HET PROBLEEM DER „ILLEGALITEIT Prijs uitsluitend per week f 0.30 Administratie Dubbelpoort 7, Hulst Uitgave „De Stem" Wordt op last van het Militair Gezag gedrukt op de persen van Drukkerij G. de Mul, Sas van Gent Voor God, Koningin en Vaderland. DE STEM EDITIE VOOR ZEELAND No 43. Donderdag 18 Jan. 1945 Directeur J. A. H. M. van Schijndel Hoofdredacteur J. J. H. A. Bruna Redact, voor het gewest A. J. v. d. Meer Redactie Oostkade 16, Sas van Gent. ff Mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart, Mi nister van Justitie, heeft onder bovenstaanden titel het volgende in een der laatste nummers van „Vrij Nederland" gesproken: Er is een beetje moed een heel klein beet je maar voor noodig om het vraagstuk van de illegaliteit aan de orde te stellen. Zij, die nimmer „illegaal" waren, loopen óf het pro bleem voorbij óf zij zwijgen er over uit be scheidenheid. Die wel „in de illegaliteit zaten" (en zitten) vinden het in meerderheid vanzelf sprekend, dat zij na de bevrijding een hartig stuk in de melk zullen hebben te brokken en slechts een kleine minderheid beseft, dat hier zooiets als een probleem ligt: en zelfs een moei lijk probleem. Ik zal er niet meer dan een paar opmerkingen over maken, in de hoop -- een ijdele, naar ik vrees dat ik van links en van rechts om mijn ooren zal krijgen en een leven dige discussie, met, als het kan, verheldering van ons aller inzicht volgen zal. Om dat te bereiken wil ik het vraagstuk eerst formuleeren. Het is dit: heeft ,.de illegaliteit" na de bevrij ding bepaalde, aan haar kranig werk ontspro ten aanspraken ten aanzien van den herbouw van ons Koninkrijk? Zoo ja, welke zijn die aanspraken en langs welke wegen moeten zij verwezenlijkt worden? Bij een poging tot beantwoording van die vragen moet ik eerst afrekenen met een stuk romantiek. Er zijn Engelandvaarders en ook we! niet-Engelandvaarders! die u bezweren, dat ons volk in de jaren der verdrukking ge worden is tot één groote éénheid: dat gij in Nederland een nieuwen geest van saamhoorig- heid met lepels als room van de melk kunt scheppen; en dat er dan ook, na den vrede, een splinternieuw Nederland prompt van stapel zal loopen. Dit alles, lieve lezer, is, met permissie daverende nonsens, rondgekraamd door lieden, die noch schijn en wezen, noch wensch en werkelijkheid uit elkander weten te hftuden en die met hun zwierige betoogen veel meer kwaad dan goed doen. Versta mij nu vooral niet ver keerd: ik zeg niet, dat er in ons land „niets" veranderd is, heelemaal niet. Ik zeg voorloopig alleen, dat die hartverteerende eensgezindheid ophoudt met „de Moffen eruit, en danen dat de oneenigheid precies daar begint Waar de stippeltjes ingevuld moeten worden. De w -kelijke veranderingen, die zich in deze ja- re- in ons volk voltrokken hebben en ik zeg er dadelijk bij, dat zij van zeer groote be- teekenis kunnen worden zijn er vooral twee. Aan den eenen kant is er bij velen de geboor te, bij zéér velen de versterking van wat de Brit „public spirit" noemt: 'n besef van staats burgerschap, een deel hebben aan de verant woordelijkheid voor den gang der publieke za ken. Te dien aanzien waren vooral „de in- tellectueelen" leelijk achterop, zoo bij ons als in heel West-Europa. Zoo ergens, dan tierde in hun kring welig dat geesteloos ideaal van een goed baantje, een mooien auto, veel reizen en je vooral niet met die verachterlijke politiek bemoeien. In bezet Nederland hebben tien duizenden dokters, advocaten, ingenieurs, leeraren, professoren, studenten, notarissen, hun staatsburgerlijke verantwoordelijkheid ontdekt. Zij zullen, indien de Regeering het zal verstaan hun belangstelling te activeeren, in allerlei ver band degelijke aanwinsten voor „de politiek" opleveren. Dat is het eene. Daarnaast is er, o neen, geen ongezonde, trouwens on-Nederland- sche, eensgezindheid, maar wel: een sterk toe genomen besef van de betrekkelijkheid van alle inzichtsverschil. Vóór 1940 was er in ons land een ziekelijke neiging tot „verabsoluteering" (vergeef mij, Charivarius!) van het eigene, het afzonderlijke. Als gevolg van die verabsolutee ring was de Nederlandsche samenleving behept geraakt met de kwaal van staatsvorming in den staat. Elke partij, elke groep was erop uit, haar volgers zoo vast mogelijk te omsnoeren, en oogkleppen voor te binden en hun dan voor te preeken, dat alle waarheid, alle heil „alleen bij ons" is. Denk niet, dat dat verschijnsel tot den voltooid verleden tiid behoort. Maar sterk is toch de ervaring geworden en diep het be sef, dat