No. 290.
Vrijdag 23 Juni 1916
Orgaan voor Leger en Vloot.
Onder redactie van D. MANASSEN.
v.vaade Kamsf .der Staisn-Gsnsraal.
BE VLUCHT
LjÉtawéttMgL...
TWEEDE JAARGANG.
DE SOLDATENCOURANT
REDACTIE EN* ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, A .M3TERDAM. DIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN 1 CENT, VOORBURGERS 3 CENT. ABONNEMENT BIJ VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/ .50P.KWART AAL
Voor AdverteiitiiJn wende men zich tot onze Administratie, Paiestrinaetraat 10
Amsterdam. Pry8 der Adverter.tiön per regel 30 cent. Voor Ingezonden .Mede'
deeÜDgeq op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tariel'. J3\j abonnement
reductie.
ue soldaten ïn ae -loopgraven™1en waar zijn~in "dezeri-ööilog Baast "anders
soldaten, die vechten, - kunnen daaruit maar niet elk oogenblik vertrekken. Gewoon
lijk blijven ze er vierentwintig uren, soms veel langer. In dien tijd moeten zij natuur
lijk eten. Dat eten wordt hun gebracht door de mannen, die achter de vuurlinie zijn.
Ongevaarlijk is dat werkje niet, want zij brengen de ketels met soep, de brooden, enz.
tot iu de voorste loopgraven en daar kan het soms geducht spokeu vau granaten en
en andere projectielen. Hierboven zien we eenige bijkoks, die aan liet westerfront
hun makkers in de eerste linie het eten brengen.
Da verspreiding van ons blad.
Wij brengen in herinnering, dat troepen-
deelon, die soms door een of andere oorzaak
van ons blad verstoken zijn, slechts een aan
vraag tct ens te richten hebben om regelmatig,
driemaal per week, eer. pakket Soidatencouran.
ten to ontvangen. Nergens mag ens „Orgaan
voor ieger en vloot" ontbreken.
DRINGEND VERZOEK.
Wij verzoeken allen, die voor de versprei
ding van ons blad heipen zorg dragen, drin
gend om terugzending van overgebleven exem
plaren.
VELDPOST.
Door den Opperbevelhebber is bepaald, dat
ton behoeve van de troepen in Zeeland, met
ingang van 26 Juni e.k. een V cldpostkantoor
zal zijn gevestigd te Middelburg. Iu verband
hiermede vestigen wij er nog eens de aandaolit
op, dat de poststukken voor alle militairen in
Zc-cland niet bellooren te worden voorzien van
een plaats van bestemming, maar van de aan
wijzing „Troepen in Zeeland". Ter verduide
lijking van de wijze van adresseeren hieronder
een paar voorbeelden:
Den sergeant J. PIETERSEN
3o Coinp. 2e Bat. 4e lteg Vesting-Art.
Troepen in Zeeland.
Den Heer J. ANDRIESSEN
le-Luitenant.
Ie Comp. 38e Bat. Landweer Infanterie.
Troepen in Zeeland.
V srgoodlng kostwinnerschap.
De Tweed© Kamer behandelde in haar zitting
van ;i 1 Dinsdag lvet wetsontwerp tot tijdelijke
verhooging van het maximum der vergoeding
wegens kostwinnerschap van dienstplichtigen
(van 1.50 tob f 2)
De oigemccne beraadslagingen worden ge
opend.
door
WILLIAM J. Is EI DIG.
{Slot)
V.
Sedert hij de verlaten Ketüeman-vlakte
achter den rug had, had Duncan zooveel mo
gelijk bij duisternis gereisd; dat was de
eenige manier om veilig te zijn. Hij begreep,
dat de politie hem op het spoor zou zijn. Zij
wist nog wel niet. welken kant hij was ge
gaan, maar dank zij zijn vergeten broekbe
schermers wist zij toch op welke manier hij
gevlucht was.
Hij kwam nu in de buurt van zijn schuil
plaats. ïn don vroegen morgen was hij langs
den hoogs.ten top van de Antilope afge
daald, bij heb aanbreken van den dag was
hij het Postkantoor van Neenack voorbijge-
trapt en' hij bevond zich nu in het hem be
kende dal dat van de Antilope naar Eliza
beth Lake liep.
Het was nog vroeg te vroeg voor reizi
gers. Hij zou dus geen tweeden nacht in de
bosckjes behoeven door te brengen. Bij het
opkomen van de zon of kort daarna zóu hij
thuis zijn.
De schuilplaats, waarheen hij zich begaf,
was een oude houten hut, die hij onder den
schuilnaam van Pierre Solnay gekocht had.
