No. 290. Vrijdag 23 Juni 1916 Orgaan voor Leger en Vloot. Onder redactie van D. MANASSEN. v.vaade Kamsf .der Staisn-Gsnsraal. BE VLUCHT LjÉtawéttMgL... TWEEDE JAARGANG. DE SOLDATENCOURANT REDACTIE EN* ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, A .M3TERDAM. DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOORBURGERS 3 CENT. ABONNEMENT BIJ VOORUIT BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/ .50P.KWART AAL Voor AdverteiitiiJn wende men zich tot onze Administratie, Paiestrinaetraat 10 Amsterdam. Pry8 der Adverter.tiön per regel 30 cent. Voor Ingezonden .Mede' deeÜDgeq op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tariel'. J3\j abonnement reductie. ue soldaten ïn ae -loopgraven™1en waar zijn~in "dezeri-ööilog Baast "anders soldaten, die vechten, - kunnen daaruit maar niet elk oogenblik vertrekken. Gewoon lijk blijven ze er vierentwintig uren, soms veel langer. In dien tijd moeten zij natuur lijk eten. Dat eten wordt hun gebracht door de mannen, die achter de vuurlinie zijn. Ongevaarlijk is dat werkje niet, want zij brengen de ketels met soep, de brooden, enz. tot iu de voorste loopgraven en daar kan het soms geducht spokeu vau granaten en en andere projectielen. Hierboven zien we eenige bijkoks, die aan liet westerfront hun makkers in de eerste linie het eten brengen. Da verspreiding van ons blad. Wij brengen in herinnering, dat troepen- deelon, die soms door een of andere oorzaak van ons blad verstoken zijn, slechts een aan vraag tct ens te richten hebben om regelmatig, driemaal per week, eer. pakket Soidatencouran. ten to ontvangen. Nergens mag ens „Orgaan voor ieger en vloot" ontbreken. DRINGEND VERZOEK. Wij verzoeken allen, die voor de versprei ding van ons blad heipen zorg dragen, drin gend om terugzending van overgebleven exem plaren. VELDPOST. Door den Opperbevelhebber is bepaald, dat ton behoeve van de troepen in Zeeland, met ingang van 26 Juni e.k. een V cldpostkantoor zal zijn gevestigd te Middelburg. Iu verband hiermede vestigen wij er nog eens de aandaolit op, dat de poststukken voor alle militairen in Zc-cland niet bellooren te worden voorzien van een plaats van bestemming, maar van de aan wijzing „Troepen in Zeeland". Ter verduide lijking van de wijze van adresseeren hieronder een paar voorbeelden: Den sergeant J. PIETERSEN 3o Coinp. 2e Bat. 4e lteg Vesting-Art. Troepen in Zeeland. Den Heer J. ANDRIESSEN le-Luitenant. Ie Comp. 38e Bat. Landweer Infanterie. Troepen in Zeeland. V srgoodlng kostwinnerschap. De Tweed© Kamer behandelde in haar zitting van ;i 1 Dinsdag lvet wetsontwerp tot tijdelijke verhooging van het maximum der vergoeding wegens kostwinnerschap van dienstplichtigen (van 1.50 tob f 2) De oigemccne beraadslagingen worden ge opend. door WILLIAM J. Is EI DIG. {Slot) V. Sedert hij de verlaten Ketüeman-vlakte achter den rug had, had Duncan zooveel mo gelijk bij duisternis gereisd; dat was de eenige manier om veilig te zijn. Hij begreep, dat de politie hem op het spoor zou zijn. Zij wist nog wel niet. welken kant hij was ge gaan, maar dank zij zijn vergeten broekbe schermers wist zij toch op welke manier hij gevlucht was. Hij kwam nu in de buurt van zijn schuil plaats. ïn don vroegen morgen was hij langs den hoogs.ten top van de Antilope afge daald, bij heb aanbreken van den dag was hij het Postkantoor van Neenack voorbijge- trapt en' hij bevond zich nu in het hem be kende dal dat van de Antilope naar Eliza beth Lake liep. Het was nog vroeg te vroeg voor reizi gers. Hij zou dus geen tweeden nacht in de bosckjes behoeven door te brengen. Bij het opkomen van de zon of kort daarna zóu hij thuis zijn. De schuilplaats, waarheen hij zich begaf, was een oude houten hut, die hij onder den schuilnaam van Pierre Solnay gekocht had. De heer MEXDELS (S.D.A.P., Schoter- land) acht <le verhooging voor vele gezinnen nog onvoldoende. Immers, in het desbetreffend koninklijk be sluit is