EEN PAASCHVERZOENING
De Paaschvogel kemi
BOEREN vragen
krachtige landbouwpolitiek
door HENRI T' SAS
EIEREN VERVEN, EIEREN ZOEKEN
Paaschklokken
luiden weer
in Zeeland
Jacob! Over een week is 't Pa
schen. Dat is het groote feest van
de Opstanding. Dat voel ik nu dui
delijker dan ooit. Met mij zal er
ook een opstanding plaats hebben.
Ik ga trouwen. Dat zul je zien uit
de advertentie, die in de krant
staat. En trouwen zal ik, al word ik
diep-diep ongelukkig. Ik ben de
eeuwige ruzie tusschen zuster en
broer zat. Drle-en-dertig jaar heb
ben we nou al samen gekibbeld,
en, was het nog maar bij kibbelen
gebleven, maar, ik ben nog niet
vergeten, dat je de kropsla, die je
op de markt gekocht hebt, door 't
raam gesmeten hebt, voor schandaal
van de heele buurt. Ik hebt eens
goed nagedacht en omdat het Pa
schen wordt vergeef ik je dat alle
maal, maar als het 'n goede opstan
ding wil blijven, moet er 'n groote
verandering komen, anders zakken
m'n goede bedoelingen in mekaar.
Daarom ga ik trouwen. Ik zet het
ouderlijk huis te koop, en dan moet
jij je heil maar zoeken. Daar trou
wen wel meer vrouwen van over de
vijftig en m'n kapitaal zal ook wel
'n woordje mee spreken. Tracht
mij noet van mijn plan af te hou
der. Dat lukt je toch niet.
Je zuster,
CORNELIA.
Goede Week 1M6.
TAK KRANT mot den trief vond
Jacob op z n ontbijtbordje
maar de stoel van z'n zus.ei te
genover hem stond daar onbezet.
Dat was voor het eerst na twaall
Jaren, sinds 1934, toen Kee in het
aiekenhtis lag ter observatie van
d'r hart. Je cob keek sip' Dat was
Iets, clat-ie heelemaal niet voorzien
had. Wel tien maal hadi-ie haar
voor de voeten gegooid: „Ik heb
spijt als haren op m'n hoofd, dat
lk met. jou ben gaan samen wo
nen. We lijken wel dde Siamóe-
sche tweeling, Rodica en Dodica.
broer en zusteT aan mekaar ge
groeid." Dan was ze opgestoven
en er hadden scènes plaats gegre
pen zóó luidruchtig, dat de buren
die 'bepaald gehoord moesten heb
ben. De dertigjarige oorlog, had-
ie tegen z'n wandelvriend Puy-
broeck geklaagd, den oud-Indisch
man, dtie evenals hij ongetrouwd
was gebleven. Maar nou zat ie
'm toch leelijk te knijpen. en dan
meet jij Je heil maar zoeken". Ja,
dat gaat er tegenwoordig zoo maar.,
geen zolderkamer is er meer te
krijgen, en.'t eten, 't eten, tn da
pensions..,', je mot km:uwen,
wat ze je voorzetten anders kun
je je biezen pakken. Waar zou ze
nou zitten? Joost mag het weten.
Maar, hij zat nou met dt* gebak
ken peren. Geen sneedje brood
hi?.di-ie aangeraakt, dien morgen.
Regelrecht was-ie naar de gang
gestapt, had z'n hoed en demi ge
grepen en was de straat opgeloo-
pen. Waarheen, daar dacht-te, de
eerste oogenblikken niet aam. Doet
loos liep-ie de straten door toen
schoot het hem te binnen: naar
Puybroeck, da's nog de eenige uit
komst. Nou, dat kon 'n lollige Fa-
schen geven.. Misschien kreeg ze
op Tweeden Paaschdag al den
eersten roep In de kerk, en dan,
binnen drie wóken.hij mocht er
niet aan denken. dan zou-le wel
iswaar verlost zijn van de steek
oogen van Koe van het eeuwige
gezicht op d'r .snorretje", van
d'r .gesnuf" en d'r krakende stem,
maar.... dan stond-ie op dó
straat.
TVe hulshoudster van Puyenbroeck
liet hem in de slaapkamer
van meneer. De wandelvriend
stond zich te scheren: 'n oogen-
blikje, vriend Retera, ga daar even
zitten.... heb je dtt krant al ge
lezen?"
„De krant? 'n Klein stuk-
kiel 'r> Advertentie, maar, dat is
al meer dan genoeg."
