haar taak en haar plaats in de maatschappij. „De plaatsingsmogelijkheden zijn zeer groot", zegt mej. mr, Verbeek, directrice van „Zonnehof" aan de Burgem. Kerstenlaan te Ginneken. „Maar" voegt ze er aan toe. „voor geschikte krachten!'' Op de school moet veei aandacht worden besteed aan de persoonlijke vorming en de selectie van de meis jes Deze meisjes moeten een ideaal hebben en bereid zijn, haar persoon lijke vorming voor dit ideaal in te zetten. Het ligt in de natuur van het meis je, dat het verlangt ooit de „ware Jacob" te ontmoeten en dat zij droomt van een toekomstig „eigen nestje". Maar helaas, het percentage meisjes dat ongehuwd moet blijven, is nog al groot. En daarom is het zo geluk kig, dat vele meisjes een sociale vor ming verkiezen, omdat die prachtig is voor alle richtingen in een ecJht- vrouwelijkie werkzaamheid. In de school te Ginneken volgen de meisjes eerst een theoretische op leiding van acht maanden. Dan gaan zii r.a scherpe selectie en onder lei ding van een maatschappelijk werk ster drie maanden de praktijk in. De meisjes werken dan in tnternaats- veiband in hei tweede studiejaar volgen wee: acht maanden theorie en drie maanden practijk. In dit tweede jaar kan men de speciale riciiting kiezen, waarin men zich verder wil ontwik kelen. In het dfciae jaar moet die richting zijn gekozen en men ontvangt dan zes maanden theoretische en zes maan den practische opleiding met nog drie maanden afsluiting van de stu die. Op het ogenblik is het nog zó, dat liet meisje dat zich aanmeldt 19 jaar moet zijn ol worden. Zij dienen in het oezit te zijn van een einddiplo ma H.B.S., gymnasium, middelbare meisjesschool of kweekschool. Er be staat ook een beperkte gelegenheid om zonder zulk een diploma toelatings examen te doen voor meisjes met een voldoende algemene ontwikkeling. Maar het ligt we] in de bedoeling van de Catechisten, een opleiding vanaf het 15e jaar in te richten. ZONNIG TEHUIS QF de meisjes zich op „Zonnehof" thuis voelen? Er komen er van heinde en verre en er verblijven er ver scheidene in internaatsverband. Ze hebben zo haar eigen samenlevinkje in gericht en er bestaat zowaar 'n gchool- senaat. Er wordt ook op 'n (laat ons er bij voegen: bescheiden) wijze ont groend! Zij weten dat zij hier zijn in een „home" als er zovele zijn in verschei dene bisdommen, overal waar de Ca techisten werkzaam zijn. Straks staan ze met haar diploma in de hand en heel wat ervaringen rijker in de we reld. Zij zullen maatschappelijk werk ster zijn bij de gemeente, bij een or ganisatie, bij een stichting, in een bedrijf. FEN apart woordje willen we wij- den aan de maatschappelijke werkster in de onderneming, omdat zij vaak het meest voor het voetlicht treedt en daardoor het onderwerp van veler gesprekken is. Bovendien meen den wij en naar later bleek te recht! een lichte controverse te hebben ontdekt tussen de opvattin gen van de Catechisten en die van de Kath. Arbeiders Beweging. STANDPUNT VAN DE K.A.B. JYE K.A.B. meent, dat de sociale werkster op de onderneming zich uitsluitend dient bezig te houden met IN haar M. van A. terzake de Begro- 1 ting van Unie-aangelegenheden, waarschuwt de Regering ernstig te gen onverantwoorde kolonisatie in Nieuw Guinea. Zè geeft daarvan ook een voorbeeld. Op 31 December van het vorig jaar bracht de .Waibolong" tijdens hevi ge legen buien 550 immigranten aan op het strand van Manokwari met hun bezittingen. Met de „Reael" van 16 Januari 1950 arriveerden nogmaals 128 kolonisten