bepaald Het bedrag der vergoeding mag niet overtreffen het inkomen, dat men derft door het onder de wapenen zijn van den dienstplichtige; verminderd met de kosten van een bescheiden' levensonderhoud. En nu wordt in do praktijk als het inkomen, dat men derft, steeds aangemerkt het loon, dat de dienst plichtige verdiende in Augustus 1914en sinds dien datum is het loon in tal van bedrij ven sterk gestegen. Door vigoreus vast te hou den aan hetgeen de man twee jaar geleden ver diende, steekt het levenspeil van hot gezin sterk af bij dat van andoren, vier kostwin ner thans nog als arbeider loon verdient. De levensstandaard van zulk een gezin zakt'daar door. Men dient de vergoeding dus te bepa len in evenredigheid met liet loon, dat de man thans zou verdienen.al%hij niet onder do wapenen was nu a. w. overeenkomstig den thans geldenden loonstandaard. De minister geeft niet op. hoe het oordeel i de commissies van voorlichting over dit systeem is; ofschoon het spr. hekend is, dat daarover o. a. door dë commissie voor Noord- Holland gunstig is geadviseerd, nadat een ver gadering san Friesclie burgéin op stère zich in gelijken zin had uitgesproken. Thans zijn vele gezinnen, ondanks de vergoeding, nog bij 't armbestuur en de steuncomités. Spreker hoopt dat men de zaak niet zal trachten op te lossen door zich vast te houden aan een schaal, maar dat men elk individueel geval op zichzélf zal beschouwen en dus niet zal zeggen „We geven zooveel voor een vrouw, zooveel voor een kind en zooveel voor een zui geling." Er kunnen gevallen zijn dat er min der kinderen ^ijn en dat men toch méér moet geven. De minister zal wel zeggen dat de wet slechts bedoelt do gezinnen tegen nijpend broodsgebrek te waarborgen, maar juist de toepassing die aan het instituut wordt gegeven maakt do ge zinnen armlastig, en als de menschen dan van het armbestuur of het steuncomité geld krij gen wordt de vergoeding vaak verminderd. Daarbij komt dat 't geen de vrouwen or bij verdienen van de vergoeding wordt afgetrok ken, zoodat do vrouwen die hard werken om er wat bij te krijgen, voor don Staat der Ne derlanden hebben gewerkt. De verdiensten der vrouw dienen, dus niet ten volle in rekening te worden gebracht. De heer JUTEN (R.K., Bergen op Zoom) vraagt zich af, of het wel goed is da'fc cén man de beslissing in handen heeft over deze ver goedingen, waarvan het wel en wee van zoo tal van gezinnen afhangt. Inplaats van aan den burgemeester, zou men dus aau B. en W.. of nog liever aan een districtscommissie die beslissing moeten-opdragen. Thans worden in veie gemeente riemen ge sneden van 's rijks leer. Gelukkig worden door de commissies van voorlichting reeds vele on gerechtigheden voorkomen, maar ieder moet persoonlijk kunnen worden gehoord. De advie zen der commissies van voorlichting blijven ook te lang uit. f Ook keurt spr. af, dat de minister de advie zen der commissies van voorlichting aan de burgemeesters zendt om bericht cn raad. Hoe- kan den minister op die wijze blijken of een burgemeester zich heeft vergist? Spr. bepleit voorts meer vrijheid van bewe- trino- bij de uitbetalingen der vergoedingen. Do heer DUYMAER VAN TWIST (A.-R., Stëenwijk) is met den lieer Mendels van oor deel dat het loon, dat op 1 Augustus 1914 werd genoten thans niet meer kan gelden ais maat staf voor dén onderstand Onverklaarbaar acht spr. het hoe do Minister deze vergoedingen voldoende kan achten. Zelfs bij de prijsstijging der levensmiddelen in "tal Van bedrijven zijn de Iconen sterk gestegen, met name in do groote steden. De Minister zegt nu wel dat de aftrek voor de zelfkosten zal kunnen worden verlaagd; en in uitzonderingsgevallen achterwege zal mogen blijven maar die aftrek is al zoo la.ng dat deze maatregel geen verbetering zal brengen. In de overgroote meerderheid der gevallen zijn de vergoedingen veel te gering. Spr. dient daarom een motie in, luidende „De Kamer, van oordeél, dat