No. 319.
Woensdag 30 Augustus 1010
Orgaan v©jr Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
DE VELDPOST,
Ons Oorlogsdagboek.
ï>s Oase,
Gooische Vlootdag.
DERDE JAARGANG.
DE SOLDATENCOURANT
REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, AMSTERDAM. UIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS 8 CENT. ABONNEMENT BIJ VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.50 P.KWARTAAL
Voor AdvertèatiGn wende uier. tot onze Administratie, Pa)eslrinaatraat 10
Amsterdam. Prjj» der Advertentiën j.'.-r rog«l IK) cent. Ingc/omlen
deelingea op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief. Bij abonnement
reductie.
Roemebië heeft aan Oortenr ij k-Hongarije
fle.n oorlog verklaard; het wil na lang aar-
stelen eindelijk meedoen aam de zijde der
Entente, van Rusland vooral. Naar aanlei
ding dier oorlogsverklaring geven we hier
een Mij zonder, kaartje, waarop een deel van
Roemenië en de aangrenzende landen staan
afgebeeld. Men ziet er op de verhouding
van Roemenië tot Bulgarije, tot Servië, tot
Hongarije. Roemenië grenst in 't noorden
behalve aan Hongarije en het Rijkslamd
- waar zoovele Roemeniërs
wonen, aan de Russische provincie Bess-
arabië, waarvan Roemenië blijkbaar ook
een stuk hoopt' te ontvangen. Men ziet uit
dit kaartje, dat Roemenië naar verschillende
zijden de oentralen en liun boudgenootcn
kan aanvallen. Waar het zijn troepen het
eers.t zal heenzenden, moeten we afwachten,
waarschijnlijk naar Bulgarije om de geal
lieerden bij Saloniki te helpen.
Vervroegde verschijning.
Mot het oog op tien a.s. Koninginnedag zal
no. 320 van „De Soldatencourant" een dag
vroeger dan gewoonlijk verschijnen. Na no," 319
wordt no. 320 dus reeds den volgenden dag ver
zonden. Daarna volgt weer de gewone orde.
Gsen audiëntie.
Blijkens bericht in de „Staatscourant1"
wordt Donderdag a.s. door den Minister vaa
Oorlog geen audiëntie verleend.
II.
Hoofdexpeditiekantoor.
De Opperbevelhebber van. Land- en Zee
macht of- de door hem aan te wijzen offi-
cjer, geeft de plaats aan, waar het Hoofd-
expeditiekantoor zal zijn gevestigd. In den
regel is dit in de standplaats van het
Algemeen Hoofdkwartier. Op 10 Augustus
1914 werd het tegenwoordige hoofd-expe-
ditiekantoor te 's-Gravenhage gevestigd.
Aanvankelijk- werd met hét beheer daarvan
belast een commies, bijgestaan door een
paar beambten, doch toen door de verkre
gen meerdere routine vereenvoudiging
mogelijk bleek, werd de Directeur van het
Veldpostkantoor bij do Ie Divisie tevens
belast met de waarneming van het Hoofd-
expoditiekantoor. Dit kon te gemakkelijker,
wijl tot dusver deze divisie op haar vaste
standplaats te 's-Gravenhage bleef.
De taak van het Hoofdexpeditiekantoor
is echter In den loop dfer tijden belangrijk
verzv/aard. Wekelijks worden daar thans
van alle militaire bureaux te 's-Gravenhagè
duizenden dienststukken ter post bezorgd,
die uitsluitend vermelden de militaire
indeeling, zonder plaats van bestemming,
daar de vermelding daarvan ter wille van
het geheim der dislocatie niet geoorloofd is.
Ook komt het tailooze malen voor, dat door
particulieren groote partijen circulaires,
prijscouranten enz. bestemd voor officieren,
aan dit kantoor van adres moeten worden
voorzien. Alleen het Hoofdexpeditiekantoor
is bekend met de volledige dislocatie en
de Directeur in het bezit van een bijge
houden opgave omtrent het verblijf van allo
officieren tot het Nederlandsche leger be
boerende. Moet volgens het voorschrift de
'"Directeur van het Hoofdexpeditiekantoor
door den Inspecteur der Veldpost inge
licht worden omtrent de legering enz. van
alle troepen, in do. praktijk is gebleken dat
deze wijze van inlichten te veel tijd vordert
en daarom ontvangt deze Directeur thans
rechtstreeks door de zorg van het algemeen
Hoofdkwartier de gewijzigde dislocatie-op
gaven.
