No. 284.
vrijdag 9 Juni 1916
Orgaan voor Leger en Vloot.
't Vriendje.
Oorlogsnieuws.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Oezondheidsleer
Ons Oorlogsdagboek.
in dei
TWEEDE JAARGANG.
SOLDATENCOURANT
EED ACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, AMSTERDAM. DIT
BLAD VEESCHUNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS 3 CENT, ABONNEMENT BI.T VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.50 P.IvWARTAAL
Voor Ad verten titïn wende men zich tot onze Administratie. FaJestrinastrnat 10
Amsterdam. Pry's der Advertentiën per regel 30 cent. Voor Ingezonden Mede.'
deePugen op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief. By abonnement
reductie.
Op het Zuidoostelijk oorlogsterrein.
7?y «3 fpvnsgtt
>flonrr Voc>/cfi*ec>
In de laatste dagen komen er niet veel
berichten van den strijd in den Balkan.
[Wel wordt gemeld van nieuwe bewegingen
der Bulgaarsche troepen, di6 zich blijkbaar
aan de Grieksche grens hebben vastgezet" in
sterke positie. Er valt dus wel te verwach
ten, dat weldra een strijd daar zal losbar
sten; ook de geallieerden te Saloniki maken
zich blijkbaar gereed, zij hebben nu o. a.
den staat van beleg afgekondigd in die stad.
We geven hier een kaartje vatt het ge
bied, waar denkelijk de slagen zullen vallen,
•'i Fort Hoepel en Demir Hissar, benevens
het eveneens door de Bulgaren bezete fort
Goja (tusschen' beidé genoemde plaatsen)
zijn daarop duidelijk aangegeven.
De Bulgaren hebben door deze be
zetting van de Grieksche grensversterkin-
gen hun strategische positie ten zeerste ver
sterkt en bedreigen van hieruit in de flank
den opmarsch der geallieerden, die zich
blijkbaar gereed hadden gemaakt in de
richting van de Stroemitza een offensief
naar Macedonië in te zetten. Afdeelingen
van het leger der geallieerden waren reeds
van Gevghela en Doiran uit in het dal
tusschen Belasjitsa en Kroesja-Balkan in
oostelijke richting voortgedrongen en had
den reeds het fort Dowatepe aan den
ingang van dat dal bezet, blijkbaar met de
bedoeling om vóór dat offensief, den toe
gang van den Roepelpas af te sluiten. De
Bulgaren dit gevaar voorziende, dat boven
dien als de Franschen dezen pas in handen
hadden, dezen den toegang door het
Petritsjdal naar het Bulgaarsche gebied zou
openen, zijn -hun tegenstanders dus voor ge
weest. De bezetting van Poroj verandert
aan dit feit niets.
De Bulgaren hebben door hun nieuwe po
sities hun verdedigingslinie versterkt en zich
tevens van een betere basis voor een moge
lijk offensief tegen de geallieerden verze
kerd.
door J. P. BIJL, officier van gezondheid.
LVI.
Nekkr.amp. III.
Dreigt een meningitis-epidemie, zooals
dit hier te lande eenige weken geleden het
geval was, dan zal men in de eerste plaats
moeten zorgen om de hygiënische omstan
digheden zoo goed mogelijk, te maken en
het weerstandsvermogen niet te verzwakken.
Dit alles is evenwel gemakkelijker gezegd
dan gedaan. De groote troepenmacht, die
onder de wapenen is, kan onmogelijk altijd
gelegerd worden zooals dat uit hygiënisch
oogpunt wel gewenscht zou zijn. Een klein
Brabantsch dorpje is er nu eenmaal niet op
ingericht om nog een paar honderd man
©en onderdak te geven, zooals ze dat thuis
gewend zijn. Men moet zich behelpen en
men moet zijn eischen minder hoog stellen
dan in gewone tijden. Maar toch kan ook
het meest eenvoudige kwartier met een
.weinig goeden wil belangrijk verbeterd wor
den. Meermalen is het mij overkomen, dat
soldaten over.hun kwartier klaagden en dat
bij onderzoek bleek, dat de dekens, in plaats
yan netjes opgevouwen op den stroozak te
liggen, op een hoopje er naast lagen, dat de
ramen niet open waren, dat de vloer be
schouwd werd als te zijn één groöte spuw
bak. De troepencommandanten en het
kader moeten natuurlijk geregeld toezicht
houden, maar wanneer de manschappen zelf
totaal geen gevoel voor orde en zindelijk
heid hebben, is het moeilijk om een goed
kwartier netjes te houden, laat staan een
slecht kwartier bewoonbaar te maken. Toch
is het noodig, dat bij gevaar voor een nek
kramp-epidemie zoo veel mogelijk gezorgd
.wordt voor reinheid en zindelijkheid. De
96ste Week.