art. 4 van het koninklijk "besluit van Februari 1912 (het ver- gocdingsbesluit) behoort te worden herzien, gaat over tot de orde van den dag." Deze motie is mede-nnderteekend door de heeren VAN VLIET, JUTEN, JANSSEN en BEUMER. Spr. eritiseert ten slotte de gedeeltelijke in trekking der vergoedingen voor onderofficie ren-kostwinners. Die maatregel had niet mo gen geiden^voor hen, die gehuwd waren, vóór dat de maatregel in werking trad. De mi nister wil bezuinigen. Dat is uitnemend maar dan bezuim'ge men niet op hetgeen noo- dig is. Er is terrein genoeg om te bezuinigen; maar deze bezuiniging is averechts. Deze be zuiniging is een bezuiniging op de kleine men schen en ondermijnt den goeden geest in het leger. De motie van den heer DUYMAER VAN TWIST wordt dadelijk behandeld. De heer SPIEKMAN (S.D.A.P.. Rotterdam 2) zegt dat voortdurend klachten inkomen van gezinnen die ondanks de vergoedingen genood zaakt zijn de hand uit- te steken. Nu een uit- keering van het Armbestuur! 's Lands eer laat niet toe dat zulke toestanden bestendigd wor den.. Dit kan niet door den beugel. Een groot deel onzer bevolking wordt zoodoende gepanpe- riseerd: gezinnen die moeten leven van f 2.25 per dag krijgen thans uitkeer!ng-en van onge veer een gulden. Dit geldt zoo wel voor 't platteland als voor de steden. Aan eene vrouw zonder kinderen wordt toe gekend te Amsterdam 1.20; te 's-Gravenhage f 0.90, te Rotterdam f 0.60 benevens f 0.60 als maximum voor do huur. Te Amsterdam wordt voorts gegeven voor 1 kind f 0.20. voor twee of meer kinderen f 0.50. Men diende de vergoe dingen aan te passen aan de behoeften inplaats van automatisch dergelijke rekensommetjes te maken. Trouwens de thans aangenomen maat staf van f 1 voor aftrek wegens de zelfkosten van het levensonderhoud van den kostwinner is geheel fictief. De heer KOOLEN (R.-K.. Grave) acht wets wijziging onnoodig ter verbetering van het in stituut der vergoedingen, doch alleen wijzi ging van het desbetreffend Koninklijk besluit. Aan dat Koninklijk besluit ligt een volkomen juiste gedachte ten grondslag waar het een grens aangeeft voor de vergoedingen: maar thans is het niet meer juist het op Augustus 1914 verdiende loon als maatstaf voor de ver goeding aan te nemen. Men bedenke dat sinds 1 Augustus 1914 alles duurder is gewor den niet slechts de levensmiddelen maar ook de huren. En als een gezin twee jaar achtereen te weinig ontvangt dan is dat niet meer in te halen: dan lijdt zulk een gezin daaronder physêek en moreel. Spr. wenscht da.n ook veel verder te gaan dan de Regeering voorstolt al erkent hij gaarne dat de Regeer frig reeds eenige verbetering in den toestand heeft gebracht. Er d'enfc gezorgd dat oen gezin voldoende mid delen van levensonderhoud heeft; en dit dient berekend te worden. Laat de Regeering dus het Koninklijk besluit wijzigen en daarin aange ven een zekere schaal die in normale gevallen moet worden toegepast. (Dus niet in gevallen van ziekte als wanneer meer dient gegeven.) Het is van zoo groot belang dat in de gezin nen der gemobiliseerden tevredenba'd heerscht dat niemand de Regeering zal kwalijk nemen I zou nog dadelijk weer voor haar vroegere bestemming gebruikt kunnen worden, om dat hij ze, zooals zij treilde en zeilde, had overgenomen. Deze hut had hij voorzien van proviand in voldoende hoeveelheid om er het. volgende voorjaar of den zomer door te brengen; en boeken bad hij .er ook in vol doende hoeveelheid heengebracht. Hij was voorts zoo voorzichtig geweest om zich in Lancaster en Faumont bekend te maken, zoodat de menschen wisten, wie hij was en hoe hij er uitzag. Het beste middel om een vermomming aan te nemen is toch je die aan te schaffen, vóór je haar noodig hebt. De weg boog om den hoek van het dal en vier mijlen verder maakte hij wederom een sefherpe bocht, waar de omgeving een woeste wildernis geleek van struikgewas en steen blokken. Ilij voelde zich volkomen veilig, de