No. 319. Woensdag 30 Augustus 1010 Orgaan v©jr Leger en Vloot. Oorlogsnieuws. DE VELDPOST, Ons Oorlogsdagboek. ï>s Oase, Gooische Vlootdag. DERDE JAARGANG. DE SOLDATENCOURANT REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, AMSTERDAM. UIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS 8 CENT. ABONNEMENT BIJ VOORUIT BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.50 P.KWARTAAL Voor AdvertèatiGn wende uier. tot onze Administratie, Pa)eslrinaatraat 10 Amsterdam. Prjj» der Advertentiën j.'.-r rog«l IK) cent. Ingc/omlen deelingea op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief. Bij abonnement reductie. Roemebië heeft aan Oortenr ij k-Hongarije fle.n oorlog verklaard; het wil na lang aar- stelen eindelijk meedoen aam de zijde der Entente, van Rusland vooral. Naar aanlei ding dier oorlogsverklaring geven we hier een Mij zonder, kaartje, waarop een deel van Roemenië en de aangrenzende landen staan afgebeeld. Men ziet er op de verhouding van Roemenië tot Bulgarije, tot Servië, tot Hongarije. Roemenië grenst in 't noorden behalve aan Hongarije en het Rijkslamd - waar zoovele Roemeniërs wonen, aan de Russische provincie Bess- arabië, waarvan Roemenië blijkbaar ook een stuk hoopt' te ontvangen. Men ziet uit dit kaartje, dat Roemenië naar verschillende zijden de oentralen en liun boudgenootcn kan aanvallen. Waar het zijn troepen het eers.t zal heenzenden, moeten we afwachten, waarschijnlijk naar Bulgarije om de geal lieerden bij Saloniki te helpen. Vervroegde verschijning. Mot het oog op tien a.s. Koninginnedag zal no. 320 van „De Soldatencourant" een dag vroeger dan gewoonlijk verschijnen. Na no," 319 wordt no. 320 dus reeds den volgenden dag ver zonden. Daarna volgt weer de gewone orde. Gsen audiëntie. Blijkens bericht in de „Staatscourant1" wordt Donderdag a.s. door den Minister vaa Oorlog geen audiëntie verleend. II. Hoofdexpeditiekantoor. De Opperbevelhebber van. Land- en Zee macht of- de door hem aan te wijzen offi- cjer, geeft de plaats aan, waar het Hoofd- expeditiekantoor zal zijn gevestigd. In den regel is dit in de standplaats van het Algemeen Hoofdkwartier. Op 10 Augustus 1914 werd het tegenwoordige hoofd-expe- ditiekantoor te 's-Gravenhage gevestigd. Aanvankelijk- werd met hét beheer daarvan belast een commies, bijgestaan door een paar beambten, doch toen door de verkre gen meerdere routine vereenvoudiging mogelijk bleek, werd de Directeur van het Veldpostkantoor bij do Ie Divisie tevens belast met de waarneming van het Hoofd- expoditiekantoor. Dit kon te gemakkelijker, wijl tot dusver deze divisie op haar vaste standplaats te 's-Gravenhage bleef. De taak van het Hoofdexpeditiekantoor is echter In den loop dfer tijden belangrijk verzv/aard. Wekelijks worden daar thans van alle militaire bureaux te 's-Gravenhagè duizenden dienststukken ter post bezorgd, die uitsluitend vermelden de militaire indeeling, zonder plaats van bestemming, daar de vermelding daarvan ter wille van het geheim der dislocatie niet geoorloofd is. Ook komt het tailooze malen voor, dat door particulieren groote partijen circulaires, prijscouranten enz. bestemd voor officieren, aan dit kantoor van adres moeten worden voorzien. Alleen het Hoofdexpeditiekantoor is bekend met de volledige dislocatie en de Directeur in het bezit van een bijge houden opgave omtrent het verblijf van allo officieren tot het Nederlandsche leger be boerende. Moet volgens het voorschrift de '"Directeur van het Hoofdexpeditiekantoor door den Inspecteur der Veldpost inge licht worden omtrent de legering enz. van alle troepen, in do. praktijk is gebleken dat deze wijze van inlichten te veel tijd vordert en daarom ontvangt deze Directeur thans rechtstreeks door de