Nog een belangrijke taak'en zeker niet
altijd de aangenaamste, is het terecht bren
gen van poststukken van onduidelijke of
blijkbaar onjuiste adressen voorzien. Alle
kantoren, dus zoowel de gewone postkan
toren als de Veldpostkantoren, moeten de
voor militairen bestemde correspondentie,
die zij niet kunnen uitreiken en niet aan
den afzender kunnen terugzenden om nader
adres, aan het Hoofdexpeditiekantoor -doen
toekomen. Zij worden daar nog eens aan
een nauwkeurig onderzoek onderworpen,
inet dikwijls hoogst verrassend resultaat.
Ten slotte zij nog vermeld, dat het Hoofd-
108ste week.
Van 21 tot 28 Augustus.
21 Aug. Het offensief aan het Saloniki-
front wordt krachtig door de
Bulgaren ingezet. Zij bezetten
Demir Hissar en den linkeroever
van de Stroema tussehen Boefc-
körva en het Tajinosmeer.
22 HA offensief van de Franschen
en EngelscÜen aan het Somtne-
front wordt weer met verdubbel-
do kracht voortgezet.
De eerste contingenten Itali-
aansche troepen zijn te Saloniki
geland, waar ook Russische troe
pen zijn aangekomen.
Asquith weigert in het Lager
huis op een desbetreffende vraag
van den radicalen afgevaardigde
Ponsonby de belofte af te leggen
om bij eventueel tijdens het reces
aan te knoopen onderhandelin
gen tot staking der vijandelijk
heden het parlement bijeen te
roepen om daarover te beraad
slagen,
Liebknecht is door het „Ober-
kriegsgerichfc" veroordeeld tot
vier jaar en een maand tucht
huisstraf, verwijdering uit het
leger en zes jaar eerverlies.
33 De handelsduikboot „Deutsch-
land" is uit Amerika behouden
Een Duitsch luchtschip werpt
bommen op de Engels oho oost
kust.
la het Hengaarsohg Huia yan
Afgevaardigden weigeren de ver
tegenwoordigers der oppositie
verder met de regeering samen te
werken en leggen zij hun taak
van vertrouwensmannen hunner
fractie neer.
öp heb front ThiepvalSomme'
heeft- een Engelsch-Fransche aan
val plaats, waarbij de geallieer
den het dorp Maurepas veroveren.
Opnieuw wordt de Engelsclie
oostkust door Duitsche lucht
schepen bestookt.
Engelsche vliegers doen een wel
geslaagden raid tegen de Duit
sche luchtschepenloodsen te Na
men.
Italië verklaart Duitscbland den
oorlogde staat van oorlog treedt
in 28 Aug. te .1.2 uur 's'middags-.
Roemenië verklaart- O.-H: den
oorlog.
Vrij naar hei Engclsch.
(Slot.)
De jongen verdween en de zweep klapte
boven do manen van den pony, die den stoffigen
landweg opsapte. Grim, links naast het meisje
gezeten, sloeg een steelsehen blik op haar en...
droomde. Zij maar. dat wist Grim niet
droomde eveneens. De rit vorderde in alle stilte.
Ais er gesproken werd, was het over alledaag-
sohe dingen, die echter dienen moesten om die
pere gedachten te verbergen.
„Het iS 'n lief dier",zei het meisje nu.
..Vind u niet?"
„Wie?" vroeg Grim, en bij zichzelf dacht hij:
„het lieve dier. ben iiü'i
expeditiekantoor zijn tusschenkomst ook
verleent, om telegrammen voor militairen
terecht te brengen. Het ontvangt die onbe
stelbare telegrammen van het telegraafkan
toor te 's-Gravenhage en tracht ze alsnog
per post of per draad hunne bestemming
te doen bereiken. Gelukt dit, dan wordt
mede het zooeven genoemd telegraafkantoor
ingelicht, slaagt zulks niet, dan worden de
bedoelde telegrammen verder op de voor
onbestelbare stukken voorgeschreven wijze
behandeld.
In een van de eerste maanden der mobi
lisatie mocht het Hoofd-expedifciekantoor
een bezoek ontvangen van H. M. de
Koningin, die zich volledig liet inlichten
omtrent den dienst der Veldpost, nadat d9
beide directeuren door den heer Directeur-
Generaal der Posterijen en Telegrafie aan
H. M. waren voorgesteld.
Expeditiekantoren.