't Oogenblikkie was gauw voor
bij, en Puyenbroeck in z'n bretels,
trok Jacob mee naar z'n zitkamer:
D'r is iets met je gebeurd! Je ziet
bleek I"
„Hier, lees eerst dezen brief
maar es. Ik kom om raad. Er moet
snel gehandeld worden, anders is
't kapot. „Lex Puyenbroeck, die de
heele levensgeschiedenis van Jacob
kende, zonder ooit by hem over
den vloer geweest te zijn. want
Kee hield niet van diait geloop van
vreemden, brok 'n zeer bedenkelijk
gezicht: „Noemt ze dat Paasch-
huwelajk. opstanding? Dat is een
wraakneming. Ze wil jó nóg klei
ner, nóg tammer maken, je moet
nóg meer kropsla halen, je moet
nog banger worden voor d'r hart
kwaal.... ,En, toen. als bij 'n
nieuw opgekomen gedachte: „Kent
jouw zuster mij?"
„Nee, heelemaal niet ze heeft
je nogi nooit gezien, ze weet nie<t
eens dat we samen wel eens 'n
potje bier drinken in Parkzicht,
anders zou dat ook al afgeloopen
zijn. Ik durf niet tegen d'r op te
spelen, zie je, om d'r hartkwaall
„Och, wat, hartkwaal, 'n
vrouw, die zoo Kenuu-achtig te
gen d'r broer optreedzoodat de
buren er rchande van so.' iken
zoo'n vrouw hééft geen hartkwaal
Geef je mij volmacht? Dan zal ik
dat zaakje es voor Je opknappen.'
„Als je zegt wat je van plan
bbnt."
„Ik ga dadelijk op <Me adver
tentie schrijven. Ik heb 'n goed
pensioen, ik ben iets mooier dan
'n aap en ik doe 't niet om d'r ka
pitaal, ik denk wel sjaans te heb
ben., ik vraag om 'n onderhoud.'
„En dan en dan?"
„De rest moet jij nou maar
aan mij overlaten".
„Ja maai' denk om
„Om d'r hart. wil je zeggen
Je moet my 'n vrouwenhart lee-
ren kennen, al ben lk niet gó-
trouwd! Als die Kee mün zuster
was. lei ik ze drie keer per d
over die knie. Hier heb Je 'n si
gaar 'n split je Is Grietasch, maar
dat peuteren wb streks nog wel
los in Parkzicht.op den goeien
afloop."
delvriend
Mood lleh M «dieren.
Wad beert mijn hart nou te maken
met Uw bezoek.
dim tien uur dien avond kwam
Kee boven water. Waar had1
ze dien heelen dag gezeten? Zon
der boe of ba trok ze naar d'r
slaapkamer en dat stommetje-
spelen hield zb vol, tot Jacob met
den brief van Puybroek in de keu
ken voor haar stond: „Leg maar
neer. Ik zal die strakjes wel es
op m'n gemak lezen." Ze deed
d'r werk zwygend, maar met een
gezicht als de „vermoorde on
schuld". Zou 't toch nog allemaal
comedle zijn? 't Antwoord kwam
ongevraagd: „Jacob ik krijg twee
den Paaschdag om acht uur be
zoek... jy gaat maar 'n uurtje
kuieren. „Of Puybroek dat com
mando voorzien had. Is nooit opge
helderd, maar klokslag half acht,
toen Jacob op het punt stond, z'n
jas aan te trekken werd er ge
beld.. Lex Puybroeck Kee troonde,
in d'r licht-lila japon met de kan
ten jabot onder de lamp met seu
mon-zijden kap, en Puybroeck gaf
Jacob 'n por in z'n zij: Niet uit
gaan, Je blijft er byi"
Vijf minuten later zat het drie
tal rond de tafel, en Jacob, mot h
hoofd als vuur. verontschuldigde
zich: „Ja zie je, dezen meneer ken
ik toevallig, 't is 'n kuiervriend
van me„„"
„En 'n biervriend uit Park
zicht „beet Kee hem toe.
„Hèèè?"
„Dacht je. dat ik m'n oogen
In m'n aak heb, dacht Je dat ik
geen informaties genomen heb?"
En, toen op even scherpen toon
tot Puybroeck: „Hoe durft U 't wa
gen. hier 'n voet.
„Maak Je niet driftig, Kèe,
suste Jacob, „denk om Je...."
„Om het hart van Je zuster?"
kwam Puybroeck, „iemand, die 'n
hartkwaal heeft, moet eerst "n hart
hébben. „Kee zat even sprakeloos,
toen stotterde ze: „Wat heeft mijn'
hart nou te maken met uw be
zoek?'
