1916
voor Leger
Donderdag 31 Augustus
Koninginnedag.
DE VELDPOST.
Onder
redactie van
D.
MANASSEN.
1 $Aaml£/TUM
oJtaAcixajA
Ziotomxaj
Chjjtbn
eJfcxOanboYv'^N
.SujLOMHh «^K
•fljpipotiwuj
SbvumxünrnAi oZk f.
Uk/oscPaAfc
JJaXa/nAo'
Svts.tou
'uvgrif *X\\\^/
Scmidcu ta^-Vasvnör
.Iktaica.
.xbfnovci-
JoeoqaA.
rSfca/tcoLxzjc
,ba/makov
F /O— ^1~i^pp°^y
O-chlan
-*/'w "\rvIA-
.St/lOC/mCt®" \(U-\- 4
VN- 'ü>av£*
Jo^^viy qj
2)i/moliito
Ósbtxri
wsM
IjJÜüzixL'
tsojti/Mu
Het Russisrtje, Rumeensche en Grieksche front.
De verspreiding van ons blad.
Ondordeeien, die met het toegezonden aan
tal Soldatenoouranten niet toekomen, worden
verzocht een grocter aantal te willen aanvra
gen, opdat alle abonné's regelmatig een eigen
exemplaar kunnen bemachtigen.
WIJ brengen In herinnering, dat troepen-
deelen, die soms door een of andere oorzaak
van ons blad verstoken zijn, slechts een aan
vraag tot ons te richten hebben om regelmatig,
driemaal per week, een pakket Soldatencouran-
ten te ontvangen. Nergens mag ons „Orgaan
voor leger en vloot" ontbreken.
Dooi' de oorlogsverklaring van Roemenië
is de toestand in den Balkan wel veranderd.
Elders deelen we mede, hoe groot het Roe-
meensche leger is; volkomen gemobiliseerd
meer dan een half millioen. Een half mil-
lioen versche krijgers tellen mee in dezen
oorlog. Wij geven voor de naaste gebeurte
nissen op den Balkan een flinke kaart van.
Roemenië en do aangrenzende landen.
Men ziet daarop, dat in 't zuiden de Roe-
menen het den Bulgaren kunnen lastig ma-
keu en hen dwingen, troepen uit Grieken
land terug te trekken om de eigen grenzen
te verdedigen; de Roemenen kunnen verder
naar 't westen doordringen in Servië of
beter nog in Zevenbergen, waar zoovele
süaongenooten wonen, die hen met open
armen zullen ontvangen; eindelijk kunnen
zij in 't noorden met de Russen samen-
wérken in de Boekowina. Daar schijnen
roods ach emrutsolingou te zijn voorgevallen
tusschen Oostenrijkers en Roemenen.
door
J. BEKAAR.
Mefi heeft vaak'genoeg van „handschoen
tjes" gehoord, jonge dames, wier verloofde
in Indië een werkkring vond en haar nu als
zijn vrouw laat overkomen. Ik heb met zoo'n
handschoentje eens een onaangename ge
schiedenis bijgewoond.
Dat was in 1910. Ik reisde toen met de
„Vondel" naar Batavia, zonder een be
paald doel enkel om Indië te zien. Er
waren een tachtig eerste klasse-passagiers,
dus wat veel om één groote groep te vormen.
Men splitste zich in groepjes en zelfs in
twee- en drietallen. Ik bepaalde me tot mijn
tafelburen. Links was 't een echtpaar, dat
drie kinderen voor hun onderwijs in Holland
moest achterlaten. Zoover ze praatten, was
't over die kinderen ik kende ze ten
slotte alle drie uit hun verhalen. Half uit
medelijden luisterde ik er oplettend naar
't is 't gewone drama van Indische ouders,
die meer om 't belang van de kinderen dan
om hun eigen genot'denken. Maar veel in
teressanter was mijn andere tafelbuur.
Dat was 'n „handschoentje" haar man,
administrateur van een theeland in de
Preanger, zou baar te Priok komen ophalen.
Zij was 'n groot, slant \vat mager
meisje» .Rosblond h$ar, dat als goud kon
schitteren, 't hoofd iets te groot en 't pro
fiel iets te forsch. Een kopje om uit de,verte
te zien, in een tableau-vivant bijvoorbeeld;
en ze had dan ook eens Marianné voorge
steld met de phrygische muts op, toen ze
als onderwijzeres je te Amsterdam met de
Fransche revolutie dweepte. Ze was van dat
soort meisjes, dat alles met enthousiasme
doet.