zorg van het algemeen Hoofdkwartier de gewijzigde dislocatie-op gaven. Nog een belangrijke taak'en zeker niet altijd de aangenaamste, is het terecht bren gen van poststukken van onduidelijke of blijkbaar onjuiste adressen voorzien. Alle kantoren, dus zoowel de gewone postkan toren als de Veldpostkantoren, moeten de voor militairen bestemde correspondentie, die zij niet kunnen uitreiken en niet aan den afzender kunnen terugzenden om nader adres, aan het Hoofdexpeditiekantoor -doen toekomen. Zij worden daar nog eens aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen, inet dikwijls hoogst verrassend resultaat. Ten slotte zij nog vermeld, dat het Hoofd- 108ste week. Van 21 tot 28 Augustus. 21 Aug. Het offensief aan het Saloniki- front wordt krachtig door de Bulgaren ingezet. Zij bezetten Demir Hissar en den linkeroever van de Stroema tussehen Boefc- körva en het Tajinosmeer. 22 HA offensief van de Franschen en EngelscÜen aan het Somtne- front wordt weer met verdubbel- do kracht voortgezet. De eerste contingenten Itali- aansche troepen zijn te Saloniki geland, waar ook Russische troe pen zijn aangekomen. Asquith weigert in het Lager huis op een desbetreffende vraag van den radicalen afgevaardigde Ponsonby de belofte af te leggen om bij eventueel tijdens het reces aan te knoopen onderhandelin gen tot staking der vijandelijk heden het parlement bijeen te roepen om daarover te beraad slagen, Liebknecht is door het „Ober- kriegsgerichfc" veroordeeld tot vier jaar en een maand tucht huisstraf, verwijdering uit het leger en zes jaar eerverlies. 33 De handelsduikboot „Deutsch- land" is uit Amerika behouden Een Duitsch luchtschip werpt bommen op de Engels oho oost kust. la het Hengaarsohg Huia yan Afgevaardigden weigeren de ver tegenwoordigers der oppositie verder met de regeering samen te werken en leggen zij hun taak van vertrouwensmannen hunner fractie neer. öp heb front ThiepvalSomme' heeft- een Engelsch-Fransche aan val plaats, waarbij de geallieer den het dorp Maurepas veroveren. Opnieuw wordt de Engelsclie oostkust door Duitsche lucht schepen bestookt. Engelsche vliegers doen een wel geslaagden raid tegen de Duit sche luchtschepenloodsen te Na men. Italië verklaart Duitscbland den oorlogde staat van oorlog treedt in 28 Aug. te .1.2 uur 's'middags-. Roemenië verklaart- O.-H: den oorlog. Vrij naar hei Engclsch. (Slot.) De jongen verdween en de zweep klapte boven do manen van den pony, die den stoffigen landweg opsapte. Grim, links naast het meisje gezeten, sloeg een steelsehen blik op haar en... droomde. Zij maar. dat wist Grim niet droomde eveneens. De rit vorderde in alle stilte. Ais er gesproken werd, was het over alledaag- sohe dingen, die echter dienen moesten om die pere gedachten te verbergen. „Het iS 'n lief dier",zei het meisje nu. ..Vind u niet?" „Wie?" vroeg Grim, en bij zichzelf dacht hij: „het lieve dier. ben iiü'i expeditiekantoor zijn tusschenkomst ook verleent, om telegrammen voor militairen terecht te brengen. Het ontvangt die onbe stelbare telegrammen van het telegraafkan toor te 's-Gravenhage en tracht ze alsnog per post of per draad hunne bestemming te doen bereiken. Gelukt dit, dan wordt mede het zooeven genoemd telegraafkantoor ingelicht, slaagt zulks niet, dan worden de bedoelde telegrammen verder op de voor onbestelbare stukken voorgeschreven wijze behandeld. In een van de eerste maanden der mobi lisatie mocht het Hoofd-expedifciekantoor een bezoek ontvangen van H. M. de Koningin, die zich volledig liet inlichten omtrent den dienst der Veldpost, nadat d9 beide directeuren door den heer Directeur- Generaal der Posterijen en Telegrafie aan H. M. waren voorgesteld. Expeditiekantoren. De plaatsen, waar expeditiekantoren