met hun gezinnen, terwijl sedertdien met elke scheepsgelegenheid enige tientallen landverhuizers aan kwamen waarvan de meesten in het bezit waren van een in 1949 verstrek te huisvestingsvergunntng voor Mano kwari Waar verdere toelating onder deze omstandigheden volstrekt onverant woord was. verbood de gouverneur van Nieuw-Guinea verdere binnen komst van kolonisten. Deze maatregel werd echter verzacht door een "it- zondering te maken voor directe ge zinshereniging en voor werkers, gebon den aan de voorwaarden van het aan wezig zijn van huisvesting en van verzekerde bestaansmogelijkheden. Inmiddels werd met de beschikbare middelen zo goed als dat mogelijk was de huisvesting geregeld. Een registra tie gaf de volgende cijfers te zien (op ultimo Maart 1950): 578 gezinshoof den met een totaal van 1409 zielen, waarvan 475 jonger dan 18 jaar en 204 boven de 50 jaar. Van de 578 ge zinshoofden bezitten er 185 niets. Slechts 26 van hen zijn thuis op het gebied van de landbouw of veeteelt, terwijl 213 een technische loopbaan achter de rug hebben. Ten minste 50% moet tot de non- valeurs gerekend worden uit een oog punt van kolonisatie. Het percenta ge. geschikt "oor zware landbouwar- beid. is zeer gering. Op het inhuren van inheemse werkkrachten, zoals door de meeste vooroorlogse kolonisten geschiedde, mag hier niet gerekend warden door de zeer dunne bevolking in dit gebied (tijdens de Japanse be zettingsperiode zouden in Manokwari en omgeving pl.m. 1500 Papoea's ge dood zijn) (Advertentie) TEGEN HAARUITVAL EN HOOFDROOS Import I Fa. A. Maas, Amsterdam TT1T DE CIJFERS, die het Duitse tijdschrift „Caritas" heeft gepu bliceerd blijkt, hoe hoog de zedelijke nood in Duitsland is gestegen. De echtscheidingen bijv. zijn sedert 1930 verviervoudigd en sedert 1913 veracht voudigd. In Berlijn alleen al worden per dag 40 huwelijken ontbonden. In Hagen in Westfaien werden in 1947 122 huwelijken meer ontbonden dan gesloten. In Hamburg wordt 80 pro cent der misdaden bedreven door jeugdige personen, in Berlijn 40 pro deze laatste stad waren in 30 nrocent deze laastte stad waren in 30 procent der strafzaken meisjes betrokken. In 1930 maakten de buitenechtelijke kinderen ongeveer 4 procent van het totaal uit. Na de oorlog is dit percen tage in vele plaatsen gestegen tot 33 procent. De gemengde huwelijken nemen steeds meer toe. In München kwamen in 1948 op iedere 100 katholieke hu welijken 60 gemengde huwelijken voor. TVE JOODSE cineast Baruch Dinar heeft van Thomas Mann toestem ming gekregen om diens roman „Jo zef van Egypte" te verfilmen. Bij een deel dezer kolonisten moest arbeidsschuwheid geconstateerd we den. OOK BONA-FIDE KOLONISTEN LJET IS VERHEUGEND aan de an- dere kant te mogen constateren, dat de bona-fide kolonisten over het algemeen van aanpakken weten. Tot ultimo April 1950 was 1200 ha. bouwgrond uitgegeven, waarvan '50 ha. met de hand opengelegd en 70 iia. beplant. Naast deze arbeid moesten de kolonisten zelve hun tijdelijke wo ningen van rondhout, bilik en atap bouwen, hun waterputten slaan en kampend met transportmoeilijkheden hun goederen overbrengen. De gang van zaken bij de koloni satie Manokwari bewijst eens te meer dat alleen 'n zorgvuldige voorbereiding gepaard aan selectie der kolonisten, kans van slagen biedt. STUDENTEN OP ZONNEHOF Daar wordt ook ontgroend/ het welzijn van de arbeiders en ar beidsters in de onderneming. Zodra zij zich echter bemoeit met de arbeid (ster) buiten de onderne ming (dus in diens gezin