Van 29 Mei tot 5 Juni.
29 Mei: De Oostenrijkers maken zich mees
ter van enkele werken van de Ita-
liaansche hoofdverdedigingslinie.
De .Russische minister van
buitenlandsche zaken Sasonof
legt een belangrijke verklaring af
omtrent Ruslands doel.
-- Het Nederlandsche zeilschip
Holland" is onder verdenking
van spionnage door een Duitsch
oorlogsvaartuig naar Borkum op
gebracht en wordt deu volgenden
dag weer in vrijheid gesteld.
SI De vestingen Asiago en Arsiero
zijn door de Oostenrijkers ver
overd, die hun opmarsch in ooste
lijke richting voortzetten.
--De Franschen bezetten Poroi
ten noordoosten van het Doiran-
xuer r.
Tusschen het Skagerak en
Hornsrif heeft een hevig zee-
geyecht plaats tusschen Duitsche
en Engolsche vloten.
S Bij koninklijk besluit worden alle
Belgen van 18 tot 40 jaar, die
zich in het buitenland bevinden
of in het niet bezette gedeelte van
België, opgeroepen voor den
dienst, hetzij in het leger of bij
de nijverheid.
De Duitschers veroveren bij
Ïerdun bet dorp Damloiip,
order van den Opperbevelhebber van 18
April heeft daarop dan ook met nadruk
gewezen zindelijkheid van de kwartieren,
goede ventilatie, reinigen der dekens in de
buitenlucht, gebruik van spuwbakjes,
dat alles is mogelijk, zelfs in het
meest vervuilde dorpje. Daarnaast moe
ten de manschappen begrijpen, dat zij
hun vrijen tijd niet gaan .doorbrengen in
overvulde stoffige herbergen, waar men den
rook snijden kan. Vooral recruten móeten
oppassen voor oyer-vermoeienis. De dienst
pakt hen sterk aan. In de eerste weken
vermageren zij gewoonlijk wat. Zij moeten
dus na afloop van den dienst niet den ge-
heelen avond door hun garnizoensplaats
rondslenteren. Zij moeten oppassen vooi;
koude vatten enz.
Dit zijn algemeene maatregelen, die
altijd in acht genomen moeten worden,
maar waarop thans nog eens ernstig gewe
zen moet worden. Hoeft zich evenwel ergens
een nekkrampgeval voorgedaan dan zullen
zeer bijzondere maatregelen genomen moeten
worden. Gewoonlijk verwondert men ©r
zich dan over, dat hij zoo'n ernstige be
smettelijke ziekte niet ter dege ontsmet
wordt en menige eigenwijze bediller heeft
reeds smalend over den militair geneeskun
digen dienst gesproken omdat hij niet halve
kazernes naar carbol en creoline en forma
line liet stinken. Wij hebben evenwél hier
boven gezien, dat bet meer moeite kost om
de.' smetstof van nekkramp i-n het leven te
houden dan om de bacteriën te dooden en
ontsmetting heeft dan ook zeer weinig be-
teekenis. Het overbrengen der ziekte door
levenloozp voorwerpen zal bij soldaten
nauwelijks kunnen voorkomen. Slechts door
gebruik te maken van elkanders veldflesch,
eetgerei, blaas-instrumenten zou dit het
het geval kunnen zijn.
Niet in levenlooze voorwerpen, maar in
roenschen, die de smetstof in hun keel her-
De Duitsche Rijksdag neemt
in tweede lezing alle belasting-
ontwerpen aan.
De geallieerden hebben het te
legraafkantoor, alsmede de bu
reaux van de prefectuur en van
de douane te Saloniki bezet en
den staat van beleg afgekondigd.
door
WILLBMINE 0. A. LABBERTON.
(Overgenomen uit dc „Nieuwe Courant".)
En nu is het vandaag weer Vrijdag', en zijn
we eigenlijk alle drie ecnigszins in afwachting
van wat er uit den schoot der tijden zal ge
boren worden. Kees is den heelen dag in uit-
bundig-vroolijke stemming. Aan de koffietafel
heeft hij zijn appel niet opgegeten, maar hem
mij ter bewaring gegeven. ..Voor Jan", voegde
liij er verklarend bij.
En nu zitten we aan tafel en eten onze snij
boon en met worst met zichtbaar genoegen. Wij
zijn beiden nog eenigszins van Gelderschen oor
sprong, ni\jn man en ik, en houden Van stovigen
kost.