zul len worden gevestigd, worden bepaald door den Inspecteur der Velcipost, die verplicht is elke vestiging c.q. verplaatsing dier kan toren onverwijld ter kennis te brengen van den heer Directeur-Generaal der Posterijen en Telegrafie. Een expeditiekantoor Tfordt in werking gesteld ten behoeve van een of meer veldpost-kantoren. Het werkt als een centraal kantoor, waar alles ontvangen wordt voor een bepaalde groep van veld postkantoren, welke uitsluitend van het expeditiekantoor kunnen ontvangen. Tot dusverre zijn er 3 dergelijke kanto ren opgericht, t.w. een voor het mobiele veldleger, een in de stelling van het Holl. diep en Volkerak en een in de Nieuwe- Holl. Waterlinie. Het ligt voor de hand dat bij werkeiijken oorlogstoestand het aantal dezer verzamelkantoron beduidend zal zijn te vermeerderen. Aan het hoofd van elk expeditie-kantoor staat een Directeur, die al naar gelang de behoefte van het verkeer, door postbeamb ten van lageren rang wordt bijgestaan. Een goede verbinding in stand te hooiden van het expeditiekantoor met de daaronder ressorteerende veldpostkantoren is een eerste vereischte en in gevai van herhaalde troe pen-verplaatsingen een veel zorg eischende maatregel. Wordt vervolgd.) Men meldt ons: De Kon. Ned. Vereen. „Onze Vloot" heeft Zaterdag op het landgoed „Oud-N aard en" in het Gooi een Landdag gehouden. Deze ging uit van de afdeeling der vereeniging „Het Gooi" en stond onder leiding van den voorzitter dier afdeeling, jhr. Wicheré.gep. kolonel der Marine en dus oud-zeeman. De Landdag is hijzonder goed geslaagd. 's Morgens woei er een storm en de Tegen plaste op trein en tram, maar van af het oogenblik, dat men den voet op Oud-Naar- densch grondgebied zette, joeg de wind de lucht schoon, en het woei juist genoeg tussehen de hoornen, om er do open-luclit-stemming in te houden. Later begon de zon telkens de wonderlijkste figuren, afwisselend in lioht en donker, to teekenen over de zee, die juist on deugend genoeg roerde, om ons maar niet zoo kleineerend te doen denken over onzen binnen- landsclien zoutwater-plas. Wat later dan hij verwacht" was. verscheen Z K. H. Prins Hendrik; hij was bruin gebrand van. zijn Zwitsersche reis, en had z'n tax-hondje meegebracht, om van zijn kant toch ook vooral te toonen, dat hij alle hoofsche statigheid had thuis gelaten. Hij gaf links en rechts handjes, en waren geen plechtige uniformen, en zelfs oud-admiraals, en ex-schouten-bij-nacht be groetten hem óh-officieelook de burger-ken nissen kregen al evengoed een prinselijk aan- spraakje als de autoriteiten incognito. Intussehen blies .de marine-kapel, die uit Nieuwediep hierheen was ontboden, zoowel onze volksliederen als de on-statigste' muziek nummers. En nu maakte men een gemoedelijken kring om de tent, waarin men den Prins verzocht had te gaan zitten, en do Gooische padvinders .Wie? Wel, Cupido. Wie ter wereld anders?" „Cupido?" „Ja, Cupido. Do pony, meen ik". .,0... O,"ja. En het is 'n mooi dier", beaamde Grim. „Ik vind die kleur zoo mooi, hoe is hij zoo geel?"- „Geel? O, u bedoelt die saffraankleur. Het staat hem' goed. Hij lijkt op het paard uit Artagnan!" „Ja; ik hóud van 'Artagnan". „En ik!" „Dat verwondert me. Ik dacht dat u dat soort boek zoudt verfoeien". „I!:? Waarom?" ,.0, ik weet niet. Misschien omdat u ge ëmancipeerd bent-, U moet weten, ik heb mij nooit, in zulke, kringen bewogen ik heb altijd een zekeren afkeer gevoeld voor ge- emnncipeerde meisjes". Zij lachte. „Dus u rangschikt me onder de geëmanei- peerdenDat is niet juist. Maar veronder steld, dat het wel zoo was. dan zoudt u een afkeer voor mij voelen? Wek ik zooveel anti pathie op Hij schrikte, voelde zich in de klem en zocht naar" een reddend