of bij de be steding van de vrije tijd) gaat zij aldus de K.A.B. buiten haar boek je. Ook wanneer ze haar taak niet kan overdragen aan de plaatselijke maatschappelijke werkster. STANDPUNT CATECHISTEN LJET STANDPUNT van de Cate chisten is in zoverre gelijk aan dat van de KAB. dat men ook tracht zoveel mogelijk de werkzaamheden van de sociale werkster tot het ter rein van de onder-neming te beper ken. Maar zo zegt men er zijn teveel raakpunten tussen arbeider en gezin, om een absolute scheiding ï-- dicaal te kunnen doortrekken. Dóór het arbeiderschap moet de welstand van het gezin worden verkregen. Een arbeider heeft het recht, door zijn arbeid niet teworden geschaad in zijn taak als huisvader. Omgekeerd kunnen huiselijke omstandigheden (ziekte van de moeder bijvoorbeeld) van invloed zijn op de arbeid van de man, die óók nog het werk van de moeder moet waarnemen. Vandaar, dat de Catechisten de opvatting huldigen, dat de sociale werkster der onderneming ook een taak heeft buiten de onderneming (in. de gezinnen van de arbeiders), wan neer men ter plaatse nog geen maart- schappelijke werkster heeft, aan wie ze haar taak kan overdragen. Is die er wél, dan zal ze zich volledig tot de onderneming kunnen beperken. De moeilijkheid is zeggen de Ca techisten dat men dit probleem niet op de spits kan drijven wanneer de zaak er nog niet rijp voor is; dit zou fataal zijn en de gezinnen zouden er het slachtoffer van warden. HET IDEAAL TUI AAR DAN ligt er nog een ideaal. Bijna in alle gevallen is het zo, dat sociale werksters in ondernemin gen gesalarieerde employé's zijn \„n de ondernemingen. Doo,- deze positie moeten zij vaak rekening houden met wensen en verlangens van haar werk gevers. Ideaal zou het zijn. wanneer socia le werksters in de ondernemingen werkzaam zouden zijn, die volkomen onafhankelijk staan van de onderne mer. Zo ver is men nog lang niet. Maar men hoopt toch, eens zover te komen! (Van onze redacteur) PRWIJL WIJ deze regelen aan onze tijdens de reis naar Lourdes met veel zorgen omringde schrijfmachine zitten toe te vertrouwen, kijken een stuk of wat toppen van de Pyre neeën heel nieuwsgierig in onze kamer en op ons nachtkastje, waarop wij bij gebrek aan beter, onze portable hebben gede poneerd. doel dat in alle talen dezelfde beteke nis heeft. Wij hebben dat zelf ervaren, want wij hebben ons als vrijwilliger gemeld bij het brancardierscorps. Het is geen gezellig werk geweest in de normale betekenis van het woord, maar 't heeft ons meer voldoening geschon ken dan vele normale dingen. ENGELSE SPOKEN yjlj MOGEN die Pyreneeën wel de Pie du Béout, de Pic du Jer of hoe ze verder ook mogen heten want zij zijn al vele jaren lang de stil le getuigen van heel wat wonderbaar lijks, dat zich aan hun brede lompe voeten heeft afgespeeld. Maar wij mo gen ze ook, omdat er iets stoers, iets onverwoestbaars vanuit gaat. En het is goed, dat een mens somwijlen met wat stoers en onverwoestbaars wordt geconfronteerd, omdat iets van dat al les onbewust in hem schijnt over te gaan. Dat is goed, omdat in deze wan kele wereld, waarin alweer naar de wapens is gegrepen, het zelfvertrouwen van de mens graag een schok krijgt. De kennismaking met een brok oer- natuur is daarvoor een recept. En dat recept heeft hier in Lour des een dubbele werking. Want wat de bergen hebben, heeft ook Lourdes zelf. Men versta ons goed: het Lourdes zoals de ware pelgrim dat verstaat. Want ook van het genadeoord Lourdes gaat iets stoers en onverwoestbaars