DE EEN1GE OPLOSSING Voor God, Koningin en Vaderland EDITIE VOOR ZEELAND Prijs uitsluitend per week f 0.30 No 7. Maandag 4 Dec. 1944 RedactieOostkade 16, Sas van Gent Administratie j Dubbelpoort 7, Hulst Uitgave s «De Stem" Drukker s G. de Mul, Sas van Gent DE STEM Directeur t J. A. H. M. v. Schijndel Hoofdredacteur J. J. H. A. Bruna Redact, voor het gewest A. J. v. d. Meer Een zeer merkwaardig geluid, een nieuw geluid, klonk ons de vorige week tegen uit onzen luidspreker. Het is de nota van onze Regeering aan de verdere geallieerde Regee ringen, waarin zij mededeelde, zich voor te behouden na den oorlog te vorderen, dat be paalde aangrenzende gebiedsdeelen van het Duitsche Rijk aan Nederland worden aange hecht als gedeeltelijke schadeloosstelling voor al wat door de Duitschers moedwillig vernield en verwoest is. Schadevergoeding op andere wijze kon voor een verslagen Duitschland wel eens economisch onmogelijk of onuitvoerbaar blijken. De geschiedenis bewijst dat. En ver nielen en sloopen is nu eenmaal economisch gemakkelijker en onbeperkter uitvoerbaar dan opbouwen. Wij voor ons beluisteren uit de aange duide nota, dat onze Regeering de belangen van de boer en van ons volk nauw verbon den ziet. Reeds voor den oorlog was de toestand zóó, dat honderden jonge boeren, ook nadat zij den volwassen leeftijd hadden bereikt, ge dwongen waren thuis groote of kleine knecht te spelen. Bedrijven waren er voor hen liet beschikbaar. De Wieringermeer bracht een kleine opluchting, maar wat beteekenen en kele honderden bedrijven bij een zoo groot tekort! Alleen in het Zeeuwsch-Vlaanderen loopen honderden volwassen jonge boeren rond, die aan geen bedrijf zijn te helpen. Fa brieken kan men bouwen, handelsonderne mingen oprichten, werkplaatsen en winkels vestigen, maar grond is een natuurlijk product van beperkten omvang en is niet te scheppen. En in zijn eeuwige steeds weer produceerende functie nergens door te vervangen. Van dien toch al zoo beperkten .grond nu, waarvan het leven en welzijn van onze be volking voor zoon groot deel afhangt, heb ben de Duitschers meer dan honderdduizend hektaren onder water gezet. En nog twee zeer bezwarende omstandigheden komen dat onheil vergrooten: juist de beste gronden zijn onder water gezet en voor een deel, voor een zeer aanzienlijk deel zelfs in Zeeland, zijn ze onder zout water gezet. Daardoor zijn ze jarenlang voor de cultuur minderwaardig, de eerste jaren geheel ongeschikt. Als straks de boer terugkomt waar zijn eerst zoo vrucht bare hofstede lag, dan vindt hij een ineen- geslempt schor. Voorloopig uitgeschakeld voor de productie, zegt de consument. Voor onze jonge boeren, die den leeftijd en den levensmoed hebben om een gezin te gaan stichten, die als ontwikkelde en be kwame landbouwers hun plaats in de maat schappij zouden moeten gaan innemen, zijn de kansen zeer verslecht. De boer in hen, ziet het ideaal, boer te worden op een flinke stee, droeviger dan ooit in den nevel der verre toekomst oplossen. De jonge man, die een meisje heeft, waarmede bij het eens is geworden, „zeer eens" naar allerhoogste uit drukking, ziet zijn wenkende toekomst achter- uitgeschoven naar onbestemde verten. Deze duizenden jonge menschen zijn het, die in den letterlijken zin van het gevloekte woord, waarmede de Duitschers hun stroop tochten door Europa trachten te rechtvaar digen, „gebrek hebben aan lebensraum". Deze werkloosheid onder de jonge boeren, zooals ik dezen noodtoestand ooit hoorde aanduiden, is een knagende wondeplek in het gezonde boerenlichaam. Een wondeplek in het Nederlandsche maatschappelijk gestel. Na de Duitsche verwoestingen lijkt ze on- geneeslijker dan ooit Als geneesmiddel heeft men onze jonge boeren al jaren lang emigratiepillen "willen ingeven. O, heel