gedachte aan zijn broekbeschermers was het eenige, dat hem zenuwachtig maakte. Een oogenblik kwam het bij hem op, zijn fiets in de boschjes te gooien, het touw van zijn broekspijpen te snijden en do rest van den weg te voet af te leggen. Hij had er zelfs ernstig over nagedacht, maar toen ook weer begrepen, dab bij dan later terug zou moe ten lceeren om zijn fiets to halen hij was tè dicht bij huis om dit te durven wagen. En bovendien was het gevaarlijker, wanneer zijn fiets door een zwervenden koopman ge vonden werd dan wanneer hij herkend wercl als Duncan, die dien eenzamen weg beroed. Terwijl hij deze dingen overwoog, hoorde hij het geratel van een wagen, die den hei- kroop hem en tegelijk begreep hij, dat hij geen tijd meer had om lang te redeneeren. Van zijn fiets springend wierp hij het rijwiel in de boschjes en sprong het zelf achterna. Even daarna ratelde de wagen voorbij en verdween. Duncan kroop uit de boschjes to voorschijn en reed de helling op, totdat hij zijn schuilhoek bereikte. Eindelijk thuis Met bevende vingers ontsloot hij de deu ren, bracht zijn fiéfcs naar binnen en gooide de ramen open. Nu was hij niet meer bang voor de Oak- land-politiezij zou Duncan nooit vinden. Hij keek rond. Niets was veranderd. Inderhaast maakte hij vuur, bakte een paar eieren en dronk een paa.r koppen koffie. Met een zucht van verlichting ging hij ge kleed te bed liggen, den arm voor de oogen om het binnenvallende licht te weren. Toen sliep hij, doodelijk vermoeid, in. In de begroeide bergen van Zuid-Cali- fornië worden velerlei gevolgtrekkingen ge maakt uit een gevonden spoor. Een goed jager kan uit het spoor van een of ander dier opmaken, hoe lang geleden heb voorbij kwam, de snelheid, het gewicht, en verder alles wat hij wenscht te wetenhij zal dan zoo'n spoor volgen door het gras, over de rotsen, ook als het door een spoor van andere dieren wordt gekruist. Zoo hebben alle bewoners uit die streek dezen speurzin zich eigen gemaakt. Sheriff Frost wandelde langzaam langs als zij op dit stuk wat royaal is. Spr. onder steunt voorts het betoog van den heer Mendels omtrent de vergoedingen aan die gezinnen waarin de vrouw wat werkt. Die inkomsten moeten nf.et afgetrokken worden van de ver goedingen. Dc heer KOLKMAN (R.K., Nijmegen) zegt, dut de desbetreffend© bepalingen niet meer op den legenwoordigen toestand slaan. Men wil échter de remedie thans zoeken waar deze naar sprekers bescheiden rneening niet te vinden is; in het verhoogön ian liet gedorven loon en liet drukken van de zelfkosten. Dit laatste moge iets voor zich hebben, het eerste is beslist onjuist, want in verschillende vak ken is sinds Augustus 1914 het loon niet ver hoogd, zoodat dit stelsel tot groote onbillijk heid zou leiden. Hoordzaak is dab do taxatie van de voldoende middelen van levensonder houd wordt verhoogd. In dit opzicht is men aan het departement van Oorlog veel to schraal. De Minister stelt „voldoende" met „noodzakelijk" levensonderhoud gelijk. Dit is onjuistwanneer de omstandigheden verande ren moet men ook den maatstaf veranderen. •Spr. komt vervolgens op tegen sommige ver keerde toepassingen van de wet. Zoo is geen vergoeding toegekend aan gezinnen van per sonen die zijn gaan trouwen tijdens hun ver blijf onder do wapenen omdat zij, toen zij gin gen trouwen, nog geen kostwinners waren. Ook komt spr. op tegen de vermindering van de vergoedingen aan gezinnen van gemobiliseerde onderofficieren, een maatregel die kwaad bloed in het leger heeft gezet. De heer TER LAAN (S.D.A.P., 's-Graven hage T) acht het nieuwe wetsvoorstel absoluut onvoldoende. Allen die thans minder dan f 1.50 vergoeding krijgen blijven dit bedrag behouden en profiteeren geen cent van de verhooging van het maximum, en dat is de groot© meer derheid. Dit wetsontwerp helpt al degenen, die nog het minst behoeftig zijn maar niet do arme stakkers. Men zou den gemobiiieeerden een duurtebijslag