1916 voor Leger Donderdag 31 Augustus Koninginnedag. DE VELDPOST. Onder redactie van D. MANASSEN. 1 $Aaml£/TUM oJtaAcixajA Ziotomxaj Chjjtbn eJfcxOanboYv'^N .SujLOMHh «^K •fljpipotiwuj SbvumxünrnAi oZk f. Uk/oscPaAfc JJaXa/nAo' Svts.tou 'uvgrif *X\\\^/ Scmidcu ta^-Vasvnör .Iktaica. .xbfnovci- JoeoqaA. rSfca/tcoLxzjc ,ba/makov F /O— ^1~i^pp°^y O-chlan -*/'w "\rvIA- .St/lOC/mCt®" \(U-\- 4 VN- 'ü>av£* Jo^^viy qj 2)i/moliito Ósbtxri wsM IjJÜüzixL' tsojti/Mu Het Russisrtje, Rumeensche en Grieksche front. De verspreiding van ons blad. Ondordeeien, die met het toegezonden aan tal Soldatenoouranten niet toekomen, worden verzocht een grocter aantal te willen aanvra gen, opdat alle abonné's regelmatig een eigen exemplaar kunnen bemachtigen. WIJ brengen In herinnering, dat troepen- deelen, die soms door een of andere oorzaak van ons blad verstoken zijn, slechts een aan vraag tot ons te richten hebben om regelmatig, driemaal per week, een pakket Soldatencouran- ten te ontvangen. Nergens mag ons „Orgaan voor leger en vloot" ontbreken. Dooi' de oorlogsverklaring van Roemenië is de toestand in den Balkan wel veranderd. Elders deelen we mede, hoe groot het Roe- meensche leger is; volkomen gemobiliseerd meer dan een half millioen. Een half mil- lioen versche krijgers tellen mee in dezen oorlog. Wij geven voor de naaste gebeurte nissen op den Balkan een flinke kaart van. Roemenië en do aangrenzende landen. Men ziet daarop, dat in 't zuiden de Roe- menen het den Bulgaren kunnen lastig ma- keu en hen dwingen, troepen uit Grieken land terug te trekken om de eigen grenzen te verdedigen; de Roemenen kunnen verder naar 't westen doordringen in Servië of beter nog in Zevenbergen, waar zoovele süaongenooten wonen, die hen met open armen zullen ontvangen; eindelijk kunnen zij in 't noorden met de Russen samen- wérken in de Boekowina. Daar schijnen roods ach emrutsolingou te zijn voorgevallen tusschen Oostenrijkers en Roemenen. door J. BEKAAR. Mefi heeft vaak'genoeg van „handschoen tjes" gehoord, jonge dames, wier verloofde in Indië een werkkring vond en haar nu als zijn vrouw laat overkomen. Ik heb met zoo'n handschoentje eens een onaangename ge schiedenis bijgewoond. Dat was in 1910. Ik reisde toen met de „Vondel" naar Batavia, zonder een be paald doel enkel om Indië te zien. Er waren een tachtig eerste klasse-passagiers, dus wat veel om één groote groep te vormen. Men splitste zich in groepjes en zelfs in twee- en drietallen. Ik bepaalde me tot mijn tafelburen. Links was 't een echtpaar, dat drie kinderen voor hun onderwijs in Holland moest achterlaten. Zoover ze praatten, was 't over die kinderen ik kende ze ten slotte alle drie uit hun verhalen. Half uit medelijden luisterde ik er oplettend naar 't is 't gewone drama van Indische ouders, die meer om 't belang van de kinderen dan om hun eigen genot'denken. Maar veel in teressanter was mijn andere tafelbuur. Dat was 'n „handschoentje" haar man, administrateur van een theeland in de Preanger, zou baar te Priok komen ophalen. Zij was 'n groot, slant \vat mager meisje» .Rosblond h$ar, dat als goud kon schitteren, 't hoofd iets te groot en 't pro fiel iets te forsch. Een kopje om uit de,verte te zien, in een tableau-vivant bijvoorbeeld; en ze had dan ook eens Marianné voorge steld met de phrygische muts op, toen ze als onderwijzeres je te Amsterdam met de Fransche revolutie dweepte. Ze was van dat soort meisjes, dat alles met enthousiasme doet. Maar er waren er wel meer aan boord, die ze inpakte, 't Jongetje van de „licht zinnige dame", die in Indië