Maar er waren er wel meer aan boord,
die ze inpakte, 't Jongetje van de „licht
zinnige dame", die in Indië haar fortuin
ging zoeken, maar voorloopig op de boot,
met haar rozeroode kimono, al harten
trachtte te bekoren, waarbij haar kind
haar alleen tot last- was. -
't Ventje zocht dikwijls een plaatsje bij
mijn buurmeisje en keek haar met zijn groo
te droomerige oogen aan of 't naar 'n en
gel zat te kijken.
„O, ik wou dat jij m'n moeder was!"
zei hij eens.
Voor den onhandigen, of liever noncha-
1 an ben jongen schilder, die in Indië 't ba
tikken ging bestudeeren, repareerde ze al
z'n jasjes, die van een lang celibaat zonder
vrouwenhulp getuigden. En ze forceerde
baar stem om een oude stokdoove dame, die
bij haar kleinkinderen in Indië ging wonen,
wat op te vroolijken.
De oude Kees, de dekknecht, die meestal
brommig was en voor niemand van de pas
sagiers eenig respect toonde, voor den, defti-
gen resident niet en voor den directeur van
financiën en den generaal al evenmin,
lachte altijd vriendelijk als bij haar zag eu
zocht' onveranderlijk voor haar dekstoel 't
beste plaatsje uit.
Te Genua kwam ernatuurlijk een brief
van haar nian, te Port-Said en te Colombo
ook. Dan lag ze 's avonds, op dek, alsf de
maan haar zilvergaas over 'b water liet
hangen, naar zee te kijken, en dan zag ze
't witte huisje op den berg, waar ze zou gaan
wonen. „Ilc weet precies, hoe alles er uit
ziet," zei zij, „mijn man heeft me foto's ge
stuurd. Ik kan den weg'in de kasten ook al
vinden.... ik weet waar 't servies staat en
waar al 't linnengoed is."
Te Sabang.was er geen brief. Hoe was
't mogelijk, dat hij daar niet voor gezorgd
hadMaar ze vergaf en vergat 't verzuim;
de wandeling op 't groene eilandje, waar
men. voor 't eei-st den overbluffenden rijk-
dom van de tropische plantenwereld goed
leert kennen, was te mooi.
Te Singapore ook geen brief. Nu begon
ze zich 'n beetje te agiteeren.
,,'t Is nog maar twee dagen hij vond
't de moeite niet," troostte ik. Toeh had ik
'n beetje moeite, haar mee aan den wal te
krijgen, om de Chineesche wijken en den
plantentuin te gaan zien, maar ze ging toch.
In den plantentuin bleek ze 'n massa van
tropische planten te weten; ze had met-haar
man wat meegestudeerd, om hem aan den
gang te houden. En te-* slotte, toen we op
een bank zaten voor den vijver met lotos-
bloemen, bekende ze ook, waarom ze eerst
niet mee wilde. Ze vond 't niet prettig, dat
ze zich moest laten „tractoeren", want ze
had zelf heelemaal geen geld meer. Al wat
D?„tr is één dag in het jaar, dat de har
ten \\.n het Nederlandsche volk eensgezind
kloppVn, dat mannen en vrouwen, oud en
jong, zich. één voelen in dezelfde stemming
van eerbiedige genegenheid; heb is de 31
Augustus, de verjaardag onzer Koningin.
Altijd, elk jaar opnieuw, is dab zoo, maar
in de sombere oorlogsjaren van thans meer
dan ooit. Het is nu de derde maal, dat Hare
Majesteit Koningin Wilhelmina Haar ver
jaardag viert onder de dreigende omstan
digheden, welke een groot deel onzer weer
bare mannen op hun post vinden aan de
grens, op de zee, in de forten; de derde
maal, dat de schaduw van den geweldigen
Eufopeeschen oorlog ook over ons land zich
uitbreidt, en ons houdt in de spanning der
vrees, dat ook over onze grenzen het bloe
dige spook van den krijg zijn dreigende han
den strekt, en ook hier den brand ontsteekt,
die rondom ons woedt. Tot nog toe zijn wij
aan dén oorlg ontsnapteii 3teeds grooter
wordt de hoop, dat wij buiten den strijd zul
len blijven.
