Ie Centrale logendheden
doen VredesvoorsteSlen.
No. 365
Vrijdag 15 December 1916
Orgaan voor Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Als de vrede komt.
O© Parapluis.
DERDE JAARGANG.
DE SOLDATENCOURANT
REDACTIE EN ADMINISTRATIE VALERIUSSTE. 109, AMSTERDAM. DIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS 3 CENT, ABONNEMENT BU VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.50 P.K WART AAL
Voor Adverteutiön wende men zich tot on*« Administratie, V&ieriuuti-aat 100
Amsterdam. Prijs dor AdvertentlBn per regel ÜO cent. Voor Ingezonden Mod».,
deei'ngea op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief. liy abonnement
reductie.
Het herstel van het koninkrijk Polen door Duitachland en Oostenrijk-Hongarije,
mede een der laatste regeeringsdaden van keizer Frans Jozef, heeft dit landschap
weer in den voorgrond der algemeene belangstelling gebracht. Ook vroeger was deze
thans Russische provincie of liever een deel er van, een koninkrijk en te Warschau
vindt men nog het paleis der oude Poolsche koningen. Onze plaat hierboven geeft
er een afbeelding van.
(Van la luitenant G. L. Kroes.)
Beats kamt de tijd, dat 't krijgsrumoer verstomt,
„Vrede op aard" zal klinken langs de Somme
De bronzen leeuw niet dreigende meer gromt,
En mi^ebparde mannen bidde' alomme.
Dan zullen zangen klinken langs de wegen
En alle klokken luiden door het land,
In jubeltonen dankend voor den zegen,
Die eind'lijk kwam voor 't arme vaderland.
Dan wordt er juichende de loopgraaf dichtge-
worpen,
En ratelend verwijdert zich 't kanon,
De vlaggen wapperen in steden en in dorpen,
En vroolijk (schijnt op 't al de helle zomerzon.
Dan zal héél 't Westerfront een plechtig lied
doen klinken
En zingen: „Vrede op aard'" en „Eere, eer
zSj God",
Dan zal 't geleden leed voorgoed in 't niet ver
zinken,
Aanvaardt een ieder weer 't gewone levenslot.
Dan rollen door de zonne-lichte landen
De treinen weer met sparrengroen getooid,
En uit de raampjes wuiven bruine handen,
De treeplank is met bloemen overstrooid.
En op perrons zal men de liederen zingen,
Van 't eigen land. De vaderlandsche zang
Zal bruisen langs den trein en véle, véle dingen,
Die lijken dan zoo mooi en leken toén zoo bang.
In alle kerken wordt tot God gebeden,
Ze danken Hem met schrei en s-vol gemoed,
De oorlog is gedaan, het zware leed geleden,
Aan de gesneuvelden een laatsten, stillen groet.
Ja, de gesneuvelden, Dan ko$nt de volle smarte
Voor henl wier man of zoon daar vielen in den
strijd,
En heel hun leven lang met diepen rouw in 't
harte,
Steeds voelen liet gemis en denke' aan vroeger
tijd.
G. L. KROES,
Mil. Ie Luit. 2-II-9 R. I.
fie toestand in den reuzenstrijd.
Vrede! Is de vrede nu werkelijk op
handen in een afzienbaar tijdperk? Wij
kunnen al dadelijk zeggen, dat de kans
daarop nooit zoo groot is geweest in al de
maanden en jaren, die nu de oorlog duurt.
In ons vorig nummer konden wij onder
Laatste Berichten nog een opzienbarend
telegram mededeelen, dat een wereld
historisch gebeuren voorspelde. Al zijn we
aan groote woorden gewoon in telegrammen,
van welken kant die ook konjen, wij ver
wachtten toch iets, dat ons verrassen zon.
Welnu, de verrassing is nog grooter ge
weest dan we gedacht hadden. Het. is werke
lijk een gebeurtenis, die elke verwachting,
die men kon koesteren, overtreft: de Cen
trale mogendheden, met hun bondgenooten,
hebben tich bereid, verklaard om vredes
onderhandelingen te openen.
Een heuglijk feit is dit zeker. Het is
thans voor 't eerst, dat door een der oor
logvoerende partijen er naar gestreefd
wordt om aan den moorddadigen strijd,
waaraan inderdaad bij langer voortduren
Naar het Fransch van
GUY DE MAUPASSANT.