De plaatsen, waar expeditiekantoren zul
len worden gevestigd, worden bepaald door
den Inspecteur der Velcipost, die verplicht
is elke vestiging c.q. verplaatsing dier kan
toren onverwijld ter kennis te brengen van
den heer Directeur-Generaal der Posterijen
en Telegrafie. Een expeditiekantoor Tfordt
in werking gesteld ten behoeve van een of
meer veldpost-kantoren. Het werkt als een
centraal kantoor, waar alles ontvangen
wordt voor een bepaalde groep van veld
postkantoren, welke uitsluitend van het
expeditiekantoor kunnen ontvangen.
Tot dusverre zijn er 3 dergelijke kanto
ren opgericht, t.w. een voor het mobiele
veldleger, een in de stelling van het Holl.
diep en Volkerak en een in de Nieuwe-
Holl. Waterlinie. Het ligt voor de hand
dat bij werkeiijken oorlogstoestand het
aantal dezer verzamelkantoron beduidend
zal zijn te vermeerderen.
Aan het hoofd van elk expeditie-kantoor
staat een Directeur, die al naar gelang de
behoefte van het verkeer, door postbeamb
ten van lageren rang wordt bijgestaan. Een
goede verbinding in stand te hooiden van
het expeditiekantoor met de daaronder
ressorteerende veldpostkantoren is een eerste
vereischte en in gevai van herhaalde troe
pen-verplaatsingen een veel zorg eischende
maatregel.
Wordt vervolgd.)
Men meldt ons:
De Kon. Ned. Vereen. „Onze Vloot" heeft
Zaterdag op het landgoed „Oud-N aard en" in
het Gooi een Landdag gehouden. Deze ging uit
van de afdeeling der vereeniging „Het Gooi"
en stond onder leiding van den voorzitter dier
afdeeling, jhr. Wicheré.gep. kolonel der Marine
en dus oud-zeeman. De Landdag is hijzonder
goed geslaagd.
's Morgens woei er een storm en de Tegen
plaste op trein en tram, maar van af het
oogenblik, dat men den voet op Oud-Naar-
densch grondgebied zette, joeg de wind de
lucht schoon, en het woei juist genoeg tussehen
de hoornen, om er do open-luclit-stemming in
te houden. Later begon de zon telkens de
wonderlijkste figuren, afwisselend in lioht en
donker, to teekenen over de zee, die juist on
deugend genoeg roerde, om ons maar niet zoo
kleineerend te doen denken over onzen binnen-
landsclien zoutwater-plas.
Wat later dan hij verwacht" was. verscheen
Z K. H. Prins Hendrik; hij was bruin gebrand
van. zijn Zwitsersche reis, en had z'n tax-hondje
meegebracht, om van zijn kant toch ook vooral
te toonen, dat hij alle hoofsche statigheid had
thuis gelaten. Hij gaf links en rechts handjes,
en waren geen plechtige uniformen, en zelfs
oud-admiraals, en ex-schouten-bij-nacht be
groetten hem óh-officieelook de burger-ken
nissen kregen al evengoed een prinselijk aan-
spraakje als de autoriteiten incognito.
Intussehen blies .de marine-kapel, die uit
Nieuwediep hierheen was ontboden, zoowel
onze volksliederen als de on-statigste' muziek
nummers.
En nu maakte men een gemoedelijken kring
om de tent, waarin men den Prins verzocht
had te gaan zitten, en do Gooische padvinders
.Wie? Wel, Cupido. Wie ter wereld anders?"
„Cupido?"
„Ja, Cupido. Do pony, meen ik".
.,0... O,"ja. En het is 'n mooi dier", beaamde
Grim. „Ik vind die kleur zoo mooi, hoe is
hij zoo geel?"-
„Geel? O, u bedoelt die saffraankleur. Het
staat hem' goed. Hij lijkt op het paard uit
Artagnan!"
„Ja; ik hóud van 'Artagnan".
„En ik!"
„Dat verwondert me. Ik dacht dat u dat
soort boek zoudt verfoeien".
„I!:? Waarom?"
,.0, ik weet niet. Misschien omdat u ge
ëmancipeerd bent-, U moet weten, ik heb mij
nooit, in zulke, kringen bewogen ik heb
altijd een zekeren afkeer gevoeld voor ge-
emnncipeerde meisjes".
Zij lachte.
„Dus u rangschikt me onder de geëmanei-
peerdenDat is niet juist. Maar veronder
steld, dat het wel zoo was. dan zoudt u een
afkeer voor mij voelen? Wek ik zooveel anti
pathie op
Hij schrikte, voelde zich in de klem en zocht
naar" een reddend antwoord.