Dat hebben wij niet het minst te danken
afin Haar, die als Vorstin, als de voorste,
de eerste van Haar volk die twee sombere
jaren op de bres heeft gestaan'voor de neu
traliteit, de onafhankelijkheid van onzè
natie. Onze regesring, ons gebssle volk, onze
waakzame mannen van leger en vloot heb
ben hun best' gedaan om c}je onzijdigheid,
Jc'ke bewondering afdwingt, te handha
ven, maar vooraan stond daarbij steeds onze,
Koningin. Vooraan, waar het gold om
standvastig te weigeren zich te laten mee-
slaepen in de woeling en warreling van den
strijd alom; vooraan, waar het er om ging
te toonen, dat wij verlangen buiten den
oorlog te blijven, doch evenzeer verlangen
krachtig en vastberaden onze vrijheid- te
handhaven, zij het ten koste van ons bloed;
vooraan eindelijk, waar het, als zoo vaak,
noodig bleek, de "ook ons volk geslagen won
den to verzachten of te heelen, te troosten
en te steunen, waar men troost of steun be
hoefde. Wij allen gedenken op dezen dag
de nooit rustende zorg, de ijverige werk
zaamheid, do steeds herhaalde opwekking
van onze Landsvorsten in de twee moeilijke
jaren, die ons volk heeft doorleefd.
En wat er nu nog dreige, wat er moge
komen, wij gevoelen ons één met onze Ko
ningin, met deze O ran je-Vorstin, die ge
toond heeft de beste en. edelste traditiën
van ons Vorstenhuis bebaard te hebben en
in toepassing te willen brengen. En al is
voor velen onzer het hart nog zwaar, en de
toekomst nog donker, op dezen dag, die
zonder luidruchtig feestbetoon gevierd,
maar stil en innig herdacht wordt, op
dezen. dag leggen wij onze gevoelens van in
nige dankbaarheid en liefde, onze beste
wenschen neer aan de voeten van enze Ko
ningin, en ondanks de donkere wolken, die
de toekomst verhullen, stemmen wij jui
chend in met de woorden van den dichter
J. D. C. vail Dokkum:
„Van Dollards kust tot Scheldes boord,
Van Texel tot aan Limburgs voet:
Oud-Hollands volk, Oud-Hollands Woord,
Oud-Hollands deugd en heldenmoed
En waar de zee de stranden schuurt,
En waar de zon door 't pijnbosch gluurt,
En waar de witte boekweit bloeit.
En waar op weiden 't rundvee loeit....
Eén kreet van vreugde, één wensch, een
keus:
Oranje-boven zij de leus!
ze had, was aan de reis eh den uitzet be
steed, en aan 'n damesschrijftafeltje, 'n
naaimachine en wat meubels voor hun huis,
want hij had geen cent... ze had hem met
zijn.studie ook al geholpen...
't Bleek, dat zij Dolf Weyders (zoo heette
hij) er altijd toe had aangezet, te Wagenin-
gen af te stucleeren en naar Indië te gaan.
Want eigenlijk zou Lij uit zichzelf niet zoo
hard gewerkt hebben hij hield meer van
vioolspelen en dronmen
Ik leidde er in stilte uit af, dat de man.
met wien zij dweepte, 'n beetje zwak van
karakter was en ilc begon 't warempel al
jammer te vinden, dat ze zoo'n man kreeg.
De boot kwant te Prick, en ieder keek
natuurlijk vol belangstelling naar den wal
naar zijn familie. Er waren drie „hand
schoentjes", die zoo'n beetje in trillende
spanning op haar mannen wachtten. Twee
kwamen er ook ai do loopplank opstormen
maarDoif was er niet. Ilc had ai
afscheid van haar genomen .maar merkte
tot mijn ve: taxing, dat zo alleen, op 'tdek,
naar de" loopplank bleef staren. Inwendig
vloekte ik op den kerel. „Als je zoo'n
parel als dat vrouwtje r.iet met geestdrift
gaat inhalen, ben je een groote prul", dacht
ik. Tegelijk 'n menschengeest is gecom
pliceerd had ik even 'n gevoel van vreugd
cok.