De heer MEXDELS (S.D.A.P., Schoter-
land) acht <le verhooging voor vele gezinnen
nog onvoldoende.
Immers, in het desbetreffend koninklijk be
sluit is bepaald Het bedrag der vergoeding
mag niet overtreffen het inkomen, dat men
derft door het onder de wapenen zijn van den
dienstplichtige; verminderd met de kosten van
een bescheiden' levensonderhoud. En nu wordt
in do praktijk als het inkomen, dat men derft,
steeds aangemerkt het loon, dat de dienst
plichtige verdiende in Augustus 1914en
sinds dien datum is het loon in tal van bedrij
ven sterk gestegen. Door vigoreus vast te hou
den aan hetgeen de man twee jaar geleden ver
diende, steekt het levenspeil van hot gezin
sterk af bij dat van andoren, vier kostwin
ner thans nog als arbeider loon verdient. De
levensstandaard van zulk een gezin zakt'daar
door. Men dient de vergoeding dus te bepa
len in evenredigheid met liet loon, dat de
man thans zou verdienen.al%hij niet onder do
wapenen was nu a. w. overeenkomstig den
thans geldenden loonstandaard.
De minister geeft niet op. hoe het oordeel
i de commissies van voorlichting over dit
systeem is; ofschoon het spr. hekend is, dat
daarover o. a. door dë commissie voor Noord-
Holland gunstig is geadviseerd, nadat een ver
gadering san Friesclie burgéin op stère zich in
gelijken zin had uitgesproken. Thans zijn vele
gezinnen, ondanks de vergoeding, nog bij 't
armbestuur en de steuncomités.
Spreker hoopt dat men de zaak niet zal
trachten op te lossen door zich vast te houden
aan een schaal, maar dat men elk individueel
geval op zichzélf zal beschouwen en dus niet
zal zeggen „We geven zooveel voor een vrouw,
zooveel voor een kind en zooveel voor een zui
geling." Er kunnen gevallen zijn dat er min
der kinderen ^ijn en dat men toch méér moet
geven.
De minister zal wel zeggen dat de wet slechts
bedoelt do gezinnen tegen nijpend broodsgebrek
te waarborgen, maar juist de toepassing die
aan het instituut wordt gegeven maakt do ge
zinnen armlastig, en als de menschen dan van
het armbestuur of het steuncomité geld krij
gen wordt de vergoeding vaak verminderd.
Daarbij komt dat 't geen de vrouwen or bij
verdienen van de vergoeding wordt afgetrok
ken, zoodat do vrouwen die hard werken om
er wat bij te krijgen, voor don Staat der Ne
derlanden hebben gewerkt.
De verdiensten der vrouw dienen, dus niet
ten volle in rekening te worden gebracht.
De heer JUTEN (R.K., Bergen op Zoom)
vraagt zich af, of het wel goed is da'fc cén man
de beslissing in handen heeft over deze ver
goedingen, waarvan het wel en wee van zoo
tal van gezinnen afhangt. Inplaats van aan
den burgemeester, zou men dus aau B. en W..
of nog liever aan een districtscommissie die
beslissing moeten-opdragen.
Thans worden in veie gemeente riemen ge
sneden van 's rijks leer. Gelukkig worden door
de commissies van voorlichting reeds vele on
gerechtigheden voorkomen, maar ieder moet
persoonlijk kunnen worden gehoord. De advie
zen der commissies van voorlichting blijven ook
te lang uit. f
Ook keurt spr. af, dat de minister de advie
zen der commissies van voorlichting aan de
burgemeesters zendt om bericht cn raad. Hoe-
kan den minister op die wijze blijken of een
burgemeester zich heeft vergist?
Spr. bepleit voorts meer vrijheid van bewe-
trino- bij de uitbetalingen der vergoedingen.
Do heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R.,
Stëenwijk) is met den lieer Mendels van oor
deel dat het loon, dat op 1 Augustus 1914 werd
genoten thans niet meer kan gelden ais maat
staf voor dén onderstand Onverklaarbaar acht
spr. het hoe do Minister deze vergoedingen
voldoende kan achten. Zelfs bij de prijsstijging
der levensmiddelen in "tal Van bedrijven zijn de
Iconen sterk gestegen, met name in do groote
steden.
De Minister zegt nu wel dat de aftrek voor
de zelfkosten zal kunnen worden verlaagd; en
in uitzonderingsgevallen achterwege zal mogen
blijven maar die aftrek is al zoo la.ng dat deze
maatregel geen verbetering zal brengen. In de
overgroote meerderheid der gevallen zijn de
vergoedingen veel te gering.