(Slot.)
Toen kwam de vriend op een lumineuzen
inval.
„Waarom gaaj: u niet naar de Brand-
veraekeringmaatschappijwaarbij' iu ge
assureerd is Daar betalen ze zulke dingen
als 't ongeluk bij u aan huis gebeurd is,
ten minste."
Dat was een uitkomst. Mevrouw dacht
een oogenblik na. „Morgen," zei ze tegen
haar man, „loop jij even vóór je naar
't bureau gaat, bij de Assurantie aan,
laat je parapluie kijken, en vraagt schade
vergoeding;."
Maar mijnheer was koppig. Dat durfde
hij niet. Die negen gulden verlies moesten
ze in vredesnaam maar dragen, 't Zou
hun den dood niet doen.
En den volgenden dag stapte hij er met
een stok op uit. 't Was gelukkig, goed weer.
Mevrouw kon 't verlies vau dat geld
niet verkroppen, 'b Gezicht van de para
pluie, die ze vóór zich op tafel had gelogd,
prikkelde haar voortdurend.' Wol zag ze
geducht op tegen dat kantoor van de ver
ankeringen aatecha ppi jmet. die hoeren, die
geheel Europa verbloedt, een einde te
maken. Dat het de partij i3, die feitelijk,
gezien het bezette vijandelijk terrein, de
overwinning heeft behaald, of althans de
meerdere i3 gebleken, kan men aan den
eenen kant een verheugend verschijnsel
noemen, maar i3 aan de andere zijde beden
kelijk. Want zij heeft tegenover zich een
partij, 'die, al zijn haar wonden geslagen,
allerminst overwonnen is; die in het laat
ste jaar een krachtsinspanning heeft ge
toond, welke niet zonder succes bleef, en
die nu bezig is zich op alle mogelijke wijze
voor te bereiden op een nog harder kamp.
In den Balkan hebben de Centralen een
zegepraal behaald, waarop zij met fierheid
kunnen wijzen en die overtuigend aanduidt,
dat Duitschland niet uitgeput is, dab het
zelfs met een nieuwen verschen vijand korte
metten weet te maken. Nu te vragen om
aan den moorddadigen oorlog een einde te
maken, is een edel gebaar,mits de voor
stellen, die gedaan worden, aannemelijk zijn
voor den tegenstander, die niet verslagen is
Daar komt alles op aan. Voor 't oogen
blik weten we van die voorstellen nog niets.
Wel zeggen de verbonden regeeringen (der
Centralen en hun bondgenooten) dat deze
voorstellen, aar hunne overtuiging, een
grondslag vormen voor een duurzamen vre
de, maar als nu de overtuiging der tegen
partij eens een andere is? Als deze laatste
eens meent, dat zij onaannemelijk zijn
Want al is er zekerlijk ook in de landen, der
geallieerden oorlogsmoeheid, er is piet aan
te denken, dat Engeland, Frankrijk en Rus
land nü al den vrede tot een hoogen prijs
willen koopen. Wij behoeven niet te geloo
ven, dat Rusland werkelijk meent, Konstan-
tinopel te zullen bemachtigen, dat Frankrijk
denkt zijn gebied weer uit te breiden tot
den Rijn, dat Engeland Duitschland van al
zijn koloniaal gebied wil berooven, maar
men zal in deze landen er evenmin in be
rusten, dat Duitschland naar alle kanten
zijn grenzen uitzet. Hoe en waar dit de
vruchten plukt zijner overwinningen, dat is
maar de vraag. Misschien is er op den prijs
af te dingen en komt men zoo tot vredes
onderhandelingen. Doch mogelijk blijft het
ook nog altijd, dat de geallieerden de voor
stellen afslaan, omdat zij inderdaad onaan
nemelijk zijn, en omdat een thans gosloten
vrede de kiem in zich zou dragen van haat
en wrok, die later tot een nieuwen krijg
zouden leiden.
Toch, al is de vrede er op het oogenblik
nog niet, we gelooven wel, dat hij op komst
is. Dat de centralen zelfs niet in algemeene
trekken hun voorstellen kenbaar maken Ï3
stellig van niet gering belang. Het bew'ijst
denkelijk, dat het hun niet is te doen om
heb edel gebaar alleen, dat het hun werke
lijk ernst is met het vredesverlangen. Het
is, alsof zij willen zeggen: wij zijn bereid te
onderhandelen, hoe denkt gij daarover? Dat
de geallieerden op een vraag van dezen
aard alleen zullen antwoorden„Wij wil
len doorvechtenie haast niet te geloo
ven.
