No. 354
Zondag 19 November 1318
Orgaan voor Leger en Vloot.
MILIWESIIM
Oorlogsnieuws.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Taminiau's JAM
DERDE JAARGANG.
DE SOLDATENCOURAN
BEDAC/TIE EN ADMINISTRATIE VALERIUSSTR. 109, AMSTERDAM. DIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN l CENT, VOOR BURGERS 3 CENT. ABONNEMENT RIJ VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN./ 0,73. VOOR BURGERS/I .»0 P.KWARTAAL
Voor Advertentie wende men rich tot onze Administratie, ValeriuMdïmi loy
Amsterdam. Prijs der Advertcntita per regel 30 cent. Voor Ingezonden Mede-
deel-'ngen op de tweede, üwde en vierde pagsna dubbel tariei. By aoonnement
reductie.
De strijd aan «Se Ancre.
Een der hevigste gevechten heeft in de
laatste dagen plaats gehad aan het Som-
me-front, aaii weerszijden van het rivier
tje de Ancre. Wij zullen voortaan dezen
naam moeten onthouden. Het is maar oen
kjeine rivier, die op de meeste kaarten
met v-jorkonjt, wij zien liaar hierboven in
den linkerbovenhoek der kaart en daar
zién wij ook de in de laatste dagen zooveel
besproken plaatsnamen Beaumont, Ha
mel, Beaucourt, Pierre Drvion. Het is in
dit heekje, dat in de laatste dagen de En-
gelschen belangrijke vorderingen hebben
gemaakt en zij eonige duizenden Duit
schers hebben gevangen genomen. Het was
daar een. zeer moeilijk terrein en de Duit-
schers hadden zich buitengewoon versterkt
in diepe onderaaxdsche gangen, zooals onze
lezers kmwenïC_rï>Ver uit een beschrijving
van den strijd elders ia dit blad. Deze
Engèlsche overwinning aan de beide oevers
der Ancre is van te grooter belang, omdat
de goal Lieerden hier nog stonden voor de
eerste Duitsche linie, in ©en streek, waar
nog weinig was gevochten, en waar de
Duitschers zich op het krachtigste verde
digden. Het was een zware worsteling, i
waarbij in de genoemde plaatsen dikwijls i
liet eene buis na het andere, moest worden j'
genomen. Over een breedte van óngeweer
8 K.M. drongen hier de Eagelschen voor-
uit; op sommige punten werd uiterst ver
woed gestreden, zoo bijv. om Beaucourt sur
Ancre.
Sns Volk en ons Leger.
II.
Waar wij in ons vorig artikel bepleitten,
dat heb van het allerhoogste gewicht was
meer toewijding voor ons leger bij ons
volk op te wekken, komen wij van
zelf tot de vraag: hoe komt het toch
dat ons leger zoo weinig in den geur
stond bij de burgerij Het antwoord
hierop is niet moeilijk te geven, als wij
maar even den toesband bekijken zooals
dfo vroegor, b.v. een vijftig-tal jarei^ geleden,
was. Ook toen waren 'er miliciens, maar
veel minder dan tegenwoordig; in dé gele
deren trof men nog tal van vrijwilligers
aan, waarvan menigeen twaalf en meer
dienstjaren telde. Dat waren daarom nog
lang niet de besten; verre van dat: dik
wijls waren het voor de maatschappij on
bruikbare ïnenschen, die hun toevlucht
in het leger hadden gevonden en er aller
minst toe bijdroegen, bet aanzien van onze
weermacht naar huiten te verheogen. .In
die tijden heorschte dan ook vanzelf een
veel ruwere geest in de troep en de alco
hol vloeide veol rijkelijker in de kelen dier
oude rotten dan tegenwoordig in die van
onze jonge soldaten.
In die tijden trof men ,ook nog zeer vele
z.g. reinpïafanten plaatsvervangers)
aan. Dit waren mannen, die tegen een vrij
Het Recrutenleven.
(Van sergt. A. H. Bastiaanse).
Een ieder is er voor geroepen,
't Soldatenleven in te moeten.
Maar menig jongling vindt het niet pluis,
Voor 't eerst ver weg te gaan van huis
Want als recruut is heb wel model.