„Alies, letterlijk alles. 'n
Hart en 'n 'huwelijk dat hoort by
mekaar".
„Dus, U komt om. U komt
op.
„Ja ik kom kennis maken,
lk kom óp de advertentie. Kyk
hier is Uw brief. Ik heb deze kans
te baat genomen om U eens iets
aan het verstand te brengen. M'n
kuiervriend hóeft me eerlijk alles
opgebiecht. Als ik 'n half jaar
later In het bosch tegen Uw broer
zou zijn opgeloopen zou lk nou
tegenover 'n suffer, 'n verzenuw-
den man gestaan hebben. Jacob
Is hard bezig ryp te worden voor
Meerenberg. U zweeft hem. als 't
zwaard van Damocles boven z'n
hoofd. U hebt 'n wezel van 'm ge
maakt 1"
„Dat moest wel, als ik dat
niet gedhan had zou-ie de stomste
streken uitgehaald hebben!"
„En wat doet U nou, u, de
verstandige, sterke vrouw?U
presenteert Uw huis èn U zelf te
koop".
„Da's inaar comeche 1"
„En die comedle noemt U
opstanding? U moest U schamen.
Dertig jaar lang hebt U glazen
gezeemd, stof afgenomen, gekookt,
dertig jaar lang heeft Jacob krop
sla gehaald opgezeten pootjes gó
geven.... gekken zün jullie! Jul
lie moet er es uit. niet samen,
ieder op z'n beurt en niet voor 'n
week, of 'n maand, maar, voor zes
maanden. Ga es in Volendam zit
ten visschen en breien of ansich
ten versturen, Da's heropbouw
Mag ik dat es voor jullie in me
kaar zetten? En, als jullie dan te
rug komt, ben je weer nieuw voor
mekaar. Afgesproken?"
IV ee en Jacob bezagen
zwijgend. Toen zei de
elkaar
vrouw
met de hartkwaal zachtjes: „Als
Jacob dat ook zou willen...."
„Ik? Ik sta d'r op te pope
len!"
„Goe, geef me dan 'i> hand.
Ziezoo de verzoening Is getee-
kend. En trouwen, dat zullen we
maar aan jongelui met minder
vrede-lievencó bedoelingen over
laten, niet waar juffrouw?"
„Dat zou er van afhangen,"
zei Kee, en ze keek Puybroeck aan
met 'n blik, die Jacob door merg
en been ging
Lentelied van Paachan
II ET IS ECHT PAASCHWEER.
De orde der natuur houdt ge-
ïyken tred met de orde der genade.
De bloemen staan op het altaar als
de stralende tool van Paschen. De
velden spreiden hun. tooi voor de
treden der kerk, die het feest der
Verrijzenis viert.
Doodsch Is het geweest In de
kerk. De kaarsen waren er nog,
maar brandden niet meer. De Gods
li.mp was gedoofd. Het altaar was
tot op den steen ontkleed en open
stond het leege tabernakel. Maar
nu zyn de purperen bloedfonteinen
der Goede Week gestelpt: het droe
ve paars is weggenomen. Het vuur
lr zyn louterer.de, brandende we
zen, het reinigende water met zyn
diepe heldere symbolen, zijn gewyd.
Het tranenrijke beginkoor van
Bach's Matthauspassion, „Konimt,
Ihr Töchter, helft mir klagen",
vond ln zün laatste accoorden de
overgang naar de .Jluhe", het wie
gelied rond den rechtvaardigen
si: ap van Hem, „die alles goed
deed".
paaschzaterdag barstte de vreugde
en het Paaschlied los uit de tn-
r is der kerken en is door den
rouw van Goeden Vrydag het licht
da verblindt gebroken, begint het
feest van den Verrezen Christus.
Er zullen ln de streek van de Lang
straat i' sommige dorpen geen
klakken zyn om het feest in te
luiden, maar aan de ziel zal toch
de diepste biydschap gegeven wor
den, om dit feest.
Uit onze jeugd herinneren wij
ons nog de slagen van de klok, die
met vrooiyk gelui haar terugkeer
zegd' uit Rome
Ook nu nog ls er een blijdschap
onuer het Jeugdige volkje, dat aan
de vader en moeders met een ze
keren trots het vastentrommeltje
toont.
