ipC kleine cSfciII
HARIA ten hemel opgenomen
3
a-C
3
J
Denk aan moeder en
aan de vrienden
Eon good vacantBoworkfo
J
5AT'VA)
'bfflEWHMKEL'JKE
IEDERE katholieke kunstschilder
moet wel van het begin af een
sterk verlangen met zich. meedragen
om eenmaal de Moeder Gods te schil
deren. Als hij nog onbedreven en wat
aarzelend de kleuren mengt, rijst al
het verlangen met het schoonste co-
loriet eens Haar uit te beelden. En in
de kunstenaarsziel rijpt dan dat ideaal
in de gedachten groeit dan iedere trek
van de Koninginne, totdat het' enthou
siasme volmaakt is. Zo zijn de eeuwen
door die wondere Madonna's ontstaan
als een voortdurende lofzang aan Ma
ria. Maar toch heeft iedere schilder
z'n onmacht gevoeld, om met stoffe
lijke verven uit te tSeelden wat van he
melse schoonheid was.
Daarom zegt dan ook de dichter van
dat oude Duitse versje:
Ik zie u steeds in duizend beelden,
Maria, lieflijk gepenseeld,
Maar geen van alle kan u malen,
Zoals mijn ziel zich U verbeeldt.
Waarom? Omdat Zij Moeder van
Gods Zoon was. Verondersteld, ge
zoudt zelf het hart hebben mogen
maken van moeder, wat zoudt ge uw
best gedaan hebben! Maar een is er
geweest, die dat kon, die dat kon op
volmaakte wijze, dat was Christus
zelf. Daarom was er in Haar geen
enkele vlek, geheel schoon was Zij.
Want Christus duldde in Haar geen
smet, geen schadw van zonde. Ook
Hij was toen als een kunstenaar, die
neerzat en zijn beste pogingen gaf,
want er moest iets schoons tot stand
komen. En er kwam i^ts wonder
baars. het meesterstuk van de Schep
ping: Maria.
En nu gaan wij 15 Augustus vieren.
We staan nu in de volle zomerse
weelde van Haar feestdag. We staan
onder de wijde zonnige hemel van
Haar blauwe mantel en de hemelse
glans van Maria's opgang omgeeft
ons. Nu zul je de woorden ook beter
begrijpen van bewondering, die je in
je Missaal leest: Wie is Zij, die daar
omhoog stijgt, schitterend als de zon?
Het is alsof de engelen bewonderend
kijken uit de hoge hemelvensters, ter
wijl Maria die glorievolle reis aan
vaardt en of ze elkaar die vraag
stellen.
En wij?
Staan wij in gedachten vandaag tus
sen die bewonderende rijen?
Onze Moeder stellen we ons voor
als het beste en mooiste dat er op
de wereld is. Wat Moeder doet, is al
tijd goed, is altijd fijn. Zij helpt al
tijd het beste en weet overal raad
op. En nu gaan we met onze gedach
ten mee naar boven en weer denken
we er beter aan, dat Maria bij Haar
intrede in de hemel eerst voorgoed
onze Moeder is geworden. Als je die
gedachte goed beleeft, zul je altijd 'n
grote steun hebben daarin. Een ka
tholieke jongen, 'n katholiek meisje
moet altijd blij en fier zijn, want zij
hebben zo n fijne Moeder, die in de
hemel altijd voor hen bidt.
Haar beeld moet staan in ons ka
mertje, Haar beeld moet levend staan
aan de wanden van ons hart. En geen
schildering of geen marmeren beeld
houwwerk, geen tekening of geen re-
lief kan. Haar zo uitbeelden als Ze
daar staat in ons hart. En Haar reine
blik mag nooit door droefheid zijn
omfloerst om ons gedrag. Haar fijne
geest zal blijvend in ons leven en ons
bezielen.
TTOEWEL de beste tijd eigenlijk
voorbij is, om een fluitje te
maken, als je een jonge en malse
tak zoekt, gaat het toch nu ook nog
wel. En ik vind het een aardig
vacantiewerkje, waarom ik 't dan
ook hier geef.