Schoon met een leven als een hel,
Doch in den marsch dan laten ze hooren,
Dat ze hun stem nog niet hebben verloren,
Want zingen kunnen ze uit volle borst
Voor Koningin, voor land en Vorste^
En'na terugkomst van den marsch
Js 't poetsen aan geweer en tasch,
En is dit werk ook weer verricht
Dan krijgt de hoornblazer weer zijn plicht,
Om zyn signaal te laten hooren,
En komen de etenhalers weer naar voren.
Dan worden de garnels gevuld met rats,
Vlug van de keuken naar de kamers gebracht.
De korporaals verdeelen het dan zoo oprecht,
Dat men er geen ruzie om krijgt of om vecht.
Wanneer je heelemaal niet meer hoort klagen
Is het wel, wanneer 't verlof op komt dagen,
Men poetst op 't loergoed dan met vlijt,
Om, geen straf' op te loopen voor dien tijd.
Want krijgt men straf, het is gewis,
Dat men inplaats van verlofganger
politiekamer-arrestant is.
En daarom, past een iedér op,
Om te blinken van teen tot top.
Zoo 2ie je 't leven van een soldaat,
Is nog altijd niet zoo kwaad.
En diende daar s
Dat hadt je altijd kunnen zien
En vragen aan de mannen van kamer 10c,
Maar p'otseling kwam er een telegram,
Dat ik moest vertrekken naar R'dam^
ik ging gepakt ©u heel gerruantj
hoog© som gelds den dienstplicht vervulden
voor hen, die door het lot waren aangewe
zen om te dienen, maar zich daartoe te def
tig of te rijk achtten. In dien tijd zag men
met minachting neer op een soldaat, men
beschouwde hem haast als een uitvaagsel
der maatschappij, die alleen zijn pleizier
zocht in de vieze, donkere buurtjes, die de
kazernes omgaven. De idee dat het leger
een noodzakelijk kwaad was, had bijna al
gemeen postgevat'aan oorlog dacht nie
mand en het denkbeeld dat heb mannen
plicht is met de wapenen zijn vaderland te
dienen, bestond alleen nog in heb hoofd van
een enkelen idealist.
De kazernes werden beschouwd als plaat
sen, waar men niets dan onzedelijke taal
'en vloeken hoorde, waar do ruwheid hoogtij
vierde. Niemand stelde ook maar eenig be
lang in hetgeen, de soldaat moest leeren
of hoe hij uitgerust was. D© meesten wisten
er niet meer van, dat, 't geen men er zoo
nu en daar op straat van zsg. Langzaam
maar zeker veranderde dit. Met het- ver
beterde verkeerswezen en do algemeene
verbreiding van goed onderwijs, werd
meer gezien, meer gelezen. Een voorname
zaak was,-clat .het leger meer uitgebreid
werd en dat dus bet aantal jongelieden dat
als dienfltplichligen bij het leger werd
ingelijfd, steeds grooter werd. Toch bleven
nog zeer velen vrij van den eersten plicht
aL staatsburger n.l. het zich voorbereiden
Ik was in Den Haag een week of vier,
r steeds met plezier,
Naar het garnizoensdetachement.
Men zwerft naar hier dan weer naar daar,
Tot dat de mobilisatie weer is klaar.
A. H. BASTIAANSE,
Sergeant.
Rotterdam.
Da oude Trein.
(Van korp. H. ONSTEI1*.)
Wij dienen hier bij den Ouden Trein,
Vriendschapp'lïjk en tevreden.
Al zagen we, zooals ér velen zijn,
De mobilisatie graag behooreu tot 't ver
leden.
Doch daar '"t niet anders wezen kan,
Heben we d'r ons- hoofd bij heef geleid,
En denken als 'n verstandig man
Na deze dagen een betere tijd.
Wij hebben bij onzen I. M. 'I.,
Met trots wordt 't hier vermeld,
Een commandant van „reoht door zee" 1
Beter zagen we nooit aan ons hoofd gestéld.
Hij is voor ons gelijk een vader,
En wij vereeren hem.'ook aldus,
't Zij de manschappen, of het kader,
Wij achten hem hoog, geloof dit gerust.
De eensgezindheid, vaak verbroken
Tusschen mind're én commandant,
Bleef bij ons steeds onbesproken,
Bleef steeds hecht, de eendrachtsband.
Wij hooren hier geen razen/ vloeken,
Doch doen ook steeds getrouw den plicht,
En door steun aan elkaar te zoeken,
Valt ons het dienen waarlijk licht.