„Vader, wat eet je toch vrcéselijk veel", zegt
Kees, als mijn man zich voor de derde maal be
dient. We kijken elkaar aan. Tot onze verba
zing klinkt er verwijt inplaats van bewonde;mg
in de reeds gewoon geworden opmerking. „Er
er blijft piets voor Jan over". Ilc zie m de
ooghoeken een paar meisjesachtige tranen, glin
steren, die echter met maoht en geweld worden
tegengehouden
bergen, moet hot grootste gevaar
worden. Deze menschen kunnen volkomen
gezonde ,oocoendragers" zijn of het kun
nen de meningitis-patiënten zelf zijn. Groot
is het gevaar, dat de lijders opleveren even
wel niet. Besmettingen van doctoren en
pleegzusters komen zelden voor. Gewoonlijk
is de smetstof bij de patiënten dan ook
slechts gedurende den eersten tijd van hun
ziekte in de keel té vindeoi, daarna is ze er
niet meer aanwezig en van de hersenvliezen
uit kunnen de eoccen niet in de buiten
wereld komen.
Het grootste gevaar schuilt in de gezondo
personéb, die de smetstof in hun keel her
bergen, *de coccendragers. Het is dan ook
van het meeste belang om deze personen
zoo spoedig mogelijk op te sporen en voor
hun omgeving onschadelijk te maken. Dit
opsporen moet geschieden door bacteriolo
gisch onderzoek en is daardoor vrij tijdroo-
vend. Wij kunnen' natuurlijk hier niet be
spreken, hoe dat onderzoek precies ge
schiedt, 'maar wij willen er toch eenig denk
beeld van' gevenZooals gezegd sterven de
meningococcen spoedig af, het is zeer moei
lijk om ze te laten groeien buiten het
menschelijk lichaanp, ze schijnen ménsche-
lijke weefselsappen noodig te hebben voor
hun groei. Om 'de smetstof kunstmatig te
doen groeien, gebruikt men dan ook men-
schelijke weefselsappen en wel het vocht,
dat de doctoren verwijderen uit de buik van
waterzuchtige menschen. Dit vocht wordt
zorgvuldig opgevangen en in het laborato
rium te Utrecht bewaard. Een weinig van
dit vocht wordt gemengd niet warme vloei
bare agar en geschonken op een rond, plat
glazen schaaltje. Door koude stolt het dan
en vormt een taaie laag in het schaaltje.
Op deze aldus gemaakte „voedingsbodem"
kan de smetstof zich vermeerderen, indien
de schalen zoodra ze met de smetstof be
streken zijn, tenminste zoo spoedig moge
lijk in een kast gezet worden, die nauw
keurig. 37 gr. C. warm is," de lichaamstem
peratuur van den mensch dus. Worden de
besmette schalen niet spoedig genoeg in die
kast gebracht, worden ze b.v. per post
verzonden, dan is de smetstof dikwijls reeds
afgestorven bij aankomst in het laborato
rium en treedt dus geen groei van de
coccen op. De schalen worden dan ook
steeds door een hospitaalsoldaat persoonlijk
naar-het laboratorium in Utrecht gebracht.
Is de reis lang, dan wordt zelfs een he^le
kruik gelegd in de tasch, waarin de schalen
vervoerd worden om ze zoodoende ten
minste zoo warm mogelijk te houden.
Zooals gezegd is, herbergen dc coccendra
gers de smetstof in het slijm van de neus-
keelholte, de holte die boven de huig is.
Voor bacteriologisch onderzoek van dat
slijm moet het dus uit. die holte weggeno
men worden. Hiervoor gebruikt, men een
koperen staafje, waarvan -het einde recht
hoekig is omgebogen en voorzien is van een
watteprop. Alles wordt natuurlijk uitge
kookt, voordat het gebruikt wórdt. Men
laat de te onderzoeken persoon den mond
wijd openen, drukt met zijn lepel de tong
nog wat naar beneden en brengt dan het
omgebogen eind van het. koperen staafje
in de neuskeelholte, wrijft het even fegen
het slijmvlies en haalt het dan weer terug.
Het watje, waaraan dan het slijm kleeft,
wordt over den zoojuist beschreven voedings
bodem gewreven.