In elk geval zitten de regeeringen der ge
allieerden, het nieuwe Engelsche ministerie
in de eerete plaats, in een lastig parket. Een
ontzaglijke verantwoordelijkheid rust op de
schouders der ministers. Zullen zij 't dur
ven wagen het Duitsche voorstel zonder meer
te verwerpen Dat kan in de tegenwoordige
haar misschien zouden uitlachen. Want
zoo venijnig als ze tegen haar map kon uit
vallen, tegenover vreemden was ze verle
gen. Op 't laatst vatte ze moed; dwong
ziph tot energie. Gaan zou ze.
Maar eerst moest de parapluie nog eéns
onderhanden worden genomen. Ze streek
een lucifer af, brandde nog een nieuw
groot gat van een handbreed, tussohen de
baleinen, roldo het jammerlijk toegetakel
de ding netjes op, en stapte naar 't kan
toor van de Assurantie, in de Rue Rivoli.
Wat zou ze zeggen? Hoe zou ze beginnen?
Hoe 'nader ze kwam, des te meer ver
traagde haar tred. Eerst nog eens overleg
gen. dacht ze; ze had nog tijd. Maar daar
stond het al, in groote gouden letters:
De Assurantie, Verzekering tegen Brand
schade". Ze stapte voorbij; weer terug;
keek naar uitstallingen, zonder to zien, en
ging eindelijk met een kloppend liart de
stoep op. Een groot lokaal, met loket jee,
waarachter ze bukkende en schrijvende
heeren zag. Aan iemand, die haar met
©en pak papieren voorbijliep, vroeg ze
angstig„Zoudt u mij kunnen zeggen,
waar ik tereoht kan om schadevergoeding
voor verbrande voorwerpen?"
„Boven juffrouw; eerste deur links."
Schoorvoetend klom ze de trap op. Zou
ze nog omkeeren De gedachte aan die
uegon gulden hield haar staande.
omstandigheden niemand gelooven. Maar
evenmin is het aannemelijk, dat mannen als
Lloyd George en Briand, die zoo pas nog
een strijd tob het uiterste hebben gepredikt,
de voorstellen van Duitschland dadelijk
zullen aanvaarden. Waarschijnlijk zullen zij,
voor tot onderhandelingen te besluiten, na
deren uitleg willen hebben van de Duiteche
regeering. Zij zullen willen weten, wat
Duitechland vraagt, wat het weer wil af
staan van de veroverde gewesten. Daarvan
weten we, zooals gezegd is, nog niets, want
de mededeeiingen, der „Associated Prees",
dat Duitschland o.a. zou voorstellen den
toestand van voor den oorlog te herschep
pen, met uitzondering dor stichting van de
onafhankelijke koninkrijken Polen en Litt
hauen, zullen wij voorloopdg maar voor ken
nisgeving aannemen.
Toch is het dan nog de vraag, of de
geallieerden met deze amputatie va-n Rus
land zouden instemmen. Dat dit nog lang
niet zeker is, dat men waarschijnlijk niet te
vreden zal zijn met ontruiming van zoovele
andere door de centralen bezette gebieden,
bewijst wel, dat de vrede maar niet zoo in
een handrom-draaien tot stand komt. Maar
dat het woord officieel is uitgesproken door
eon der oorlogvoerende partijen, dat zoo
een eersten werkelijken stap is gedaan, mag
ons doen hopen op een afzienbaar einde
van den geweldigen krijg.
Van de oorlogsterreinen, valt niets te ver
tellen. Men raakt weliswaar langzaam in
de winterperiode, maar opmerkelijk is wel,
hoe rustig het aan de meeste fronten toe
gaat. Men verneemt bijna alleen van eenige
artillerie-actie.
Ook op politiek gebied hebben de laatste
dagen ons niets nieuws gebracht. In Grie
kenland schijnt de toestand onveranderd,
de geallieerden hebben blijkbaar geen
nieuwe stappen gedaan. Het ultimatum,
waarmede gedreigd werd, schijnt ook niet
van zoo ernstigen aard te zullen zijn, als
eerst werd gevreesd.