van tien a twintig procent kun nen geven, of alleen de behoeften van het ge zin als maatstaf moeten nemen. De motie Duymaer van Twist wijst niet voldoende hier op. Artikel 4 van het vergoedingsbesluit dient niet herzien maar geschrapt te worden. De Minister deelt mede dat de zelfkosten thans zeer laag worden geschat. Dat is dan zeker een onderhandsche afspraak geweest met de burgemeesters van Amsterdam en Rotter dam, want de andere burgemeesters weten er niets van. Spr. geeft toe dat, als men de des betreffende wettelijke bepalingen op de onder officieren toepast, men moet komen tot den door den Minister genomen maatregel ten hun nen aanzien, maar men zal in de toekomst art. 8 in die Militiewet anders moeten gaan iipvfltten. Spr. onderschrijft de klacht dat vele cornmissiën van voorlichting zeer langzaam werken. Het is Godgeklaagd hoe lang de men sehen op een beslissing moeten «achtenhet duurt maanden. Onjuist acht spr. het ook dat, indien de kost winner gestraft wordt, de vergoeding voor zijn gezin wordt ingehouden. Dat is een»vreese!ijk zware straf. Ook komt spr. op tegen onthouden van ver goeding aan genfobiliseerde onderofficieren die zonder het vereisehte verlof getrouwd zijn, en die deswege reeds zijn gedegradeerd. Nog bepleit hij verhooging van het menage- geld v oor gemobiiiseerden met /verlof. De VOORZITTER deelt mede dat de heer Mendels c.s. de volgende motie heeft inge diend De Kamer, van oordeel dat de beperking van het bedrag dervergoedingen aan militairen- kostwinners, neergelegd in art. 4 van het Kon. besluit van 22 Febr. 1912, dient te vervallen, gaat over tot de orde van den dag. Deze motie wordt dadelijk behandeld. Do MINISTER VAN OORLOG, de heer BOSBOOM, zegt dank, inzonderheid aan den heer Ter Laan. Vooral van die zijde heeft spr. dit getroffen, voor de betuiging dat binnen de wettelijke bepalingen het departement Oor log inzake de vergoeding heeft gedaan wat het kon. Spr. handhaaft zijn bezwaren, in de Me morie an Antwoord uiteengezet, tegen het ma ken van een schaal voor het toekennen van de vergoedingen. In een gemeente met industrie en met landbouw in de omstreken b.v., zou zulk een schaal tot groote onbillijkheden kun nen leiden. Ook zou geen rekening gehouden kunnen worden met verschillende gezinsom standigheden. Men wordt onbillijk aan de eene zijde, en geeft te reel aan den anderen kant. De Minister geeft toe, dat de loonen gestegen zijn; maar wie waarborgt dat daarop niet een sterke daling zal volgen Gaan we met de stijging meemoeten wij dan óok niet met de daling meegaan? Moeten wij dan ook niet de vergoedingen gaan vermindoren? Maar dan zouden de bezwaren loskomen In .de loonen van 1 Augustus 1914 heeft de Minister een vaste basis. Bij handelen volgens de motie- Mendels zou liet hek van den dam komen. Dan kreeg iedereen het maximum zonder eenige be perking. Spr. zal eeö ander middel, hetwelk hij reeds in zijn Memorie in uitzicht stelde, toe passen; n.l. de vermindering van den aftrek dor zelfkosten desnoods ze geheel achterwege laten. De Minister heeft uit dit debat veel geleerd. Spieker heeft nu gehoord hoe men over deze zaak denkt. Spr. ziet daaraan den thermometer voor do denkbeelden die in de Kamer leven. Waar wijziging van de berekening van de zelfkosten niet kan geschieden zonder wijzi ging van art. 4, vraagt de Minister, dat de heer Duvmaer van Twist den Minister een be wijs van vertrouwen zal geven en zijn motie intrekken. Wat de motie-Mondeis betreft, waar spreker nu den polsslag der Kamer heeft kunnen voe len, en de verzekering geeft, dat hij inzake de vergoedingen zal doen wat hij kan, hoopt de Minister, «lat ook do heer Mendels zijn motie zal intrekken. De minister is het er mee eens, dat een ge deelte van de verdiensten der vrouw aan het gezin ten goede moet komen. Wat de ver mindering der vergoeding voor de gezinnen der gemobiliseerde onderofficieren betreft, wijst de minister