antwoord. „Neen", bracht bij uit. „Voor u voel ik geen huivering, geen vrees. U heeft juist iets. dat prikkelt, dat weldadig aandoet. Maar.,." Hij aarzelde, streed met, zichzelf, doch eindig de me fc het onwilekeurig te zeggen... „ik vrees voor iets anders..." „En dat is?" ..Ik vrees. dat... ik heb dezen middag 700 onuitsprekelijk genoten bij de kennismaking... ik vrees, dat ik 11 nooit terug zal zien." „Nooit?" Zij sprak vlug, en haar adem kwam snel en vreemd. Ook zij vielde zich ge drongen te zeggen wat zij meende ongezegd ie zullen laten. ..Maar, als u mij ver langt weer te zien..." En plotseling brak zij af, als verschrikt over de consequentie, en zij liet er vragend op volgen„Uw stand plaats is hier ,in deze omgeving?" „■Voor eenigen tijd, naar ik denk, En nu?" In zjjn etejn klonk, dg hoop,. behoefden zich niet in te spannen, om do quadratuur van don cirkel te berekenen, want üo voorzitter der Gooisohe afdeeling was al naar het midden gestapt, om met enkele woor den het welkom uit to sprekenhij zette in korte woorden tegelijk het doel van „Onze Vloot" uiteen, belangstelling wekken bij ons volk voor onze marine, liefde kweeken voor onze zeemacht, en leden winnen, tienmaal zoo veel als de tienduizend leden, die „Onze Vloot" in de eerste tien jaren van haar bestaan nog pas teltl Als de redenaars, welke ons verder zouden warm maken voor het vaderlandscho vloot- motief, waren aangekondigd prof. Blok en de luit. t. zee Waller. Eerst do Leidsche hoog leeraar, vervolgens de zee-officier plaatsten zich in den kring aan den heuvelvoot. En beiden behandelden hetzelfde onderwerponze voorouders en de zee. Dooh beidon leverden uiteenloopendo beschouwingen, want de ge schiedkundige professor meende, dat het goed was aan do hand van de historische studies dei- laatste halve eeuw om de reputatie onzer drieste voorouders, de Geuzen, niet hooger aan te slaan" dan noodig was; terwijl, hoewel niet in oppositie daarmede door den geest- driftigen zee-officier het prachtige vrome ka rakter onzer zeevarende ontdekking-reizende voorouders aarf het verslappende liedendaagsche nageslacht ten voorbeeld werd gesteld. En zoo was dit wei eigenaardig, deze twee sprekers, de eene een warme marine-vriend, dank zij zijé geschiedkundige studies, de ander een overtuigd marine-man, dank zij zijn vocatie, beiden bp hun eigen wijze uit het verleden te zien putten, om een toepassing te zoeken voor het heden. Eerst was daar professor Blok, die niet schroomde een lans te breken over onze zee varende zeventiende-eeuwers maar tevens den nadruk legde op de omstandigheid, dat men bij dergelijke beschouwingen in het oog dient te houden, dat de ware vaderlandsliefde niet bestaat in het onoordeelkundige loven van onze voorvaderen, doch wel in het onbevooroor- oordeeld nagaan der werkelijkheid. Doet men dit, dan klage men niet steen en been over het veel minder schitterende van het tegenwoordige 'Nederlandsche zeewezen; doch men moet too nen oog te hebben voor de wijze, waarop onze marine thans haar bescheiden taak weet te vervullen van rivier- en kustbewaking, de kust verdediging ook in onze Oost, de handhaving der orde ter zee en te land in onze koloniën, en de handhaving der eer van onze vlag, waar die bedreigd of aangerand wordt. En aldus de slotwoorden van professor Blok ..Tuurt u toch niet blind op een schoon ver leden en maakt u geen onvervulbare illusies over het leveren van groote zeeslagen in het tegenwoordige. Eerder hebt gij u tevreden te stellen met het bruikbare in onzen tijd en onder onze omstandigheden. Het veftëcleh gebruik© men slechts om zich te richten op het voorbeeld der voorvaderen en leering te trékken uit bun ondervinding". En deze raad ten slotte van dezen