„Neen", bracht bij uit. „Voor u voel ik
geen huivering, geen vrees. U heeft juist iets.
dat prikkelt, dat weldadig aandoet. Maar.,."
Hij aarzelde, streed met, zichzelf, doch eindig
de me fc het onwilekeurig te zeggen... „ik vrees
voor iets anders..."
„En dat is?"
..Ik vrees. dat... ik heb dezen middag 700
onuitsprekelijk genoten bij de kennismaking...
ik vrees, dat ik 11 nooit terug zal zien."
„Nooit?" Zij sprak vlug, en haar adem
kwam snel en vreemd. Ook zij vielde zich ge
drongen te zeggen wat zij meende ongezegd ie
zullen laten. ..Maar, als u mij ver
langt weer te zien..." En plotseling brak
zij af, als verschrikt over de consequentie, en
zij liet er vragend op volgen„Uw stand
plaats is hier ,in deze omgeving?"
„■Voor eenigen tijd, naar ik denk, En nu?"
In zjjn etejn klonk, dg hoop,.
behoefden zich niet in te spannen, om do
quadratuur van don cirkel te berekenen, want
üo voorzitter der Gooisohe afdeeling was al
naar het midden gestapt, om met enkele woor
den het welkom uit to sprekenhij zette in
korte woorden tegelijk het doel van „Onze
Vloot" uiteen, belangstelling wekken bij
ons volk voor onze marine, liefde kweeken voor
onze zeemacht, en leden winnen, tienmaal zoo
veel als de tienduizend leden, die „Onze Vloot"
in de eerste tien jaren van haar bestaan nog
pas teltl
Als de redenaars, welke ons verder zouden
warm maken voor het vaderlandscho vloot-
motief, waren aangekondigd prof. Blok en de
luit. t. zee Waller. Eerst do Leidsche hoog
leeraar, vervolgens de zee-officier plaatsten
zich in den kring aan den heuvelvoot. En
beiden behandelden hetzelfde onderwerponze
voorouders en de zee. Dooh beidon leverden
uiteenloopendo beschouwingen, want de ge
schiedkundige professor meende, dat het goed
was aan do hand van de historische studies dei-
laatste halve eeuw om de reputatie onzer
drieste voorouders, de Geuzen, niet hooger
aan te slaan" dan noodig was; terwijl, hoewel
niet in oppositie daarmede door den geest-
driftigen zee-officier het prachtige vrome ka
rakter onzer zeevarende ontdekking-reizende
voorouders aarf het verslappende liedendaagsche
nageslacht ten voorbeeld werd gesteld. En zoo
was dit wei eigenaardig, deze twee sprekers,
de eene een warme marine-vriend, dank zij
zijé geschiedkundige studies, de ander een
overtuigd marine-man, dank zij zijn vocatie,
beiden bp hun eigen wijze uit het verleden te
zien putten, om een toepassing te zoeken voor
het heden.
Eerst was daar professor Blok, die niet
schroomde een lans te breken over onze zee
varende zeventiende-eeuwers maar tevens
den nadruk legde op de omstandigheid, dat
men bij dergelijke beschouwingen in het oog
dient te houden, dat de ware vaderlandsliefde
niet bestaat in het onoordeelkundige loven van
onze voorvaderen, doch wel in het onbevooroor-
oordeeld nagaan der werkelijkheid. Doet men
dit, dan klage men niet steen en been over het
veel minder schitterende van het tegenwoordige
'Nederlandsche zeewezen; doch men moet too
nen oog te hebben voor de wijze, waarop onze
marine thans haar bescheiden taak weet te
vervullen van rivier- en kustbewaking, de kust
verdediging ook in onze Oost, de handhaving
der orde ter zee en te land in onze koloniën, en
de handhaving der eer van onze vlag, waar die
bedreigd of aangerand wordt.
En aldus de slotwoorden van professor Blok
..Tuurt u toch niet blind op een schoon ver
leden en maakt u geen onvervulbare illusies
over het leveren van groote zeeslagen in het
tegenwoordige. Eerder hebt gij u tevreden te
stellen met het bruikbare in onzen tijd en onder
onze omstandigheden. Het veftëcleh gebruik©
men slechts om zich te richten op het voorbeeld
der voorvaderen en leering te trékken uit bun
ondervinding".