Laten we met
iets heel een
voudigs begin
nen van een
wilge- of vlier
tak, die je over
al kunt vinden.
In fig. I zie je 'n
tak met verdik
kingen, de ogen
Een slapend oog
waaruit de
blaadjes en
blaadjes en twijg
jes naar buiten
breken. Een sla
pend oog is
dikwijls geen
bezwaar, maar
andere ogen of
takjes mogen er
niet aan zo'n
gedeelte, waar
van je de fluit
wil maken, zit
ten. Onder A
snij je de twijg
dwars door, na
eerst een tijdje van A naar B
gewreven te hebben met je mes,
om het omsulsel los te maken. Klop
pen is ook best, als je dan maar op
past dat je het niet -te wild doet
in je ongeduld, want dan scheurt
de bast en moet je weer van voren
af aan beginnen.
Bij B snij je alleen de bast door
en probeert nu of het omhulsel van
de tak af kunt schuiven. Je omvat
daarvoor met de volle hand het
geklopte gedeelte en draait de hou
ten kern. Na wat proberen lukt dit
beslist en je houdt tenslotte een
klein buisje in je hand. Als je dit
bovenaan bij elkaar drukt en een
beetje gelijk maakt, zodat je alleen
nog maar een dunne spleet ziet,
kun je blazen naar hartelust. Mooi
is het geluid niet dat er uit komt
maar dat had ik ook niet be
weerd!
Voor een écht fluitje want 't
vorige was maar zo la-la neem
je een dikkere tak. Het losmaken
van de bast geschiedt op dezelfde
manier als boven beschreven,
maar voor je nu de bast van het
hout afschuift» maak je éérst een
inkerving in de tak zoals je in fi
guur 2 A ziet. Nu schuif je het
huisje er af en snijdt een klein
stukje van het hout, dat naar bui
ten komt af, bij het mondstuk zo
als 2 B toont; duw het hout weer
in het huisje en je fluitje is ge
reed. Naar gelang de diepte van
de uitkerving en de grootte van 't
afgesneden gedeelte, zal het geluid
van de fluit hoger of lager zijn.
Een ander soort is het volgende.
Snij bij E in figuur III een inker-
JO
ving en schuif voorzichtig de bast
er af. Maak daarna de kleine uit
holling E groter zoals de tweede
figuur aangeeft en een klein ge
deelte van voren snij je af zoals bij
F is getekend. Schuif nu de bast er
op en naar gelang de grootte van
de uitholling zal de toon variëren.
Bij B maak je een mondstuk door
schuif af te snijden, wat. de fluitje
een leuker aanzien geeft. Bij het
eerste fluitje kun je dat eveneens
doen.
Bij O kunt je in de bast boven
dien een tweede gaatje maken ('n
kleintje maar; hoor!) in de buurt
waar het pijltje getekend is, en
door op of afzetten van je vin
ger krijg je een tweede toon. Daar
mee kun je de koekoek of uil imi
teren.
Een schalmei of herdershoorn is
eigenlijk niets anders dan een ver
grote fluit van voorbeeld I. Neem
ervoor een tamelijk dikke wilgen-
tak en schil die af door over de
bast van boven in spiraalvorm
naar beneden een snee te geven.
Om de bast los te krijgen moet de
tak eerst weer voorzichtig beklopt
zijn. De bast wikkel je gewoon om
elkaar zoals je dat een centimeter
van een naaister doet (IV A laat
het je bovendien zien), waardoor
je een rolletje krijgt, waaromheen
je een touwtje of nog echter een
dun wilgetwijgje bindt. Daarna
duw je het binnenste naar buiten
en er ontstaat een hoornachtig in
strument. IV B. In de nauwe ope
ning duw je een fluitje zoals we in
voorbeeld I gemaakt hebben en je
„muziek" kan beginnen.