Het Engelsche Lagerhuis is Dinsdag bij
eengekomen. Men zag met eenige verwen-
dering het liberale vroegere kabinet op de
banken der oppdeitie. Over 't geheel was
het een vrij opgewonden zitting, maar die
niets heeft kunnen uitrichten, want zoowel
Lloyd George als Asquith waren afwezig
wegens ongesteldheid. Zoodoende is de be
handeling der regeeringspolitiek uitgesteld
tot de volgende week.
Vredesaanbiedingen.
BERLIJN. Officieel. De keizer gaf een leger-
bevol uit, waarin Z. M. zegt:
,lk heb, met de bondgenooten, aan den vijand
vredesvoorstellen gedaan.
WEEN EN. Officieel. Het Weener kabinet
heeft, in volkomen overeenstemming met de
rogeeringen van Hongarije, Duitschland, Tur
kije en Bulgarije, aan de vijandelijke staten
nota's gezonden, waarin gezegd wordt, dat de
voortzetting van den oorlog steeds meer een
doelloos bloedvergieten wordt, en de gelegen
heid wordt geopend om vredesonderhandelingen
aan te knoepen.
Een legerorder van den Keizer.
BERLIJN. Officieel. De Keizer heeft
het volgende legerbevel uitgevaardigd
SoldatenIn het gevoel van de overwin
ningen, welke gij door uw dapperheid hebt
beh^ffid, hebben ik en de heerschers der
drie verbonden staten den vijand een vre
desaanbod gedaan. Of daarmede het be
oogde doel zal worden bereikt, blijft nog
de vraag. Gij hebt verder met Gods hulp
tegen den vijand stand te houden en hem
te verslaan.
Groote Hoofdkwartier, 12 Dec.
Wilhelm, I. R.
Aan het Duitsche leger.
Deze legerorder is ook aan de Keizerlijke
marine gericht met de volgende keizerlijke
aanvullingsorder
Deze order is ook tot mijn marine ge
richt, die al haar krachten trouw en vol
uitwerking heeft ingezet in den gemeen-
echappelijken strijd.
Wilhelm I. R.
De redevoering van den
Rijkskanselier.
Dinsdagvoormiddag werd de zitting van
den Duitéchen Rijksdag geopend. Aan de
tafel van den Bondsraad zaten de Rijkskan
selier, de staatssecretarissen, de ministers.
De tribunes waren overvol.
De Rijkskanselier legde de volgende ver
klaring af:
Mijne Heeren,
In de hoop op spoedige, nieuwe gunstige
gebeurtenissen in het veld lag de grond
waarom de Rijksdag niet voor langen tijd
verdaagd werd. maar aan den president de
gelegenheid gegeven zou worden, den dag
voor de volgende zitting te bepalen. Die
hoop werd bijna boven verwachting snel
vervuld. Ik wil kort zijn. De daden spre
ken
Roemenië's optreden in den oorlog zou
onze stellingen en die onzer bondgenooten
in heb oosten vernietigen. Tegelijkertijd
zou het groote offensief in het westen ons
front doorbreken, en zouden nieuwe
Italiaansche stormaanvallen Oostenrijk-
Honga-rijo verlammen.
De toestand was «yrnstig.
Met Gods hulp deden onze dappere troe
pen een toestand ontstaan, die ons volle
diger en grooter zekerheid biedt dan ooit te
voren. Levendige toejuiching.)
Aan het westfront overwinnen wij, en
ondanks den Roemeenschen veldtocht zijn
wij met grootere reserves aan menschen en
materiaal uitgerust dan ooit te voren.
(Bravo' s).
Tegen alle Italiaansche diversieplannen
werden voorzorgen genomen,*en terwijl aan
de Somme en op de Karst trommelvuur
werd afgegeven, terwijl de Russen aan de
oostgrens van Zevenbergen stormden, nam
veldmaarschalk Hindenburg als geniale lei
der zonder voorbeeld, en met troepen die,
.wedijverend met afie bondgenooten, in den
strijd en in den marsck het onmogelijke had
den gedaan, (levendige toejuiching) geheel
West-Walachije en de vijandelijke hoofdstad
(levendige toejuichingen).
En Hindenburg rust niet, de militaire
operaties worden voortgezet.