En deze raad ten slotte van dezen historicus
Ziehier het nut der historische studie ook
op het gebied van ons zeewezen. Want- aldus
is de ware vaderlandsliefde, kracht te put
ten uit het verleden, en onbevangen to staan
tegenover het tegenwoordige.
De woorden van den practischen zeeman, den
mnrine-officicr luitenant G. A. Waller, brach
ten wel een geheel ander geluid. Men had ge
dacht, wellicht een schets te zullen krijgen
van het beeld van onze tegenwoordige marine,
van het zeemansleven op onze vloot, hier te
lande en in onze Koloniën. En misschien had
men dit ook wel verlangd, toen de zee-offifcier
zijn saluut had gebracht aan den Prins en in 't
midden van den kring was getreden, vanwaar
hij juist even uitzicht had op het vierkante
stukje van onze binnenzee, die daar roerig
lag onder den driesten wind.
Doch deze redenaar verkoos zijn toespraak
over „Vaderlandsliefde" uit diepere argumen
ten te putten, en zijn stelling, waarmede hij
dadelijk debuteerde, klonk aldus; „Hét is een
feit, dat zoolang het Nederlandsche volk niet
volmondig zijn toestemming geeft aan een her
vorming der marine, en niet als natie den
wensch koestert, dat de weermiddelen onzer
marine, in verband met de omstandigheden,
de volmaaktheid zoo nabij mogelijk moet komen,
zoolang zal onze marine deze volmaaktheid
nooit bereiken."
Daar was weer de geschiedenis van onze zee
varende voorouders, die hem ten bewijze moest
dienen, om aan te toonen, hoe geheel anders
het nationale volksbewustzijn zich in vroegere
eeuwen geuit had. Immers, onze vloot was in de
dagen van Tromp en De Ituyter nagenoeg alles
vcor Holland! Mochten wij die grootheid van
vroeger dagen ook voor deze tijden terug wen-
scben, daartoe slechts kon een bestudeering van
„O, ilc ben zoo goed als klaar. Wij hebben
nog huur aan de cottage voor de rest van
het jaar. Vader komt vandaag en gaat-
Maandag weer heen."
„En u gaat ook Maandag weg?"
„Ja, maar niet met hem. Ik ga, zooals ik
11 zeide, naar Devon, naar Ivybridge. Het is
hier een heel eind vandaan!"
„Een heel eind". In Grim's stem klonk, »n
split van al zijn moeite, duidelijk teleur
stelling.
•„Eischt uw werk 11 altijd hier?" vroeg zij
hem. met. een plotselingen blik.
„Feitelijk ja. Het is mijn district, of wel
het district van mijn chef. Maar ik zie hem
bijna nooit. Het komt me voor, dat hij mrj
hier wil begraven."
„Het schijnt soo."
Weer was er een lange tijd van stilte,
„Dan zal het „vaarwel" moeten zijn",
merkte Grim ten laatste op.
„Ik... ilc denk het ook." Cupido kreeg zon
der eenige noodzaak een tikje met de zweep,
hij versnelde zijn tred.
„En als men war meer optimist aangelegd
was, zou men kunnen zeggenmisschien tot
weerziens!"
„Het klinkt ontegenzeggelijk altijd aange
namer", zei het meisje met een vreemd lachje.
..Nu dan, dan willen we zeggen tot
wéerziens", zei Grim, moed krijgend, en
zag zijn reisgezellin in het gezicht. „Men
weet nooit, hoe het geluk dient."
„Het ongeluk?"
..Dat zri ik niet' Nu was het de beurt van
het meisjo om hem aan te, zien.
„Het zou een beetje onvriendelijk zijn om
zoo te redeneeren," antwoordde Grim vlug.
..Maar..." en hij hield plotseling op, en deed
de vraag, die hem al twee uur lang op de tong
gelegen nad en die hij telkens met had dur
ven doen... ;,Mn$r u hebt mij nog niet ge
zegd... uw na«m?..."
Een scherp gefluit, dat uit de diept© scheen
te komen, voorkwam alle verder antwoord.
„O. hot is uw trein... L' zult hem nog mis-
fleiL Eu hqmt er yoorloopig geen mooxl
het llollandsche karakter, zooala het voorhoen
zich toonde en zooals het in liet heden gewor
den is, ons den weg wijzen. Dit volks-karakter
onderging echter een wijziging, dank zij ver
schillende schadelyko invloeden; en ziet daarl
riep spreker onzo nationalo vijand^ waar
tegen wij ten strijde moeten trekken, bijaldien
wij Holland» roem wenachen te zien weder-
kecren. Want al is het een schaamtevolle erken
ning, in do laatste tweo, drie eeuwen i» ons
volk niet vooruit, eerder achteruit gegaan.