Spr. dient daarom een motie in, luidende
„De Kamer, van oordeél, dat art. 4 van het
koninklijk "besluit van Februari 1912 (het ver-
gocdingsbesluit) behoort te worden herzien,
gaat over tot de orde van den dag."
Deze motie is mede-nnderteekend door de
heeren VAN VLIET, JUTEN, JANSSEN en
BEUMER.
Spr. eritiseert ten slotte de gedeeltelijke in
trekking der vergoedingen voor onderofficie
ren-kostwinners. Die maatregel had niet mo
gen geiden^voor hen, die gehuwd waren, vóór
dat de maatregel in werking trad. De mi
nister wil bezuinigen. Dat is uitnemend
maar dan bezuim'ge men niet op hetgeen noo-
dig is. Er is terrein genoeg om te bezuinigen;
maar deze bezuiniging is averechts. Deze be
zuiniging is een bezuiniging op de kleine men
schen en ondermijnt den goeden geest in het
leger.
De motie van den heer DUYMAER VAN
TWIST wordt dadelijk behandeld.
De heer SPIEKMAN (S.D.A.P.. Rotterdam
2) zegt dat voortdurend klachten inkomen van
gezinnen die ondanks de vergoedingen genood
zaakt zijn de hand uit- te steken. Nu een uit-
keering van het Armbestuur! 's Lands eer laat
niet toe dat zulke toestanden bestendigd wor
den.. Dit kan niet door den beugel. Een groot
deel onzer bevolking wordt zoodoende gepanpe-
riseerd: gezinnen die moeten leven van f 2.25
per dag krijgen thans uitkeer!ng-en van onge
veer een gulden. Dit geldt zoo wel voor 't
platteland als voor de steden.
Aan eene vrouw zonder kinderen wordt toe
gekend te Amsterdam 1.20; te 's-Gravenhage
f 0.90, te Rotterdam f 0.60 benevens f 0.60 als
maximum voor do huur. Te Amsterdam wordt
voorts gegeven voor 1 kind f 0.20. voor twee of
meer kinderen f 0.50. Men diende de vergoe
dingen aan te passen aan de behoeften inplaats
van automatisch dergelijke rekensommetjes te
maken. Trouwens de thans aangenomen maat
staf van f 1 voor aftrek wegens de zelfkosten
van het levensonderhoud van den kostwinner is
geheel fictief.
De heer KOOLEN (R.-K.. Grave) acht wets
wijziging onnoodig ter verbetering van het in
stituut der vergoedingen, doch alleen wijzi
ging van het desbetreffend Koninklijk besluit.
Aan dat Koninklijk besluit ligt een volkomen
juiste gedachte ten grondslag waar het een
grens aangeeft voor de vergoedingen: maar
thans is het niet meer juist het op Augustus
1914 verdiende loon als maatstaf voor de ver
goeding aan te nemen. Men bedenke dat
sinds 1 Augustus 1914 alles duurder is gewor
den niet slechts de levensmiddelen maar ook
de huren. En als een gezin twee jaar achtereen
te weinig ontvangt dan is dat niet meer in
te halen: dan lijdt zulk een gezin daaronder
physêek en moreel. Spr. wenscht da.n ook veel
verder te gaan dan de Regeering voorstolt al
erkent hij gaarne dat de Regeer frig reeds eenige
verbetering in den toestand heeft gebracht. Er
d'enfc gezorgd dat oen gezin voldoende mid
delen van levensonderhoud heeft; en dit dient
berekend te worden. Laat de Regeering dus het
Koninklijk besluit wijzigen en daarin aange
ven een zekere schaal die in normale gevallen
moet worden toegepast. (Dus niet in gevallen
van ziekte als wanneer meer dient gegeven.)
Het is van zoo groot belang dat in de gezin
nen der gemobiliseerden tevredenba'd heerscht
dat niemand de Regeering zal kwalijk nemen
I
zou nog dadelijk weer voor haar vroegere
bestemming gebruikt kunnen worden, om
dat hij ze, zooals zij treilde en zeilde, had
overgenomen. Deze hut had hij voorzien van
proviand in voldoende hoeveelheid om er
het. volgende voorjaar of den zomer door te
brengen; en boeken bad hij .er ook in vol
doende hoeveelheid heengebracht. Hij was
voorts zoo voorzichtig geweest om zich in
Lancaster en Faumont bekend te maken,
zoodat de menschen wisten, wie hij was en
hoe hij er uitzag.
Het beste middel om een vermomming
aan te nemen is toch je die aan te schaffen,
vóór je haar noodig hebt.