Vooruit dus, makkers, kaaieraden,
De monden over klagen dicht,
Waarom ons hoofd met zorg beladen,
De burgerstand is in 't gezicht.
.Velen zijn ons reeds voorgegaan
In 't ons zoo dierbaar burgerleven,
En mobilisatie blijft niet bestaan
Eens zal men ook ons weer vrijheid geven.
Korporal H. ONSTEIN,
Infanterie Munitie-Trein,
lie Divisie.
om zoo noodig den vader 1 a.ndschen grond te
verdedigen tegen een indringer. Maar het
werd beter (de plaatsvervanging werd ook
afgeschaft); zij die dienden wekten in bun
familiekring vanzelf meer belangstelling'op
in lederzaken. Toch was, alles bij elkaar
genomen, het aanzien van ons leger tot
voor eenige jaren niet zeer. groot-. Op de
kleine afgelegen dorpen zag men meestal
niet veel meer van onze landmacht dan
op de 1 ofcingedogen een troep dronken jon
gens en een heele enkele maal een verlof
ganger in uniform. Werden er eens in de
streek manoeuvres gehouden, dan maakte
dat wel indruk, maar men begreep er wei
nig of niets van.
Al naan ook heb aanbal dienstplichtige
soldaten steeds toe, al waren er ook geen
remplacanten meer en al trof men steeds
minder van die oude vrijwilligers aan
(enkele der allerbc-sten zijn nog tot op
heden gebleven en gelukkig zij vor
men goede voorbeelden van plichtsbesef en
discipline voor alle jongorc-n), nog. steeds
kon men niet zeggen dat het leger populair
was. Nog altijd was het aantal burgers,
dat in het leger een der voornaamste steun
pilaren zag voor een rustig volksbestaan,
dat medeleefde mat hen, die geroepen
waren hun vaderland te dienen, zeer ge
ring. De oorlog alleen, bleek in staat lien
allen wakker te schudden, al was 't dan
ook in den beginne met. een siddering van
Zijn Ideaal!...
(Van korp. H. E. Evers.))
Hij droomde... hij peinsde..,
Als zijnde... korporaal!
Tot hij weer terugdeinsde...
Voor de zooveelste maal!...
Naar Indië... hij wilde!
Naar Indië... ais sergeant!
Docli inwendig, hij trilde...
,,!2ou hij ooit zien dat land???"
Toch dit was zijn streven,
Zijn eenigst ideaal
Om daar te gaan leven,
Weuschte hij menigmaal!
Hij was nog korporaal,
In dienst van 't vaderland,
En wenschte menigmaal,
Opleiding tot sergeant!
Aldus wilde hij gaan
Naar dat aanbeden land;
En hield zeer dikwerf aap
Om te worden sergeant!...
Zijn slaap was vol droomen
Zijn droomen, ozoo zoet
„Eenmaal, hij zal er komen...
Dat gaf hem nieuwen moed
Nog wacht hij met geduld.
Jn rang van... korporaal!...
Wanneer wordt thans vervuld,
Zijn eenigst „ideaal".???
Korp. H. R. EVERS,
7e Cie. Wielrijders.
Cedachten aan mijn Beminde.
(Van 6old. K. W. A. v. d. Ven.)
ik wil hier eenige regelen schrijven,
Om te toonen, dat ik z' eeuwig trouw zal
blijven.
We zijn vertrokken uit Roozenda.il,
Ik vind dat vanzelf een groot schandaal,
We hebben elkaar zoo hartelijk lief,
Ik schrijf vast'naar haar. nog menigen brief, j
angst en vreee©. Ja, toen was plotseling
niets goed genoeg voor onze soldaten, toen
was aller aandacht alleen gevestigd op
Leger en Vloot. Gelukkig leerde ons volk
veel, heel veel van het. ontzettende gebeu
ren buiten onze landsgrenzen en het leger
mocht zich d'e Laatste t.wee jaren steeds
meer en meer verheugen in het medeleven
van de burgerij. Maar de ouderwetsche
denkbeelden iu ons zoo weinig militair voe
lend volk zijn nog steeds niet uitgeroeid,
daarvoor waren zij er te vast ingeroest.
Daarom, soldaten, moeten wij al onze
krachten inspannen om betere, waardiger
gedachten over ons ingang te doen vinden
bij' ons volk. ZooaJa wij reeds in ons eerste
artikel -schreven, gij dient daarmede niet
alleen een legerbelang maar ook een volks
belang.