men met „tegenstanders", met „anders denkenden" vaak ongeloofelijk ver opmar- cheeren kan; dat men de beteekenis van de verschillen vooral niet moet overdrijven: en dat al dat geisoleer groote nadeelen heeft. Over de staketsels van de partijen en groepen heen hebben allerlei Nederlanders elkander ontmoet en, met verbazing vaak, geconstateerd, d^t ver schil van beginsel, geloof of doel met een ver reikende samenwerking dikwijls wonderwel te vereenigen is. Dat zijn twee groote winsten: zij komen tezamen hierop neer, dat men in her rijzend Nederland meer publieken geest (in clusief offerzin) en meer samenwerking tus- schen vroeger door waterdichte schotten van elkander gescheiden menschen, groepen van menschen, en partijen mag verwachten. Die geestesgesteldheid on te kweeken is van het allergrootst belang. Het is een geestesgesteld heid, die voortkwam uit een gemeenschappelij- ken strijd en haar elementen zijn: sterke kame raadschap, stellen van personen boven pro gramma's van karakter boven diploma's, van het verbindende boven het verdeelende. Heel realistisch, heel nuchter, zonder romantiek, zon der holle phraseologie. Achter dit alles doemt een herboren vrijheidsbegrip op, dat zedelijk is van structuur en derhalve tegelijkertijd ver gunnend èn verplichtend, vrijlatend èn bindend. Ziedaar het décor, waartegen de herbouw straks begint. Er loopt geen „nieuw Nederland" van stapel. Alle geschiedenis is een doorloo pend proces van verandering en niet een reeks stapelloopen. Wij moeten straks met de hier boven aangeduide elementen als combinatie tang, den s£gggen draad van onze vaderland- sche ontwiïöceling pogen om te buigen. Dat is het meeste wat wij kunnen doen. En het is dan ook zeer veel. In belangrijke mate liggen deze vernieuwings elementen verankerd in „de illegaliteit". Het is een noodlottig misverstand, te meenen, dat zij er het monopolie van heeft. Te belanden in de illegaliteit is een zaak èn van het karakter, dat men op zijn levensweg heeft meegekregen èn van de feitelijke mogelijkheden (familiever houdingen, financieele onafhankelijkheid, aard van werkkring en capaciteiten) die men bezit. Er zijn stellig oneindig meer voortreffelijke va derlanders buiten de illegaliteit dan erin. Maar, dat doet niet af aan het feit, dat in die illega liteit de processen van groei, van den publieken geest en van relativeering van alle afstanden en verschillen (geestelijke en stoffelijke) het meest tot besef, tot „bewustheid" zijn gekomen. Nochtans: hier moet ik een paar kerven in de huid der illegaliteit gaan maken en wel een paar essentieele. Er is tegenover illegaliteit om der wille van verzet cn vrijheid alleen („en daarna? Nou ja, dat zullen we dan wel zien, maar de moffen moeten eruit") een illegaliteit, die achtergedachten koestert in de richting van politieke muntslagerij. Ik ken zulke illegaliteit zoowel rechts als links. Er is een oogenblik ge weest, waarop een groote rechtsche illegale groep het ontstellend hoog getal van haar ver liezen en arrestaties als argument voor de mate van haar toekomstigen invloed op de tafel legde. En een paar weken geleden adverteerde in bevrijd Nederland een groep: wij hebben vier jaar lang ondergronds gewerkt, sluit u nu aan bij onze partij! In dat alles steekt niets on behoorlijks. Het is, gelukkig, óns aller goed recht om aanhangers van onze denkbeelden op te trommelen en naar invloed te streven. Wordt vervolgd). MILITAIR GEZAG. Land- en Tuinbouwmededeelingen. 1In Oost Zeeuwsch-Vlaanderen geen con trole bij het dorschen. De le taxatie is geldig, terwijl tevens de helft van het graan, dat meer gedorschen wordt, dan de taxatie aangeeft, ook gelegerd moet worden. 3 Het is verboden om op geïnundeerde gron den zonder overleg, zelf het werk ter hand te nemen. Goede samenwerking tusschen betrok kenen en de Heeren Langenhorst (Oost Z- VI.) L. van Dijk (West Zeeuwsch-Vl.) is noodzakelijk. 3. Onze zeer ernstig getroffen mede-land bouwers en veetelers in Walcheren moeten hun melkvee evacueeren, wil het niet totaal onder gaan. Een gedeelte komt naar Oost en West- Zeeuwsch-Vlaanderep. Het wordt geklassifi- ceerd naar 15 Januari 1944. Voor het naar om- hoogbrengen in een betere klasse, wordt ver goeding gegeven. Wie stelt zich beschikbaar? Wie helpt collega's in nood? Geef op, hoeveel stuks melkkoeien U kunt gebruiken. Afdeeling Landbouw en Veeteelt. Groot Casino, Sluiskil. G. WEIJNS, Voorzitter. S. VAN HARN, Secretaris.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1945 | | pagina 1