De weg boog om den hoek van het dal en
vier mijlen verder maakte hij wederom een
sefherpe bocht, waar de omgeving een woeste
wildernis geleek van struikgewas en steen
blokken. Ilij voelde zich volkomen veilig, de
gedachte aan zijn broekbeschermers was het
eenige, dat hem zenuwachtig maakte. Een
oogenblik kwam het bij hem op, zijn fiets in
de boschjes te gooien, het touw van zijn
broekspijpen te snijden en do rest van den
weg te voet af te leggen. Hij had er zelfs
ernstig over nagedacht, maar toen ook weer
begrepen, dab bij dan later terug zou moe
ten lceeren om zijn fiets to halen hij was
tè dicht bij huis om dit te durven wagen.
En bovendien was het gevaarlijker, wanneer
zijn fiets door een zwervenden koopman ge
vonden werd dan wanneer hij herkend wercl
als Duncan, die dien eenzamen weg beroed.
Terwijl hij deze dingen overwoog, hoorde
hij het geratel van een wagen, die den hei-
kroop hem en tegelijk begreep hij, dat hij
geen tijd meer had om lang te redeneeren.
Van zijn fiets springend wierp hij het rijwiel
in de boschjes en sprong het zelf achterna.
Even daarna ratelde de wagen voorbij en
verdween. Duncan kroop uit de boschjes
to voorschijn en reed de helling op, totdat
hij zijn schuilhoek bereikte.
Eindelijk thuis
Met bevende vingers ontsloot hij de deu
ren, bracht zijn fiéfcs naar binnen en gooide
de ramen open.
Nu was hij niet meer bang voor de Oak-
land-politiezij zou Duncan nooit vinden.
Hij keek rond.
Niets was veranderd. Inderhaast maakte
hij vuur, bakte een paar eieren en dronk een
paa.r koppen koffie.
Met een zucht van verlichting ging hij ge
kleed te bed liggen, den arm voor de oogen
om het binnenvallende licht te weren.
Toen sliep hij, doodelijk vermoeid, in.
In de begroeide bergen van Zuid-Cali-
fornië worden velerlei gevolgtrekkingen ge
maakt uit een gevonden spoor. Een goed
jager kan uit het spoor van een of ander
dier opmaken, hoe lang geleden heb voorbij
kwam, de snelheid, het gewicht, en verder
alles wat hij wenscht te wetenhij zal dan
zoo'n spoor volgen door het gras, over de
rotsen, ook als het door een spoor van
andere dieren wordt gekruist.
Zoo hebben alle bewoners uit die streek
dezen speurzin zich eigen gemaakt.
Sheriff Frost wandelde langzaam langs
als zij op dit stuk wat royaal is. Spr. onder
steunt voorts het betoog van den heer Mendels
omtrent de vergoedingen aan die gezinnen
waarin de vrouw wat werkt. Die inkomsten
moeten nf.et afgetrokken worden van de ver
goedingen.
Dc heer KOLKMAN (R.K., Nijmegen) zegt,
dut de desbetreffend© bepalingen niet meer op
den legenwoordigen toestand slaan. Men wil
échter de remedie thans zoeken waar deze
naar sprekers bescheiden rneening niet te
vinden is; in het verhoogön ian liet gedorven
loon en liet drukken van de zelfkosten. Dit
laatste moge iets voor zich hebben, het eerste
is beslist onjuist, want in verschillende vak
ken is sinds Augustus 1914 het loon niet ver
hoogd, zoodat dit stelsel tot groote onbillijk
heid zou leiden. Hoordzaak is dab do taxatie
van de voldoende middelen van levensonder
houd wordt verhoogd. In dit opzicht is men
aan het departement van Oorlog veel to
schraal. De Minister stelt „voldoende" met
„noodzakelijk" levensonderhoud gelijk. Dit is
onjuistwanneer de omstandigheden verande
ren moet men ook den maatstaf veranderen.
•Spr. komt vervolgens op tegen sommige ver
keerde toepassingen van de wet. Zoo is geen
vergoeding toegekend aan gezinnen van per
sonen die zijn gaan trouwen tijdens hun ver
blijf onder do wapenen omdat zij, toen zij gin
gen trouwen, nog geen kostwinners waren. Ook
komt spr. op tegen de vermindering van de
vergoedingen aan gezinnen van gemobiliseerde
onderofficieren, een maatregel die kwaad bloed
in het leger heeft gezet.
De heer TER LAAN (S.D.A.P., 's-Graven
hage T) acht het nieuwe wetsvoorstel absoluut
onvoldoende. Allen die thans minder dan f 1.50
vergoeding krijgen blijven dit bedrag behouden
en profiteeren geen cent van de verhooging
van het maximum, en dat is de groot© meer
derheid.