Toen 't meisje zoo alleen bleef staan, ging
ik natuurlijk weer naaf haar toe. Zij zag
bleek. Behalve teleurstelling en angst, voel
de zo zijn niet-komen misschien ook wel
Hoezee!... Nu hijsch de wimpeb op!...
Laat wappr'en van den torenbouw,
Laat wapp'ren van stag en top
Het frissche Oranje-rood-wit-blauw
En 't zij de dagen donker zijn,
Of vol van vreugde en zonneschijn;
Of 't welvaart blijve en vredestijd,
Of dat er lijden zij en strijd...
Eén kreet van vreugde, één wensch, één
keus:
Oranje-boven rij de leus
III.
V ddpogtkan toren.
Het is op last van den Opperbevelhebber,
dat een Veldpostkantoor wordt opgericht.
Als regel geldt, dat bij elke divisie van het
Veldleger een veldposLkantoor is ingedeeld.
Bij alle zelfstandig optredende groote troe-
pen-afdeelingen, zoomede in Liniën en Stel
lingen wordt het aantal dezer kantoren
naiar de behoefte bepaald. Zoo werd destijds
bij de Xe Gemengde Brigade een .Veldpost-
kantoor opgericht, terwijl zulks nog niet
lang geleden ook voor de troepen in Zee
land is geschied. De standplaateen der Veld-
postkantoren worden aangewezen door de
militaire autoriteit, voor wier troepen zij
werkzaam zijn. Bij verplaatsing neemt zij de
zorg daarvoor op zich en wijst zij de kwar
tieren aan voor bet aan de kantoren ver
bonden personeel, de chauffeurs inbegre
pen. Overigens komen alle kosten voor on
derhoud van bet personeel en voor inrich
ting van de diengtiokalen, alsmede van
't geen noodig is voor verwarming, ver
lichting enz. ten laste van de Postadmini
stratie. Moet een Veldpostkantoor worden
opgericht in eene plaats, waar een postkan
toor is gevestigd, dan wordt allereerst
nagegaan ei' ook de dienst der Veldpost
daarin kan worden ondergebracht. Uit den
aard der zaak is dit het meest pnactisch,
doch blijkt zulks niet mogelijk, of is tér
plaatse geen postinrichting, dan is de mili
taire autoriteit verplicht een lokaal, een
loods of een tent aan. te wijzen, evenals zij
ook desverlangd voor' do noodige bewaking
en dekking van de veldpostinriehtiugen en
van het personeel met heb vervoer van
posten belast, heeft zorg te dragen.
Een uitgehangen zwarte vlag, waarop
met duidelijke witte létters het woord
„Veldpost" is aangebracht, duidt de plaats
aan waar een kantoor is gevesf-igd. Hier
door kunnen de facteurs zeer gemdkkolijk
zien waar zij voor. het afhalen hunner cor
respondentie moeten zijn. Bezwaarlijker
bleek het voor de directeuren, orn wanneer
de troepen niéuwe kantonnementen hadden
betrokken, de adressen te weten van die
facteui-s, die niet aan het Veldpostkantoor
zelf komen, maar wien de uit te reiken stuk
ken per postauto worden gebracht. Om dit
bezwaar te ondervangen zijn de navolgende
voorschriften gegeven
„De facteurs zelf zijn verplicht te zorgen
dat onmiddellijk na aankomst in een nieuw
kantonnement hunne adressen schriftelijk
worden opgegeven
lo. aan den commandant van de politie
wacht
2o. op het bureau van het Regiment
waartoe zij behooren (Regt.-Bureau)
3o.op het bureel van het Bataillon waar
toe zij behooren (Bats.-Bureau)
4o. aan het telegraafkantoor ter plaatse
(zoo er een militair kantoer aanwezig is aan
dat kantoor)". s
Nog is daarbij aan de facteurs de verplich- i
ting opgelegd, dat zij zich bij elke aflossing
van de politiewacht overtuigen, dat hunne
adressen ook aan den nieuwen commandant
dier wacht bekend zijn. In de practijk blijkt
deze maatregel uitstekend te voldoen. liet
tijdroovende zoeken naar de facteurs be
hoeft:. niet meer. Hunne adressen zijn, zoo-
ak uit het vorenstaande blijkt, steeds - te
vinden op alle Regiments- en Bataljons-
bureelen en. zoowel des daags als bij nacht
op de- telegraafkantoren en bij de politie
wacht.