Reuzeaardig is ook een pansfluit
gemaakt van rietstengels. De stuk
ken van het riet tussen twee ver
dikkingen in zijn geschikt, wan
neer je er zorgvuldig merg en
vliezen uitgepeuterd hebt. Met een
Jacks Knife snij je de stukken op
verschillende grootte. Houd je vin
ger tegen de onderkant en blaast
er in, zoals je dat in een sleutel
of kogelhuls doet en je zult horen
dat er een .mooie klank uit voort
komt. Je kunt natuurlijk je vin
gers niet steeds onder die gaatjes
houten, dus stop je in het uiteinde
wat stopverf, of je maakt ze op 'n
andere manier dicht; daar vindt je
wel wat op. Een stelletje van die
fluitjes verbindt je zoals figuur V
aangeeft, met een draad, lijm of
hoe je maar wilt en de pansfluit is
klaar.
v.'
k#'
Je kunt met zulke fluiten een
heel orkest oprichten, maar één
ding moeten jullie de redactie be
loven: Kom niet voor onze tenten
spelen op de jamborée!
De prettigste vacantie is anderen
een plezier te bereiden
TAAT is het toverwoord, dat op 't
ogenblik in de lucht hangt. Het
is als een dag vol zon en als een
feest met volop plezier, het is als
een reuze pudding, waarvan je
naar hartelust kunt eten. Ja, zo iaat
ze zich tevoren in je gedachten aan
zien. En de vacantie heeft inder
daad heel veel pretjes. Velen van
jullie zijn al op kamp geweest of
het staat onmiddellijk voor de
deur, of je gaat uit logeren en wordt
dan gedurende die dagen extra
goedgedaan. Sjonge, wat een ple
ziertjes allemaal! Als ik je nu kon
vragen, welke plannen je hebt
voor de volgende vacantieweken,
zou ik enkel prettige dingen te ho
ren krijgen. Je gaat varen, een an
der gaat een fietstocht maken, gaat
zwemmen en vissen of mag mee in
de auto. Ik behoef je wel geen goe
de vacantie meer te wensen, want
het komt al best in orde, dat hoor
ik al. Maar ik zou je toch nog en
kele dingen willen vragen in ver
band met de vacantie. Vooreerst
wat de anderen betreft. Daar zijn
een hoop jongens en meisjes, die
aan de vacantie niet zoveel hebben
Niemand neemt ze mee, ze hebben
geen familie, die ze te logeren
vraagt en zijn niet bij een verken
ners- of gidsengroep, waarmee ze
gaan kamperen. Als niemand voor
hen zorgt, vergaat hun vacantie op
een eentonige en vervelende manier
en zijn ze blij, als ze om is, want
dan zien ze tenminste hun vriend
jes op school weer. Nu zou je best
eens. een van hen kunnen meene
men, als je ergens naar toe kunt;
of je kunt onder mekaar eens een
dagje naar buiten gaan en zulke
kinderen een echte vacantiedag be
zorgen. Daar zul je zelf ook het
meeste plezier aan beleven.
Dan iets wat jezelf betreft. Sta
niet te laat op, zorg om een uur of
zeven present te zijn, het zou zonde
zijn, om die heerlijke vacantieda-
gen te verslapen. En weet je, aan
wie je ook eens denken moet? Aan
je moeder thuis. Die moet" niet de
hele dagen dubbel werk hebben,
omdat het vacantie is! Help haar
extra, zodat het werk gauwer klaar
is en ze het gemakkelijker heeft
dan anders. Dat is een extra goede
daad voor de vacantie.
Als je 's avonds in je bed ligt en
door het wijd open raam de sterren
ziet en terugdenkt aan de dag, dan
zul je het meest geluk in je voelen
om het plezier, dat je aan anderen
hebt bereid in je vacantie. Op die
manier wens ik je; een prettige
vacantie!
BOEKBESPREKING
WIE WAT WAAR?