Dit wetsontwerp helpt al degenen, die nog
het minst behoeftig zijn maar niet do arme
stakkers. Men zou den gemobiiieeerden een
duurtebijslag van tien a twintig procent kun
nen geven, of alleen de behoeften van het ge
zin als maatstaf moeten nemen. De motie
Duymaer van Twist wijst niet voldoende hier
op. Artikel 4 van het vergoedingsbesluit dient
niet herzien maar geschrapt te worden.
De Minister deelt mede dat de zelfkosten
thans zeer laag worden geschat. Dat is dan
zeker een onderhandsche afspraak geweest met
de burgemeesters van Amsterdam en Rotter
dam, want de andere burgemeesters weten er
niets van. Spr. geeft toe dat, als men de des
betreffende wettelijke bepalingen op de onder
officieren toepast, men moet komen tot den
door den Minister genomen maatregel ten hun
nen aanzien, maar men zal in de toekomst
art. 8 in die Militiewet anders moeten gaan
iipvfltten. Spr. onderschrijft de klacht dat vele
cornmissiën van voorlichting zeer langzaam
werken. Het is Godgeklaagd hoe lang de men
sehen op een beslissing moeten «achtenhet
duurt maanden.
Onjuist acht spr. het ook dat, indien de kost
winner gestraft wordt, de vergoeding voor zijn
gezin wordt ingehouden. Dat is een»vreese!ijk
zware straf.
Ook komt spr. op tegen onthouden van ver
goeding aan genfobiliseerde onderofficieren die
zonder het vereisehte verlof getrouwd zijn, en
die deswege reeds zijn gedegradeerd.
Nog bepleit hij verhooging van het menage-
geld v oor gemobiiiseerden met /verlof.
De VOORZITTER deelt mede dat de heer
Mendels c.s. de volgende motie heeft inge
diend
De Kamer, van oordeel dat de beperking van
het bedrag dervergoedingen aan militairen-
kostwinners, neergelegd in art. 4 van het Kon.
besluit van 22 Febr. 1912, dient te vervallen,
gaat over tot de orde van den dag.
Deze motie wordt dadelijk behandeld.
Do MINISTER VAN OORLOG, de heer
BOSBOOM, zegt dank, inzonderheid aan den
heer Ter Laan. Vooral van die zijde heeft spr.
dit getroffen, voor de betuiging dat binnen de
wettelijke bepalingen het departement Oor
log inzake de vergoeding heeft gedaan wat het
kon. Spr. handhaaft zijn bezwaren, in de Me
morie an Antwoord uiteengezet, tegen het ma
ken van een schaal voor het toekennen van de
vergoedingen. In een gemeente met industrie
en met landbouw in de omstreken b.v., zou
zulk een schaal tot groote onbillijkheden kun
nen leiden. Ook zou geen rekening gehouden
kunnen worden met verschillende gezinsom
standigheden. Men wordt onbillijk aan de eene
zijde, en geeft te reel aan den anderen kant.
De Minister geeft toe, dat de loonen gestegen
zijn; maar wie waarborgt dat daarop niet een
sterke daling zal volgen Gaan we met de
stijging meemoeten wij dan óok niet met de
daling meegaan? Moeten wij dan ook niet de
vergoedingen gaan vermindoren? Maar dan
zouden de bezwaren loskomen In .de loonen
van 1 Augustus 1914 heeft de Minister een
vaste basis. Bij handelen volgens de motie-
Mendels zou liet hek van den dam komen. Dan
kreeg iedereen het maximum zonder eenige be
perking. Spr. zal eeö ander middel, hetwelk hij
reeds in zijn Memorie in uitzicht stelde, toe
passen; n.l. de vermindering van den aftrek dor
zelfkosten desnoods ze geheel achterwege laten.
De Minister heeft uit dit debat veel geleerd.
Spieker heeft nu gehoord hoe men over deze
zaak denkt. Spr. ziet daaraan den thermometer
voor do denkbeelden die in de Kamer leven.
Waar wijziging van de berekening van de
zelfkosten niet kan geschieden zonder wijzi
ging van art. 4, vraagt de Minister, dat de
heer Duvmaer van Twist den Minister een be
wijs van vertrouwen zal geven en zijn motie
intrekken.
Wat de motie-Mondeis betreft, waar spreker
nu den polsslag der Kamer heeft kunnen voe
len, en de verzekering geeft, dat hij inzake de
vergoedingen zal doen wat hij kan, hoopt de
Minister, «lat ook do heer Mendels zijn motie
zal intrekken.
