DE STEM Voor God, Koningin en Vaderland EDITIE VOOR ZEELAND Prijs uitsluitend per week f 0.30 RedactieOostkade 16, Sas van Gent Administratiet Dubbelpoort 7, Hulst Uitgave„De Stem" Drukker t G. de Mul, Sas van Gent No 17. Vrijdag 15 Dec. 1944 Directeur t J. A. H. M. v. Schijndel Hoofdredacteur J. J. H. A. Bruna Redact, voor het gewest A. J. v. d. Meer Hoofdaalmoezenier Monchen vertelt over Nederland. Londen, 3 Nov. (ANEP-ANETA). Op het bureau van hoofdaalmoezenier pa ter A. F. Monchen, die zoojuist uit het be vrijde gedeelte van Nederland terug is gekeerd, ligt een klein pakje. Het bevat de rantsoenen, die de gemiddelde Nederlander gedurende het laatste jaar van de Duitsche bezetting ont ving: 35 gr. donkergekleurd kleffig brood (waarvan als men het snijdt stukken aan het mes blijven kleven), 6 aardappelen, 9 gr. bo ter, jam, suiker, Ersatz-koffie, 15 gr. meel, 8 gr. zout en 9 gr. boonen. Waarbij een zielig beetje (dubbel) getapte melk behoort, maar waaraan thee, chocolade, vleesch en eieren ontbreken. Heden ten dage heeft het meerendeel der Nederlanders in geen vijf weken boter of suiker gezien, terwijl er dikwijls geen aard appelen beschikbaar waren. Het is dan ook geen wonder, aldus hoofd aalmoezenier Monchen, dat ik menschen in bevrijd Nederland heb aangetroffen, die uit geput en droevig gestemd mogelijk ook wat teleurgesteld - waren. Men zegt niet veel. Nederlanders hebben hun hart niet op de tong. Maar als ze eenmaal loskomen dan wordt het wel heel duidelijk, dat ze de geallieerden liever niet met hun eigen zorgen lastig willen vallen. Zij zullen steeds weer verklaren, hoe dankbaar zij zijn, dat de nachtmerrie der on derdrukking tot het verleden behoort. Ter- zelfdertijd beseffen zij, dat de geallieerde voer tuigen in de allereerste plaats oorlogsmateriaal moeten aanbrengen, dat natuurlijk voorgaat. De menschen in het bezette deel varf Ne derland -zijn er ongetwijfeld slechter aan toe dan wij, zoo zeggen zij. De buitenwereld zal zich met verbazing af vragen hoe het mogelijk is geweest, dat dit land, dat eenmaal overvloeide van boter, melk en honing, dit land van overdaad, zoo uitge mergeld is geworden. Nederland heeft het in zooverre slecht getroffen, dat de militaire ope raties geen snel resultaat afwierpen. Maar er is meer. In België zijn de Duitschers door de gewel dig snelle opmarsch der geallieerden eenvoudig uit het land weggeveegd. Zoo snel is dat in zijn werk gegaan, dat de vijand geen tijd ge laten werd om voor hun vertrek tot een syste matische plundering over te gaan. In feite moest hij hals over kop zien dat hij weg kwam. In Nederland waren de omstandigheden heel anders. Daar werd den vijand juist genoeg tijd geschonken om de Nederlandsche bevolking systematisch van voedsel, kleeren en menschen- materiaal te berooven. Het gevolg is dan ook, dat zich in Neder,- iönd de vicieuse cirkel voordoet van gebrek aan voedsel en een tekort aan werkkrachten, waarbij nog komt, dat er geen landbouwwerk tuigen noch transportmiddelen beschikbaar zijn. Het resultaat hiervan is weer, dat het weinige voedsel, dat zich daar nog op het land be vindt in den grond staat te rotten. Ge moet echter niet denken, dat de bevol king niet alles in het werk stelt om alles, wat zij maar vinden kan, bij elkaar te schrapen. Dat geschiedt dan ook voor zoover de mili taire operaties zulks veroorloven. Maar toen ik de vorige week zag hoe de Koninklijke Ne derlandsche Brigade een dorpje in Noord- Brabant veroverde, aanschouwde ik tevens een den oorzaken van Nederland's voedsel problemen. Het was een klein dorpje, dat in normale tijden niet meer dan 4,000 zielen telde. Toen de Nederlandsche soldaten daar binnendrongen troffen zij er niet meer dan een vijftal perso nen, die zoo gelukkig waren zich te hebben kunnen verschuilen toen de Duitschers de rest der bevolking dwongen naar het bezette Ne derlandsche gebied te gaan. Alle huizen in het dorp waren door het Nazi-gespuis