Hoewel het feitelijk de plicht is van
iederen meer ontwikkelden en beschaafden
milicien zich op te geven'voor het bekleeden
van een rang, vinden wij er nog zeer velen
die (uit een welbegrepen eigenbelang?) den
eenvoudigen soldatenjas blijven dragen.
Gelukkig dan ook voor ons leger en ons
volk dat wij het heden ten dage als iets
heel gewoons beschouwen b.v. een hoofd
officier met een gewoon 6oldaat (die mis
schien zijn zoon, zijn neef is) samen te zien
zitten in een deftig 'restaurant. Al zijn wij
ook op dein goeden weg, daarbij geholpen
door de Vereeniging Ons Leger, er moet en
kan nog zoo ontzettend veel gedaan wor
den om het aanzien van ons lager te ver-
hoogen en dat dit noodig is. zuit gij allen
wel beseffen. Maar u-at moet gedaan wor
den? Het allermooiste voorbeeld krijgen
wij daarvoor van H. M. onzo geliefde
Koningin, die gesn afstand te ver, geen
tdcht te vermoeiend acht, om blijk te geven
van Hare hooge belangstelling in alles, wat
do verdediging van ons dierbaarst bespt,
den vaderlandschen grond, aangaat. Laten
wij trachten onze familieleden, kermissen en
vrienden te overtuigen van het groote nut
van ons leger en er hun belangstelling en
achting voor opwekken. Vooral ook door
middel van onzo houding en gedrag in het
openbaar. Bij de theorieën zal u hierop
reeds, vel© malen gewezen zijn, maar gij
ziet het ook immers met uw eigen oogen.
Vraag u zelf eens ernstig af wat gij liever
ziet, een soldaat die flink, rechtop met
netjes verzorgde kleediug op straat loopt of
een die met losse knoopen en een scheeve
muts op de lange, vettige geplakte haren
langs de straat slentert. In uw saluut moet
een burger kunnen zien, dat gij er van
doordrongen zijt. dat plichtsbetrachting en
netheid onverbiddelijke eischen zijn voor
een goed soldaat. En merkt de burgerij
dat die eigenschappen er in zitten bij ons
leger, dan komt ongemerkt en in ruime
mate die waardeering en achting die wij
ons zelf toeweuschen.
Dan ook zullen wij krijgen, dat men met
eerbied onze vaandels en standaarden zal
groeten, die voor ons de uiterlijke ken-
teekenen zijn van trouw aan ons Oranje
huis en ons doen standhouden tot 't uiter
ste voor do "belangen van den alouden ge
boortegrond, waarvoor zoovelen onzer
voorvaderen goed en bloed opofferden.
1L11-:16.
P. W. PIETERS,
Eerste-luitenant der Huzaren.
De strijd aan de Somme, die wat ver
flauwd leek. is iu de laatste dagen met
grooter kracht hervat. Wij hebben in ons
vorig nummer reeds melding gemaakt van
het Engelsche offensief aan de Ancre, dat
met succes werd bekroond. De Duitschers
hebben daar niet alleen terrein verloren,
dat bijzonder versterkt was, maar zij beb-
üat mag vooreerst moedei- en vader niet weten
Anders waren ze op mij zeker verbeten.
Ik ben ook maar een arm soldaat,
Die jaagt men liefst maar op de straat.
"We hebben elkaar eeuwig trouw gezworen,
lk boud daaraan gestand, zooals liet moet
behoor en.
Al kan ik haar nu niet zoo vaak meer zien,
Ze blijft voor mij mijn trouwe Dien.
n» dienst, die valt mij nooit te zwaar.
Ais ik na afloop maar kan naar haar.
Dan haa! ik mijn paardje vlug van stal,
Een groot kwartier en 'k ben er al.
Zij vindt mij zoo een lieven jongen',
Als 'k vertrek, dan is :t: „gauw weder kom
men".
Ik geef haar dan nog met veel spoed
Een paar zoentjes op haar lieve toet.
"'n dan rij ik maar weer gauw
Naar mijn nieuwe standplaats, Wouw.
Sold. K. W. A. v. d. Ven.
Cp grenswacht in kwartier te Qskel.
(Van mil. G. B. v. B.)
In Oekel kregen wij eens kwartier,
Bij menschen, o zoo goed;
Wij hadden er zeer veel plezier.
En deden ons er te goed.