De aldus behandelde voedingsbodems
blijven een a twee etmalen in de kast bij
37 gr. C. staan. Worden de schaaltjes dan
uit die kast gehaald, dan ziet men, dat de
voedingsbodem-bezaaid is met kleine witte
en gekleurde puntjes. Dit zijn allemaal
hoopjes bacteriën, ieder hoopje, kolonie
genoemd, bestaande uit duizenden en dui
zenden bacteriën. De meeste van deze bac
teriën zijn onschadelijk en voor ons van
geen beteekenis, maar daarnaast komen
misschien voor de gevaarlijke meningococ
cen. Met allerlei, hier niet verder te be
schrijven hulpmiddelen gaan de doctoren
van het laboratoriumnu onderzoeken of er
meningococcen op den voedingsbodem ge
groeid zijn. Is dit het geval, dan heeft de
persoon, wiens slijm op den voedingsbodem
uitgestreken is, de smetstof dus in zijn
keel, is hij dus coccendrager.
inderdaad heeft onze keukenprinses vandaag
een al te geringe dunk van onzen eetlust, gehad
of misschien ook vel een te grooten van dien
der keukenafdeeling. Hoe dit zij, onee schalen
zijn leeg.-
„Er zal in de keuken nog wel genoeg zijn,
Kees", zeg ik troostend. „En anders krijet Jan
een paar lekkere boterhammen van moeder."
„Met koek?" vraagt hij hoopvol.
„Ja hoor, met koek."
Het onweer is voorbijde zon is weer schitte
rend doorgebroken!
Als we even later aan de rijst, met besenvla
zijn, wordt er gebeld. Ik kijk op: het is nog
geen kwart over zessen
„Dat is Jan!" zegt Kees, en last zich Biet-
een van zijn stoel glijden.
Maar dat strijdt tegen vaders gevoel van
etiquette. „Zitten blijven!" klinkt het gebie
dend, „je bent nog niet klaar!"
Eenigszins beteuterd bijsclit de kleine vent
zich weer op, en eet met vlugge happen zijn
bordje leeg. Dan kijkt hij mij aan.
„Ga non maar", knik ik hem toe, en in een
wip is hij verdwenen.
Mijn man schudt meewarig zijn wijze hoofd
-„O, die vrouwelijke inconsequentie! Je vindt
die vriendschap maar half goed, eD zelf stuur
ja hem er naar toe!"
„Och kom, vijf minuten eerder of later! Zag
je dan niet, hoo het kind zat te popelen van
ongeduld
„Jawel. Een goeie les in zelfbeheprsching."
Zeven jaar en zelfbeheersdhing! Zullen wa
Jan hier binnen laten komen of zou ik naar
hem toegaan?"
„Ik zou maar liever zelf even naar de keuken
gaan. Daar voelt de jongen zich natuurlijk
beter thuis en zal hij meer zichzelf zijn."
„Ja, daar heb je wel gelijk aan."
Juist wil ik de kamer verlaten, als de deur
openvliegt eg Rees tegen me nanbopst-
Uit deze korte en natuurlijk hoogst on
volledige beschrijving van het bacteriolo
gisch onderzoek zal men in ieder geval be
grijpen, hoe samengesteld en hoe tijdroovend
een dergelijk onderzoek is en wat het be-
teekent om b.v. 100 of 200 man op deze
wijze te onderzoeken. Voor iederen man een
afzonderlijk schaaltje met voedingsbodem,
een afzonderlijk koperen staafje met wat-
tenprop en dan ieder schaaltje afzonderlijk
onderzoeken. Toch zijn er in de laatste
maand ongeveer 4000 soldaten aldus on
derzocht
(Wordt vervolgd.)
Een zware slag heeft Engeland getroffen, een
slag, waarvan nog niet is te voorzien, welken
invloed hij zal hebben op den oorlog. Lord Kit
chener, de meest bekende Engelsen© veldheer,
voor de Engelschen de held van Soedan, Indie,
Zuid-Afrika, de minister van oorlog, is met een
Engelsch oorlogsschip vergaan. De minister had
bij zich zijn personeelen staf, vertegenwoordi
gers van de" regeering en twee leden van het
departement van marine. Aan boord van den
kruiser ,;Hampskire" was lord Kitchener op
weg naar Rusland, daartoe uitgenoodigd door
den Tsaar. Op verzoek der Engelsche regee
ring zou hij tevens belangrijke financieele en
militaire quaesties bespreken. Bij de Orkadi-
sche Eilanden is de ...Hampshire" gezonken,
getroffen door een mijn, door een Duitsche
torpedo? Op het oogenblik. dat we dit schrij
ven, is daarvan nog niets bekend. Nog zijn
weinig -bijzonderheden bericht van het vreese-
lijk drama, maar men vreest dat, ook omdat
er eên hooge zee stond, niemand van de be
manning gered is. Zoo zijn met lord 'Kitchener
en zijn staf ongeveer 650 Engelsche matrozen
en officieren in de diepte verdwenen.