DIJ de Uitgeverij Wie wat waar,
te Rotterdam en bij A. W. Sijt-
hoff's uitg. mij. te Leiden, is een
boekje voor de jeugd verschenen
onder bovenstaande titel. Het geeft
een hoop wetenswaardigheden, die
onder een aantrekkelijke vorm en
met veel illustraties worden opge
diend. Luchtvaart en kamperen,
uitvindingen en scheepvaart, spoor
wegen en toerisme vinden er een
plaats in en honderd en een we
tenswaardigheden. De jeugd zal er
enthousiast over zijn.
JONGENSZAKBOEK
DEN tweede boekje van dezelfde
uitgeverij Sijthoff is het Jon
genszakboek. Het brengt een serie
onderwerpen, waarin jongens be
lang stellen. Interessant om te le
zen, hoewel deze uitgave niet zo
uitgebreid is als de vorige, maar
als zakboekje kon dat ook moeilijk.
CORRESPONDENTIE
Rie B., Goes. Wat een reuze
kluif van een brief! Hij bezorgde
me een prettig kwartiertje. En ik
heb er nog wat uit geleerd ook.
Leren, dat heb je nu genoeg ge
daan en daarom: geniet maar eens
van een heerlijke vacantie! En
daarna weer aan de slag.
XETA^WE KASW/JE
(castane
VAM HÉT HOUT WORDEN 0>» DOKKEN VOOR.
VlJNVATtM
rrANNEER we het over de kastanje
hebben, denken we 't eerst aan
de boom die in het voorjaar zo aar
dig bloeit met al die „kaarsjes" en
die ons in het najaar dc leerbruine
kastanjes geeft, waar we „sigaren
pijpjes" van knutselen, terwijl de
bladstelen dan dienen om er „bril
len" van te maken. Mis. We zullen 't
hebben over een nuttiger boom: de
minder voorkomende tamme kastanje,
waarvan de vruchten ons in de herfst
lekker smaken. De Romeinen brach-,
ten de boom, die in het Zuiden van
Europa overbekend was, bij hun ver
overingstochten over naar onze stre
ken die kouder zijn. Zijn warme af
komst verraadt de boom nog, door
dat in koude zomers de kastanjes niet
altijd rijp worden. Wanneer je de
boom in de verte ziet staan, denk je
onwillekeurig het eerst aan een eik,
waarvaff hij een beetje het voorko
men heeft.
Wat het hout betreft, in de wijn
bergen en de hopbouw worden de
takken voor palen en staken gebruikt,
terwyl ook in de meubelindustrie en
de wijnkuiperij gebruik gemaakt
wordt van het hout der tamme
kastanje. De vrucht dient Zuide
lijker streken, waar de boom alge
mener voorkomt dan- in onze con
treien, als volksvoedsel.
«ERTA
<W RUCK
«h*
Hij had een jacket aan en een keu
rige hoge hoed op. Hij wierp een
verbazend onderzoekende blik op
het meisje met die weelde van
blonde haren nam toen zijn hoed
af en zei heel beleefd
,.Ik weet niet, of de jonge dames
soms iemand wensen te bezoeken
in het hospitaal, maar ik ben hier
de geneesheer en het spijt me U
te moeten mededelen, dat er op
het ogenblik geen bezoeken kun
nen worden afgelegd.."
„Wij zijn geen bezoeksters', zei
Arabella. Ze glimlachte daarbij op
zo bijzondere wijze tegen de nieuwe
kennis, dat Peggy er reeds een ge
ringschatting voor een ander jong
mens in meende te herkennen.
Vreemd, dat Arabella's pad altijd
met dergelijke incidenten moest
zijn bestrooid. Peggy voelde zich
naar worden, toen ze dacht aan
het ongeluk dat de arme Sidney
boven het hoofd hing. En Arabella
de onverschrokkene, scheen klaar-
klaarblijkelijk van plan om deze
kans niet te laten voorbijgaan. Ze
sprak op tamelijke resolute toon
„Wij wensen de diiectie te spre
ken. Deze jongedame en ze
wees een beetje zelfgenoegzaam
naar Peggy, die het inmiddels bij
na uitproestte van de pret heeft
een afspraak met haar. Maar ik
kan mc niet zo gelukkig prijzen.