uit. Wij hebben het U reeds enige da gen geleden gezegd, maar met andere woorden. En wij herhalen het graag, wéér in andere woorden: Lourdes is een bad plaats voor de ziel. Hij die ook maar met een beetje gevoel staat tegenover het eerlijke diepe geloof en het won derschone vertrouwen dat hier door talrijke eenvoudige mensen wordt ge demonstreerd, wordt getroffen tot in zijn kleinste en diepste vezelen. En het is goed, dat de mens met dit - even eens - stoere en onverwoestbare geloof wordt gecpnfronteerd, omdat ook daar van onbewust op hem iets overgaat DISSONANTEN Binnenkort zullen in het pand Keizersgracht 321 te Amsterdam schil derijen en antiquiteiten uit de nalatenschap van Han van Meegeren worden geveild. Ook het huis zal worden verkocht. Een hoekje van Van Meegeren's werkkamer. Behalve schilder was hij een verwoed ver zamelaar van antiek. Op de tafel in Gothische stijl uit de 17e eeuw staat een verzameling tin. Hechts een Gotische hakstoel. Aan de wand Van Meegeren's „Meisje met kruik" en een reproductie van de Emmaüsgan gers. In het midden een 17e eeuws beeld, „Maria op de maansikkel". Ongerekend de militairen INE GEGEVENS, betreffende het aantal te verwachten repatriëren- den, wijzen uit, dat dit jaar nog on geveer 40.000 personen worden terug- i verwacht (ongerekend de militairen van de Koninklijke Landmacht met hun gezinnen). Er zal derhalve aan ongeveer 10.000 gezinnen in de loop va dit jaar huisvesting moeten wor den verleend. Omtrent het opvangen in woonoor den en het toekennen van extra-bouw volume is vroeger al het een en ander gepubliceerd. De regering heeft maatregelen in overweging om kleine zelfstandigen, die tengevolge van de omstandigheden van oorlog en na-oorlogse tijd finan cieel niet in staat zijn een overtocht naar Nederlad te betalen, de helpen de hand te bieden om toch naar Ne derland te repatriëren. \^IJ HEBBEN hiervoor uitdrukkelijk gezegd: het Lourdes dat de wa re pelgrim er onder verstaat. Want er is ook een ander Lourdes. En wel dat van de overladen bazars, die zich stra ten-vol aaneenrijen met alleraardige en dwaze (meer dwaas dan aardig) „souvenirs". Waarschijnlijk is het een noodwendigheid, dat dit zo moet zijn. Maar dat noodwendige is dan toch maar een dissonant en nog wel een dissonant van, schrikbarend formaat. Wanneer ge een bidprentje in Uw han den krijgt gestopt, dat begint met een schoon-klinkend gebed, maar wanneer ge pal onder het gebed een verzoek krijgt om Uw cadeaux toch maar in ieder geval in die-en-die winkel te ko pen, dan wrijft ge Uw ogen bij 'wijze van spreken even flink uit, deponeert het bidprentje... in de goot en neemt U vast en zeker voor in die-en-die win kel niets te kopen. Kwaad wordt ge daarbij echter niet, want de Fransen verstaan als geen an deren de kunst iets geks te doen en toch niet opvallend vervelend of onbe leefd te zijn. Ge moet vooral in Lour des de mensen nemen zoals ze zijn en steeds er aan denken, dat er twee Lourdessen zijn: dat van de grot, de kerk en de Esplanade en dat van de „marchandisé". COSMOPOLITISCH GELOVEN overigens, dat er geen plaats ter wereld zo inter nationaal, zo cosmopolitisch is als Lourdes. Wij zijn er nog maar even, maar in die korte tijd hebben wij al Frans, Engels, Vlaams en Nederlands gesproken. Dat Engels dan nog te ver delen in Engels-Engels en Amerikaans- Engels. En wanneer wij Chinees, Ja pans, Maleis. Afrikaans etc. kenden, hadden wij dat ook al kunnen spreken, evengoed als Spaans trouwens. De