De correspondentie voor de militairen, die
aan de Veldpostkdntoren binnen komt wordt
uitgereikt (besteld) door tusschenkernst- van
facteurs, zij doen op enkele uitzonderingen
na, nagenoeg hetzelfde werk, dat op d«
gowono postkantoren door do bestellers
wordt verricht. Al naar gelang van de lig
ging der troepen kunnen sommige facteurs
hun correspondentie van het Veldpostkan-
toor afhalen, andere ontvangen zij ze of door
middel van do jxwtauto of met do gewone
postgelegonheid. In alle gevallen is alles
compagniesgewijzo (of naar elk ander on
derdeel) ten Veld postkan tore gesorteerd,
terwijl elke facteur, die atn het Veldpost
kantoor komt of vandaar ontvangt, eeno
advies!ijst verkrijgt waarop de .aangeteo-
kende stukken, de postwissels en do post
pakketten stuksgewijze zijn ingeschreven.
Er zijn twee categorieën van facteurs,
t.w. hoofdfacteurs en facteurs, die allen,
voor zooveel mogelijk, worden gekozen uit
dj® militairen, die in de burger maatschap
pij bij de postadministratie een functie be-
kleoden. Zij ontvangen van hun comman
dant een schriftelijk bewijs hunner benoe
ming, waarop zij hunne handteekening heb
ben te stellen en die zij op verlangen ten
veldpostkantore moeten vertoonen. Hun
commandant en de directeur van het veld
postkantoor, behooren hen in te lichten om
trent hunne verplichtingen en voor wat zij
verder hebben te weten om hun taak naar
behooren te vervullen.
Een afzonderlijke instructie bestaat er
voor de facteurs niet. Ambtshalve worden
zij voorzien van een flinke tasch, waarop
duidelijk het woord „Post" voorkomt en
van een geldelijk voorschot, waarvoor zij
zich voorzien van zegels, briefkaarten enz.,
teneinde die desgevraagd aan de manschap
pen te kunnen verkoopen, aLook om daar
mede porten te kunnen voorschieten van
niet of onvoldoend gefrankeerde brieven en
andere stukken. Uit den aard der zaak ont
vangen zij die porten van de belanghebben
den terug. Met nadruk wordt er de aan
dacht op gevestigd, dat volgens art. 35 van
het veldpostvoorschrift de facteurs persoon
lijk verantwoordelijk zijn voor de aan hen
per advieslijst afgedragen aangeteekende
stukken, postwissels en postpakketten. Kan
derhalve ten veldpostkantore uit de dupli
caten der bedoelde lijsten worden bewezen,
dat een facteur een vermist stuk moet heb
ben ontvangen dan werdt op hem persoon
lijk de schade verhaald. Eén enkele maai
heeft zich dit wel eena voorgedaan en 't is
dsrkalvo van bet meeste belang oor de fac
teurs, dat zij stiptelijk de hand hoifden aan
het voorgeschreven registertje, waarin zij
alle ter uitreiking ontvangen aangeteeken
den enz. behooren te vermelden en waarin
de belanghebbenden voor ontvangst heb
ben te teekenen. Ten veldpostkantore is
steeds eene nominatieve opgave voorhanden
van alle aangestelde facteurs, alsook van
hunne plaatsvervangers.
Volgens het meer vermelde voorschrift
moet bij elk veldpostkantoor een „hoofdfac-
tëur" worden ingedeeld en daarvoor bij
voorbaat een adjudant-onderofficier, opper
wachtmeester of sergeant-majoor worden
aangewezen. Er is voorts bepaald, dat de
hoofdfacteur bereden is, dan wel van mili
taire zijde van een rijwiel wordt voorzien.
Op do meest belangrijke veldpostkantoren
of daar, waar geregeld veel facteurs komen,
is aan deze bepalingen de hand gehouden
en bleken zij goed te voldoen. Op enkele
kantoren bleek de aanwijzing van een hoofd
facteur geheel overbodig of ook wel werd
daartegen van militaire zijde bezwaar ge
maakt wegens gebrek aan geschikt perso
neel
De hoofdfacteur ontvangt van den direc
teur van het veldpostkantoor de noodige
instructies en is voorts belast met de bestel
ling van de stukken bestemd voor het
hoofdkwartier of den staf, waarbij zijn veld
postkantoor is ingedeeld. Elke compagnie,
batterij of escadron behoort een eigen fac
teur te bezitten, die ieder voor zich voor
zien moet zijn van eene alphabetische nomi
natieve opgave van de tot hun onderdeel
beboerende militairen. Het is van het
meeste belang dat voortdurend worde zorg
gedragen, dat deze opgaven zoo volledig
mogelijk zijn bijgehouden. Deze maatregel
toch, tijdens de mobilisatie in het leven ge
roepen, is gebleken in een behoefte te voor
zien. Vele stukken met onvolledig adres
zijn daardoor zonder vertraging aan belang
hebbenden kunnen worden uitgereikt.