De minister is het er mee eens, dat een ge
deelte van de verdiensten der vrouw aan het
gezin ten goede moet komen. Wat de ver
mindering der vergoeding voor de gezinnen
der gemobiliseerde onderofficieren betreft,
wijst de minister er op, dat de beer Ter Laan
daarvan de billijkheid heeft erkend. Het is
voor spreker, die in het begin van de mobili
satie er naar gestreefd heeft, bezuinigingen in
te voeren, bitter, thans verwijten ,als de heer
Duymaer van Twist deed, te .moeten honren. I^p
commissiën van voorlichting hadden den mi
nister er op gewezen, dat hij te royaal was.
Spreker is het met den heer Ter Laan eens,
dat de aftrek van 70 cent wat teveel was; en
hij is bereid dit te verminderen.
De M: nister verdedigde voorts de maatrege
len tegen hen die zonder verlof huwden.
Hij wijst er voorts op dat ook na den oorlog
aan de gezinnen van velen, aan wie vergund
wordt nog eenigeii tijd onder de wapenen te
blijven om naar een. betrekking uit te zien,
vergoeding znl moeten worden uitgekeerd. Het
gaat dus niet aan in het vergoedingabesj ut te
spreken van oorlogsgevaar of buitengewone om
standigheden. zoonis do heer Kolkman wil.
Do heeren KOOLEN en .DUYMAER VAN
TWIST repliceer en.
Laatstgenoemde trekt zijn motie in.
De heer MENDELS repliceerend, verklaart
den Minister die zulke goede voornemens heeft
geuit, eenig uitstel te willen geven. Ook hij
trekt dus zijn motie in.
Vervolgens repliceeren de laeeren KOLKMAN
en TER LAAN.
Het wetsontwerp wordt daarna zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
Uitzending van miliciens naar Indië.
Interpellatie Hugenholtz.
De heer HUGENHOLTZ verkrijgt hierna het
woord tot het houden van zijn interpellatie in
zake uitzending van miliciens naar Indië.
Spr. wijst er op, dat de minister verklaard
heeft dat we hier niet' hebben te doen met een
maatregel voer eens, maar dat die uitzending
zal worden voortgezet zoolang de oorlogstoe
stand duurt.
Hij wijst voorts op de oppositie steeds ge
voerd tegen plannen van het departement om
miliciens naar Indië te zenden. N~a den oorlog
zullen vele den dienst verlaten. Uit de matrozen
met kort dienstverband zal daarin slechts
onvoldoende kunnen worden voorziendus zal
een groot aantal miliciens worden uitgezonden.
Het pleit voor de militie-marine zal dan reeds
voor de helft zijn gewonnen. Daarom dient
hiertegen een woord van protest te worden ge
hoord.
Tegenover de meerdere ontberingen van den
zeedienst stonden voor de zeemiliciens steeds
compensaties. Invoering van een militie
marine zou een onduldbare overbelasting op
een bepaalde groep leggen; daar men een
dienstverband van ten minste 3 jaar zou
krijgen terwijl de landmiliciens er met 8 maan
den af zijn. Men zou clan tot een onduldbaren
dwang moeten overgaan.
Met welk recht zal de minister den een voor
uitzending aanwijzen en den ander vrijlaten?
Dat is willekeur die gevoeld wordt, onrecht.
Spr. geeft toe, dat art. -6 der militiewet den
minister formeel de bevoegdheid geeft tot de
uitzending, maar is het daarin genoemde
motiefoorlog of oorlogsgevaar thans waar
heid Dat slaat toch alleen op oorlog of oor
logsgevaar voor de koloniënmaar dat is er
niet. Spr. gelooft dat het eigenlijke motief
is dat d^ minister de vloot wil bemannen met
miliciens. De onbetrouwbaarheid die de
minister aanvoert ten aanzien van de vrijwil
ligers zal toch ook na den oorlog gelden.
Fan relletjes te Soerabaja weet men officieel
nog niets. De rapporten daaromtrent zijn nog
uiet hier.
Spr. behandelt daarna de oorzaken van de
relletjes aan de hand van een rapport vau den
Boud van Marine-korporaals.
naar het spoor van Duncan's fiets, dat naast
het wagenspoor liep.
Spoedig had hij uitgemaakt, in welke
richting het rijwiel was gegaan; hij had dat
opgemerkt bij de helling van den weg. Als
een fietsrijder een weg bestijgt, zal zijn voor
wiel onwillekeurig slingeren daalt hij daar
entegen, dan geschiedt dit meestal in rechte-
lijn. Hij had ook opgemerkt dat de wagen,
dien Duncan moest zijn tegengekomen, met
muilezels was bespannen en in noordelijke
richting reed.
Toen Frost echter aan het punt was ge
komen, waar Duncan zich voor den wagen
had verborgen, werd plotseling zijn belang
stelling gaande gemaakt.' Het fietsspoor
eindigde eensklaps. Blijkbaar was de rijder
al rijdende van zijn fiets gesprongen; hij
kon de plek zien, waar de voet was neerge
komen.