haar fortuin ging zoeken, maar voorloopig op de boot, met haar rozeroode kimono, al harten trachtte te bekoren, waarbij haar kind haar alleen tot last- was. - 't Ventje zocht dikwijls een plaatsje bij mijn buurmeisje en keek haar met zijn groo te droomerige oogen aan of 't naar 'n en gel zat te kijken. „O, ik wou dat jij m'n moeder was!" zei hij eens. Voor den onhandigen, of liever noncha- 1 an ben jongen schilder, die in Indië 't ba tikken ging bestudeeren, repareerde ze al z'n jasjes, die van een lang celibaat zonder vrouwenhulp getuigden. En ze forceerde baar stem om een oude stokdoove dame, die bij haar kleinkinderen in Indië ging wonen, wat op te vroolijken. De oude Kees, de dekknecht, die meestal brommig was en voor niemand van de pas sagiers eenig respect toonde, voor den, defti- gen resident niet en voor den directeur van financiën en den generaal al evenmin, lachte altijd vriendelijk als bij haar zag eu zocht' onveranderlijk voor haar dekstoel 't beste plaatsje uit. Te Genua kwam ernatuurlijk een brief van haar nian, te Port-Said en te Colombo ook. Dan lag ze 's avonds, op dek, alsf de maan haar zilvergaas over 'b water liet hangen, naar zee te kijken, en dan zag ze 't witte huisje op den berg, waar ze zou gaan wonen. „Ilc weet precies, hoe alles er uit ziet," zei zij, „mijn man heeft me foto's ge stuurd. Ik kan den weg'in de kasten ook al vinden.... ik weet waar 't servies staat en waar al 't linnengoed is." Te Sabang.was er geen brief. Hoe was 't mogelijk, dat hij daar niet voor gezorgd hadMaar ze vergaf en vergat 't verzuim; de wandeling op 't groene eilandje, waar men. voor 't eei-st den overbluffenden rijk- dom van de tropische plantenwereld goed leert kennen, was te mooi. Te Singapore ook geen brief. Nu begon ze zich 'n beetje te agiteeren. ,,'t Is nog maar twee dagen hij vond 't de moeite niet," troostte ik. Toeh had ik 'n beetje moeite, haar mee aan den wal te krijgen, om de Chineesche wijken en den plantentuin te gaan zien, maar ze ging toch. In den plantentuin bleek ze 'n massa van tropische planten te weten; ze had met-haar man wat meegestudeerd, om hem aan den gang te houden. En te-* slotte, toen we op een bank zaten voor den vijver met lotos- bloemen, bekende ze ook, waarom ze eerst niet mee wilde. Ze vond 't niet prettig, dat ze zich moest laten „tractoeren", want ze had zelf heelemaal geen geld meer. Al wat D?„tr is één dag in het jaar, dat de har ten \\.n het Nederlandsche volk eensgezind kloppVn, dat mannen en vrouwen, oud en jong, zich. één voelen in dezelfde stemming van eerbiedige genegenheid; heb is de 31 Augustus, de verjaardag onzer Koningin. Altijd, elk jaar opnieuw, is dab zoo, maar in de sombere oorlogsjaren van thans meer dan ooit. Het is nu de derde maal, dat Hare Majesteit Koningin Wilhelmina Haar ver jaardag viert onder de dreigende omstan digheden, welke een groot deel onzer weer bare mannen op hun post vinden aan de grens, op de zee, in de forten; de derde maal, dat de schaduw van den geweldigen Eufopeeschen oorlog ook over ons land zich uitbreidt, en ons houdt in de spanning der vrees, dat ook over onze grenzen het bloe dige spook van den krijg zijn dreigende han den strekt, en ook hier den brand ontsteekt, die rondom ons woedt. Tot nog toe zijn wij aan dén oorlg ontsnapteii 3teeds grooter wordt de hoop, dat wij buiten den strijd zul len blijven. Dat hebben wij niet het minst te danken afin Haar, die als Vorstin, als de voorste, de eerste van Haar volk die twee sombere jaren op de bres heeft gestaan'voor de neu traliteit, de