DE STEM
Prijs uitsluitend per week f 0.30
Administratie Dubbelpoort 7, Hulst
Uitgave „De Stem" Wordt op last van
het Militair Gezag gedrukt op de persen
van Drukkerij G. de Mul, Sas van Gent
Voor God, Koningin en Vaderland.
EDITIE VOOR ZEELAND
No 25. Woensdag 27 Dec. 1944
Directeur J. A. H. M. van Schijndel
Hoofdredacteur J. J. H. A. Bruna
Redact, voor het gewe.'t A. J. v. d. Meer
Redactie Oostkade 1 6, Sas van Gent.
Communisme en Godsdienst.
Om de communistische actie te begrijpen,
moeten we de beginselen kennen waarop het
steunt. Uit deze beginselen vloeien immers van
zelf voort de daden van zijn aanhangers.
Het meest in strijd met onze katholieke be
ginselen is het communisme wel, doordat het
een volslagen atheisme aanhangt. De ontken
ning van God, de Schepper en Heer, de Be
stuurder der wereld.
Het communisme is een nieuwe godsdienst;
een stelsel, dat aan het leven van den mensch
een beteekenis wil geven, een antwoord op de
vragen: waarom leeft de mensch, wat is het
doel van zijn bestaan. Het wil een antwoord
geven op alle vragen, welke voor het leven
van den mensch belangrijk zijn, even goed als
de katholieke godsdienst ons een antwoord
geeft op de groote levensvragen: waarom besta
ik; waarvoor leef ik; hoe moet ik leven om
mijn levensdoel te bereiken.
Het communisme beschouwt zich ook als de
eenige godsdienst, of als het eenig ware ge
loof. Het voelt zich geroepen om elke andere
godsdienst te vervangen, want deze steunen
alle op de overtuiging, dat er boven de
ipensch en boven de stof een macht is, waar
van de mensch en de stof afhankelijk zijn.
Er is, volgens het communisme slechts stof,
materie, en al het hoogere vloeit uit de stof
voort. Er is geen God, en derhalve is het een
groote dwaling een God te erkennen, te aan
bidden en te dienen.
Er bestaan geen geesten of geestelijke mach
ten: dus ook geen onstoffelijke ziel; geen on
sterfelijkheid, geen ander, gelukkiger leyen.
Het hoogste geluk, dat wij zoeken en vin
den in God, wil het vinden op deze aarde, in
een goed ingerichte maatschappij, waarin de
mensch zooveel mogelijk kan genieten en zoo
weinig mogelijk moet werken en lijden.
De wet van de tien geboden of de na
tuurwet aanvaarden zij niet. Goed en kwaad
zullen dus ook volgens een andere régel of
zedenwet worden gewaardeerd. De mensch
handelt goed als zijn daden ten goede komen
aan de betere inrichting van de samenleving,
natuurlijk volgens communistische opvatting.
Is daar een staking, een revolutie, een oorlog
voor noodig, of ook uitsluiting, onderdrukking,
hongersnood, kinderbeperking, ontbinding van
het huwelijk, onteigening, enz. dan zijn deze
dingen goed.
Kwaad is al datgene wat de toekomst van
er - betere inrichting van de samenleving in
den weg staat. En op de eerste plaats houdt
iedere godsdienst, die gelooft in geestelijke
machten en eeuwige wetten de verbetering
tegen. Dus iedere godsdienst is te verwerpen;
het geloof in God is een kwaad. Vandaar de
leuze: Godsdienst isopium voor het volk.
Het geloof in den eenen waren God en in
alles behouden. Wij waardeeren het stoffelijke
als een door God geschapen gave; ook als een
middel, niet als einddoel. Een goed gebruik
van alles wat op aarde is en leeft en groeit,
is voor ons een njiddel om ons laatste en
hoogste doel te bereiken, en hoe beter de sa
menleving is ingericht, des te gemakkelijker is
het voor den mensch om zijn eindbestemming
te bereiken.
GEMEEN SCHAPSZIN.
Er is veel gepraat over „den" boer in „de"
stad. Hij heeft er, 't moet gezegd, geen bijster
goeden naam verworven in de oorlogsjaren.
Een rijmdebatje in ons blad vestigde er al de
aandacht op. We hebben met een kort naschrift
willen waarschuwen, dat men een stand niet
moet aanwrijven wat individueele boosdoeners
uithalen, maar daarmee is het debat niet uit
geput.