De zooveel grooter productieve kracht, welke
deze spreker bij onze voorouders meende aan
wezig to zijn, vormde in zijn oogen het groote
onderscheid tussehen tóén en nü. En niet
slechts doelde hij op deze productieve kracht in
materieelen zin, ook in othischen zin, want
vooratanders van godsdienstige, kunstzinnige en
denkers-productiviteit haalde hij in zijn essay
aan,.
„Leeft de echt Hollandsche geest, zooals wij
die leeren kennen uit oude geschriften, nog
onder ons?" Btelde hij als vraag. En in alge-
meencn z;n, daargelaten enkele gunstige uit
zonderingen, beantwoordde hij deze vraag in
ontkennen den zin. Vroeger was in Holland de
Hollandsche natuur heerschende, terwijl
deze tegenwoordig dikwijls tevergeefs te vin
den is.
Aldus trachtte hij deze gedachte te belicha
men: „Een land, dat den waren nationalen
geest verwaarloost, zal het goddelijk recht mis
sen, het zwaard te mogen 'voeren, en als gevolg
hiervan zal het nooit meer de volmaaktheid
kunnen bereiken, wat betreft zijn weermidde
len, omdat de noodzakelijkheid eener weer
macht voor velen twijfelachtig is geworden".
Volgens spreker vinden de nieuwe ideeën hun
uiting in vredespaleizen, in reglementen van
internationaal recht en in de belichaming van
den materieëlcn wensch„In Godsnaam behou
den wat ge hebt".
Eerder i6 het de geestelijke nalatenschap on
zer voorouders, welke ons kostbaar moet zijn.
Want het is uit de geschiedenis van ons land
en volk. dat wij de ervaring putten, dat de
vaderlnndsche natuur, waar zij zich deed gel
den, de. mensehheid innerlijk heeft vooruitge-
bracht.
Aldus formuleerde hij deze gedachte: „Het
leven van een volk wordt bepaald door de heer-
schende ideeën, die op hun beurt slechts uitin
gen zijn der menschelijke natuur; daarom rust
op ons de plicht, deze natuur in stand te hou
den. En dezen plicht kan men niet anders op
vatten dan door onze natuur, niettegenstaande
de tegenwerking van andersdenkenden te laten
heerschen, dus door de leidersplaatsen te
bezetten."
„Doet gij dit niet" zoo besluit luitenant
Waller „dan zal ook deze voornaamste Hol
landsche erfenis in de verstikkende atmosfeer
van schijn en leugen verloren gaan."
Aldus ongeveer werd daar gesproken op de
zen landelijken Vlootdag: voorgeslacht en
nageslacht, de roem van vroeger als voorbeeld
voor hedenEn intusschen was daarginds tus
sehen de Gooische boomen juist voldoende van
de zee te zien, om ons in herinnering te bren
gen wat de zee in onze geschiedonis te bcteeke-
nen heeft gehad, en, luisterende naar de rede
voeringen op dezen propaganda-dag voor onze
vloot, om ons in herinnering te brengen wat
de zee ook in de toekomst voor ons zal blijven
bettekenen.
De zeo van ons vaderland en de vader-
landsehe vloot!
Daarom stelde do voorzitter van de Gooische
afdeeling, kolonel Jhr. Wichers, voor aan H.
M. de Koningin een telegram te zenden, welks
inhoud als volgt luidde:
„Velen uwer getrouwe onderdanen, leden der
Kon. Nederl. Verg. „Onze Vloot", bijeengeko
men 'in het Gooi en eensgezind bezield met het
voornemen om al hetgeen hun mogelijk is te
doen voor het spoedig verkrijgon van een
krachtige vloot, ter verdediging van ons dier
baar vaderland en zijn koloniën, verzoeken
Uwer Majesteit hunne betuiging van diepge-
voelden eerbied te willen aanvaarden".
Verder werd nog aan den Minister van Marine
't volgende telegram geseind:
„De leden der Koninklijke Nederlandsche
Vereeniging „Onze Vloot" in grootcn getale
bijeengekomen om te getuigen van hunne in
stemming met het doel onzer Vereeniging en
van hun voornemen om volle kracht recht
daarop aan te stevenen, betuigen u als oprich
ter en eere-voorzitter hunne dankbaarheid en
hulde."