Tevens is door deze krijgsdaad onze eco
nomische toestand, onze verzorging hechter
gegrondvest. Groote voorraden aan graan en
levensmiddelen, en" vele andere goederen
zijn 'in Roemenië in onze handen gevallen.
De balans wordt daarvan opgei, t.
Ondanks de schamelheid waren wij ook
met onze eigen voorraden uitgekomen,
thans i3 onze economische zekerheid bui
ten quaestie. (Bravo.)
Bij de groote gebeurtenissen te land slui
ten zicb aan de heldendaden van onze duik-
booten. (Bravo).
De vrees voor honger, die onze vijanden
t jen ons wilden aanvoeren, kunnen zij nu
zelf niet kwijt raken. (Bravo).
Na het eerste oorlogsjaar wendde de kei
zer zich in een openlijk manifest tot het
volk en sprak hij het woord: groote gebeur
tenissen wekken eerbied en vastheid van
hart. Nooit is onze keizer, is ons volk van
andere meening geweest.
Ook thans niet.
Pe geniale aanvoerder en de heldhaftige
daden onzer troepen scheppen feiten, en ook
onze binnenlandsche oorlogsmoeheid, waar
op de vijand rekende, was een vergissing.
Midden in de hitte van den strijd
schiep de Duitsche Rijksdag ©en wet op
den vadërlandschen hulpdienst, om een
nieuwen afweer te doen ontstaan. Achter
het strijdende leger staat het arbeidende
volk. (Bravo's.)
De reuzenkracht der natie is werkzaam
voor het eene, gemeenschappelijke doel;
niet een belegerde vesting, zooals onze
tegenstanders zich voorstelden, maar een
geheel, sterk, goed geordend legerkamp
met niet-uitgeputte hulpmiddelen, dat is
het Duitsche rijk. Vast en trouw in den
bond met onze strijders "en wapenbroeders
onder Oostenrijksch-Hongaarsche, Turksche
en Bulgaarsche' vlag, zonder ons te
Boven gekomen, tikte ze aan de deur.
„Binnen," werd er geroepen. Daar ston
den in een groot vertrek drie deftige heeren
met lintjes in 't knoopsgat, te praten. Een
vroeo- haar, wat er van haar dienst was, en
on haar aarzelend antwoord, dat ze kwam
spreken over schadevergoeding, gaf hij haar
een stoel en hervatte 't afgebroken gesprek.
„Ziet u, heeren, de maatschappij acht
zich. in dit geval niet vepliclit tot een ver
gooding van meer dan twee "honderdduizend
gulden. Op hooger© eischen kunnen wij
niet ingaan. U begrijpt..."
Een van de enderen viel hém in de rede.
„Dank u, dat is voldoe ade. 't Gerecht zal
dan in dezen moeten beslissen. Laat ons u
niet 1 a-nger ophouden". Met een paar
stijve buigingen vertrokken ze. Mevrouw
Oreille was wat graag mee de deur uitge-
slopen. Als die hun zin niet kregen...
Maar die vreemde heer kwam al op haar af.
„En u, mevrouw?"
Stotterend van verlegenheid zie ze: „Ik
kwam om... om dit...
Met bovendo band maakte ze 't elastiek
los van de gehavende parapluie, waarop
die deftige heer met naive verbazihg neer
zag.
„Die ziet- er niet mooi uit", zei hij be
leefd.
„Tien gulden gekost", zei ze.
„Is 't waar, mevrouw
„Ja, 'twas goede zij- Ik wou 'tu zelf
laten zien."
„Zoo, zoo. Maar ik begrijp niet recht../'
Mevrouw Oreille schrikte. Misschien was
toch aan 't verkeerde adres?
„Hij is verbrand..." zei ze half vragend.
Juist, dat zie ik."
Die kalmte overblufte naar. Op eens
ging hear een licht op. Ze zei haastig
„Ik ben Mevrouw Oreille. We zijn bij de
maatschappij geassureerd, en ik kom scha
devergoeding vragen. Dat wil zeggen,"
voegde zij erbijbevreesd voor een afwij
kend antwoord, „ik reken erop, dat u. kcih
nieuw overtrekken laat."
„Maar mevrouw, wij hebben hier geen
parapluie-zaak. Dergelijke reparaties ziju
ons werk niet, dat begrijpt u toch?"