En in den namiddag worden de
voorbereidingen getroffen voor den
Paaschmorgen, want de Paasch
vogel komt. Voor dit doel werden
wekenlang de eieren gespaard en
nu komen zU voor den dag. De va
der bewerkt ze met allerhande
fraaie klem-en en figuren en in
den avond, wanneer het Jonge
volkje na den zonnlgen dag den
slaap geniet, worden in huis en
tuin de eieren verstopt, want ln
Sterft de landarbeider uit?
I JE RUST van den Paaschzondag
valt over het land. De dor
pen süapen vredig in de voor
jaarszon en behaaglijk stil liggen
de eenzame boerderijen weggedo
ken in het West-Brabantsche land.
De strakke contouren van dt- don
kere schuren en opstallen steken
scherp af tegen het blauw' van de
lucht. In de kruinen der populie
ren. die als trouwe wachters het
erf begrenzen, bloeit het eerste
groen. Paars rood staat dte perzik
en in de witte bloesem van ap-
peL en pereboom zingt een merel
haar hoogste lied. En in dit beeld
van laraielijke rust treedt de
boer naar voren. Hij geniet van
den dag en zyn oogen waren lang
zaam over de landerijen die zich
uitstrekken zoover het oog reikt.
Hy heeft het druk gehad de
laatste weken. Hü wou voor
Paschen den oogst in het zaad heb
ben en het eerste voorjaarswerk
aan kant. Daar was heel wat voor
noodig. Het is nog maai enkele
weken geleden dat deze akkers
gegóeseld werden door sneeuw en
ijs. Thans zit het kiemende zaad
in den grond. De boer heeft zyn
plicht gedaan en wacht nu op de
hulp van Boven, zonder welke al
zyn zwoejt-n nutteloos ls. Over
een dag of veertien, zal het eer
ste groen aarzelend door de aarde
breken en kan komt de groote
drukte weer aan. Doch waar zal hy
voldoende personeel vandaan ha
len. om het vele werk tot een
goed einde te kunnen brengen?
The boer peinst. Hij is trouwens
altijd in gedachten en wie
heeft daar beter gelegenheid voor,
dan hy. Een verloren figuur in de
verre uitgestrektheid van het land.
zyn dageiyksche verbondenheid
met den grond die hem dierbaar
Ls en boven hem de weidschheid
der luchten wordt hij door niemand
gestoord en kan zyn gedachten
den vryen loop laten. De boer
heeft vele problemen op te lossen,
want er Ls veel veranderd in de
wereld d«t hy niet direct begrij
pen kan.
Vroeger had hij geen gebrek aan
arbeidskrachten maar thans weet
hy vaak niet, waar- hy voldoende
hulp vandaan moet halen. De
landarbeider van voorheen, heeft
ander werk gevonden dat hem
beter bevalt. De D:i\\ 'ol de Heide
maatschappij betaalt even veel als
de boer ol soms zelfs meei en
daar weet men, wanneer men
klaar ls, terwyi men er ook niet
zoo hard behoeft te werken. Van
daar dat op het land practisch
geen jonge arbeiders meer worden
aangetroffen, zy trekken naar de
fabrieken in de stad en ontvolken
het platteland. De met een bedryf
vergroeide oude arbeider. biyft
waar hy is, maar het i£ dr.'i.gend
noodzakelyk, dat hier verscn bloed
toevloeit. De verbondenheid en
onderlinge saamhoorigheid moet
hier weer terugkeeren om het boe
renbedryf zyn karakteristieke eei
held van een „staatje m den
staat" te kunnen hergeven.
Lhi de boer piekert verder. Hy
denkt aan dó oorlogsjaren,
toen iedereen hem wist te vinden;
toen de stad naar het lano kwam
en de boeren hoog geprevm wer
den; hoe in dien tijd op tal van
boerenhofsteden jongemannen voor
deportatie bewaard werden; hoe
daar veelal de haarden van ver
zet groeiden en de kracht van ons
volk ln al haar grootsheid tot
uiting kon komen. Wat is er nu
nog van die waardeering over
zy is Ineen geschrompeld en de
damk dreigt vergeten te worden.
In dp wereldsteden vergaderen af
gevaardigden over dreigenden hon
gersnood in oost en west. Millioe-
nen menschen zien het spook van
den hongerdood voor zich opry~
zen en dó boer komt onder den
Indruk van zUn hooge roeping,
want alleen hy kan dit dreigende
gevaar minder groot maken. Maar
dan vraagt hy zich af, waarom het
veevoeder dat hy koopen meet,
zoo duur is terwijl hy naar ver
houding minder krygt voor zyn
graain, En dan wordt de verlei
ding groot om de kostbare tarwe,
tot veevoeder te vermalen en
wordt er wel veel van zijn wile-
oen nacht zal de Paaschvogel de
eieren brer.gen. En in de droomen
der kinderen, wü weten het uit
eigen jeugd, vliegt de witte vogel
en brengt zyn schatten aan.