er op, dat de beer Ter Laan daarvan de billijkheid heeft erkend. Het is voor spreker, die in het begin van de mobili satie er naar gestreefd heeft, bezuinigingen in te voeren, bitter, thans verwijten ,als de heer Duymaer van Twist deed, te .moeten honren. I^p commissiën van voorlichting hadden den mi nister er op gewezen, dat hij te royaal was. Spreker is het met den heer Ter Laan eens, dat de aftrek van 70 cent wat teveel was; en hij is bereid dit te verminderen. De M: nister verdedigde voorts de maatrege len tegen hen die zonder verlof huwden. Hij wijst er voorts op dat ook na den oorlog aan de gezinnen van velen, aan wie vergund wordt nog eenigeii tijd onder de wapenen te blijven om naar een. betrekking uit te zien, vergoeding znl moeten worden uitgekeerd. Het gaat dus niet aan in het vergoedingabesj ut te spreken van oorlogsgevaar of buitengewone om standigheden. zoonis do heer Kolkman wil. Do heeren KOOLEN en .DUYMAER VAN TWIST repliceer en. Laatstgenoemde trekt zijn motie in. De heer MENDELS repliceerend, verklaart den Minister die zulke goede voornemens heeft geuit, eenig uitstel te willen geven. Ook hij trekt dus zijn motie in. Vervolgens repliceeren de laeeren KOLKMAN en TER LAAN. Het wetsontwerp wordt daarna zonder hoof delijke stemming aangenomen. Uitzending van miliciens naar Indië. Interpellatie Hugenholtz. De heer HUGENHOLTZ verkrijgt hierna het woord tot het houden van zijn interpellatie in zake uitzending van miliciens naar Indië. Spr. wijst er op, dat de minister verklaard heeft dat we hier niet' hebben te doen met een maatregel voer eens, maar dat die uitzending zal worden voortgezet zoolang de oorlogstoe stand duurt. Hij wijst voorts op de oppositie steeds ge voerd tegen plannen van het departement om miliciens naar Indië te zenden. N~a den oorlog zullen vele den dienst verlaten. Uit de matrozen met kort dienstverband zal daarin slechts onvoldoende kunnen worden voorziendus zal een groot aantal miliciens worden uitgezonden. Het pleit voor de militie-marine zal dan reeds voor de helft zijn gewonnen. Daarom dient hiertegen een woord van protest te worden ge hoord. Tegenover de meerdere ontberingen van den zeedienst stonden voor de zeemiliciens steeds compensaties. Invoering van een militie marine zou een onduldbare overbelasting op een bepaalde groep leggen; daar men een dienstverband van ten minste 3 jaar zou krijgen terwijl de landmiliciens er met 8 maan den af zijn. Men zou clan tot een onduldbaren dwang moeten overgaan. Met welk recht zal de minister den een voor uitzending aanwijzen en den ander vrijlaten? Dat is willekeur die gevoeld wordt, onrecht. Spr. geeft toe, dat art. -6 der militiewet den minister formeel de bevoegdheid geeft tot de uitzending, maar is het daarin genoemde motiefoorlog of oorlogsgevaar thans waar heid Dat slaat toch alleen op oorlog of oor logsgevaar voor de koloniënmaar dat is er niet. Spr. gelooft dat het eigenlijke motief is dat d^ minister de vloot wil bemannen met miliciens. De onbetrouwbaarheid die de minister aanvoert ten aanzien van de vrijwil ligers zal toch ook na den oorlog gelden. Fan relletjes te Soerabaja weet men officieel nog niets. De rapporten daaromtrent zijn nog uiet hier. Spr. behandelt daarna de oorzaken van de relletjes aan de hand van een rapport vau den Boud van Marine-korporaals. naar het spoor van Duncan's fiets, dat naast het wagenspoor liep. Spoedig had hij uitgemaakt, in welke richting het rijwiel was gegaan; hij had dat opgemerkt bij de helling van den weg. Als een fietsrijder een weg bestijgt, zal zijn voor wiel onwillekeurig slingeren daalt hij daar entegen, dan geschiedt dit meestal in rechte- lijn. Hij had ook opgemerkt dat de wagen, dien Duncan moest zijn tegengekomen, met muilezels was bespannen en in noordelijke richting reed. Toen Frost echter aan het punt was ge komen, waar Duncan zich voor den wagen had verborgen, werd plotseling zijn