't Verzet schonk Mevrouw Oreillo nieuwe
kracht Nu was ze niet bang meer. „Dat
zal ik zelf dan wel laten deen", zei ze. „Als
u 't maar betaalt".
De vreemde heer schudde bedenkelijk het
hoofd-. Mot dergelijke kleinigheden waren
ze niet gewend, te worden lastig gevallen.
Als zo alle verbrande zakdoeken en hand
schoenen cn wissewasjes zouden betalen,
die jaarlijks bedorven werden, waar zou
bet dan been?
Mevrouw Oreille kreeg een kleur van
boosheid*
storen aan de praatjes onzer vijan
den, die ons nu eens wereldveioveringsplan-
ncn, dan wanhopige angstkreten naar vrede
toedichten, gaan wij vastbesloten verder,
steeds bereid ons te weren, te strijden, voor
het bestaan van ons volk, voor zijn vrije,
verzekerde toekomst. (Bravo! rechts.)
Steeds bereid om tegen dien prijs de hand
te reiken tot den vrede, want onze kracht
maakt ons niet doof voor onze verantwoor
delijkheid voor God, voor het eigen volk,
voor de menschheid. (Bravo's).
Onze tot nu toe afgelegde verklaringen,
dat wij tot den vrede bereid zijn, week de
vijand steeds uit. Thans zijnwij nog een
stap verder gegaan.
Volgens de Grondwet rustte op 1 Aug.
1914 op den Keizer persoonlijk de zwaarste
beslissing, die ooit een Duitscher had te
nemen, het bevel tot mobilisatie, dat hem
door de Russische mobilisatie was afgedwon
gen. Gedurende deze lango, moeilijke oor
logsjaren bezielde den Keizer slechte een en
kele gedachte: hoe een beveiligd Duitsch
land na zegevierend gevoerden strijd weder
den vrede zou worden bereid. Niemand kan
dat beter getuigen dan ik, die de verant
woordelijkheid voor alle regeeringshande-
lingen draag.
In diep zedelijk en religieus plichtsgevoel
jegens zijn volk en verder nog, jegens de
menschheid, acht de Keizer thans het tijd
stip voor officieele vredesactie gekomen.
Z. M. nam daarom in volkomen overeen
stemming, in gemeenschap met zijn liooge
bondgenooten, het besluit den vijandelijken
mogendheden de opening van vredesonder
handelingen voor te stellen. Levendige
bravo's. Beweging.)
Hedenmorgen heb ik de vertegenwoordi
gers van die mogendheden, die onze rech
ten in de vijandelijke staten beschermen,
dus de vertegenwoordigers van Spanje, de
Vereenigde Staten en Zwitserland een des
betreffende, aan alle vijandelijke mogend
heden gerichte nota overhandigd met ver
zoek om deze over te brengen.
Eenzelfde stap wordt heden te Weenen,
Konstantiuopel en Sofia gedaan.
Ook aan de overige neutrale staten en den
Paus werdvan onzen stap kennis gegeven..
De nota luidt als volgt:
„De vreeselijkste strijd, dien de gegchiede-
nis ooit heeft gezien, woedt sedert bijna
jaar in een groot deel der wereld. Deze cata
strofe, die den band van een gemeenschap
pelijke, duizendjarige beschaving niet kan
ophouden, treft de menschheid in haar
kostbaarste bezit. Zij bedreigt den geestelij
ken en materieelen vooruitgang, die de trots
van Europa bij het begin der 20e eeuw
vormde, te vernietigen.
Duitschland, en zijn bondgenooten Oos
tenrijk-Hongarije, Bulgarije, Turkije' bewe
zen in dezen strijd hun onoverwinnelijke
kracht; zij behaalden op, aan getal
sterkte veel krachtiger vijanden, geweldige
successen. Onveranderlijk houden hunne
linies stand tegen de herhaalde aanvallen
van de legers hunner vijanden.
De jongste storm op den Balkan is snel
en zegevierend afgeslagen. De laatete
gebeurtenissen bewijzen dat ook de verdere
duur van den oorlog hunnen tegenstand
niet vermag te breken, dat integendeel de
geheels toestand de verwachting op verder
succes rechtvaardigt. Ter verdediging van
hun bestaan en hunne nationale ontwikke
lingsvrijheid werden de- vier verbonden mo
gendheden gedwongen naar de wapens te
grijpen. Ook de heldendaden hunner legers
hebben daaraan niets veranderd; steeds
hebben zij vastgehouden aan de overtui
ging, dat hunne eigen rechten en gegronde
aanspraken niet in tegenspraak zijn met
de rechten van andere naties. Zij gaan er
niet op uit hunne tegenstanders te vernie
tigen of neer te werpen.