Ba bylonische spraakverwarring heeft in vroegere tijden niets anders dan on heil gebracht, maar wat op Babyloni sche spraakverwarring in Lourdes lijkt, heeft totnutoe niets anders dan harte lijkheid en behulpzaamheid laten zien. Dat een Fransman of een Nederlan der brancardier speelt voor een Engel se patiënt is de gewoonste zaak van de wereld. En dat een Vlaming een Ne derlander voorttrekt in een zachtglij- dend wagentje, is zo vanzelfsprekend dat het geen mens opvalt. De zieke niet en de brancardier niet. Zij hebben slechts één herkenningsteken hier en dat is hun rozenkrans, waarop zij bid den in hun eigen taal, maar met het INE Amerikanen zijn hier anders goed in tel. Het zijn beste brave men sen die Amerikanen, alleen moesten zij niet steeds zo opvallend etaleren, dat zij uit de United States komen en ook moesten zij niet zo royaal met hun dollars zijn, want de bazarhouder knipt voor de Amerikaan (lees de dollar) als het spreekwoordelijke knipmes, ter wijl hij de Nederlander, nou-ja, ook wel welwillend wil ontvangen in zijn rariteiten-kast. „English spoken" heeft de bazarhou der met forse letters op zijn winkel staan. Dat betekent niet, dat er Engel se spoken zijn, zoals een Nederlandse pelgrim in zijn onschuld meende te veronderstellen. En nu U misschien toch even geglimlacht hebt, staat U het ons misschien toe, te vertellen dat er hier nog altijd gelachen wordt om een „Stem" mopje. Het gaat over een dame die een fles Lourdes-water mee over de grens bracht. Aan de grens wilde de douane echter eens rui ken of er ook werkelijk Lourdes-water in die fles zat. Hij kwam evenwel tbt een vreemde conclusie: „Het is net of er cognac in zit". Maar de dame han dig: „Is het waar, dan is er toch nog een wontir gebeurd" TJOE ook geschonden door de mofse vernielzucht, is 't prinselijk scho ne Mastbosch nog altijd de glorie van stad en Baronie. Nog verheffen de zware, ruige boomzuilen zich stoer en geweldig en schoren het wieglend dak der naalden kruinen. Nog roept er de Wielewaal en vliegt er de houtduif rond, nog wipt de rappe eekhoorn van tak tot tak en nog roept in de verte de koekoek met droomvol en diep geluid. Wel een der schoonste plekjes wa ren de Zeven Heuveltjes. De sage om kranste dit geheimzinnige woudplekje met haar bonte dromenwaas. „waar den en spar en kreupelhout des wandlaars blik verblijdt, wanneer hij dwalend om zich schouwt, vergetend uur en tijd; waar stilte en rust van 't avondwoud de ziel met vree vervult, als 't zinkend brandend zonnegoud, de lucht in vlammen hult; In 't vorstlijk Mastbosch ligt, vermaard door bonte romantiek, de „Zeven Heuvels" kring geschaard, om 'n plekje feeëriek. Het is daar eenzaam, wonderstil; de tijd houdt d'adem in. Hier vond Verbeeldings bonte gril van 'n Sage het begin.'" Het was in overoude tyden, dat er in he* Mastbosch een rover woonde. Op 'n verlaten plekje had h(J een hnt laag, wanneer er twee of drie reizi gers naderden. Genade kende hij niet. En hij zorgde wel, dat niemand ont snapte. Zo werd lange tijd geen aan* klacht bij de Drossaard in de stad in* gediend. Zo bleef de rover maanden* lang uit de handen van 't gerecht en werd z'n moedwil steeds groter. Ein delijk was de maat der schurkerijen vol en werd de aandacht van do schout op het duivels rovershol ge richt. TXet gebeurde ln "t najaar: ruw en winderig was het weer. De schelm stond weer op wacht. In de verte zag hij een groep kramers naderen. „Hij telde, telde., zeven., achi„ Acht mannen kwamen aan, Ze