Hei wonder van den Kerstnacht KERSTNIS 1946 door Harry Swinkels VIERDE BLAD No. 653 DINSDAG 24 DECEMBER 1946 WANNEER God van tijd tot 1 tijd de aarde een moment uit det oog verliest, breekt er de razernij los en oorlog en verdelging razen over de we reld. hun weg gaat door pest en ellende, hun spoor Is puin, rook en verdert. De lente bloeit rood van won den. de zomer gloeit met vuur niet. De korporaal kan haar be strekt moeras gebied ligt ach- houden. maar hij zal in ruil ter hen Zij komen aan een niervoor hem brengen naarmuur, waarin recht voor hen een boerderij. Dat moet hij. Er een poort is. Zij rijden er door te geen land zoo godverlaten of en zien grafheuvels en kruisen wil Lw In L winter er8uns is n°S iets te vinden. Zij 0m zich heen. Zij staan op een bloedigen sikkel en de winter st^gen weer op en verder gaat het door de sneeuw, die je in de oogen steekt en je verblindt bloedigen legt op de akkers zijn sneeuw. Vuur en dood Dertig jaar zeven of drie een oogopslag lang van G-d kerkhof, dat grauwe gebouw daar is de kerk. Zij springen uit het zadel en trekken de dam- Plotseling houdt de korporaal pende paarden achter zich aan COLDATEN legeren in dorpen, die geen dorpen me-r zijn. Tot in de uiterste hoeken is het lana afgestroopt, alle nui- zenn. kelders en stallen zijn leeggehaald Er zijn bijna geen huizen, waarin men nog droog zit of warm. De meeste zijn ver brand of in razernij verwoest. Te eten is er niets. Hoe wil de soldaat zich nu krachtig hou den in dezen barren winter voor den wilden dans van den zomer? Vervloekt men zal moe ten zoeken. Het land is wijd en groot en wellicht is er ergens nog een dorp. waar het koren in den grond begraven rot en het spek geel wordt van het lange liggen. Het is 24 December, een hei lige dag. Twee ruiters trekken over het witte land. Jim, de korporaal, zit gelijk een reus op zijn paard, breed en sterk en met een blonden baard. Patrick die klei ner is. zit met Kromme knieën op een mager dier en zijn zwar te snor waait hem om de ooren. Samen had de sergeant hen op pad gestuurd; Jim. de kor poraal, omdat hij het land kent als zijn eigen broekzak en ook de dialecten der boeren ver staat, als nad hij nooit anders gehoord; Patrick, omdat hij de scherpste oogen heeft en de listigste kerel is van den troep Voor het komende jaar moest een heele afdeeling onder dak Zijn, was hem opgedragen. Urenlang rijden zij naast el kander voort. Met tegenzin had de lange korporaal de opdracht aanvaard. Kwaad en zwijgend rijdt hij door de sneeuw, die stuift onder de paardenhoeven. Patrick verheugt zich op zulk een tocht. Wie weet wat het be teekent de eerste te zijn op een boerderij, voordat de heele ben de er als een zwerm musschen op neerstrijkt en alles in een oogenblik kaalvreet. Hij lacht en zoo nu en dan tast zijn hand ender de pelsjas naar de zware flesch. HIJ is goed uitgerust en zijn rugzak bergt nog menige lekkernij. Als de korporaal zijn kwade bui niet wat laat zakken zal hij er wel nuchter van blij ven. Zij zijn een klein boschje doorgetrokken en Patrick stoot een kreet uit en wijst naar de verte. Boven de verre wazigheid van boomgroepen steekt spl*s| en rank de toren van een kerk je Een dorp Zij stijgen af en zitten neer op een stuk muur Zwart-geblakerde balken ste ken uit de sneeuw omhoog. Zl] eten van den voorraad uit den rugzak. Patrick haalt zijn flesch voor den dag en drinkt, steekt ze weer weg. De korporaal kan erom vragen. Maar hij vraagt niets. Zijn oogen zijn vol spot en koudheid. Hij eet zonder een woord te zeggen. Dat houdt Pa trick niet vol. hij is geen hard vochtig menseh. Grommend reikt hij de flesch aan den kor poraal. Deze zet ze aan den mond. drinkt ze ineens half leeg en sveekt ze in zijn eigen zak. Patrick is verbluft, hij wil haar grijpen, maar hij doet het zijn paard In Zijn gezicht is als steen onbeweeglijk en nard Ziin oogen staren in de verten naar silhouetten van huizen naar den toren. Patrick lacht en vloektverder, verder „Volg mij", zegt Jim en hij rijdt voorzichtig de vlakte in. die zich wit en blank voor hen spreidt. Jim rijdt niet reentuit. Scherp ziet hij naar de denne- boomen, die nier en dgar een zaam staan in de sneeuw en let op iedere oneffenheid van den bodem. Hij maakt een bochtig spoor. Vervloekt, het wordt Pa trick een