historicus Ziehier het nut der historische studie ook op het gebied van ons zeewezen. Want- aldus is de ware vaderlandsliefde, kracht te put ten uit het verleden, en onbevangen to staan tegenover het tegenwoordige. De woorden van den practischen zeeman, den mnrine-officicr luitenant G. A. Waller, brach ten wel een geheel ander geluid. Men had ge dacht, wellicht een schets te zullen krijgen van het beeld van onze tegenwoordige marine, van het zeemansleven op onze vloot, hier te lande en in onze Koloniën. En misschien had men dit ook wel verlangd, toen de zee-offifcier zijn saluut had gebracht aan den Prins en in 't midden van den kring was getreden, vanwaar hij juist even uitzicht had op het vierkante stukje van onze binnenzee, die daar roerig lag onder den driesten wind. Doch deze redenaar verkoos zijn toespraak over „Vaderlandsliefde" uit diepere argumen ten te putten, en zijn stelling, waarmede hij dadelijk debuteerde, klonk aldus; „Hét is een feit, dat zoolang het Nederlandsche volk niet volmondig zijn toestemming geeft aan een her vorming der marine, en niet als natie den wensch koestert, dat de weermiddelen onzer marine, in verband met de omstandigheden, de volmaaktheid zoo nabij mogelijk moet komen, zoolang zal onze marine deze volmaaktheid nooit bereiken." Daar was weer de geschiedenis van onze zee varende voorouders, die hem ten bewijze moest dienen, om aan te toonen, hoe geheel anders het nationale volksbewustzijn zich in vroegere eeuwen geuit had. Immers, onze vloot was in de dagen van Tromp en De Ituyter nagenoeg alles vcor Holland! Mochten wij die grootheid van vroeger dagen ook voor deze tijden terug wen- scben, daartoe slechts kon een bestudeering van „O, ilc ben zoo goed als klaar. Wij hebben nog huur aan de cottage voor de rest van het jaar. Vader komt vandaag en gaat- Maandag weer heen." „En u gaat ook Maandag weg?" „Ja, maar niet met hem. Ik ga, zooals ik 11 zeide, naar Devon, naar Ivybridge. Het is hier een heel eind vandaan!" „Een heel eind". In Grim's stem klonk, »n split van al zijn moeite, duidelijk teleur stelling. •„Eischt uw werk 11 altijd hier?" vroeg zij hem. met. een plotselingen blik. „Feitelijk ja. Het is mijn district, of wel het district van mijn chef. Maar ik zie hem bijna nooit. Het komt me voor, dat hij mrj hier wil begraven." „Het schijnt soo." Weer was er een lange tijd van stilte, „Dan zal het „vaarwel" moeten zijn", merkte Grim ten laatste op. „Ik... ilc denk het ook." Cupido kreeg zon der eenige noodzaak een tikje met de zweep, hij versnelde zijn tred. „En als men war meer optimist aangelegd was, zou men kunnen zeggenmisschien tot weerziens!" „Het klinkt ontegenzeggelijk altijd aange namer", zei het meisje met een vreemd lachje. ..Nu dan, dan willen we zeggen tot wéerziens", zei Grim, moed krijgend, en zag zijn reisgezellin in het gezicht. „Men weet nooit, hoe het geluk dient." „Het ongeluk?" ..Dat zri ik niet' Nu was het de beurt van het meisjo om hem aan te, zien. „Het zou een beetje onvriendelijk zijn om zoo te redeneeren," antwoordde Grim vlug. ..Maar..." en hij hield plotseling op, en deed de vraag, die hem al twee uur lang op de tong gelegen nad en die hij telkens met had dur ven doen... ;,Mn$r u hebt mij nog niet ge zegd... uw na«m?..." Een scherp gefluit, dat uit de diept© scheen te komen, voorkwam alle verder antwoord. „O. hot is uw trein... L' zult hem nog mis- fleiL Eu hqmt er yoorloopig geen mooxl het llollandsche karakter, zooala het voorhoen zich toonde en zooals het in liet heden gewor den is, ons den weg wijzen. Dit volks-karakter onderging echter een wijziging, dank zij ver schillende schadelyko invloeden; en ziet daarl riep spreker onzo nationalo vijand^ waar tegen wij ten strijde