onafhankelijkheid van onzè natie. Onze regesring, ons gebssle volk, onze waakzame mannen van leger en vloot heb ben hun best' gedaan om c}je onzijdigheid, Jc'ke bewondering afdwingt, te handha ven, maar vooraan stond daarbij steeds onze, Koningin. Vooraan, waar het gold om standvastig te weigeren zich te laten mee- slaepen in de woeling en warreling van den strijd alom; vooraan, waar het er om ging te toonen, dat wij verlangen buiten den oorlog te blijven, doch evenzeer verlangen krachtig en vastberaden onze vrijheid- te handhaven, zij het ten koste van ons bloed; vooraan eindelijk, waar het, als zoo vaak, noodig bleek, de "ook ons volk geslagen won den to verzachten of te heelen, te troosten en te steunen, waar men troost of steun be hoefde. Wij allen gedenken op dezen dag de nooit rustende zorg, de ijverige werk zaamheid, do steeds herhaalde opwekking van onze Landsvorsten in de twee moeilijke jaren, die ons volk heeft doorleefd. En wat er nu nog dreige, wat er moge komen, wij gevoelen ons één met onze Ko ningin, met deze O ran je-Vorstin, die ge toond heeft de beste en. edelste traditiën van ons Vorstenhuis bebaard te hebben en in toepassing te willen brengen. En al is voor velen onzer het hart nog zwaar, en de toekomst nog donker, op dezen dag, die zonder luidruchtig feestbetoon gevierd, maar stil en innig herdacht wordt, op dezen. dag leggen wij onze gevoelens van in nige dankbaarheid en liefde, onze beste wenschen neer aan de voeten van enze Ko ningin, en ondanks de donkere wolken, die de toekomst verhullen, stemmen wij jui chend in met de woorden van den dichter J. D. C. vail Dokkum: „Van Dollards kust tot Scheldes boord, Van Texel tot aan Limburgs voet: Oud-Hollands volk, Oud-Hollands Woord, Oud-Hollands deugd en heldenmoed En waar de zee de stranden schuurt, En waar de zon door 't pijnbosch gluurt, En waar de witte boekweit bloeit. En waar op weiden 't rundvee loeit.... Eén kreet van vreugde, één wensch, een keus: Oranje-boven zij de leus! ze had, was aan de reis eh den uitzet be steed, en aan 'n damesschrijftafeltje, 'n naaimachine en wat meubels voor hun huis, want hij had geen cent... ze had hem met zijn.studie ook al geholpen... 't Bleek, dat zij Dolf Weyders (zoo heette hij) er altijd toe had aangezet, te Wagenin- gen af te stucleeren en naar Indië te gaan. Want eigenlijk zou Lij uit zichzelf niet zoo hard gewerkt hebben hij hield meer van vioolspelen en dronmen Ik leidde er in stilte uit af, dat de man. met wien zij dweepte, 'n beetje zwak van karakter was en ilc begon 't warempel al jammer te vinden, dat ze zoo'n man kreeg. De boot kwant te Prick, en ieder keek natuurlijk vol belangstelling naar den wal naar zijn familie. Er waren drie „hand schoentjes", die zoo'n beetje in trillende spanning op haar mannen wachtten. Twee kwamen er ook ai do loopplank opstormen maarDoif was er niet. Ilc had ai afscheid van haar genomen .maar merkte tot mijn ve: taxing, dat zo alleen, op 'tdek, naar de" loopplank bleef staren. Inwendig vloekte ik op den kerel. „Als je zoo'n parel als dat vrouwtje r.iet met geestdrift gaat inhalen, ben je een groote prul", dacht ik. Tegelijk 'n menschengeest is gecom pliceerd had ik even 'n gevoel van vreugd cok. Toen 't meisje zoo alleen bleef staan, ging ik natuurlijk weer naaf haar toe. Zij zag bleek. Behalve teleurstelling en angst, voel de zo zijn niet-komen misschien ook wel Hoezee!... Nu hijsch de wimpeb op!... Laat wappr'en van den torenbouw, Laat wapp'ren van stag en top Het frissche Oranje-rood-wit-blauw En 't zij de dagen donker zijn, Of