Gedragen door het bewustzijn van hun mi
litaire en economische kracht zijn zij bereid
den hun opgedrongen oorlog zoo noodig tot
het uiterste voort te zettenmaar tevene zijn
zij bezield door den wensch, verder bloedver
gieten te voorkomen en^aan de gruwelen van
den oorlog een einde te maken. Daarom stel
les de vier verbonden mogendheden voor
spoedig tot vredesonderhandelingen saam te
komen.
De voorstellen, die zij tot deze onder
handelingen medebrengen en die er op be
rekend zijd de eer, het bestaan, en de ont-
wïkkelingsvrijheid hunner volken te verzeke
ren, vormen naar hunne overtuiging een
geschikten grondslag voor het herstel van
„In December neg", jokte ze, „hebben
we een schoorsteenbrand gehad, die ons wel
honderd gulden gekost heeft.. Daar liebben
we u heel en al buiten gelaten. En nu om
zoo'n parapluie..."
„U moet toch toegeven, Mevrouw," zei
de vreemde heer glimlachend, „dat het wel
ietwat ongerijmd schijnt, als Mijnheer
Oreille döee kleinigheid gewichtiger vindt
dan het ongeluk, waarvan u spreekt."
Mevrouw Oreille liet zich niest uit het
veld slaan. Volhouden, dacht ze.
„Die andere zaak ging mijn man aan,
mijnheer deze paprapluie, dat is nu m ij u
aangelegenh eid
^Hij zag wel, dat hij haar niet kwijt zou
raken, en vroeg gelaten, hoe 't dan zoo
gebeurd was.
Nu was ze in baar nopjes- Ze voelde, dat
ze 't pleit zou winnen, cn kwam zoo recht
los-
„Ziet u, mijnbeer, ik heb bij mij in de
gang een pa/rapluies tand aard, van brons.
Daar bad ik de parapluie ingezet. En daar
boven hangt een plankje, waar lucifers op
staan. en een kaars. Toen ik thuiskwam
wou ik de kaars aansteken, maar of t'nu
kwam, omdat het doosje vochtig was, ik
streek wel vier lucifers af, voor er een vlam
vatte. Een kwartiertje later verbeeld ik
mij, dat jk braadlucht ruik. Sedert dien
een duurzamen vrede. Indien, ondanks dit
aanbod om vrede en verzoening tot stand te
brengen, de strijd zou voortduren, zijn de
v' - verbonden mogendheden besloten, den
strijd tot het zegevierend einde te blijven
Ezetten. (Bravo'E.) Zij weigeren echter
tig iedere verantwoordelijkheid daar
voor de menschheid en de geschiedenis.
De Rijkaka;i5olier vervolgde. „M. H. In
Augustus 1914 stelden onze vijanden de
machtsvraag van den wereldoorlog, heden
stellen wij de menschelijkheidsvraag van
den vrede. Hoe het antwoord der vijanden
zal luiden, wachten wij af met de kalmte,
die onze innerlijke en uiterlijke kracht en
ons zuiver geweten geeft. (Bravo.)
Weigeren de vijanden, willen zij den
wereldzwaren last van het verschrikkelijke,
d; t daarna nog zal volgen, op zich nemen,
dan zal ieder Duitech hart tot in de armoe
digste hut opnieuw ontvlammen in heiligen
toorn tegen de vijanden, die ter wille van
hunne vernietiginge- en veroveringsplannen,
het menfichenmoorden niet willen staken.
(Bravo'6 rechts.)
In een ure, waarin het noodlot rwaar
drukte, namen wij het voor de toekomst xno
gewichtige besluit; het ia gedrenkt met het
bloed van honderdduizenden an®ar zemen en
broeders, die hun leven lieten voor de vei
ligheid van het vaderland.
Menschenverstand en m en s-chen handen
kunnen dezen wereldoorlog, die alle ver
schrikkingen van bet aardsche leven, maar
ook de grootheid van menschel ijken moed
en menscheUjke vastberadenheid op nooit
geëvenaarde wijze onthulde, niet geheel om
vatten.