moeten trekken, bijaldien wij Holland» roem wenachen te zien weder- kecren. Want al is het een schaamtevolle erken ning, in do laatste tweo, drie eeuwen i» ons volk niet vooruit, eerder achteruit gegaan. De zooveel grooter productieve kracht, welke deze spreker bij onze voorouders meende aan wezig to zijn, vormde in zijn oogen het groote onderscheid tussehen tóén en nü. En niet slechts doelde hij op deze productieve kracht in materieelen zin, ook in othischen zin, want vooratanders van godsdienstige, kunstzinnige en denkers-productiviteit haalde hij in zijn essay aan,. „Leeft de echt Hollandsche geest, zooals wij die leeren kennen uit oude geschriften, nog onder ons?" Btelde hij als vraag. En in alge- meencn z;n, daargelaten enkele gunstige uit zonderingen, beantwoordde hij deze vraag in ontkennen den zin. Vroeger was in Holland de Hollandsche natuur heerschende, terwijl deze tegenwoordig dikwijls tevergeefs te vin den is. Aldus trachtte hij deze gedachte te belicha men: „Een land, dat den waren nationalen geest verwaarloost, zal het goddelijk recht mis sen, het zwaard te mogen 'voeren, en als gevolg hiervan zal het nooit meer de volmaaktheid kunnen bereiken, wat betreft zijn weermidde len, omdat de noodzakelijkheid eener weer macht voor velen twijfelachtig is geworden". Volgens spreker vinden de nieuwe ideeën hun uiting in vredespaleizen, in reglementen van internationaal recht en in de belichaming van den materieëlcn wensch„In Godsnaam behou den wat ge hebt". Eerder i6 het de geestelijke nalatenschap on zer voorouders, welke ons kostbaar moet zijn. Want het is uit de geschiedenis van ons land en volk. dat wij de ervaring putten, dat de vaderlnndsche natuur, waar zij zich deed gel den, de. mensehheid innerlijk heeft vooruitge- bracht. Aldus formuleerde hij deze gedachte: „Het leven van een volk wordt bepaald door de heer- schende ideeën, die op hun beurt slechts uitin gen zijn der menschelijke natuur; daarom rust op ons de plicht, deze natuur in stand te hou den. En dezen plicht kan men niet anders op vatten dan door onze natuur, niettegenstaande de tegenwerking van andersdenkenden te laten heerschen, dus door de leidersplaatsen te bezetten." „Doet gij dit niet" zoo besluit luitenant Waller „dan zal ook deze voornaamste Hol landsche erfenis in de verstikkende atmosfeer van schijn en leugen verloren gaan." Aldus ongeveer werd daar gesproken op de zen landelijken Vlootdag: voorgeslacht en nageslacht, de roem van vroeger als voorbeeld voor hedenEn intusschen was daarginds tus sehen de Gooische boomen juist voldoende van de zee te zien, om ons in herinnering te bren gen wat de zee in onze geschiedonis te bcteeke- nen heeft gehad, en, luisterende naar de rede voeringen op dezen propaganda-dag voor onze vloot, om ons in herinnering te brengen wat de zee ook in de toekomst voor ons zal blijven bettekenen. De zeo van ons vaderland en de vader- landsehe vloot! Daarom stelde do voorzitter van de Gooische afdeeling, kolonel Jhr. Wichers, voor aan H. M. de Koningin een telegram te zenden, welks inhoud als volgt luidde: „Velen uwer getrouwe onderdanen, leden der Kon. Nederl. Verg. „Onze Vloot", bijeengeko men 'in het Gooi en eensgezind bezield met het voornemen om al hetgeen hun mogelijk is te doen voor het spoedig verkrijgon van een krachtige vloot, ter verdediging van ons dier baar vaderland en zijn koloniën, verzoeken Uwer Majesteit hunne betuiging van diepge- voelden eerbied te willen aanvaarden". Verder werd nog aan den Minister van Marine 't volgende telegram geseind: „De leden der Koninklijke Nederlandsche Vereeniging „Onze Vloot" in grootcn getale bijeengekomen om te getuigen van hunne in stemming met het doel onzer Vereeniging en