De stedeling had vroeger' ongetwijfeld geen
goed inzicht in hetgeen de boerenstand voor
de welvaart van een volk beteekent. Hij voel
de zichzelf de elite der natie en beschouwde
het platteland als iets, dat er zoo maar bij-
hing. Toen echter de nood aan de deur klopte,
ging hij den weg naar dat min of meer ver
achte platteland wel kennen, werd het besef
in hem levendig, hoe zeer ons bestaan af
hankelijk is van het boerenwerk. De boer
kwam zoo sterk te staan. Hij'" werd degene,
wien men gunsten en tegemoetkomingen kwam
afbedelen. De gelegenheid, om onbehoorlijke
prijzen te vragen, werd zeer groot en waar de
gelegenheid groot is, is de zonde ook veel
vuldig. Er kwam bij, dat het boerenbedrijf al-
meer aan voorschriften en reglementen werd
gebonden, welke, zoo ze alle stipt waren na
geleefd, het geheele rendement uit het bedrijf
zouden hebben geperst. Dat werkte ook weer
andere uitersten in de hand. Doch nu we sa
men op den grond van bevrijd Nederland alles
moeten inspannen, om den wagen uit den
modder te trekken, waarin de bezetting en de
krijgsverrichtingen hem hebben laten weg
zakken, is er geen plaats meen,voor die weder-
zijdsche verwijten. Is het ook niet de tijd
zouden we willen zeggen om alle aandacht
te splitsen op acties tot afschaffing van knel
lende bepalingen, dient voorop te staan,, en
ook nog op de tweede en de derde plaats:
werken, alles doen wat het algemeen welzijn
ten goede komt. Het moest dan ook niet noodig
zijn, dat de Algemeen Commissaris voor de
Voedselvoorziening een deel der boeren toe
roept: Dorsch toch uw graan, want anders gaat
de stad verhongeren! Het moest niet kunnen
gebeuren, dat er in de Baronie nog heel wat
veldvruchten moeten worden geoogst, terwijl er
zich geen werkkrachten aanbieden om dezen
noodzakelijken arbeid te verrichten. Het moest
onbestaanbaar zijn, dat de Gedelegeerd Mili
tair Commissaris in Bergen op Zoom voor ver
tegenwoordigers van de vakorganisaties stren
ge woorden had te spreken over arbeiders,
wier bedrijf nu stil ligt en die het toch ver
tikken, om mede te helpen aan het aardappel-
rooien, die nu zelfs bedreigd moeten worden
met het afnemen van hun levensmiddelenrant
soenen.
We zien hier intusschen meteen weer hoe
onsociale gezindheid zich niet voordoet in één
stand; er zouden ongetwijfeld ook voorbeelden
aan te halen zijn, waarmee niet genoemde
standen gemoeid zijn. Gemeenschapszin zij
niet de leuze, maar de daad over de geheele
linie!
Teekenend is het ook, dat we gisteren in de
kerk, waar we waren, een brief hoorden voor
lezen, waarin het Militair Gezag tot de burgers
in het algemeen en tot de boeren en arbeiders
in 't bijzonder een woord van opwekking richt
te, om alle krachten in te spannen voor een
verbetering van de voedselvoorziening. Zoo
iets moest toch ook eigenlijk overbodig zijn.
NOODZIEKENHUIS.
Door de gedeeltelijke evacuatie van het
Westelijk gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen
kregen wij in ons gewest ook heel wat zieken.
De ziekenhuizen konden deze niet meer op
nemen, zoodat er verschillende noodzieken
huizen werden opgericht. Hier is prachtig werk
van christelijke naastenliefde verricht. Wij
meen en er dan ook goed aan te doen eens wat
bijzonderheden te vermelden over een van deze
noodziekenhuizen. De inrichting van het nood
ziekenhuis in het Pater Maristenklooster te
Hulst is uitgegaan van het evacuatiebureau
en werd Zaterdag 13 October in gebruik ge
nomen. Op 20 October is het overgenomen
door het Ned. Roode Kruis. Dit regelt nu alles
en neemt ook alle onkosten voor zijn rekening.
De evacué's worden er gratis behandeld rn
kunnen bij het verlaten vrijwillig een bijdrage
voor het Roode Kruis storten. De directeur is
dr. Belinfante uit den Haag. Deze is met een
groep helpers en helpsters door de Ned. Mi
litaire Missie vanuit Brussel naar hier gezon
den. De assistent van den directeur is den heer
L. Adriaansens. medisch student. Met de in
richting en alles wat daarbij behoort, is de di
rectrice, Zuster Vernimmen belast Het voedsel
probleem was eerst niet zoo gemakkelijk op te
lossen, maar dank zij de hulp van verschillen
de instanties konden de patiënten een behoor
lijke voeding krijgen. Als hoofd van de keuken
treedt op Mevr. Kranenburg met een drietal
meisjes, die als vrijwillige helpsters allen lof
verdienen. Verder zijn aan het ziekenhuis ver
bonden gediplomeerde verpleegsters, 12 leer
lingverpleegsters, en 9 Roode Kruishelpsters.
Het leekenpersoneel verdient wel een appart
woord van lof, gezien het groote aantal pa
tiënten (waaronder zeer vele besmettelijk ziek).
Deze laatsten moeten ieder in apparte kamer
tjes en zalen verpleegd worden, wat veel werk-
met zich meebrengt.
Er werden tot nu toe opgenomen 257 pa
tiënten met een aantal verplegingen van 3000.
Van dit eerste aantal waren er lijdende aan
diphterie 80, verdacht hiervan 40, Ocobies 33,
T.B.C. 7, roodvonk 2, paratyphus 1, verdacht
van dijsentrie 10, wondroos 4, suikerziekte 1,
terwijl de overigen maagpatiënten zijn, enz.
Er heerscht een prettige sfeer in dit nood
ziekenhuis en men doet voor ^le zieken wat
men kan. Zoo bracht ook St. Nicolaas er dit