Elders in dit nummer vinden onze lezers de
ingekomen telegrafische berichten en bijzon
derheden van het ongeluk. Verder de geschie
denis van het leven en de daden van dezen En
gelschen held, waarop het volk, of althans een
groot deel van het volk, bijna even trotseh
was" als indertijd op Wellington. Dit is g'een
wonder. Kitchenerbeeft veel voor Engelands
.roem gedaan, hij w'as de ovèrwiunaar van Soe
dan, bij was een der twee grooie mannen in
den Zuïd-Afrikaanschen oorlog, hij is in Egypte
opgetreden met krachtige hand en groot talent
van onganisatie, welk laatste hij niet minder
toonde in Indië. Bovendien was hij het ideaal
van een officier, niet alleen voor de Engel
schen, maar voor alle volken. Ook naar het
uiterlijk, groot en forseh, met een krachtig,
mannelijk voorkomen, ofschoon niet innemend,
doch bovenal was hij een man van daden, niet
van vele woorden; bij was opentop de practi-
sche Engelschman, die allereerst vroeg wat ziju
plicht was, en met zijn menschel ijk gevoel eerst
in de tweede plaats rekening hield. Lord Kit
chener was dan ook de aangewezen persoon
voor de leiding der krijgsvoering, toen de oor
log uitbrak. Toch liad hij zijn tegenstanders,
maar die werden gemakkelijk overwonnen, cn
het volk beeft nooit opgehouden hem hoogelijk
te yereeren. Of hij aan de verwachtingen, die
van hem gekoesterd werden, in de oorlogsjaren
heeft voldaan, is nog niet uit te maken, maar
het groote feit, dat een niet-militaire mogend
heid als Engeland reeds millioenen uitstekende
soldaten naar de loopgraven heeft gezonden, is
niet hei minst aan hem te danken.
Wij hebben voor eenige dagen gemeld, dat
de Italianen niet best te spreken waren over
de Russen: zij verwacht-ten van dezen, dat ze
eindelijk bun offensief begonnen, opdat zij
zelf aan hun grenzen wat lucht zouden krijgen,
't Leek dezer dagen reeds, alsof het daarop
toeging en thans berichten de telegrammen,
dat de Russen een groot offensief begonnen,
dat vooral gericht is tegen de frontlinie, welke
door de Oostenrijkers is bezet. Aanvankelijk lij
ken de Russen wel succes te hebben. De aan
vallende beweging is ondernomen togen Jiet
front tusschea de Proeth en de Styr, dus over
ecu groote uitgestrektheid, want dit front
loopt zoo ongeveer van de noordgrens van
Roemenië tot dicht, bij de Pripet-mocrassen
Volgens de Russische berichten n as de aanval
zeer hevig; de artillerie woedde vreeselijk tegen
de Oostenrijksche stellingen, dc- infanterie
ging daarop tot den stormaanval over, op ver
schillende plaatsen werden vijandelijke stellin
gen bezet, 25.000 Oostenrijkers werden gevan
gen genomen en een aantal kanonnen en mi
trailleurs buit gemaakt-
Volgens de Oostenrijksche berichten zijn de
Russische successen niet zoo groot. Toegegeven
wordt, dat ten Noordwesten van Tarnopol de
Russen eenige Oostenrijksche stellingen zijn
binnengedrongen, toegegeven verder, dat de
aanval zeer lievig en liet artillerievuur ontzet
tend was, doch cioor tegenaanvallen werden de
Russen weer verdreven uit dc bezette loopgra
ven en op andere plaatsen mislukten de aan
vallen volkomen. Voorloopig is natuurlijk nog
niet te zeggen, of dit offensief werkelijk van
belang is. Men weet alleen, dat het nu be
gonnen is, zooals verwacht werd. Het is be
spoedigd door de aanvallende beweging der
Oostenrijkers tegen Italië. Men wil do Ita-
liaanschc troepen ontlasten van de drukking
der vijanden. Of het Russische offensief de
Oostenrijkers in Italië echter verlammen zal, is
de vraig. 't Is wacr, dat zij daar niet hard
vooruitkomen in de laatste dagen, maar dit
behoeft niet alleen aan het Russische offensief
te liggen, de Italianen hebben reserves laten
aanrukken, zijn krachtiger opgetredenstellen
zich dus heftiger ie weer, nu het eigen land
wordt bedreigd. De Oostenrijkers krijgen het
dus op zich zelf reeds moeilijker in Italië, of
de Russen hun actie daar veel kwaad zullen
doen. is een andere vraag. De Oostenrijkers
zullen, door de Duitschers geholpen cn voorge
licht, zich wel zoo goed hebben versterkt en
ingegraven, dat de Russen een harden dobber
zullen hehben. De laatste berichten spreken
dan ook niet van nieuwe successen.