ge plunderd, dat de opdracht had hier zoolang mogelijk weerstand te bieden. En als de voor raadschuur niet genoeg bevatte om de achter gebleven Duitsche troepen te bevredigen, wer den alle meubelen vernield, de ramen inge slagen en persoonlijke eigendommen gestolen. Zelfs de bedden werden uit louter vernielzucht vernield en de matrassen in stukken gesneden. En bovendien werden wat van nog veel grooter belang was de landbouwwerktuigen gestolen of vernield, zoodat het land niets an ders meer op kon brengen dan hetgeen direct geconsumeerd kon worden. Het is onze wensch, dat de arbeiders, die nog in Nederland zijn, de wegen herstellen en in de mijnen gaan werken om althans wat meer steenkool te kunnen produceeren. Maar aangezien er geen voldoende voedsel voor hen beschikbaar is, kan ook niet verwacht worden, dat ze hun werk op behoorlijke wijze verrich ten. Hierbij komt nog het eigenaardige feit, dat loyale Nederlandsche patriotten met hun eigen oogen zien kunnen, dat eën deel der geïnter neerde Duitsche burgers en de enkele gevan gengezette N.S.B.'ers het, wat voedsel betreft, veel beter hebben dan zij. Toen Aken gevallen was, werden er onge veer 10,000 Duitsche burgers naar kampen op Nederlandsch grondgebied overgebracht. Daar ontvangen zij volgens de internationale voor schriften het rantsoen der geallieerde legers. Het zien van het Amerikaansche wittebrood met boter van de K-rantsoenen en het voed zame Britsche- legervoedsel doet de Nederlan ders watertanden. De N.S.B.'ers, die zooveel ellende onder de goede vaderlanders hebben veroorzaakt, hebben zelfs de brutaliteit gehad rijstpudding te weigeren, omdat „zij die niet lustten". Dit alles maakt de Nederlanders woedend. De Nederlanders hebben groote eerbied voor internationale voorschriften, maar daar vullen zij hun magen niet mee. En ik hoorde dan ook iemand zeggen: „Als de geallieerden tien duizenden geinterneerden kunnen voeden met legerrantsoenen of gedeeltelijke legerrantsoenen, waarom kunnen zij ons dan niet legerrantsoe nen verstrekken en ons maal aan de Duitsche geinterneerden geven. Dat is toch zeker goed genoeg voor Duitsche geinterneerden?" Dat zijn zoo van die gedachten, die men begrijpt en ook deelt. Sluiskil, 5 Dec. 1944. AAN DE BEVOLKING VAN OOST-ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Medeburgers, Er bestaat momenteel bij de bedrijven ten algemeene nutte, zooals de P.Z.E.M., Water leiding-maatschappij, e.d. een nijpend gebrek aan fietsbanden ten behoeve van haar con troleerend personeel. Een 100-tal banden is benoodigd om vocr- noemde bedrijven naar behooren te doen functionneeren. Er wordt op U, medeburgers, een beroep ge daan om deze bedrijven voorloopig uit den nood te helpen. Ik hoop en verwacht, dat gelukkige bezitters van bruikbare fietsbanden, deze vrijwillig ter beschikking zullen stellen van de gemeenschap. Zoo groot is het aantal gevraagde banden niet of het kan en moet gevonden worden in-Oost- Zeeuwsch-Vlaanderen. Gij helpt daarbij Uw streek en haar bevolking. Onnoodig er op te wijzen, dat deze goede gevers tot de allereersten behooren die voor een nieuwen fietsband in aanmerking komen, zoodra deze zullen zijn gearriveerd. Wanneer Gij bedenkt hoeveel leed en ontbering de ge allieerden en andere landgenooten in andere deelen dan de onze reeds te verduren hebben gehad, zoo zult gij nog te eerder bereid zijn, uw bijdrage te leveren, bijdrage die per slot van rekening nog maar een leening is. Ik verwacht van u niet anders dan dit vlot te gebaar, want zou het niet ietwat beschamend zijn tegenover de geallieerden, die ons reeds in zooveel opzichten tegemoetkomen, indien tot vordering van fietsbanden zou moeten overgegaan? Draagt bij tot een goeden gang van zaken, bedenkt of een van de fietsbanden, die gij en uw gezin nog rijk zijt, niet nuttiger kunnen worden aangewend, kortom toont burgerzin.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1944 | | pagina 1