Deze telegrammen vormden een gepast be
sluit van dezen Gooischen Vlootdag!
in uren niet."
Het meisje zette Cupido tot spoed aan; het
dier vloog de helling af.
„Luister eens," sprak zij eenigszins ge
jaagd; „wij moeten elkander hier vaarwel
zeggen ik bedoel, tot weerziens. Mijn vader
hij is een lieve man, maar wat ouderwetsch
ik stop bij het plaatskaartenbureau op den
hoek begrijpt u?..."
„Ik begrijp..."
Heb rijtuigje was weldra op het afgesproken
punt. Grim sprong er uit, opende de deur
voor zijn vriendelijke geleidster, stak haar de
hand toe en drukte die, cn op hetzelfde
oogenblik stoomde do trein binnen. Hot
meisje trok schielijk haar hand terug.
„Vlug, vlug! Mijn vader! Vlug! Goeden
dag!"
„Tot ziens 1
En Grim, met een bezwaard hart. maakte
ijlings voort.maar in 't zelfde oogenblik vloog
hem de gedachte door heb hoofd, dat zij hem
haar naam nog niet gezegd had. Hij aarzelde,
keerde nog even om, maar herinnerde zich
zijn belofte en spoedde zich weer naar het per
ron. Hij stapte de regeering behandel: in
specteurs nog al netjes op den eenigen eer-
ste-klas waggon toe. Het pórtier werd geopend
en een heer met grijzeir baard en knevel en
van eenigszins streng uiterlijk stapte uit.
„Mijnheer Grim!"
„Mijnheer Francis!"
„Ik moest u juist hebben! Hebt u mijn tele
gram ontvangen
„Telegram? Neen. U moet weten, mijnheer,
ik ben den heelen dag uit geweest, op inspec
tie van post Port Miriam."
Zijn chef knikte en zei toen.
„Het is een leelijk geval. Hoeveel tijd hebt
u nog? Goed. twee, drie minuten, laten we
zeggen. Luister. U moet terug naar Bodmin,
inpakken, vanavond nog vertrekken. Er is een
tekort in kas een ernstig geval. De afdee
ling voor Onderzoek is ran St. Martin's -le
Grand overgekomen, u moet hen helpen zoo
veel u kunt. En,., maar .excuseer me één
seconde l'-4
iie toestand in den reuzenstrijd.
Er is verwacht en toch nog verrassend
nieuwsRoemenië hooft den oorlog ver
klaard aan Oostenrijk -Hongarije. TT*», ge
beuzel in dien Balkanstaat is dus uit. Hij
hoeft thans openlijk partij gekozen tegen
de centralenVoor dezo iaateten moet dat
wel een tegenslag zijn. Roemenie met zijn
nog versche Jegorkraoht-.1 ia een niet te
versmaden medestander voor do Entente-
ra ogend lied en, maar bovendien zullen
Uuitechland en Oostenrijk het missen als
een hunner nog weinige voorraadsschuren
voor granen. Niet minder dan dc centralcn
zelf zullen hun bondgenooten, do Turken en
de Bulgaren vooral, Jiefr meedoen der Roe-
meniërs bejammerenvoor de Bulgaren, die
niot zooveel hulp racer kunnen verwachten
van Duitechers en Oostenrijkere, wordt de
strijd tegen de van Saloniki oprukkende
vijanden wel zeer verzwaard, nu zij zich ook
aan Roemeensche zijde moeten dekken.
Doch vooral Oostenrijk-Hongarije heeffc
weer een nieuwen vijand. Een, dio niet
alleen op zich zelf ia te vriezen, maar ook
door den steun, dien het Rusland geeft.
Russische troepen kunnen thans oprukken
door Roemenië heen naar Bulgarije, maar
ook naar Hongarije. Welke uitwerking deze
nieuwe oorlogsverklaring zal hebben, is nog
niet te zeggen voorloopig. Men kan wol
allerlei veronderstellingen maken, doch
dat deed men ook, toen in Mei 1915 Italië
aan Oostenrijk den oorlog verklaarde en de
toestand veranderde er toch betrekkelijk
weinig door. Wij gelooven echter, dat Roo-
menië's toetreden van grooter, directer be
lang zal zijn voor den oorlog en zijn beslis
sing; de kansen der centralen om te over
winnen, verminderen.
En er is nu nóg een oorlogsverklaring.