Aan het westelijk oorlogsterrein wordt nog
hardnekkig gevochten, maar de strijd schiet
niet op. Evenals bij Verdun duren de hardnek
kige aanvallen der Duitschers bij Yperen voort,
vooral het artillerie-bombardement is er zeer
hevig. Doch zij gaan ook over tot infanterie-
aanvallen, die op de meeste plaatsen geen suc
ces hebben; bij Hooge slaagden de Duitschers
er echter in, ook volgens de Engelsche lezing,
om in de eerste linie loopgraven van den
vijand door te dringen. Van een terugwerping
wordt niets gemeld, bet bericht zegt alleen,
dat de algemeene verdedigingslinie dér Engel
schen nog ongeschonden is. Van de streek bij
Verdun nog minder nieuws; zware artillerie
gevechten duren voort bij Faux en Damloup;
er hadden geen infanterie-aanvallen plaats.
Omtrent den zeeslag valt natuurlijk betrek
kelijk weinig nieuws meer te vertellen. De Duit
schers juichen over een groote overwinning en
de Engelschen zijn van hun kant meesters op
zee gebleven. De Britsche admiraliteit spreekt
verschillende Duitsche berichten, o.a. het ver
gaan der „Warspite" vierkant tegen.
„Moeder", vraagt Mj. en zijn prettige, open
oogen kijken me dringend aan. ..Als je wat
belooft, moet je 't to-ch ook altijd doen, hé?"
Hij heeft bijwijlen sterk principieelo neigin
gen, onze bloeiende stamhouder. Niet voor niets
is hij zijn vaders tróts en zijn moeders oog
appel 1
„Natuurlijk!" zeg ik, zonder iets kwaads te
vermoeden.
„Nou, en ik heb Jan beloofd, dat hij de vol
gende week op mijn ver jaarpartijtje mag komgn
en nou zegt hij, dat hij er niks om geeft, or ik
het hem al beloof, want dat jij bet toch wel niet
goed zult vinden. Ik zou niet weten waarom
niet hé, moeder? En ik heb bet hem al be
loofd!"
,,.Ta- maar, je mocht zes jongens vragen, weet
je wel? En die heb je al uitgezocht."
..Nou, laten we Freddie dan maar niet
nemen- Ik heb véél liever Jan dan Freddie. En
ik heb het hem beloofd, moeder, dus
Ik bedenk, glimlachend bij me zelf,, boe de
kleine, zachtmoedige Freddie met zijn lange
blonde krullen altijd wel meer het zoontje van
mijn vriendin dan het vriendje van mijn zoon
is geweest, en ook die vriendschap-der respec
tievelijke moeders is er in de laatste jaren wel
niet inniger op geworden. De wegen loopen te
veel uiteende hare naar jours en tea-rooms
en alle lichtende heerlijkheden van. het uit
gaand Den Haag en de mijhe ja, waar lei
den de mijne heen? Loopen ze niet in een cir
kelgang rond om huis en man en -kind? Maar
toch, traditie is ook wat, en het lieve, teere,
ventje thuislaten ter wille van Jan van de
werkvrouw, dat is me een al te radicale
maatregel.
„Nee, Kees. dat doen we niet. Dat zou niet
aardig zijn voor Freddie, vin-je wel? Zon jij
het prettig vinden, als hij jou niet vroeg, als
hij jarig was?"
;1Nee... Maar ^peder ik yind Freddie eigen-
Lord Kitchener met de
„Hampshire" vergaan.
LONDEN. De admiraliteit deelt of fi
deel mede, dat de opperbevelhebber
van de slagvloofc met diep leedwezen
bericht, dat de oorlogsbodem Hampshire"
op weg naar Rusland, met. lord Kit
chener en zijn staf aan boord, Dins
dagnacht ten westen van de Orkney-
eiianden gezonken is door het stooten op
een mijn, of wellicht ten gevolge van een
torpedo. Er stond een zware zee en hoe
wel al het mogelijke werd gedaan om on
middellijk redding te brengen, wordt ge
vreesd, dat er maar zeer geringe hoop is,
dat er nog overlevenden zijn.
De „Hampshire" is een kruiser van on
geveer 11,000 ton, van de Devonshire-
klasse, en telde een bemanning van 655
koppen
LONDEN. Officieel. De „Hampshire"
is te acht uur Maand'agavond ten weeten
der Orkneys gezonken. Torpedobootjagers
zochten de zee af, en patrouilles speurden
langs de kust. Er zijn echter tot dusver
nog slechts enkele lijken gevonden.