van hun voornemen om volle kracht recht daarop aan te stevenen, betuigen u als oprich ter en eere-voorzitter hunne dankbaarheid en hulde." Deze telegrammen vormden een gepast be sluit van dezen Gooischen Vlootdag! in uren niet." Het meisje zette Cupido tot spoed aan; het dier vloog de helling af. „Luister eens," sprak zij eenigszins ge jaagd; „wij moeten elkander hier vaarwel zeggen ik bedoel, tot weerziens. Mijn vader hij is een lieve man, maar wat ouderwetsch ik stop bij het plaatskaartenbureau op den hoek begrijpt u?..." „Ik begrijp..." Heb rijtuigje was weldra op het afgesproken punt. Grim sprong er uit, opende de deur voor zijn vriendelijke geleidster, stak haar de hand toe en drukte die, cn op hetzelfde oogenblik stoomde do trein binnen. Hot meisje trok schielijk haar hand terug. „Vlug, vlug! Mijn vader! Vlug! Goeden dag!" „Tot ziens 1 En Grim, met een bezwaard hart. maakte ijlings voort.maar in 't zelfde oogenblik vloog hem de gedachte door heb hoofd, dat zij hem haar naam nog niet gezegd had. Hij aarzelde, keerde nog even om, maar herinnerde zich zijn belofte en spoedde zich weer naar het per ron. Hij stapte de regeering behandel: in specteurs nog al netjes op den eenigen eer- ste-klas waggon toe. Het pórtier werd geopend en een heer met grijzeir baard en knevel en van eenigszins streng uiterlijk stapte uit. „Mijnheer Grim!" „Mijnheer Francis!" „Ik moest u juist hebben! Hebt u mijn tele gram ontvangen „Telegram? Neen. U moet weten, mijnheer, ik ben den heelen dag uit geweest, op inspec tie van post Port Miriam." Zijn chef knikte en zei toen. „Het is een leelijk geval. Hoeveel tijd hebt u nog? Goed. twee, drie minuten, laten we zeggen. Luister. U moet terug naar Bodmin, inpakken, vanavond nog vertrekken. Er is een tekort in kas een ernstig geval. De afdee ling voor Onderzoek is ran St. Martin's -le Grand overgekomen, u moet hen helpen zoo veel u kunt. En,., maar .excuseer me één seconde l'-4 iie toestand in den reuzenstrijd. Er is verwacht en toch nog verrassend nieuwsRoemenië hooft den oorlog ver klaard aan Oostenrijk -Hongarije. TT*», ge beuzel in dien Balkanstaat is dus uit. Hij hoeft thans openlijk partij gekozen tegen de centralenVoor dezo iaateten moet dat wel een tegenslag zijn. Roemenie met zijn nog versche Jegorkraoht-.1 ia een niet te versmaden medestander voor do Entente- ra ogend lied en, maar bovendien zullen Uuitechland en Oostenrijk het missen als een hunner nog weinige voorraadsschuren voor granen. Niet minder dan dc centralcn zelf zullen hun bondgenooten, do Turken en de Bulgaren vooral, Jiefr meedoen der Roe- meniërs bejammerenvoor de Bulgaren, die niot zooveel hulp racer kunnen verwachten van Duitechers en Oostenrijkere, wordt de strijd tegen de van Saloniki oprukkende vijanden wel zeer verzwaard, nu zij zich ook aan Roemeensche zijde moeten dekken. Doch vooral Oostenrijk-Hongarije heeffc weer een nieuwen vijand. Een, dio niet alleen op zich zelf ia te vriezen, maar ook door den steun, dien het Rusland geeft. Russische troepen kunnen thans oprukken door Roemenië heen naar Bulgarije, maar ook naar Hongarije. Welke uitwerking deze nieuwe oorlogsverklaring zal hebben, is nog niet te zeggen voorloopig. Men kan wol allerlei veronderstellingen maken, doch dat deed men ook, toen in Mei 1915 Italië aan Oostenrijk den oorlog verklaarde en de toestand veranderde er toch betrekkelijk weinig door. Wij gelooven echter, dat Roo- menië's toetreden van grooter, directer be lang zal zijn voor den oorlog en zijn beslis sing; de kansen der centralen om te over winnen, verminderen. En er is nu nóg een oorlogsverklaring. Italië heeft; Duitscbland den krijg ver klaard. Al waren de diplomatieke betrekkin gen sedert den zomer van 