goed en menschlievend be doeld in vele gevallen. Men wilde onze jonge boeren naar Frankrijk hebben of naar Afrika, naar Canada en zelfs naar Nieuw Guinea. Kortom men wist er geen raad mee. Emigratie is eenzelfde soort raad als het bekende grap je, wat het beste middel is tegen tandpijn? Het antwoord is dan: onthoofden. Drs. Platenburg schrijft in zijn brochure: „Kleine Boeren"-: reeds gedurende enkele tientallen jaren is men er in deskundige krin gen vast van overtuigd, dat slechts emigratie ons land verlossen kan van zijn knellende overbevolking. „En iets verder: „dat,, een goed geleide emigratie de eenige methode is, om geheel en al en radicaal uit de moeilijk heden, welke het kleine boerenvraagstuk ons stellen, te geraken". De Duitschers hadden het Oostland en de slechtere streken van de Oekraine voorloopig voor ons bestemd, met mooie promotiekansen op afvloeiing nog verder Oostwaarts. Maar goed of slecht geleid, Oekraine of Canada, op den duur zou dat jonge Neder landsche bloed voor ons nationale lichaam verloren gaan. Nog afgezien van het grie vende, tegen deze besten ujt ons midden koel cijferend te moeten zeggen: er is voor u geen plaats in onze herberg. In kolonisatie, die het nationale bewustzijn levendig zou houden, gelooven we niet sterk. Men voelt nergens ter wereld veel voor vreemdelingenoasen. En er zijn toch al min derhedenvraagstukken genoeg. Daarbij blijft de kolonisator in bovenbedoelden zin in het vreemde land een paria. Het denkbeeld, waaraan onze regeering in haar nota uiting gaf, brengt alleen uitkomst, geeft een afdoende oplossing. Aanhechting van aangrenzende Duitsche gebiedsdeelen aan ons grondgebied. Eerst op de wijze door hen zelf ons geleerd wij zijn oerdom maar leeren toch uiteindelijk ook bij herhaaldelijk voordoen van de oorspronkelijke bewoners „erledigt". Deze grondgebieden, bevolkt met de besten uit onze boeren- en arbeidersstand, uit onze handel- en nijverheidskringen, kunnen in korte jaren herschapen zijn in bloedeigen Nederlandsche gewesten,, vast aaneenge groeid aan het Nederlandsche lichaam, onder de schaduw van den Oranjeboom omge- tooverd in wezenlijke bestanddeelen van ons vaderland. A. E. LANGENHORST. Schout bij nacht Koenraad maant tot voorzichtigheid. door C. J, van Sluys ANEP-ANETA's Oorlogscorrespondent Melbourne, 27 Oct. (ANEP-ANETA) Schout bij Nacht P. Koenraad, die als voor malig commandant van de marinebasis Soe- rabaja als een deskundige in Japansche marine zaken beschouwd mag worden, heeft tijdens een onderhoud met een vertegenwoordiger van ANETA het volgende verklaard: „De Amerikanen hebben een prachtige overwinning behaald maar men dient toch voorzichtig te zijn met het uitspreken van een oordeel over de gevolgen van de Japansche nederlaag, voorzoover dit de positie der Ja pansche vloot in Nederlandsch Oost-Indië be treft. „De Japanners hadden een goed oogenblik gekozen voor hun aanval op de Amerikaansche schepen en alles vernuftig georganiseerd, hoe wel het een gewaagde onderneming was. In dien deze actie gelukt was en de groote Ja pansche schepen de landingsplaatsen bereikt zouden hebben, zou een voor de Amerikanen zeer gevaarlijke situatie geschapen zijn. Maar de Amerikaansche Vloot, die weer geheel opgebouwd moest worden, heeft haar superioriteit in tactiek, durf en uitrusting ge toond en den Japanschen aanval glansrijk af geslagen. Het reeds gestoorde evenwicht *n de ver houding tusschen slagschepen, vliegdekschepen en torpedojagers der Japdnsche vloot is thans nog meer verstoord, zoodat de Japanners thans het noodige evenwicht tusschen de ver schillende onderdeelen hunner vloot verloren hebben, dat noodzakelijk is om tot den aan val over te kunnen gaan.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1944 | | pagina 1