schenen ieder op de rug Met 'n mars of zak belaan." Reeds houdt hy z'n roer gereed, maar plotseling laat hij de loop zinken. Neen, acht dat is te veeL Al doodt hij ook de grootste hoop, de rest zou kunnen vluchten en dan wordt hij misschien bij de Drossaard aange bracht. En dan is 't einde de galg of 't schavot. Hij zal het anders aan boord leggen. Behoedzaam komt hij uit het laag struweel te voorschijn en blijft schijnbaar argeloos staan tot de troep genaderd is. Hé, jager, hoort hij roepen, welk ZEVEN HEUVELTJES Uit elk ervan verhief gebouwd en hij ging door voor 'n kolenbrander, die hier z'n nederige stiel uitoefende. Het moet 'n woest uitziende, baarlijke duivel geweest zijn; rossig van haar en baard. Hij leefde geheel alleen, als hij 's nachts neerlag op z'n leger omklemden z'n vingers pistool of piek. 't Was of hjj steeds verwachtte, dat hij gehaald zou worde Overdag trok hij speurend rond door het bos en loerde langs boom cn struik om te zien of hij geen kra mer of reiziger zag naderen, die van de weg - was afgedwaald en 't spoor bijster was. Wee de eenzame voetgan ger! Onverhoeds greep hij hem soms aan in een kerkstille dreef, dan ont stond er soms een fel gevecht, maar steeds bleef de schurk meester. Hij schrok nooit voor 'n moord terug, 't lijk was spoedig genoeg verstopt en begraven bij de struiken. Soms laad de de rover z'n roer met kortgekapt schroot en vuurde vanuit een hinder- door HENRI T SAS T7IJFTIG JAREN? Wat zeg ik? Vijf en vijftig. En, ik voelde me, toen Ik daar, op nog geen zestienj jarige leeftijd, in de enorme cantine van het Instructie-Bataljon te Kampen stond, echt soldaat. Want ik had dien dag voor het eerst m'n militaire, mouwvestje aan 't blauwe mouwvest met de eene rij gebombeerde, koperen knopen en de twee muisoortjes achter in m'n rug precies op de plek, waar m'n nieren zaten en, naar ik hoop, nóg zitten. Ik was „volontair" geworden met twee kwartjes tractement in de V-„f dagen. Hoe kreeg ik ze ,.op"? Volon tair. die 'n „kaasmes" mocht dragen met koperen gevest. volontair, die men, bij de regimenten smalend „kuchie uit de militaire bakkerij" noemde. Ik droeg 'n ietwat-lichter blauwe broek (pantalon moest je zeg gen) met 'n dunne, gele bies. De kapel van het Bataljon gaf dien mid dag 'n soort concert, om de kuchies zoo min mogelijk aan vader en moe der thuis te doen terug denken. Dat was geen overbodige maatregel, want ik heb „kuchies" gezien met de tra nen in de ogen, als ze aan Mammie of Paps terug dachten. Zulk 'n kuchie was ik. Daarom: wie zou ooit gedacht heb ben, dat ik, 'n halve eeuw later, op diezelfde plek zou staan as voordrachtkunstenaar met de belinte luit in m'n armen, terwijl daar voor me zat Z. Exc. Minister Colijn, ge flankeerd door twee Adjudanten van H.M. de Koningin? Wie zou ooit dacht hebben, dat de enthousiaste pianist, die mij toen begeleidde, spoe dig daarop, als Vaandrig geïnterneerd ln de Duitsche vesting Freiburg, als slachtoffer zou vallen van Duitse ter reur? Is 't wonder, dat je aan 't filo soferen, aan t vergelijken gaat: de soldaat van toen en thans? BAARDEN: ROOS-POES "TOEN, dat was de tijd, waarin het mogelijk was, dat 'n zeventien n half-jarig sergeantje, als comman dant van de Hoofdwacht ln Breda, z'n bevelen galmde over de grote Markt, terwijl-i; stond tegenover de aflossende wacht: mannen met baar den en gezinnen. Meest analfa beten. dienstplichtigen uit Groningen, Friesland en Drenthe. onder welke enkele schaapherders, die, op handf