Dan ls er de Paaschmorgen,
welke de natuur grandioos deelt
mot haar eigen opstanding, met
haar spel van bloemen, vogels en
vlinders, dan is er de zon van
Paschen. Alles werkt mee aan deze
stemming van zon, van grond, die
in bloemen breekt, van bloesemwit
e vanieljegeur, van anemonen, van
reiniging, van herrijzenis, van
Paschen
Dan staan er in onze streken de
K1 inen ln hun beste kleeren en
na de vroegmis ln l et kerkgebouw,
da vol bloemen ls en geuren en
fe~stkleedy, zoeken zy de gaven
van den witten vogel. En ge hoort
er de gelukkige kreten der klein
sten, de verwonderde uitroepen der
ouderen. Het is een schoon en goed
gebruik, dat nog leeft ln onze
streek.
T\it Paaschfeest, deelt het niet.,
1 met de vroege komst eener
lente, die luid van beloften ls, aan
ons ouderen ln een anderen zin
zyn vreugden mede als feest van
lyden en overgang, dat op den
r.eest hechten grond ons bevestigt
ir. de hoop op een toekomst van
waarachtige en schoone herryzing?
(Vervolg van pag. één 2e blad).
waarvan de boomen stuk voor stuk
hun bruidsboeketten open vouwer.,
blinkender schynen de Zeeuwscbe
stroomen,, zuiverder het licht van
den dag, puurder het blauw van
den hemel.
Wat 'n tegenstelling ook in den
toestand der getroffen gewesten.
Veilig ligt Walcheren weer achter
zijn vernieuwde dyken; ook Schou
wen is aan de zee ontrukt.
Wel zyn 't grauw en 't grys nog
de overheerschende tinten, wel
steken de meeste boomen hun doo-
de takken triest ten hemel, doch
de menschen keerden by horder
den terug, herstelden hun haard
steden, strooiden weer zaad in de
ontzielde akkers en hier en daar
viel als een versche vlaag het jon
ge, frissche groen over de gronden;
gunstig gelegen moestuinen schon
ken reeds het eerste voorjaars
gewas.
yelfs in het zoo zwaar getroffen
West-Zeeuwsch-Vlaanderen
moet het thans een gelukkiger
Paaschfeest zyn dan in '45. De
nood is nog lang r.iet gelenigd,
maar de doffe troosteloosheid week
uit de harten, daar verwachting op
een betere toekomst weer ontkie
men kan.
Wanneer de gunstige tegenstel
ling tusschen het Paschen van '46
en '45 alleen uit het materieele be
stond, zou de winst gering zyn.
Doch ook op geestelyk gebied is er
een ontwaken, een herleving geko
men. De besten onder ons bezin
nen zich de innerlijke krachten
los te slaan, te bundelen en actief
te maken.
Als hoopvol symbool daarvan
willen we wyzen op dat kleine St.
Martinuskerkje te Souburg, waar
vorig jaar om dezen tyd de golven
nog door de banken klotsten en dat
op den Paaschmorgen van '46 weer
geloovlgen zal bevatten, neerge
knield voor het altaar waar de
priester het Kruisoffer vernieuwen
en het feest van Christus Verrij
zenis vieren gaat.
Al deze hoopvolle contrasten ge
ven reden te over om deze Pa
schen tegemoet te gaan met gevoe
lens van erkentelykheid en dank
baarheid en met den vasten wil er
naar te streven om ook voor Pa
schen '47 dezelfde gunstige tegen
stellingen te scheppen.
kracht geëischt, om aan die ver
leiding niet toe te ff-ven maar zijn
plicht te doen in het belang van
de gemeenschap.
yoo denkt de boer, terwyi hy over
zyn akkers staart. Hy ziet het
groote belang van een krachtige
landbouwpolitiek, een taak van de
regeering waar zy zich zeker nog
sèoeds te makkelijk heeft afge
maakt. De boer wil bewust kunnen
merken dat er met zijn belangen
terdege rekening wordt gehouden,
omdat hy een der sterkste pellers
vormt van onze gemeenschap.
De avond valt De boer trekt zich
terug ln zijn woning, waar een
late lichtstraal nog even binnen-
priempt en sfeer geeft aan de vele
oude vertrouwde dingen die hier
zijn.
Straks zal de boer zijn pkch»
weer doen.