Toch zou ik er mijn leven voor wil
len geven om te weten te kernen
of ze ook mij niet als verpleegster
wil aanvaarden Daar komt bij dat
ik een typisch zelfvertrouwen bezit
zodat ik voor mezelf reeds over
tuigd ben, dat een eerste kennis
making tot dat verblijdende resul-
taal zal leiden." Zij glimlachte
weer erg, erg ondeugend en voeg
de er aan toe Zoudt U wellicht
iets voor me kunnen of willen doen
Kunt U ons niet een briefje of een
kaartje of iets dergelijks meege
ven
Er was een ogenblik van diepe
stilte. Twee keurige jonge meisjes
stonden op de grijze hardstenen
treden van Londens' strengste hos
pitaal angstig af te wachten wat
die zakelijk aangelegde, doch
uiterst charmante geneesheer wel
zou zeggen, Toen sprak deze
„Ik vrees dat dit alles niet veel
zou baten."
„Lieve deugd, dan kan ik me wel
opzouten," riep Arabella ontsteld
uit.
„Maar." besloot hij, met een be
reidwilligheid. die de meisjes vei-
dacht onzakelijk vonden, .„ik zal
U zelf even naar de kamer van de
directrice brengen."
HOOFDSTUK XX
^rabella wordt verpleegster
Peggy Delamere en Arabella Ames
zouden er daarboven in de directie
kamer van St. Hester's hospitaal
maar erg bekaaid zijn afgekomen,
indien ze niet veilig geweest waren
onder de schutse van de buitenge
woon aardige dokter, die, dat ver
gat ik in al mijn haast nog om te
zeggen, Henderson hette. Want de
directrice was een echte Kenau Has
selaar, die met ijzeren hamer re-
geerde.
Het was een mager en klein vrouw
tje, in dat hatelijk zindelijke
blauwgrijze costuum zonder schort,
maar met helwit even omgeslagen
kraagje en manchette, die haar
hoge rang aanduidden. Toen ze
daar die twee zogenaamde vrijwil
ligers zag binen komen, de een met
een rood-bruin kapsel, sjofel maar
uiterst correct gekleed en van merk
baar armen adel en dat kwam
maar om aan de man te komen met
een rijke patiënt de ander met
een brutale weelde van blonde ha
ren en het bescheiden zondaressen-
gezicht, waarin een paar verdacht
guitige ogen alle moeite deden om
niet te schijnen, wat ze eigenlijk
waren en dat was geen knip
voor de neus waard had de di
rectrice maar één woord op de lip
pen; afgekeurd. Want zij had zich
vastgeroest in een vooroordeel,
waarvan geen koning haar kon af
brengen; in een hospitaal kun Je
geen verpleegsters gebruiken, die
er al te leuk uitzien.
„Dat schijnt dus allemaal in orde
te zijn", zei ze tenslotte met klaar
blijkelijke spijt, aan het einde van
een uitgebreid onderzoek naar lon
gen, hartkloppen, hoofdpijn en dui
zeligheid, bloedsomloop en bloed
druk, want deze twee kerngezonde
meisjes hadden alvast van die kant
geen enkele onregelmatigheid te
vrezen.
Gelukkig, dat die strenge directrice
niet te weten kon komen, dat ze
alle twee hun hart .verloren hadden
en hun kloppingen van tijd tot tijd
ontstellend in aantal en hevigheid
konden toenemen. Maar zowel Pe8'
gy als Arabella maakten daar blijk
baar geen gewetensbezwaren van
en toen de directrice dus akelig van
het rijtje af informeerde naar: hart
antwoordden beiden: normaal!
„Dan hoop ik maar, dat u zich vol
komen bewust bent van de ernst
van uw onderneming", voegde
er aan toe, maar haar gezicht dm'
te VQikomen twijfel uit.
tWordt vervolgd'