God zal richten, wij zullen zonder vrees
en ongebogen onzen weg gaan, vastbeelotem
tot den strijd en tot den vrede. (Leven
dige toejuichingen.
Nadat de Rijkskanselier zijn redervoering
ten einde had gebracht, stelde Spahn (Gen- -
trom) voor, de zitting te verdagen en den
president machtiging te verleen en tot
bijeenroeping van de volgende zitting.
Bassermann (nat. lib.) verklaarde: „Na
de veelbeteekenende rede van den Rijks
kanselier staan wij voor een handeling van
de rijksregeering van een draagwijdte, die
wat liare gevolgen betreft, thans niet te
overzien is. Mijn vrienden wenschen bespre
king der rede om ons standpunt in een ver
klaring te kunnen aangewen. Het schijnt
ons overeenkomstig het belang van deno
buitengewone actie, die in de gemeenschap
pelijke nota belichaamd is, ook onzerzijds
op hare beteekenis te wijzoa."
West-arp (conserv.) „Ook wij achten ons
verplicht stelling te nemen tegenover deze
buitengewoon gewichtige manifestatie, het
geen zoo kan geschieden, dafc het ten bate
van het vaderland is."
Ledebour (soc.) zeide: „De soc.-demo
craten achten de bespreking noodig, daar
de rijksregeering zelf heeft beloofd dat het
volk te zijner tijd zich zou kunnen verkla
ren over de vredes- en oorlogsdoeleinden.
Daarbij is het woord in de eerste plaats
aan den Rijkedag."
Het voorstel-Spahn werd aangenomen.
(Voor stemden bet Centrum, de vrijzinni
gen en de groote meerderheid der soc.-demo
craten.)
De president verklaarde in een slot
woord „In dit groote historische oogen
blik geef ik de opvatting van den Rijksdag
en het geheel© volk weder in de woorden:
„De rijksregeering zal voor een ver voor
uitziende, nationale groote politiek steeds
de volksvertegenwoordiging eenparig achter
zich hebben."
Een legerbevel van den Oostenrljkachen
Keizer.
WEENEN. De Keizer hoeft het
volgende leger- eu vlootbeivel afgekon
digd „Aan mijn soldaten van leger
en vloot 1 Door Gods genadige hulp, uw
dapperheid en volharding en die van onze
trouwe bondgenooten is een toestand in het
leven geroepen, die geen twijfel meer over
laat aan onze definitieve overwinning.
In het streven om aan de in dezen zwaren
tijd manhaftig volhoudende volken de zege
ningen des vredes te hergeven, heb ik en
mijn doorluchtige bondgenooten een poging
gedaan om een eervollen vrede tct stand te
brengen.
Ik smeek den Almachtige, dat hij zijn
zegen verleene op dezen stap.
Ik ben er echter zeker van, dat gij met
denze'lfden heldenmoed zult voortstrijden
schoorsteenbrand ben ik erg bang gewor
den, dat kunt u wel denken, en ik ging er
op af- Overal gezocht, en jawel, 'twas de
parapiuie. Stellig een lucifer in gevallen,
natuurlijk. U kunt hét zelf zien..."
„En op hoeveel schat u de schade?"
Ze bedacht zich. Wat zou ze zeggen
Eindelijk kwam ze met een grootmoedig
voorstel voor den dag. „Ik zal 't aan u
overlaten, mijnheer"-
„Neen mevrouw, dat gaat niet. U noemt
een som."
„Ja, ziet u; weet u wat we zullen
doen? Ik wii u niet overvragen. Ik breng
de parapluie naar een winkel, waar ze hem
zullen overtrekken, met- goede sterke zij
en ik stuur u de rekening. Is dat goed?"
„In orde, Mevrouw. Hier hebt u een
bewijs voor de kas
Mevrouw Oreilla haastte zich de trap af,
alsof ze vreesde, dat 'fc besluit nog zou
worden herroepen-
Met een verlicht hart stapte ze binnen
in oen paraphnemagaaijn, 't deftigste, dat
ze vinden kon, en zei met onbeschrijfelijke
inwendige voldoening: „Zoudt u deze pa
rapluie willen laten overtrekken met de
allerbeste zij? De sterkste kwaliteit. Het
komt er niet op aan, wat het koeten moet."