LONDEN. Kitchener was alleen vergezeld
van zijn persoonlijken staf; een ambtenaar
van het ministerie van buitenlandsche za
ken en twee vertegenwoordigers van het
ministerie van marine.
LONDEN. Kitchener was op reis gegaan
naar Rusland op uitnoodiging van den
Tsaar en zou op verzoek van de Engelsche
regeering van de gelegenheid gebruik ma
ken om belangrijke militaire en financieele
quaesties te bespreken.
LONDEN. De Koning heeft een
legerorder uitgevaardigd, waarin hij ziju
lijk niet zoo heel erg aardig."
„Nee, dat iVeet ik wel. Maar hij is altijd erg
lief voor je, Kees."
„Jawel, maar "t, is net een meisje. Ik won
niet graag dat ik zulke lange krullen van je
moest hebben, hoor. Ik zou ze, geloof ik, stille
tjes afknippen, als je eens uit was."
Liefkoozend strijk ik over het glad gemilli
meterd jongensbolletje. De kleine rakker, hij
zou er best too in staat zijn!
„Ga nou maar, vent. Moeder komt dadelijk
even in de keuken met Jan praten, hoor."
Een beetje aarzeiend, niet volkomen gerust
gesteld," gaat hij de kamer uit.
Na een kort overleg wordt in den raad der
ouders besloten, dat Jan in vredesnaam dan
maar als zevenden gast zal wórden geinviteerd,
indien mijn persoonlijke indruk dit tenminste
niet ten eenenmale onmogelijk zal maken.
„Je kunt je eenigsten zoon toch geen fiasco
laten slaan", is Vaders opinie. „De jongen
heeft nu eenmaal zijn woord gegeven. Waar
blijf je dan met je principes!"
ik ben heb wel niet geheel eens, maar zwijg,
in afwachting van de kennismaking.
Als ik even later du keuken in kom, wacht
rue oen alleraardigst tooneelt'je.Naast, het vier
kante keukentafeltje staat, met de handen in
tie zakken, het kopje schuin, mijn kleine
jongen, cn staart zwijgend bewonderend naar
zijn verafgoden Jan, die met zijn stalen vork
in onverdeelde aandacht de laatste snijboonen
overblijfselen van zijn bordje schrapt.
„Zoo, Jan", zeg ik. „smaakt heb lekker?"-
„Nou, en of!" Zonder een zweem van ver
legenheid kijkt de jongen me aan, terwijl hij
met den achterkant van een groezelhruin
handje zijn mond afveegt.
Hij is 't gewone type van een Haagseh ach-
terbuurt-joggïe, mot 'n paar brutale, maar,
gelukkigeerlijke oogen en een ietwat bedenke-
lijk neusje. Naast kernkop dep gyond liggen .de.
diep leedwezen over den dood van
lord Kitchener uitspreekt, en irukle
brengt aan de buitengewone diensten, die
deze den Staat bewezen hoeft in een tijd
van ongeëvenaarde moeilijkheden. Tevens
wordt den officieren gelast gedurendo een
week, aanvangende op 7 Juni, den rouw aan
te nemen.
LONDEN. Het bericht omtrent
Kitchener maakte te Londen een
verpletterenden indruk. Ik was in
de City toen het kwam. De men
schen snelden uit restauratie* en kantoren
en omringden de courantenverkoopers, oio
haast aan de aanvraag niet konden voldoen.
De bladen werden hun letterlijk uit de
handen getrokken. Rnkele jongens werden
door het opdringen der menigte zelfs tegen
den grond geworpen.
Overal zag rnen menschert staan, die hot
verschrikkelijke nieuws lazen. De sensatie
m de clubs was ontzaglijk. Ik herinner
m'j niet ooit te hebben bijgewoond, dat een
tijding zulk een diepen indruk maakt© op
mannen en vrouwen van alle rangen en
standen.
Van verscheiden gebouwen hingen de
vlaggen halfstok. De gordijnen van het
ministerie van oorlog waren neergelaten.
Iedereen gevoelt, dat Groot-Britaunië
een van zijn grootste mannen heeft verlo
ren, één der scheppers van het rijk en d.o
gedurende den tijd, dat hij mipister was,
schitterend werk heeft vemcht.
De bladen beschouwen eiju dood als een
nationale ramp.
