DE STEM Voor God, Koningin en Vaderland EDITIE VOOR ZEELAND Prijs uitsluitend per week f 0.30 No 20. Dinsdag 19 Dec. 1944 Redactie t Oostkade 16, Sas van Gent JA.dministratie t G Dubbelpoort 7, Hulst ■^titgave t „De Stem" Drukker t G. de Mul, Sas van Gent Directeur J. A. H. M. v. Schijndel Hoofdredacteur J. J. H. A. Bruna Redact, voor het gewest A. J. v. d. Meer ,11' r: ONS PARTIJWEZEN. In een. vorig nummer hebben we iets gezegd over den door Radio Oranje verspreiden op roep inzake het verdrijven van de onnoodige splitsingen in ons politieke en sociale leven. Wat het politieke leven aangaat, de plannen daarvoor zullen voorloopig opgeschort moe ten worden, totdat heel ons vaderland bevrijd is en het normale parlementair-constitutioneele apparaat weer in werking kan worden gesteld. Als men een blik slaat in de bladen, welke ons uit het reeds geheele bevrijde België gewerden, waar de normale gang van zaken al veel ver der benaderd is dan bij ons, bespeuren we, hoe daar het partijleven weer in vollen „rijkdom" is opgebloeid, waarbij opvalt, dat de thans aan de^ oppervlakte gekomen weerstandsbewe ging blijkbaar ook als een politiek krachtveld gaat fungeeren. In het bevrijde deel van ons land zien we nog geen teekenen van opkomst van politieke partijen, wat trouwens begrijpelijk is, daar er in de huidige abnormale omstandig heden met geheel andere bestuursvormen dan de parlementaire democratie, nog geen taak en geen plaats voor hen bestaat. Toch is het goed, dat nu reeds de gedachten zich richten op de nieuwe toekomst van het partijwezen in ons land, een toekomst, waarin we ook veel van de oude en vaak onnoodig toegespitste verdeeldheden op dit gebied zou den willen zien verdwijnen. In „Vrij Nederland" heeft Prof. A. Veraart erop gewezen, welk een groot euvel het was, dat vroeger onze parlementaire democratie ge heel onvolkomen was georganiseerd. De wet kende geen partijen, alleen maar lijsten en af gevaardigden. Er was geen enkele norm ge steld, waaraan een partij behoorde te voldoen, om mede te dingen aan deelname aan het par lementaire werk. De Delftsche hoogleeraar neemt dan ook met kracht het vroeger al vaak gehoorde pleidooi weer op voor een wettelijke regeling van het partijwezen, waardoor het gestumper met allerlei onbeteekenende groepjes uit het parlementaire leven verdwijnt. Hij maakt echter duidelijk onderscheid tusschen „partijen", organen, waarop het parlementaire leven drijft, en „bewegingen", geheel vrije stroomingen in ons volksleven. De bewegingen kunnen natuurlijk hun invloed doen gelden op de partijen en te eeniger tijd kunnen er zelf ook weer door de wet te erkennen partijen uit ont staan. Door zulk een wettelijke regeling van het partijwezen zal zeer zeker een stap gezet worden in de richting van een vereenvoudiging der partijverhoudingen en 'n betere functionee ring van 't parlementaire stelsel. Doch daarnaast is toch ook beraad noodig over de vraag, of de vroegere scheidslijnen tusschen de partijen nog geheel actueel zijn in den nieuwen tijd, waarvan nu de poorten wor den open gerammeld door het oorlogsgeweld. J- B. Samenwerking op soc.-economisch terrein. We komen weer terug op den oproep tot Eenheid in het partij- en organisatiewezen, om ook even onze gedachten te laten gaan over het werk der sociaal-economische vereenigingen. De Oproep erkent, dat het werk der vakorga nisaties niet kan blijven liggen, totdat er een nieuwe opbouw gereed is. Hier in het Bre- dasche is het dan bijvoorbeeld ook zóó, dat het kantoor van de diocesane arbeidersorganisatie in de Dr. v. Mierlostraat in Juli 1941 even eens gesloten door het Arbeidsfront thans weer voor zijn oorspronkelijke doel in werking is gesteld. Wat er op het voorbeeld van de Duitsche meesters uit gejat is, kwam grooten- deels weer terecht. En de heer Romsom nam de teugels weer in zijn beproefde handen. Beteekent dit, jdat in de katholieke arbeiders beweging de gedachte aan meer éénheid geen wortel heeft geschoten? Het zou een misken ning zijn van de ontvankelijkheid der leiders voor de uit het gemeenschappelijke leed opge bloeide nieuwe gedachten, als