Wij moesten op wacht, om d'anderen dag,
Dat duurde achttien dagen,
Dus negen dagen van dien tijd, -
Behoefde wij niets te vragen!
Want hadden wij rust, dan aan niets gebrek.
Volop suiker, boter, ham of spek,
Koffie of thee zooveel wij lusten
3tn zelfs de meid, die konden wij kussen,
Wij hadden dan ook in overvloed,
Zelfs aan de melk deden wij ons te goed.
En 's avonds voor *"t naar bc-d toe gaan,
Hadden z'ons met rijstepap belaan.
Eens op een keer sprak de vrouw in haar
taal
„Dat is toch waarlijk een schandaal."
Maar wat zij sprak, kon ik slecht verstaan,
Doch zij was vrees'lijk ontdaan,
ben ook bij duizenden krijgsgevangenen in
handen der vijanden moeten laten en groot
zullen wel hun verliezen zijn. Doch deze
nederlaag aan de Ancre is geenszins voor
ben onoverkomelijk, daarvan geven zij
blijk. Op de felle en zeker ©enigszins ver
rassende aanvallen der Engc-schen zijn
krachtige en harnekkige tegenaanvallen' der
Duitschers gevolgd. En niet alleen hier
maken dezen heb den vijand lastig, maar
ook de Fran&chen hebben zich tegen hen
moeten verdedigen.
Dat is dezen eéhter gelukt. Niet overal
even goed, dat is waar. Bij Sailly Saillisel
hebben de Duitschers in het vaak genoemde
bosch van St. Pierre Vaast zelfs eenige
vorderingen gemaakt en eenige stellingen
heroverd. Daarentegen zijn zij bij Dressoir,
ten Zuiden der Somme, teruggeslagen. Of
de Franschen deze plaats reeds geheel in
hun bezit hadden, maar er dcor een tegen
aanval der Du.tschers weer ten deele uit
verdreven \v„-, en, is niet duidelijk, maar wel
is er Donderdag zeer hardnekkig om gevoch
ten. Door de heel krachtige Fransche aan
vallen werden de Duitschers uit het dorp
verjaagd, en Pressoir is nu weer geheel in
het bezit der Franschen.
Trouwens op verschillende punten hebben
de Duitschers tegenaanvallen gedaan, bij
Gomécourt, Chaulnes, Ablaincourt, bij
Beaumont, enz., zoodat we kunnen zeggen,
dat over een groot deel van het Soir.me-
front het offensief hernieuwd is, en dab,
zoo de aanvallen der geallieerden krachtig
en volhardend blijken, de tegenaanvallen der
Duitschers niet minder geducht zijn, al heb
ben zij wel minder succes. Want terwijl de
Franschen en Engelschen steeds op nieuwe
vorderingen wijzen, bevatten de Duitsche
telegrammen in den regel alleen berichten
van afgeslagen aanvallen of een enkele
maal van een herovering, die hun echter
in den regel dadelijk weer betwist wordt.
Zoo hebben zij nu weer, volgens een staf-
bericht. een deel van Saillisel aan .de
Franschen ontrukt na een hevig straatge
vecht, maar daareutegen hebben de Engel
schen aan de Ancre, ondanks alle tegenaan
vallen, hun vorderingen nog iets uitge
breid en hun krijgsgevangenen zijn gestegen
tot meer dan 6000. Zoo wordt er nog
in midden November ontzettend gestreden
aan het Westerfront, met zware verhezen,
men kan daarvan zeker zijn, aan beide kan
ten. maar zonder dat daardoor een beslis
sing -dichtbij wordt gebracht. Indien de
geallieerden in het tempo der laatste maan
den de Duitschers uit Frankrijk en België
willen verdrijven, hebben zij daarvoor jaren
noodie. En is er één onder hen allen, die
dat kan uithouden zonder het eigen volk
van zijn grootste kracht te berooven
Evenals in het Westen schijnt ook in het
Oosten .de activiteit weer toe te ne
men. Vele berichten komen er evenwel
nog niet vandaan. Maar terwijl een
telegram uit Weenen meldtniets
van belang, spreekt een Russisch staf-
bericht van geweervuur over het geheele
front, van krachtige artillerie-beschietingen
hier en daar, van een ernstig lijkend offen
sief, door de Duitschers begonnen aan de
Narajofka, bij Lipnica Dolna, de aanval
len werden echter door de Russen afgeslagen.