Viscount Horatio Herbert Kitchener of
Khartum, die, naar de berichten van de
Engelsche Admiraliteit waarschijnlijk ma
ken, dezer dagen den dood in de golven
heeft gevonden, is op 24 Juni 1850
te Ballylongford geboren. Zijn militaire
opleiding heeft hij aan de militaire acade
mie te Woóhvich ontvangen. In 1871 trad
hij in dienst bij de Royal Engineers, nadab
hij te voren, in 1870, als vrijwilliger in
het FranscheNleger tegen Duitschland had
gestreden. Van--187478 werkte hij bij den
topographischen dienst in Palestina, werd
in 1879 vice-consul te Erzeroem en was tot
1882 bij den topografische^ dienst op
Cyprus werkzaam.
In 1882 begon zijn eigenlijke militaire
loopbaan als majoor der cavalerie bij het
Engelsche leger in Egypte. In 1884 tot
generaal-kwartiermeester bevorderd, nam
hij deel aan de Nijlexpeditie. Bij deze ge
legenheid werd hij herhaaldelijk in dagor
ders vermeld, eenige malen gedecoreerd en
tot luitenant-kolonel bevorderd. In 1886
werd hij tot gouverneur van Soeakim be
noemd, welke post hij tot 18S8 bekleedde.
Weer onderscheidde hij zich in 1859 bij
de gevechten aan de grens van Soedan.
In 1892 werd hem het opperbevel 'over
de troepen in Egypte opgedragen, met den
rang van adjudant-generaal, terwijl hij in
1890 den titel van „Sirdar" kreeg. In 1896
werd hij generaal-majoor. Als militair be
velhebber van het Egyptische leger had hij
gelegenheid om nieuwe lauweren te oog
sten, vooral in den strijd tegen den Mahdi,
die in 1897 aanving. Hij veroverde Don-
gola, bezette Berber, versloeg in 1898 de
Derwischen bij Atbara en vernietigde op
2 September van dat 'jaar het- leger onder
persoonlijk bevel van den Mahdi bij Om-
durman.
Deze overwinning vestigde voor goed zijne
hooge militaire reputatie. Hij werd t-ot
„peer" benoemd, het parlement bracht
Rem namens de natie dank en hij verkreeg
den titel Lord of Khartum and of Atpalf,
benevens een geschenk van 30.000 als
blijk van erkentelijkheid voor de diensten,
die hij zijn vaderland had bewezen.
In 1899 werd hij tot gouverneur-generaal
van Soedan benoemd: in December van
hetzelfde jaar kreeg hij den rang van luite
nant-generaal en werd hij als chef van den
gc-nc-ralen staf van lord Roberts naar Zuid-
Afrika gezonden. Reeds het volgende jaar
werd hij tot opperbevelhebber der troepen
benoemd. Zijn strijd tegen en zijne over
winning op de Boeren zijn onzen lezers
bekend.
Opnieuw werd hij bevorderd, thans tob
generaal, opnieuw bracht het parlement
noodzakelijke attributen de pet- die ik in ge
dachten dadelijk schuin achter op het donkere
hoofdje geplant- zie een rood-wolleo bouf
fante en een paar klompen. Het- geheel valt m©
niet tegqn.
Er is iets opens en flinks in het heel© figuur
tje, zooals hij nu opstaat en op aandringen van
zijn móeder „Mevrouw" netjes goeden dag
zegt. Ik beq "beslotenmijn jongen behoeft
met te worden teleurgesteld. Sta mis voor oor-
deelen komen altijd nog vroeg genoeg. En zijn
ze altijd billijk?
„Wel. en zou je graag bij Kees willen komen
spelen, .Jan, als hij jarig is? De volgende week
Dinsdag wordt- hij zeven jaar, hè Kees?"
Kees knikt. Zijn oogen kijken m© stralend
aan hij voelt: hefc gaat den goeden kant uit.
Nu kijkt het fiksehe kereltje toch een beetje
bedremmeld. „Nou jongen, wat zeg je dan?"
woidt hij door zijn moeder aangevuurd.
„Asjeblief, graag!"
Mijn drukke babbelaar neemt ru het woord
maar over: „Dan moet je om half zeven komen,
hè moederTan half zeven tot negen pur.
Laat-, hè 't Is de eerste keer, dat ik 's avonds
visite heb. Zie je nou wel, dat moeder heb wel
goed Tindt?"'
Moeder Mina is uitbundig in haar dankbe:
tuigingen. „Ik zal hem zeivers komen brengen
en halen. Mevrouw, en ik zal wel zorgen, asdat
ie d'r keurig netjes uitziet in zijn Zondagscha
pakkie, waar Jan?"'
•Tan knikt, maar het is hom toch blijkbaar
een beetje vreemd ie moede.
Maar ala ik de keuben uit hen, hoor 5k de
kinderen al dadelijk weer druk samen red©-
neeren en ik'vang .'iets .op van „taartjes en
lïmona'deU*
(Slól VdlrftJ)