Waarom was dat gebeurd?
Een ratelslang misschien?
Of een beer?
Hij glimlachte. Er zou wel een andere
reden zijn.
Hij ging verder, totdat hij kwam aan de
plek, waar Duncan weer was opgestapt.
Het spoor van de fiets liep nu dwars door
dat van den wagen
Daar moest Sheriff Frost meer van weten
Hij zou den man zien op te sporen, om te
weten wie hij was.
In zijn droom meende Duncan te hooren,
dat iemand tegen hem sprak. Maar inplaats
van antwoord te geven, bleef hij liggen èn
doonte slapen. Eerst toftn hij yi
den tweeden keer werd aangeroepen, trok
hij den arm voor de oogen weg.
Sheriff Frost, met de ster van zijn waar
digheid op zijn jas, stond voor liet open
raam.
Duncan sprong op.
„.Hands up!" beval Frost.
„Ik ben uw arrestant1", stotterde Dun
can, terstond gehoor gevend aan het bevel.
Deze enkele woorden waren voldoende be
kentenis, maar eerlijk gezegd was Frost er
toch eerder op voorbereid geweest zelf een
verklaring te geven, als de ander hem had
gevraagd, wat dit ongemotiveerde bevel
moest beduiden.
I Maar Duncan vroeg niets.
Hij scheen te berusten in de arrestatie en
toen Frost hem terstond daarop sommeerde
zijn wapens over te geven, bekende hij ter
stond, dat hij zijn revolver in de boschjes in
de huurt van Berkeley station had wegge
worpen en ongewapend was.
Het viel hem niet eens op, dat de sheriff
niet naar zijn naam had gevraagd, noch een
aanklacht geuit.
„Waarom deedt ge heb eigenlijk?" vroeg
Frost diplomatiek.
„Oog om oogMijn vrouw verwoestte mijn
leven, daarom nam ik het hare! Candall
was een schurk, die haar van mij had afge
troggeld 1 Ik heb ze beiden gedood!"
De bekentenis was er uit! Verder ver
hoor was overbodig
„Je hebt een heel eindje moeten afleg
gen", beweerde Duncan, „en je zoudt me
ook nooit gevonden hebben, al3 ik mijn
Do oorzaken van dio rolletjes werden niet
weggenomen; slechts word getracht hun ge
volgen te onderdrukken. Spr. st*It op den
voorgrond dat hij die ongeregeldheden niet
goedkeurt. De oorzaak ligt in het uitschakelen
van dc organisatie, die als veiligheidsklep had
kunnen fungceron. De minister oogst nu een
vrucht van eigen hoorn.
Do minister hooft andere motieven voor dé
uitzending dan die hij opgeeft. Waarom zijn dio
miliciens moer betrouwbaar Als het hem
zit in de organisaties, welnu, do miliciens heb
ben nu een bond dio klinkt als een klok. Van
de uitgezondenen ziju er al drie gedrost; zij
verkiezen liet gevaar, aan desertie verbonden,
lieven uitzending naar Indië. Zullen deze
menschen, gedwongen in Indië daar aangeko
men, meer betrouwbaar zijn? Dc> miliciens,
uict-vakinenschen, zullen in Indië de plaatsen
vap vakmenschcn moeten gaan innemen cu
daardoor het werk van de andere vakmonschen
daar verzwaren. Dat geeft verzet en opstoot
jes. Daartegenover staat dat meer dan 200
vrijwilligen bereid zijn naai; Indië te vertrek
ken.
Spr. concludeert dat nooit miliciens naar
Indië zijn gezonden, bovendien zijn er vrij
willigers bereid te gaan. Spr. vraagt daarom:
Is de minister bereid voor de uitzending van
zee-miliciens naar Ned-Indië, voor zoover zij
zich daar toe niet vrijwillig hebben aangemeld,
alsnog af te zien?
Do MINISTER VAN MARINE, do heer
RAMBOX.N ET, zegt, dat de heer Ilugenboltz
h-:er jaren lang wantrouwen gezaaid heeft in
hei Ma «in «-bestuur. Daardoor heeft hij nu zelf
geloofd, dat spr. de genomen maatregelen
heeft getroffen om de militie-marine in te voe
ren. Toen spr. voor het eerst zijn plannen in
do Kamer uiteenzette, verklaarde hij dat hij
een loyale proef zou nemen met een. vrijwillige
marine met kort dienstverband en dat alleen
als die poging mislukte hij over zou gaan tot
de invoering van een militie-marine. Wanneer
men klachten, inplaats van ze op behoorlijke
manier in te zenden, aangrijpt voor het bewer
ken van een agitatie, dan ondergraaft men"d;e
vrijlligorsronrineZij die vrijwillig komen
rijn niet de slechtsten, dat zijn menschen waar
durf in zit. Daarom geeft spr. aan hen de
voorkeur. Zoo dacht spr. er over en zoo denkt
hij er nog over.