en voeten, de trappen van de kazer ne beklommen, mannen met baarden, die 's avonds les in lezen kregen: „r ooos, roos. „poes. poes, een rot, een rot". Dat was de tijd. waarin je, de kazerne-wacht passeerend, met o, schande, één losse unirm- knoop, werd terug jestuurd: '„Terug, je bent niet gekleed." Dat wasde tijd, waarin, onmiddellijk na de ge blazen reveille: „Op de hei, daar zal ik je donderen", de fourier op „chambrée" verscheen, met de ka merwacht achter zich. die 'n baalzak vol kuch, halve, zaaiers, puisten, zoek maar uit, op z'n rug torste, en daar van. op het voeteneind van elke stroo zak. waar zoojuist nog de minder wel riekende „trappers" van de dienst plichitige rustten, één exemplaar de poneerde, terwijl de fourier, met vn gouden, omgekeerde „V"s ter hoogt* van z'n ellebogen, f hreeuwde: „Spi en!" Ramen open! Ik moet me dcu iullie htjes heen hakken!" Het wa> de tijd van de cachot-straf, om dei- anderen dag „gesloten" en „water ei orood" de tijd van de „insubordina tie met de ogen", de tijd va" de ze ven stuivers tractement in de vijf da gen, de tijd. waarin Donderdags en Zondags-avonds de artillerie- en in- fanterie-patrouille door de stad mar cheerde om te zien, of, ondanks de zeven stuivers, de miliciens zich niet bedronken. Die miliciens stapten dan, soms in rijen van vier of vijf (uit hetzelfde dorp afkomstig) in 't mid den van de straat, om zich te laten bewonderen ir hun gloednieuwe uni formen, op de beige-kleurige „model trappers" die zo uit het kleedrngma gazijn, waren aangetrokken, 't Salue ren. (met de vlakke hand omhoog, als 'n verkeersagent, tegen de kwastjes- kwartiermuts) was dan niet van de lucht, en wee de rij, die net waagde zonder dat saluut, een of ander kor poraal-titulair te passeeren: „Terug en opnieuw"! DE STROP LIET WAS de „stropdassen'-tijd. 'n hrede, zwarte das, met paarde- haar gevuld, die, al vielen de kraaien van het dak, om den nek moest wor den gedragen, 't naadje wiskunstig- precies in het midden en van achter met 'n gesp gesloten. Ik zou willen weten, hoeveel dagen kwartierarrest er uitgedeeld zijn, enkel om dat naad je of om het staartje, dat achter i' den nek boven de halskraag uitstak Het af-exerceren der nieuwe lichting duurde zes weken, 'n tóp-prestatie aangezien sommige plattelanders wèl wisten wat „hot en hèr" was, maar wie het links en recht nog moest worden bijgebracht door het befaam de „hooi en stroo" Dan mocht de f geëxerceerde met z'n lange vlerkante bajonet (de driekante was reeds ef geschaft) c z'n-linkerheup de stad in. Maar, de 's Zondagse „korte jas met de gele schouderpassanten en fou. ragéres met de shako met leeuwen koppen en koperen zon, werden zoo DE HOUDING VAN DE SOLDAAT VAN 100 JAAR GELEDEN Illustratie uit Al. Verhnells „Zijn er zo?" gauw niet uitgedeeld. Dat was 'n kos telijk bezit, want boven op die shako stond 'n gele bal en daarop 'n witte pompon citroen met suiker. Als je dat 's Zondagse uniform droeg, mocht je vóór vier uur 's middags, cp straat, niet roken. Dan droegen de korporaals ook 'n oranje-rode kwast aan wit koordje aan hun sabel, de anderofficieren 'n zilveren, en, als je .léél buitenmodel durfde zijn, maakte ie van dat witte koordje 'n zwart liefst met 'n platteknoop ln het mid den. Maar, op straat, als je 'n meer dere passeerde, liield je stijf je lin kerhand op die zwarte stoutigheid Wit-glacé handschoenen voor de kor ooraals en onder-officieren, zwart wollen met 'n groot rood nummer vet de soldaten. Toen moesten de