Wanneer het veldpostkantoor gemakke-
'n beetje als beleed iging.
Nu, ze had nog familie, te Weltevreden,
een leeraar H.B.S. op Kedoug Doro, en
daar bracht ik haar (ik had zelf geen
kennissen, die mo wachtten.) Ik herinner
mo no?de twee zoontjes, zoo van twaalf,
veertien jaar, waren juistop 't dak' aan
't klimmen, oen inlandsche bediende kiom
mee-
„Ja" tei de leeraar „anders klim
men die apen er immers op, als ilc er
bij ben? Nu doen ze 't ten minste onder j
toezicht, en dan is 't nieuwtje er af."
Ik heb 't altijd als 'n stukje goede paeda-
gogie onthouden.
Ze hadden Kobus (ja, zoo heette mijn
„handschoentje" voor haar goede kennis
sen) natuurlijk niet verwacht. Men had erg
met 't geval te doen. „Heele reis van boven
van dat theeland. Zeker 'n ongeluk met de
auto", herhaalden we in alle toonaarden.
Maar niemand geloofde er iets van.
Ik ging even logies voor me bestellen
Hotel des Indes... Kent u niet? Prachtige
eiitree... onder een grooteu waringiu staan
de Bengaleesche portiers met hun roode tul
banden... prachtkerels... daar heb je het
Oosten in al z'n statigheid.
Ik was niet lang in 't hotel, toen de
leeraar bij me kwam.
„Berooid geval." zei hij.
„Wat denkt ,u er van?"
„Tjaik weet niet. Indië is 'n raar
land. 't Theeland is, merkwaardig genoeg,
telephonisch verbonden; dat weet Kobus
gciukkig niet. We zullen 't opbellen."
We deden hei.
„Nee, de administrateur was er niet
twee dagen geleuen vertrokken," kwam 't
antwoord, in 't Maleisch„Weten niet
v/aarheen. Begrijpen 't ook niet."
„Wil ik er heen gaan?" vroeg ik.
Bij bevliegingen ben ik vlug met beslui
ten.
„Ja, dat was goed. Maar Kobus moet
er niet naar toe. God weet, wat u er vindt."
„Is 't dicht bij?"
,,'n Uur of vier met de auto. En
daar komt ze natuurlijk achter ze is 'n
vrouw met temperament.... hce houden wo
haar ten minste 'n dag of twee hier...."
Hij schommelde peinzend in z'n stoel
heen en weer.
„Ik weet 't!" sprong hij op. „Een
doodeenvoudig middel. We stoppen al haar
kousen weg.... de waschbaas per abuis alles
meegenomen.... die van mijn vrouw ook.
Dan kan ze onmogelijk de deur uit... Nou,
wanneer gaat u?"
Dat was geen man van halve maatrege
len. Ik. wou niet- onderdoen.
„Stuur 'n auto!" zei ik.
„Binnen tien minuten," zei hij.
„Bonjour! 't Beste er mee!"
En hij ging vermoedelijk 't eenigszins ko
mische middel van zijn vinding, om de jonge
vrouw twee of drie dagen gevangen te kun
nen houden, toepassen. Wat de een\ge ko
mische noot in de droevige geschiedenis ge
bleven is, 'Wordt, vervolgd./
REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, AMSTERDAM. DIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS a CENT. ABONNEMENT BIJ VOORUIT
BETALING -VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.5QP.KWARTAAL
Voor Advertentie» wend» men zich tot onze Administratie, Pak-Ktrinastraat 10
Amsterdam. Prys der Advertentir-n per regel Ó'O cent. Voor Ingezonden Mede-
deehngen op do tweede^ derde e? vierde pagina dnbbel tarief. Bij abonnement
reductie.
DERDE JAARGANG.