belang stelling gaande gemaakt.' Het fietsspoor eindigde eensklaps. Blijkbaar was de rijder al rijdende van zijn fiets gesprongen; hij kon de plek zien, waar de voet was neerge komen. Waarom was dat gebeurd? Een ratelslang misschien? Of een beer? Hij glimlachte. Er zou wel een andere reden zijn. Hij ging verder, totdat hij kwam aan de plek, waar Duncan weer was opgestapt. Het spoor van de fiets liep nu dwars door dat van den wagen Daar moest Sheriff Frost meer van weten Hij zou den man zien op te sporen, om te weten wie hij was. In zijn droom meende Duncan te hooren, dat iemand tegen hem sprak. Maar inplaats van antwoord te geven, bleef hij liggen èn doonte slapen. Eerst toftn hij yi den tweeden keer werd aangeroepen, trok hij den arm voor de oogen weg. Sheriff Frost, met de ster van zijn waar digheid op zijn jas, stond voor liet open raam. Duncan sprong op. „.Hands up!" beval Frost. „Ik ben uw arrestant1", stotterde Dun can, terstond gehoor gevend aan het bevel. Deze enkele woorden waren voldoende be kentenis, maar eerlijk gezegd was Frost er toch eerder op voorbereid geweest zelf een verklaring te geven, als de ander hem had gevraagd, wat dit ongemotiveerde bevel moest beduiden. I Maar Duncan vroeg niets. Hij scheen te berusten in de arrestatie en toen Frost hem terstond daarop sommeerde zijn wapens over te geven, bekende hij ter stond, dat hij zijn revolver in de boschjes in de huurt van Berkeley station had wegge worpen en ongewapend was. Het viel hem niet eens op, dat de sheriff niet naar zijn naam had gevraagd, noch een aanklacht geuit. „Waarom deedt ge heb eigenlijk?" vroeg Frost diplomatiek. „Oog om oogMijn vrouw verwoestte mijn leven, daarom nam ik het hare! Candall was een schurk, die haar van mij had afge troggeld 1 Ik heb ze beiden gedood!" De bekentenis was er uit! Verder ver hoor was overbodig „Je hebt een heel eindje moeten afleg gen", beweerde Duncan, „en je zoudt me ook nooit gevonden hebben, al3 ik mijn Do oorzaken van dio rolletjes werden niet weggenomen; slechts word getracht hun ge volgen te onderdrukken. Spr. st*It op den voorgrond dat hij die ongeregeldheden niet goedkeurt. De oorzaak ligt in het uitschakelen van dc organisatie, die als veiligheidsklep had kunnen fungceron. De minister oogst nu een vrucht van eigen hoorn. Do minister hooft andere motieven voor dé uitzending dan die hij opgeeft. Waarom zijn dio miliciens moer betrouwbaar Als het hem zit in de organisaties, welnu, do miliciens heb ben nu een bond dio klinkt als een klok. Van de uitgezondenen ziju er al drie gedrost; zij verkiezen liet gevaar, aan desertie verbonden, lieven uitzending naar Indië. Zullen deze menschen, gedwongen in Indië daar aangeko men, meer betrouwbaar zijn? Dc> miliciens, uict-vakinenschen, zullen in Indië de plaatsen vap vakmenschcn moeten gaan innemen cu daardoor het werk van de andere vakmonschen daar verzwaren. Dat geeft verzet en opstoot jes. Daartegenover staat dat meer dan 200 vrijwilligen bereid zijn naai; Indië te vertrek ken. Spr. concludeert dat nooit miliciens naar Indië zijn gezonden, bovendien zijn er vrij willigers bereid te gaan. Spr. vraagt daarom: Is de minister bereid voor de uitzending van zee-miliciens naar Ned-Indië, voor zoover zij zich daar toe niet vrijwillig hebben aangemeld, alsnog af te zien? Do MINISTER VAN MARINE, do heer RAMBOX.N ET, zegt, dat de heer Ilugenboltz h-:er jaren lang wantrouwen gezaaid heeft in hei Ma «in «-bestuur. Daardoor heeft hij nu zelf geloofd, dat spr. de genomen maatregelen heeft getroffen om de militie-marine in te voe ren. Toen spr. voor het eerst zijn plannen in do Kamer uiteenzette, verklaarde hij dat hij een loyale proef zou nemen met een. vrijwillige marine met kort dienstverband en dat alleen als die poging mislukte hij over zou gaan tot de invoering van een militie-marine. Wanneer men klachten, inplaats van ze op behoorlijke manier in te zenden, aangrijpt voor