Spr. heeft steeds getracht en er bij do
voorzitters van de Ka mere over gesproken
om ©em wijziging va.n de Militiewet te verkrij
gen, opdat mogelijk zou worden een vrijwillige
dienst voor ux.LicienB - an 34 j'aar met jaar
reserve.
Spr. wijst er dan nog op, dat twee ploegen
miliciens naar West-Indjë zijn gezonden, zon
der dat dit tot eenigen tegenstand aanleiding
gaf.
De Minister verzekert <fet de toestanden te
Soerabaja juist op voortdureDden aandrang
van den Commandant van de Zeemacht zijn
veranderd. Spr. zegt dat de hoer Huzenholta
bij zijn vergelijking met do Landmilitie ver
geten heeft, dat de diensttijd bij de bereden
wapens twee jaar is. Relletjes als 'te Soerabaja
zijn voorgevallen, zijn iu tijden van. oorlog en
oorlqgpgevaar ontoelaatbaar. De toedraoht
moet spr. onder voorbehoud mededeelen. Als
we alles weten, zullen we er wellicht een ande
ren kijk op krijgen. Spr. citeert het telegram'
van De Telegraaf, dat er nogal onrustbarend
uitzag en leest vervolgens de telegrammen tus-
schen den Commandant van de Zeemacht en
den Minister over dit feit gewisseld, waaruit
blijkt, dat de Commandant om uitzending van
de 50 miliciens vroeg; 44 man worden met
ontslag naar Holland teruggezonden. Over het
hospitaal te Soerabaja was geen enkele klacht
ingekomen voordat het officieele onderzoek
begonnen was. Een der commandanten had
aan uit het hospitaal teruggekeerden wel eens
gevraagd of zij goen klachten hadden .en dan
kreeg hij wel e-As ten antwoord, dat de voe
ding onvoldoende was, maar niets van de
klachten, door den heer ITugenholtz genoemd.
Op verzoek van den Minister is van het De
partement van Koloniën een brief uitgegaan
aan den Gouverneur-Generaal om een" volle
dig onderzoek in te stellen.
De Minister bespreekt daarna drie punten,
die met elkaar verband houden.: de verslappen-
do bondsgeest, de actie van den heer Micliels
tegen het kort dienstverband cn --gen den
Minister en de actie tegen het hospitaal.
In het begin van de mobilisatie v as de geest
op de vloot uitmuntend; er werd met opge
wektheid gediend. Spr. leest daarop een artikel
voor uit het Anker, waarin verschillende vra
gen tot het personeel worden gericht, p.a,
waarom zo geen actie voerden en de geest ver
slapte en of ze geen klachten meer heb
ben, enz.
Ook uit hef. Correspondentieblad" van den
Bond docfc de Minister verschillende aanhalin
gen ten beiooge van de verslappende houding
der bondsleden. De moeilijkheid om den boel
weer aan den gang te krijgen heeft zich geuit
„Ik zal dat pak achter op je fiets moeten
onderzoeken", zei Frost.
Hij gespte het pak los en maakte het op
het bed los. Ook de inhoud van de „roode
haring" werd geïnspecteerd.
„Je was goed voorzien", merkte Frost op.
Tusschen al den rommel, die op het bed
werd uitgeschud, kwam eindelijk ook een
paar nieuwe broek besekenners voor den dag.
Die waren dus keelemaal niet vergeten.
Duncan keek er naar. Toen keek hij Frosü
aan.
Hij sloeg zijn hand tegen zijn voorhoofd,
alsof het hem duizelde.
„Hoe kwam je er bij mij op te sporen
vroeg hij.
„Ik heb je spoor op den weg opgemerkt
en daaruit opgemaakt, dat je je fiets in een
boschje had gegooid toen er een kar langs
kwam. Dat doet geen man met een zuiver
geweten. En daarom besloot ik, de zaak te
onderzoeken. Dat is alles!"
„Wist je dan niet eens wie ik was?"-
„Neen V-
Duncan greep de broekbeschermers,
scheurde ze door midden en wierp de stuk-,
ken het raam uit.
„Gracian had gelijk", zeide hij langzaam,
,voor den bedachtzame bestaat geen gevaar!
Naar den duivel met alle broekbescher
mers!"
En Frost vroeg geen verklaring voor die
woorden