beetje te mooi! Waar om niet recht de vlakte overge stoken Hij geeft zijn paard de sporen om naast den korporaal te komen. Nauwelijks doet net paard een stap zijwaarts of on der de hoeven is een kraken van dun ijs. in een oogenblik zakt het weg tot de buik. Met veel moeite komt Patrick uit zijn zadel en trekt zijn paard terug, totdat het snuivend weer vasten bodem onder de pooten heeft. De korporaal lacht. Patrick vloekt en plotseling schiet hem de vraag door den geesthoe kent de korporaal dezen weg Nimmer waren zij in deze omge ving, zoolang zij bij de troepen zijn En dat ls al een lange tijd. En hoe kent hij de vervloekte taal Hij spreekt haar als was hij hier geboren.... Als was hij hier geboren.... Patrick fluit tusschen zijn tonden. jTINDELIJK loopt de grond op 'n gevaarlijk en ultge- De kerk ls klein en plomp. De deur van de sacristie nangt open. vermolmd en vuil in naar hengsels Jlm leidt de paarden naar den toren. Die is open. De deur ligt In stukken terzijde sneeuw waait binnen. De heele kerk ls vervuild en leeg. Naakt en koud staat het altaar, de be sneden preekstoel hangt scheef voorover De wanden glanzen van vocht Alleen onder den to ren ls het droog. Zij binden de paarden vast en doen hen de voederzakken voor. Patrick ziet in gedachten reeds den buit Hij is vroolljk gestemd Waar een kerk is daar zijn ook huizen Jlm denkt er anders over. Hij zal alleen gaan zoeken en Pa trick moet bij de paarden blij ven Brommend en vloekend geeft hij toe. Hij krast het slijk van zijn beenen en draait zich in zijn pels Het is verbazend koud geworden. Ook Jim slaat zijn mantel om, 'n kostbaar stuk werk blauwe stof. rijkelijk met zilver bestikt en warm ge voerd. Hij behoeft niet "er te gaan. Hij kent hier eiken steen en na enkele stappen staat hij op een open plek in een bosch. Inge vallen muren en een paar bal ken en steenen is alles wat over bleef van de hoeve van zijn vader. Met moeite vindt hij on der de sneeuw de plaats waar het haardvuur brandde, waar zijn moeJer hem wiegde op de knie. Doods en verlaten ligt aL les in den vallenden schemer Hij wil zich inbeelden hoe het vroeger was Slechts onduide lijk komen de beelden uit net verleden terug. Het schijnt nem alles honderden Jaren terug alles doods en vergaan oaar die hoop steenen was eens de bakoven Hij meent den zoeten geur van net versche brood weer te ruiken. Zijn nart klopt eensklaps sneller. Hij ziet spo ren van voetstappen in ae sneeuw. Kringelt ginds uit die laatste nut niet een ijle rook nog omhoog Zijn nart bonst Slechts even Iemand kunnen zien uit dien voorbijen tijd. even iemand kunnen vragen of die nog leeft en dieIneens weet hij weer. Rond die hut sloop nij in het donker als een jongen en wachtte tot Oliva buiten kwam. Hij klopt en morrelt aan de klink. Dan breekt de ver molmde grendel onder zijn ge wicht. Hij treedt binnen. Ren onzer mtltalren in Indie zond on* 't volfende veri: I)e ,-B" jongens liggen bij nachte Bij groepjes op wacht in het veld. Zij houden vol trouwe de wachte, zy hebben de uurtjes geteld, Zij kwamen van heinde en verre, Ginds ver uit het land aan de zee, Geleld hen door 't leven, O Sterre. Die ontscheepten op JAVA'S ree. Trees' nacht gaan hun beden ten hemel Zij denken aan hem die hier viel, Voor hun ogen trekt langzaam een nevel, Zy bidden voor menige ziel wy gingen uit Holland met velen, Doch *t lot heeft er enkelen geveld. Dat God hen nu rykeiyk be-dele. Die vielen door 't wapengeweld. Rust zacht nu gy trouwe makkers, Rust zacht hier In Java's schoot, Gy vielt voor veel arme stakkers, Voor duizenden kinderen in nood. De Koning hierboven, Uw HERDER, O Jesus beloon hen naar daad, De plicht riep hen tot UO.... Herder, De plicht van een moedig soldaat. Koos. Arlën en gü Anton, ,Gij' werd uit ons midden gerukt. Getroffen door 't vuur van de Nippon, n' h-er werden verdrukt Als het uur van vertrek is gekomen, Als wy weer naar Holland gaan. Blijft ons gebed hun daden belonen, zy houden de WACHT hier voortaan. JJET VERTREK ls leeg. Een vuur glimt nog in den naard Rook bijt n zijn oogen. Hier moeten menscnen zijn, men- schen. Met ie zekerheid van een slaapwandelaar gaat hy door het vertrek en opent een deur Dan schrikt hij. Op een bcsch stroo op den grond ligt een vrouw, uitgeteerd bleek en met onnatuurlijk groo- te