Italië heeft; Duitscbland den krijg ver
klaard. Al waren de diplomatieke betrekkin
gen sedert den zomer van 't vorige jaar afge
broken, iu oorlog wareu deze beide landen
niet. Zal thans de proclamatie van den oor
logstoestand eenige verandering brongen
Niet. veel, dunkt ens. Dc Duitechers in
Italië, de Italianen in Duitschland zullen
wat vijandiger 'worden aangezien, wat har-
dor behandeldItalië kan de Duiteche han
delsschepen, die nog in zijn havens liggdh,
in beslag nemen, maar verdere uitwerking
zal deze oorlogsverklaring wel niet hebben,
'fc Is nu geoorloofd, dat Duitschland zijn.
bondgenoot. Oostenrijk hulp zendt aan het
Italiaansche front, maar 'fc is de vraag, of
daar veel van komt, of hefc daarvoor troe
pen kan missen. Evenmin gelooven we vast,
dat er Italianen zuilen meevechten aan de
Somme of bij Verdun; eerder zal men ze
zien in den Balkan. Doch al te veel troepen-
zal Itabë aan eigen grens niet hebben te
missenhet komt bij Görz maar weinig
vooruit. Van grootte artillerie-bedrijvigheid
spreken de laatste telegrammen, niet van
vorderingen. En aan do grens van Tirol, in
Trentino, is hot niet andereop tal van
plaateen artillerie-, bom- en geweervuur,
maar geen infanterie-aanvallen. De toestand
verandert er weinig of niets.
Terwijl ook aan het Oosterfronfc nog
altijd de toestand zich weinig wijzigt,
komt dit inderdaad door de leiding van
Hindenburg? weten de Engelschen en
Franschc-n van eenige vorderingen aan het
Westerfronfc melding te maken. Vorderin-
Sen, die de Duitsciters zelf toegeven en die
us zeker niet zonder belang zijn. In do
eerste plaats is thans Maurepas geheel in
het bezit der J^anschen. Om dit dorp,
niet groot, met maar een 1500 inwoners,
is -lang en verwoed gestreden en hefc is bij
stukken en brokken veroverd op de Duit-
schers. Een succes is het dus wel voor de
Franschen, al wordt ook de Somme-Iinie cr
weinig door gewijzigd.
Want van een doorbraak van hefc Duit
sche front is nog steeds geen sprake. Niet
door de Franschen, niet. door de Engel-
De chef wenkte in de richting van iemand,
die Grim niet kon zien.
„Hela! Helène! Waarom kom je ons geen
goeden dag zeggen Dit is mijnheer Grim
een van mijn ambtenaren hij is aan 't werk
geweest in Cornwall".
Grim draaide zic.h vlug om en,., bleef aan
de plek genageld staan. Een meisjo in witten
mantel en met blauwe bonne: naderde den
ouden heer en stak hem de lippen toe. Zijn
chef kuste haar. Grim had do grootst moge
lijke moeite om niet in luid lachen los to
barsten. Zijn lippen trokken zenuwachtig, zijn
heelo gelaat was in werking. Hij zag óp tót
zijn weldoenster; zij was onherkenbaar era-
stig...
..Zeer aangenaam.'" zeido zij. En daarop!
„En bevalt het 11 in Cornwall?"
„O, buitengewoon," antwoordde Grim zon
der een seconde te aarzelen. „Het schijnt mij
het eenige land waar het de moeite waard i3
te leven!"
Zij glimlachte en keek haar vader aan. Grim
zegende in stilte zijn lot, dat hem juist bij
dezen trein deze ontmoeting had beschikt.
„Nu. dat is misschien een eenigszins te
persoonlijke indruk," antwoordde zij. Corn
wall is natuurlijk wel aardig, maar Devon is,
dunkt mij, nog wed zoo goed!"
„Wel zoo!" merkte Grim op een eenigszins
somberen toon op. „Devon, zóó, maar ik
ken het nietl"
„O, maar u zult het leeren kennen", riel
zijn chef in. ,,U gaat daar nn maar heen. En
uw standplaats ik yerga-t u dit nog te zeg
gen is Ivybridge. U zult daar minstens een
maand noodig hebben."
Grim zag juffrouw Francis aan, en juffrouw
Francis zag Grim aan en wat er in hun. blik
lag begrepen zij alleenOp dit oogenblik werd
af gescheld, de locomotief floot. Èn juffrouw
Francis zei:
„Wat typisch! Wat interessant! Ik-zelf ga
ook naar Ivybridge, aanstaanden Maandag!
Misschien zullen wij er elkander wed ontmoe
ten ?l..."-
e B!