Behalve in de Woud-Karpathen, d.i. in 't
Zuidelijk deel van 't Oostenfront, is er ook
bij Riga gevochtenvan welke streek we
anders weinig hooren bij het bruggenhoofd
van Dünhof heeft de Russische infanterie
een aanval gedaan, die echter is afgeslagen.
Van groot belang is blijkbaar deze activiteit
niet en de resultaten zijn van gèene betee-
kenis, waar zij bewijst, dat- men ook hier,
ondanks den naderenden wiuter, er nog
niet aan deukt, er het bijltje bij neer te
leggen.
Aau de andere oorlogsfronten bemerkt men j
hetzelfde, maar, het Westerfront uitgezon
derd, zijn de resultaten van niet veel be-
teekenis. Uit Zevenburgen wordt bijv. zoo
wel van Oostenrijkschen a]s Russischen kant
gemeld, dat op verschillende punten zeer
Eist bij Arnhern.
urt.
Want sprak ze: „Die boer hierover is niet
waard,
Dat hij nog langer leeft- op aard',
Want die geeft geen koffie of geen thee.
Dat kan ik niet doen, neen, waarlijk, nee
Eens gebeurde er bij ons een ongeluk,
Een soldaat trapt de lantaarn stuk.
En de vrouw sprak toep: „O, wat een dwa
zen,
Hoe kom ik nu toch weer aan glazen?"
Maar er was een schilder bij de hand,
Dio maakte het zaakje gauw aan kant.
..Ha," sprak de vrouw, „nu is 't weer goed.
Jammer, dat ik nu wat geven moet."
..Ooli," sprak de schilder, „geen belooning,
'Wij vragen alleen aan u verschooning
Maar 't kan wel zijn, dat 't- weer ge!
En de soldaat zijn goed dan scheurt,
Of dat hij soms zijn feeehen breekt,
Omdat u :s nachts geen licht aansteekt,
Want was u daarin niet zoo krap,
Dan kwamen wij veiliger bij de trap."
Dus zij wist niet, hoe zij zelve was,
Want wast ir 't tweede vers staat, was,
Wel waar en wij kregen volop,
Maar moesten betalen, dat was een strop.
Bij diezelfde vrouw, zoo net beschrreven,
Zij wou toch ook voor niets iets geven,
En zij las eens anders oordeel af.
Maar dat was dan ook haar eigen straf.
Mil. G. B. v. B.
Wak al zoo czien heb,
(Von mil. Paalman.)
Ik wol wel eens probeeren een gediehgien te
maken,
Wie boerenlu heb wel niet zoo veul verstand
van die zaken,
Maor ik wil toch zon ding in mekaar gaan
zetten,
Als ik wat mis doe mog der maor inet op letten.
Ik wol oe is vertellen wak al zoh ebben ©zien
Het is nog niet lange eleeden, ik denke een
dag of tien,
hevig is gevochten, doch van eigenlijk©
zegepralen is daarbij geen sprake, behalve
aan do Olt. waar do centralcn eenig voor
deel behaalden en 1200 krijgsgevangenen
maakten. Van de andere punten is van
weerskanten vooral sprake van afgeslagen
aanvallen. De Roemenen verweren zich
blijkbaar dapper en de Kussen staan hun
trouw ter zijde, zoodoende maken de cen-
tralen en hun bohdgonooten geen verdere
vorderingen, noch in 't noorden van Roe
menie, noch in de Dobroedsja. Vcorloopig
lijkt het er dan ook niet op, dat Roemenië
het lot van Servië zal declen.
Van bet Italiaansche front en uit Mace
donië is niets belangrijks t$ melden men
zet er den strijd voort.