't vorige jaar afge broken, iu oorlog wareu deze beide landen niet. Zal thans de proclamatie van den oor logstoestand eenige verandering brongen Niet. veel, dunkt ens. Dc Duitechers in Italië, de Italianen in Duitschland zullen wat vijandiger 'worden aangezien, wat har- dor behandeldItalië kan de Duiteche han delsschepen, die nog in zijn havens liggdh, in beslag nemen, maar verdere uitwerking zal deze oorlogsverklaring wel niet hebben, 'fc Is nu geoorloofd, dat Duitschland zijn. bondgenoot. Oostenrijk hulp zendt aan het Italiaansche front, maar 'fc is de vraag, of daar veel van komt, of hefc daarvoor troe pen kan missen. Evenmin gelooven we vast, dat er Italianen zuilen meevechten aan de Somme of bij Verdun; eerder zal men ze zien in den Balkan. Doch al te veel troepen- zal Itabë aan eigen grens niet hebben te missenhet komt bij Görz maar weinig vooruit. Van grootte artillerie-bedrijvigheid spreken de laatste telegrammen, niet van vorderingen. En aan do grens van Tirol, in Trentino, is hot niet andereop tal van plaateen artillerie-, bom- en geweervuur, maar geen infanterie-aanvallen. De toestand verandert er weinig of niets. Terwijl ook aan het Oosterfronfc nog altijd de toestand zich weinig wijzigt, komt dit inderdaad door de leiding van Hindenburg? weten de Engelschen en Franschc-n van eenige vorderingen aan het Westerfronfc melding te maken. Vorderin- Sen, die de Duitsciters zelf toegeven en die us zeker niet zonder belang zijn. In do eerste plaats is thans Maurepas geheel in het bezit der J^anschen. Om dit dorp, niet groot, met maar een 1500 inwoners, is -lang en verwoed gestreden en hefc is bij stukken en brokken veroverd op de Duit- schers. Een succes is het dus wel voor de Franschen, al wordt ook de Somme-Iinie cr weinig door gewijzigd. Want van een doorbraak van hefc Duit sche front is nog steeds geen sprake. Niet door de Franschen, niet. door de Engel- De chef wenkte in de richting van iemand, die Grim niet kon zien. „Hela! Helène! Waarom kom je ons geen goeden dag zeggen Dit is mijnheer Grim een van mijn ambtenaren hij is aan 't werk geweest in Cornwall". Grim draaide zic.h vlug om en,., bleef aan de plek genageld staan. Een meisjo in witten mantel en met blauwe bonne: naderde den ouden heer en stak hem de lippen toe. Zijn chef kuste haar. Grim had do grootst moge lijke moeite om niet in luid lachen los to barsten. Zijn lippen trokken zenuwachtig, zijn heelo gelaat was in werking. Hij zag óp tót zijn weldoenster; zij was onherkenbaar era- stig... ..Zeer aangenaam.'" zeido zij. En daarop! „En bevalt het 11 in Cornwall?" „O, buitengewoon," antwoordde Grim zon der een seconde te aarzelen. „Het schijnt mij het eenige land waar het de moeite waard i3 te leven!" Zij glimlachte en keek haar vader aan. Grim zegende in stilte zijn lot, dat hem juist bij dezen trein deze ontmoeting had beschikt. „Nu. dat is misschien een eenigszins te persoonlijke indruk," antwoordde zij. Corn wall is natuurlijk wel aardig, maar Devon is, dunkt mij, nog wed zoo goed!" „Wel zoo!" merkte Grim op een eenigszins somberen toon op. „Devon, zóó, maar ik ken het nietl" „O, maar u zult het leeren kennen", riel zijn chef in. ,,U gaat daar nn maar heen. En uw standplaats ik yerga-t u dit nog te zeg gen is Ivybridge. U zult daar minstens een maand noodig hebben." Grim zag juffrouw Francis aan, en juffrouw Francis zag Grim aan en wat er in hun. blik lag begrepen zij alleenOp dit oogenblik werd af gescheld, de locomotief floot. Èn juffrouw Francis zei: „Wat typisch! Wat interessant! Ik-zelf ga ook naar Ivybridge, aanstaanden Maandag! Misschien zullen wij er elkander wed ontmoe ten ?l..."- e B!

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1916 | | pagina 1