vol van vreugde en zonneschijn; Of 't welvaart blijve en vredestijd, Of dat er lijden zij en strijd... Eén kreet van vreugde, één wensch, één keus: Oranje-boven rij de leus III. V ddpogtkan toren. Het is op last van den Opperbevelhebber, dat een Veldpostkantoor wordt opgericht. Als regel geldt, dat bij elke divisie van het Veldleger een veldposLkantoor is ingedeeld. Bij alle zelfstandig optredende groote troe- pen-afdeelingen, zoomede in Liniën en Stel lingen wordt het aantal dezer kantoren naiar de behoefte bepaald. Zoo werd destijds bij de Xe Gemengde Brigade een .Veldpost- kantoor opgericht, terwijl zulks nog niet lang geleden ook voor de troepen in Zee land is geschied. De standplaateen der Veld- postkantoren worden aangewezen door de militaire autoriteit, voor wier troepen zij werkzaam zijn. Bij verplaatsing neemt zij de zorg daarvoor op zich en wijst zij de kwar tieren aan voor bet aan de kantoren ver bonden personeel, de chauffeurs inbegre pen. Overigens komen alle kosten voor on derhoud van bet personeel en voor inrich ting van de diengtiokalen, alsmede van 't geen noodig is voor verwarming, ver lichting enz. ten laste van de Postadmini stratie. Moet een Veldpostkantoor worden opgericht in eene plaats, waar een postkan toor is gevestigd, dan wordt allereerst nagegaan ei' ook de dienst der Veldpost daarin kan worden ondergebracht. Uit den aard der zaak is dit het meest pnactisch, doch blijkt zulks niet mogelijk, of is tér plaatse geen postinrichting, dan is de mili taire autoriteit verplicht een lokaal, een loods of een tent aan. te wijzen, evenals zij ook desverlangd voor' do noodige bewaking en dekking van de veldpostinriehtiugen en van het personeel met heb vervoer van posten belast, heeft zorg te dragen. Een uitgehangen zwarte vlag, waarop met duidelijke witte létters het woord „Veldpost" is aangebracht, duidt de plaats aan waar een kantoor is gevesf-igd. Hier door kunnen de facteurs zeer gemdkkolijk zien waar zij voor. het afhalen hunner cor respondentie moeten zijn. Bezwaarlijker bleek het voor de directeuren, orn wanneer de troepen niéuwe kantonnementen hadden betrokken, de adressen te weten van die facteui-s, die niet aan het Veldpostkantoor zelf komen, maar wien de uit te reiken stuk ken per postauto worden gebracht. Om dit bezwaar te ondervangen zijn de navolgende voorschriften gegeven „De facteurs zelf zijn verplicht te zorgen dat onmiddellijk na aankomst in een nieuw kantonnement hunne adressen schriftelijk worden opgegeven lo. aan den commandant van de politie wacht 2o. op het bureau van het Regiment waartoe zij behooren (Regt.-Bureau) 3o.op het bureel van het Bataillon waar toe zij behooren (Bats.-Bureau) 4o. aan het telegraafkantoor ter plaatse (zoo er een militair kantoer aanwezig is aan dat kantoor)". s Nog is daarbij aan de facteurs de verplich- i ting opgelegd, dat zij zich bij elke aflossing van de politiewacht overtuigen, dat hunne adressen ook aan den nieuwen commandant dier wacht bekend zijn. In de practijk blijkt deze maatregel uitstekend te voldoen. liet tijdroovende zoeken naar de facteurs be hoeft:. niet meer. Hunne adressen zijn, zoo- ak uit het vorenstaande blijkt, steeds - te vinden op alle Regiments- en Bataljons- bureelen en. zoowel des daags als bij nacht op de- telegraafkantoren en bij de politie wacht. De correspondentie voor de militairen, die aan de Veldpostkdntoren binnen komt wordt uitgereikt (besteld) door tusschenkernst- van facteurs, zij doen op enkele uitzonderingen na, nagenoeg hetzelfde werk, dat op d« gowono postkantoren