men hier aan een bevestigend antwoord zou denken. We durven de veronderstelling aan, dat straks een inniger samenwerking tusschen de drie groote Vakcentrales, zoo wel landelijk als plaatselijk, binnen den kring der mogelijk heden komt te staan. Hoe, dat blijft nog een open vraag. Doch wel zeker is, dat met de in wezen valsche en gevaarlijke gedachte van één groote organisatie voor alle werkers in Neder land niet te opereeren zou zijn. Dit ware ook weer de miskenning van de nu eenmaal be staande gebrokenheid in 't geestesleven van ons volk, welke doorwerkt op alle terreinen. Wat men echter zorgvuldig dient na te gaan, is, of er niet noodeloos dubbel of driedubbel werk wordt verricht op het gebied van acties bij de Overheid, van t.b.c.-bestrijding, zieken fondswezen, spaarbank-, verzekerings-, bank en cooperatiewezen, documentatiedienst, enz., wat sterk vereenvoudigd kan worden, als men de handen ineenslaat en in één groot toporgaan geregeld overleg pleegt over deze en derge lijke aangelegenheden.. Voorts is het van belang, dat de niet altijd verheven onderlingé concurrentiezucht onder de vakbonden verdwijnt zag men niet vaak een opbieden in het stellen van eischen, een elkaar vliegen afvangen inzake contributiebe taling enz.? en dat kan als ook een orgaan bestaat, waarin de vakbonden van verschillen de richting geregeld voeling met elkaar houden en daardoor tot eendracht kunnen komen in het voeren van hun acties. Ook plaatselijk zou men zulke organen van overleg kunnen instel len, teneinde de éénheid in het geoorloofde en mogelijke op verschillende gebieden te ver wezenlijken. Als dit bereikt kan worden en dan niet alleen voor de organisaties der arbeiders, maar mu tatis mutandis ook voor die der werkgevers, middenstanders en boeren, dan zouden al veel onnoodige wrijvingen en verdeeldheden op so ciaal-economisch terrein in ons land verdwij nen. Met het scheppen van geregelde samen werking als boven geschetst is natuurlijk niet het einde van alle sociale wijsheid bereikt. De opbouw der publiekrechtelijke bedrijfsorgani satie, door Quadragesimo Anno met zooveel nadruk voorgehouden, moet zonder dralen en met beslistheid aangepakt worden. Doch ook de onmiddellijk bereikbare vormen van samen werking tusschen de sociaal-economische or ganisaties van verschillende geestelijke fun deeringen kunnen reeds een niet te onder schatten bijdrage leveren voor den opbouw van een eendrachtiger Nederland. J. B. BIETEN STEKEN WEST-Z.-VLAANDEREN. Op het oogenblik worden in Oost-Zeeuwsch- Vlaanderen landarbeiders gevorderd om te helpen bieten steken in het zwaar geteisterde Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. Het is thans de 2e maal, dat arbeiders ra de bevrijding gevorderd worden om mede e werken aan herstel na de bevrijding. De vorige maal verliep de vordering vlot, doch op het oogenblik wordt blijkbaar in arbeiderskringen het groote belang van de voedselpositie niet ingezien. De grootste bezwaren, die in arbeiderskrin gen rijzen, is de kleeding en onderdak. Naar wij vernemen, worden er voor evacué's e.a. kleeren beschikbaar gesteld. Het wil ons voor komen, dat deze arbeiders hier toch zeer zeker voor in aanmerking komen. Het verdient wellicht aanbeveling indien in het vervolg aan de achterzijde van het kale vorderingsbewijs een korte toelichting op de vordering werd gegeven en daarnaast van of- ficieele zijde de garantie werd gegeven voor kleeding, voeding, onderdak en goed loon. OOSTBURG. Eerste huwelijk na de bevrijding. In 1940 vertrok maréchaussée P. Bos op be vel van uit Breskens naar Engeland en keerde van hieruit terug met de bevrijders van West Zeeuwsch-Vlaanderen, tot groote vreugde van zijn verloofde mej. Jo Corthals uit Oostburg. Er werd besloten om maar zoo spoedig moge lijk in het huwelijksbootje te stappen. De toe stemming werd dra verleend en dezer dagen werd op het noodgemeentehuis te Oostburg het eerste huwelijk, na de bevrijding van deze plaats, gesloten. De heer Hoekstra, familielid van de echtgenoote, hield een treffende toe spraak.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1944 | | pagina 1