oogen, die hem angstig be zien In klissen hangt haar blon de haar over haar schouders. Beide handen zijn beschermend om een bundeltje kleeren tegen de borst geklemd Het kleine ge broken raam is volgepropt met lompen. Aan de lage zoldering hangt een olielamp, waarvan het schijnsel slechts zwak door den dichten rook dringt. Jim kijkt in het licht. Gele kringen draaien voor zijn oogen Hij herinnert zich Ineens zoo veel Waar had hij dat meer ge zien; een vrouw zat met een kind op wat stroo en daarboven een lichtkrans.... ergens, er gens in zijn jeugd... Ja. de krib be in de kerk. wanneer het Kerstfeest was. Dat was het. Daarboven zweefden engelen en de heilige drie koningen kniel den.... Hij durfde niet ademen. Het dwingt hem bijna op de knieën. Met geweld verbreekt hij dan zijn droom. Hij is weer korporaal. Hij ziet de vrouw weer aan Ze is nog niet oud. nog bijna een meisje. Hij rekende na.... Zoo oud zou Oliva kunnen zijn. Zij had hetzelfde haar. alleen haar gezicht was rond en rood en dit is bleek en ingevallen daarbij. Snel staat hij dan op en als schaamde hij zich loopt hij terug. Buiten ziet nij nog eenmaal om. De kleine hut ziet er onder haar sneeuwlast huise lijk uit. Een flink vuur moest er branden, een kat snorren en kinderen zingen. Hoe was het ook weer. de wijze van het oude Kerstlied „En?" vraagt Patrick onge duldig, als hij terugkomt onder den toren. De paarden staan met den kop aan den grond te droomen „Oppakken. maak voort Niets te vinden Niemand zal weten, wat hij zag, waar hij zijn mantel liet. Terwijl Patrick de paarden tuigt en laadt, kijkt Jlm rond in de kerk en den toren. Groen uitgeslagen hangt de klok tus schen de eiken balken. Een touw is er niet meer. Rond de zen tijd luidde de klok vroeger ook altijd, valt hem in. Hij wil het eens probeeren. Hij klimt de trappen op. Hij heeft een eind touw in zijn handen. Bo ven aan de klok bindt hij het vast. Voorzichtig trekt hij De balken houden het. Dan rar.kt reeds de klepel het metaal. Ket is een zacht-zingend geluid. De paarden spitsen de ooren. „Wat moet dat?" senreeuwt Patrick kwaad naar boven. „Het is Kerstavond", roept Jim en trekt. Machtig zwaait de klok nu heen en weer. Het dreunt en zindert in het enge torengewelf. Jim verheugt zich over den klank als een kind. Langzaam laat hij de klok uit- wiegen. Hij luistert naar den laatsten zóemenden toon. Twee ruiters rijden door een kouden vriesnacht terug naar ruime boerenhuizen, waar trom men roffelen en dronken mak kers de geboorte van den Ver losser vieren. IN een oude kroniek staat ver meldt: Ook is er een wonder geschied In het verwoeste dorp. Allen wa ren gevlucht, slechts een jonge boer was gebleven met zijn vrouw, die juist een kind had gebaard en niet kon vluchten. En toen het Kerstavond was werd er op de deur van de hut geklopt, waar de vrouw lag en trad de H. Michaël binnen, ge kleed in een blauwen mantel en hij had goudblond haar. Hij ging naar de vrouw en noemde haar bij haar naam. sprak met „Oliva", zegt hij aarzelend. Zij haar. maar zij durfde niet spre- antwoord niet en hij ziet, dat I ken. De H. Michaël heeft haar zij bang is. Hij treedt naderbij toen met zijn mantel toegedekt Haar dunne vingers klemmen zich krampachtig om haar kind „Hebt ge het koud"? Wesr antwoordt zij niet en haar oo gen staren m de zijne, onbeweeg lijk. Hij zoeku naar iets. dat hij over haar neen kan leggen. Niets is er te vinden. De muren glinsteren vochtig. „Oliva" zegt hij nog eens. Hij krijgt het benauwd in de want het was zeer koud. en is verdwenen. Later begon de klok in den toren te luiden en allen hebben het gehoord. De menschen In het dorp wa ren zeer verwonderd en zij zou den het niet hebben geloofd, in dien de vrouw den mantel niet had getoond. Deze was hemelsblauw als de lucht in de zomermaanden en engheid van de kamer. Met een daarop waren vele vreem 'e tee- ruwe beweging maakt hy zijn kens gestikt in zilver. Dit was mantel los, dien blauwen man- een zeer groote trcost en God tel met het zilveren kantwerk zal In barmhartigheid op de en de warm-witte veering. Voor aarde en dit land neerzien en zlchtig legt hij hem over mosder alle ver tri et en ellende van oor en kind. „Zoo...zoo", zegt hij i log afwenden.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1946 | | pagina 13