Uit ons vorig nummer weten onze lezers,
dat er weer vredegeruchten opduiken. Meer
dan geruchten zijn het echter niet. Van
belang is zeker, wat de Duitsche socialist
Scheidemann verklaart: ,,'t Is niet Duitsch-
lands schuld en Duitschlar.ds wil, indien
ook het derde Kerstfeest in oorlog wordt ge
vierd." Dit wil m.a.w. zeggen, dat Üuitscb-
land bereid zou zijn tot vredesonderhande
lingen. Er zijn er dio aannemen, dat
Scheidemann. zooal d:cL uit naam van den
rijkskanselier, toch met instemming van
dezen spreekt. Scheidemann zelf denkt
ook zoo. nu do rijkskanselier zijn rede iu
den Rijksdag van 11 October over de ont
ruiming van Frankrijk en België niet tegen
sprak. Het is echter de vraag, of bet zot»
is. Von Bethmann Hollweg zelf huif zich
in zwijgen. Verschillende bladen, vooral
de meer conservatieve, verlangen nu, dat
hij dit zwijgen verbreke en duidelijk zegge,
hoe de regeering over dit punt denkt. We
zullen nu misschien spoedig iets naders hoo
ren. of het iets verheugends zal zijn, is
een andere quaestie. Van de andere zijde, die
der geallieerden, verneemt men van derge
lijk vredesverlangen in leidende kringen nog
zoo weinig. Wel wordt daar de algemeene
toestand op sommige punten minder roos
kleurig: in Frankrijk komen teekenen voor
van ontevredenheid met de regeering; in
Australië wil men van dienstplicht niet
wetenin Engeland zoowel als in Frankrijk
heeft men nu ook een voedingsdictator noo
dig, zoo goed als in Duitschland.
BELGIË.
Luchtaanval op Zeebrugge en Oostende.
LONDEN. (Officieel.) In den vroegen
ochtend van 15 Nov. werden op de haven
en de ligplaatsen der onderzeeërs te Zee-
brugge en Oostende opnieuw door eskaders
marine-vliegtuigen bommen geworpen. Er
werd waargenomen, dat het Atelier de la
Marine dicht bij de electrische centrale werd
getroffen en dat een eware brand uitbrak,
vermoedelijk in een benzine bewaarplaats.
Alle macbinés keerden behouden terug.
BERLIJN. Officieel. In den morgen van
15 November wierpen vijandelijke vliegtui
gen bommen op de havens van Brugge en
Oostende. Aan vaartuigen en marine-inrich
tingen werd geen nadeel berokkend.
Vanderveide in esn vliegtuig.
Dezer dagen moest Vanderveide uit Londen
naar Havre voor een ministerraad. De boot,
waarmede bij zou reizen, vertrok echter om
een of andere reden niet. Vanderveide wc-ndde
zich toen tot deu commandant van het vlieg
kamp te Dover met verzoek hem per vliegtuig
te doen overbrengen. Dit geschiedde en" een
half uur nazijn vertrek bevond hij zicfe in
het vliegkamp van Calais, zoodat hij voldoen
den tijd had om zijn zaken af te doen en aan
de zitting van den ministerraad kon deel
nemen.
ENGELAND.
Recruteering in leriand.
Er is een offkieele opgave verschenen om
trent de mannen van militairen leeftijd in
Toen benk in de stad in de bisiokope kilomato-
graaf gewest.
Daor hebk wat ezien dat bie nooit te
zien is ewest.
Ik zat er een poosien, toe gingen alle lichten
uat.
Ja 't is vaste waor ik keek raar op mien snuut.
Ik dacht wat zal dat toch wezen!
Ik bin niet gouw bange, maor ik begon toch
te vreezen.
Maor deur was een doek espannea.
Deur kwam van alles op. ja zelfs vrouwen en
mannen,
En ze bewogen zich ook, ie zagen ze dudelyk
lopen.
Ja er kwamen winkc-Is op 't doek. veer aücs
konden kopen.
Soms moest ie lachen of ie wollen of niet,
Daor was bok een meneer, die zong er een lied.
Do vrouwen die moesten de hoeden afzetten.
Want aebteran konden de 't niet zien, zei dis
meneer die daarop moest letten,
Toen het afgeloopen was bink naor huus ega- n
Ik was dan ook wel aordig voldaon.
Ik vertelde tbuus wat ik had ezien.
Ik kan Jt boast niet gleuven, zij onze buur-
,deerne Eiea.
Ja ik mot uitscheien met vertellen
"Want ik moet eerst veur mien moei de eerd-
appele schellen
Affijn ie mot zelf maor gaan kieken, veur :n
kwartien bin ie de man,
Ik kan niet meer wachten', want mien vaar
roept al, Jan
Wil ie even de varkens wat geven.
Dan ga -k naor 't land toe met Dirk en Steven.
Noo wcnsch ;k oe aüemaoi hei beste toe,
Gaot zelf maor eens kieken, ie wordt er niet
moe,
Want ie kunt er gaon zitten op stoelen en
banken,
Kom 'k mot weg want 't varken br-^-* al te
jankef.
Mil. PAALMAN.,
Halfweg.