door do bestellers wordt verricht. Al naar gelang van de lig ging der troepen kunnen sommige facteurs hun correspondentie van het Veldpostkan- toor afhalen, andere ontvangen zij ze of door middel van do jxwtauto of met do gewone postgelegonheid. In alle gevallen is alles compagniesgewijzo (of naar elk ander on derdeel) ten Veld postkan tore gesorteerd, terwijl elke facteur, die atn het Veldpost kantoor komt of vandaar ontvangt, eeno advies!ijst verkrijgt waarop de .aangeteo- kende stukken, de postwissels en do post pakketten stuksgewijze zijn ingeschreven. Er zijn twee categorieën van facteurs, t.w. hoofdfacteurs en facteurs, die allen, voor zooveel mogelijk, worden gekozen uit dj® militairen, die in de burger maatschap pij bij de postadministratie een functie be- kleoden. Zij ontvangen van hun comman dant een schriftelijk bewijs hunner benoe ming, waarop zij hunne handteekening heb ben te stellen en die zij op verlangen ten veldpostkantore moeten vertoonen. Hun commandant en de directeur van het veld postkantoor, behooren hen in te lichten om trent hunne verplichtingen en voor wat zij verder hebben te weten om hun taak naar behooren te vervullen. Een afzonderlijke instructie bestaat er voor de facteurs niet. Ambtshalve worden zij voorzien van een flinke tasch, waarop duidelijk het woord „Post" voorkomt en van een geldelijk voorschot, waarvoor zij zich voorzien van zegels, briefkaarten enz., teneinde die desgevraagd aan de manschap pen te kunnen verkoopen, aLook om daar mede porten te kunnen voorschieten van niet of onvoldoend gefrankeerde brieven en andere stukken. Uit den aard der zaak ont vangen zij die porten van de belanghebben den terug. Met nadruk wordt er de aan dacht op gevestigd, dat volgens art. 35 van het veldpostvoorschrift de facteurs persoon lijk verantwoordelijk zijn voor de aan hen per advieslijst afgedragen aangeteekende stukken, postwissels en postpakketten. Kan derhalve ten veldpostkantore uit de dupli caten der bedoelde lijsten worden bewezen, dat een facteur een vermist stuk moet heb ben ontvangen dan werdt op hem persoon lijk de schade verhaald. Eén enkele maai heeft zich dit wel eena voorgedaan en 't is dsrkalvo van bet meeste belang oor de fac teurs, dat zij stiptelijk de hand hoifden aan het voorgeschreven registertje, waarin zij alle ter uitreiking ontvangen aangeteeken den enz. behooren te vermelden en waarin de belanghebbenden voor ontvangst heb ben te teekenen. Ten veldpostkantore is steeds eene nominatieve opgave voorhanden van alle aangestelde facteurs, alsook van hunne plaatsvervangers. Volgens het meer vermelde voorschrift moet bij elk veldpostkantoor een „hoofdfac- tëur" worden ingedeeld en daarvoor bij voorbaat een adjudant-onderofficier, opper wachtmeester of sergeant-majoor worden aangewezen. Er is voorts bepaald, dat de hoofdfacteur bereden is, dan wel van mili taire zijde van een rijwiel wordt voorzien. Op do meest belangrijke veldpostkantoren of daar, waar geregeld veel facteurs komen, is aan deze bepalingen de hand gehouden en bleken zij goed te voldoen. Op enkele kantoren bleek de aanwijzing van een hoofd facteur geheel overbodig of ook wel werd daartegen van militaire zijde bezwaar ge maakt wegens gebrek aan geschikt perso neel De hoofdfacteur ontvangt van den direc teur van het veldpostkantoor de noodige instructies en is voorts belast met de bestel ling van de stukken bestemd voor het hoofdkwartier of den staf, waarbij zijn veld postkantoor is ingedeeld. Elke compagnie, batterij of escadron behoort een eigen fac teur te