knuis ten nog aan de geweren geslagen wor den als die „over" genomen werden, zodat de stalen bajonetten in de zon flikkerden als 'n uitslaande brand. O. marketentster (iet Je zwarte steek met haneveren en oranje-cocar- de, hoe *ler marcheerde je, bij de pa rade, rchter 't peloton nou zie ik je, in de persoon van je kleindoch ter, op 'n fiets-bagage-drager tegen <.'e rug van „den dieje van mijn" hangen, 'ikkend aan 'n ijsco, terwijl „den dieje ran jou", met de uniform-kraag open langs de behaarde borst, de veerkrach- te Rhapsodie van Liszt fluit, bloots hoofds met 'n pomads-chaans-kuif De joldaat van toen kende geen al- abet, die van nu de goeden niet te na gesproken geen militaire houding. IN HET MASTBOSCH zich een gebalde vuist. pad leidt naar Breda, wij zijn ver dwaald! Onmiddellijk heeft de sluwe rover z'n plan ontworpen. Wel, mannen, zegt hij, in de stad komt ge vandaag toch niet meer, 't Is nog wel vier uur ver, en weet ge wel, dat in deze najaarstijd de poort al vroeg gesloten wordt? Maar 'k wil je helpen, kom mee naar mijn hut, al is het stroo niet al te zacht, 't is toch beter dan buiten te slapen. En mor gen vroeg breng ik jullie op de goe de baan naar Breda. „De kramers kijken hem eens aan en zien dan in het rond; de wind ruist en het donker dreigt, reeds nadert d'avondstond." Dan volgen ze de schurk in de hu; eti hij geeft hun te drinken uit 'n hou ten nap en ze eten van 't brokkelige brood. „Maar toen ze sliepen, doodvermoeid, ir. 't holle van den nacht, toen heeft de moord'naar gruwelijk er zeven omgebracht." Slechts één ontkwam er, die plotse ling wakker werd en nog juist op tiid kon wegvluchten. Hei volksverhaal wordt steeds boeiender. We kunnen ons voorstel len, dat de liedjeszangers in de vroe gere eeuw zich verlustigd hebben in dit sappige brokje volksromantiek. Dit moet iets geweest zijn voor de kermisrol, waarop in kleurige schelle taferelen het gruwelijk gebeuren werd uitgeschilderd. Beschrijft Ernest Claes niet precies in deze trant de historie van Napoleon in z'n onster- felijl boek van „De Witte". Toen er nog geen bioscopen bestonden, ge noot 't volk op even intense wijze de melodramatiek dezer volksvertelsels. „Des morgens vroeg kwam in Breda de ontstelde vluchteling aan, en heeft den Drossaard toen terstond van 't moorden kond gedaan." Toen was het spoedig uit met het liedj- De Rode Roede trok er op ujt e - ze vonden de schurk juist bezig bij zeven geheimzinnige heuveltjes. Maar voor de réchter gesleept, die meege komen was, bleef hij loochenen, dat hij daar zeven lijken begraven had. Plots klonk er een hels geraas, op elk der heuveltjes scheurde de grond open. Gebalde vuisten heffen zich uit de grond wraakdreigend omhoog. In 't nabije mastenwoud steekt een felle wind op, die de takken ruisend kreu nen doet. „En aan het einde van de dreef verschijnt een hels gedrocht Vuurspuwend als een monsterdraak, ontsnapt uit duivels krocht. Het ondier stort zich met een schreeuw die 't bloed in d'aadren stolt, met één sprong op de moordenaar, die dof ter aarde rolt. Het beest grijpt gretig in de muil zijn prooi stuiptrekkend beet, ve -dwijnt dan in de lange dreef die 't Eeuwig Laantje heet. Een reuk van solfer, pek en hars bleef hangen in die laan, waar langs de snode rover was naar d'eeuwigheid gegaan. AZeven Heuveltjes bleef steeds de wonderplek bekend En „Eeuwig Laantje" werd genoemd deez' bosdreef zonder end." HUB. K.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1950 | | pagina 6