het bewer ken van een agitatie, dan ondergraaft men"d;e vrijlligorsronrineZij die vrijwillig komen rijn niet de slechtsten, dat zijn menschen waar durf in zit. Daarom geeft spr. aan hen de voorkeur. Zoo dacht spr. er over en zoo denkt hij er nog over. Spr. heeft steeds getracht en er bij do voorzitters van de Ka mere over gesproken om ©em wijziging va.n de Militiewet te verkrij gen, opdat mogelijk zou worden een vrijwillige dienst voor ux.LicienB - an 34 j'aar met jaar reserve. Spr. wijst er dan nog op, dat twee ploegen miliciens naar West-Indjë zijn gezonden, zon der dat dit tot eenigen tegenstand aanleiding gaf. De Minister verzekert <fet de toestanden te Soerabaja juist op voortdureDden aandrang van den Commandant van de Zeemacht zijn veranderd. Spr. zegt dat de hoer Huzenholta bij zijn vergelijking met do Landmilitie ver geten heeft, dat de diensttijd bij de bereden wapens twee jaar is. Relletjes als 'te Soerabaja zijn voorgevallen, zijn iu tijden van. oorlog en oorlqgpgevaar ontoelaatbaar. De toedraoht moet spr. onder voorbehoud mededeelen. Als we alles weten, zullen we er wellicht een ande ren kijk op krijgen. Spr. citeert het telegram' van De Telegraaf, dat er nogal onrustbarend uitzag en leest vervolgens de telegrammen tus- schen den Commandant van de Zeemacht en den Minister over dit feit gewisseld, waaruit blijkt, dat de Commandant om uitzending van de 50 miliciens vroeg; 44 man worden met ontslag naar Holland teruggezonden. Over het hospitaal te Soerabaja was geen enkele klacht ingekomen voordat het officieele onderzoek begonnen was. Een der commandanten had aan uit het hospitaal teruggekeerden wel eens gevraagd of zij goen klachten hadden .en dan kreeg hij wel e-As ten antwoord, dat de voe ding onvoldoende was, maar niets van de klachten, door den heer ITugenholtz genoemd. Op verzoek van den Minister is van het De partement van Koloniën een brief uitgegaan aan den Gouverneur-Generaal om een" volle dig onderzoek in te stellen. De Minister bespreekt daarna drie punten, die met elkaar verband houden.: de verslappen- do bondsgeest, de actie van den heer Micliels tegen het kort dienstverband cn --gen den Minister en de actie tegen het hospitaal. In het begin van de mobilisatie v as de geest op de vloot uitmuntend; er werd met opge wektheid gediend. Spr. leest daarop een artikel voor uit het Anker, waarin verschillende vra gen tot het personeel worden gericht, p.a, waarom zo geen actie voerden en de geest ver slapte en of ze geen klachten meer heb ben, enz. Ook uit hef. Correspondentieblad" van den Bond docfc de Minister verschillende aanhalin gen ten beiooge van de verslappende houding der bondsleden. De moeilijkheid om den boel weer aan den gang te krijgen heeft zich geuit „Ik zal dat pak achter op je fiets moeten onderzoeken", zei Frost. Hij gespte het pak los en maakte het op het bed los. Ook de inhoud van de „roode haring" werd geïnspecteerd. „Je was goed voorzien", merkte Frost op. Tusschen al den rommel, die op het bed werd uitgeschud, kwam eindelijk ook een paar nieuwe broek besekenners voor den dag. Die waren dus keelemaal niet vergeten. Duncan keek er naar. Toen keek hij Frosü aan. Hij sloeg zijn hand tegen zijn voorhoofd, alsof het hem duizelde. „Hoe kwam je er bij mij op te sporen vroeg hij. „Ik heb je spoor op den weg opgemerkt en daaruit opgemaakt, dat je je fiets in een boschje had gegooid toen er een kar langs kwam. Dat doet geen man met een zuiver geweten. En daarom besloot ik, de zaak te onderzoeken. Dat is alles!" „Wist je dan niet eens wie ik was?"- „Neen V- Duncan greep de broekbeschermers, scheurde ze door midden en wierp de stuk-, ken het raam uit. „Gracian had gelijk", zeide hij langzaam, ,voor den bedachtzame bestaat geen gevaar! Naar den duivel met alle broekbescher mers!" En Frost vroeg geen verklaring voor die woorden

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1916 | | pagina 1