bezitten, die ieder voor zich voor zien moet zijn van eene alphabetische nomi natieve opgave van de tot hun onderdeel beboerende militairen. Het is van het meeste belang dat voortdurend worde zorg gedragen, dat deze opgaven zoo volledig mogelijk zijn bijgehouden. Deze maatregel toch, tijdens de mobilisatie in het leven ge roepen, is gebleken in een behoefte te voor zien. Vele stukken met onvolledig adres zijn daardoor zonder vertraging aan belang hebbenden kunnen worden uitgereikt. Wanneer het veldpostkantoor gemakke- 'n beetje als beleed iging. Nu, ze had nog familie, te Weltevreden, een leeraar H.B.S. op Kedoug Doro, en daar bracht ik haar (ik had zelf geen kennissen, die mo wachtten.) Ik herinner mo no?de twee zoontjes, zoo van twaalf, veertien jaar, waren juistop 't dak' aan 't klimmen, oen inlandsche bediende kiom mee- „Ja" tei de leeraar „anders klim men die apen er immers op, als ilc er bij ben? Nu doen ze 't ten minste onder j toezicht, en dan is 't nieuwtje er af." Ik heb 't altijd als 'n stukje goede paeda- gogie onthouden. Ze hadden Kobus (ja, zoo heette mijn „handschoentje" voor haar goede kennis sen) natuurlijk niet verwacht. Men had erg met 't geval te doen. „Heele reis van boven van dat theeland. Zeker 'n ongeluk met de auto", herhaalden we in alle toonaarden. Maar niemand geloofde er iets van. Ik ging even logies voor me bestellen Hotel des Indes... Kent u niet? Prachtige eiitree... onder een grooteu waringiu staan de Bengaleesche portiers met hun roode tul banden... prachtkerels... daar heb je het Oosten in al z'n statigheid. Ik was niet lang in 't hotel, toen de leeraar bij me kwam. „Berooid geval." zei hij. „Wat denkt ,u er van?" „Tjaik weet niet. Indië is 'n raar land. 't Theeland is, merkwaardig genoeg, telephonisch verbonden; dat weet Kobus gciukkig niet. We zullen 't opbellen." We deden hei. „Nee, de administrateur was er niet twee dagen geleuen vertrokken," kwam 't antwoord, in 't Maleisch„Weten niet v/aarheen. Begrijpen 't ook niet." „Wil ik er heen gaan?" vroeg ik. Bij bevliegingen ben ik vlug met beslui ten. „Ja, dat was goed. Maar Kobus moet er niet naar toe. God weet, wat u er vindt." „Is 't dicht bij?" ,,'n Uur of vier met de auto. En daar komt ze natuurlijk achter ze is 'n vrouw met temperament.... hce houden wo haar ten minste 'n dag of twee hier...." Hij schommelde peinzend in z'n stoel heen en weer. „Ik weet 't!" sprong hij op. „Een doodeenvoudig middel. We stoppen al haar kousen weg.... de waschbaas per abuis alles meegenomen.... die van mijn vrouw ook. Dan kan ze onmogelijk de deur uit... Nou, wanneer gaat u?" Dat was geen man van halve maatrege len. Ik. wou niet- onderdoen. „Stuur 'n auto!" zei ik. „Binnen tien minuten," zei hij. „Bonjour! 't Beste er mee!" En hij ging vermoedelijk 't eenigszins ko mische middel van zijn vinding, om de jonge vrouw twee of drie dagen gevangen te kun nen houden, toepassen. Wat de een\ge ko mische noot in de droevige geschiedenis ge bleven is, 'Wordt, vervolgd./ REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, AMSTERDAM. DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS a CENT. ABONNEMENT BIJ VOORUIT BETALING -VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.5QP.KWARTAAL Voor Advertentie» wend» men zich tot onze Administratie, Pak-Ktrinastraat 10 Amsterdam. Prys der Advertentir-n per regel Ó'O cent. Voor Ingezonden Mede- deehngen op do tweede^ derde e? vierde pagina dnbbel tarief. Bij abonnement reductie. DERDE JAARGANG.

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1916 | | pagina 1