No. 281* Donderdag 1 Juni 1916 Orgaan voor Leger en Vloot. TWEEDE -JAARGAN&: Onder redactie van D. MANASSEN. De rede van den Minister van Een ontwaken.- DE SOLDATENCOURANT T^TTtI-vt tnuTVT«!TBATIK PALESTRINASTR. 10, AMSTERDAM. DIT REDACTIE IW ADMINISTRATEpER WI'lEIv. LOSSE NUMMERS VOOR Voor AdverteutiCn wende men zich tot onze Administratie. Palestrinaxtraat 10, Amsterdam. l'rjjs der Advertentil'n per regel 30 cent. Voor Ingezonden Mede. deelingen op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief, Bjj abonnement reductie. Het oorlogst oor»eel Ir» Zuld-Tlrol. Het hierboven afgedrukte kaartje geeft een denkbeeld van de vorderingen door de Oostenrijksch-Hongaarsche troepen aan het Zuid-Tiroler-front behaald. De Italianen waren een groot deel van Zuid-Tirol bin- néngedrongen en bezetten al vrij spoedig na het uitbreken van den oorlog het deel van Trentino tot zuidelijk van Rovereto en het oostelijk deel van Zuid-Tirol tot Borgo in het Suganadal en nog een strook ten noorden daarvan. Het Oostenrijksche offensief heeft de Italianen nu echter al reeds uit het grootste deel van het bezette gebied verdreven en de Oostenrijksche troe pen zijn op hun beurt, uadat zij de Italia nen van de hoogvlakten van Lafraun (La- varorie en Vielgereuth (Folgaria) hadden teruggedrongen, de Italiaansche grens overgetrokken in de richting van de ita liaansche verdedigingslinie Asiago-Arsiero- Schio, die den toegang tot de Venetiaan- sche vlakte afsluit. Ook in het Sugana (Brenta)dal en over den Armenterra rukken de Oostenrijksch-Hongaarsche troe pen voort. Ten zuiden van de Terragnola houden de Italianen nog stand op den Pasubio, waar ze met de Oostenrijkers nog slaags zijn, maar het ten zuiden van den Pasubio in bet Branddal, de Valarsa, ge legen Chiesa is reeds in Oostenrijksche han den, zoodat ook de vermeestering van deq Fugazzo-pas ongetwijfeld nog sléchts een quaestie van korten tijd is. Tusschen Val Arsa en Etsch strekt zich de Zugna Torta uit, waarvan het noordelijk deel reeds in Oostenrijksche handen is. Alleen het uiter ste zuidelijk deel van Trentino is dus nog in Italiaansch bezit. ESPERANTO-CURSUS. Door welwillonde terugzending en door aan koop van oude exemplaren kunnen wij nog enkels volledige osperanto-«:ursussen van Prof. Blok loveren. Militairen beneden den rang van officier ontvangen dezen vonedigen cuijsus zoolang de voorraad strekt uitsluitend aan hun militair adres en na toezending van 30 cents postzegels aan onze Administratie. (Vervolg.) Ik kom thans op het vloeken, dat weder als een vast punt van het program ter sprake is gebracht. Is nu dit vloeken inhaerent aan het leger? Als ik op het oogenblik een compagnie van 250 rrtan heb, zullen daarbij misschien 10 of misschien zelfs maar 2 beroepsmilitai ren zijn. Do anderen zijn allen jongens cn mannen uit het volk. Kan men dus zeggen, dat, wanueer er gevloekt wordt, dit uit het le. ger voortkomt? Ik geloof heb niet. Ons volk vloekt. Gaat eens naar de achter buurten en ziet daar een kind knijpen over den weg. Laat er dan een wagen aankomen. De moeder ziet het, zij vliegt naar het kind toe, om te voorkomen, dat het overreden wordt. Honderd tegen één, dat zij daarbij het kind scheldwoorden zal toevoegen en er nog boven dien een knoop bovenop zal zetten. Het vloeken zit in het volk. Kan men dit nu door krijgstuchtelijke straf fen uitroeien? - Als do superieuren er hij zijn. wordt er niet AVat betreft de Zondagsrust, de neer Sebeu- rer beeft gesproken ren een troepenverplaat sing op Zondag, treil» 1"J eelf gesien bad. Inderdaad hebben er op een Zondag langs Ermelo troepen gemarcheerd Dat tras onmid- dell-iik na do stopzetting van do verloven en het was een gevolg er van. Er moest nog een kleine coneent.ratie plaats hebben. Do zaak is zoo ge meeld, dat, wanneer do verloven worden stop gezét, cr troepenbewegingen moeten plaats bobben, en het staartje daarvan hebben wij op den bewusten Zondag gehad. Het was niot te vermijden. De algemeene regel is. dat er des Zondags niet sromajeheerd behoeft te worden. Het zal dan oók niet'vaak voorkomen. Wat aangaat den steun aan de militaire te huizen, ik heb roods gezegd, dat ik daarover na de rede van den heer De Visser niet meer spreken zal. Aan de quaestie van de voorziening in de geestelijke behoeften van de fortbèzettinge» ben ik gaarne bereid mijn aandacht te wijden, en wanneer de geachte afgevaardigde, die dit ter sprake bracht, hij mij komt. dan wil ik gaarne met hem daarover van gedachten wis selen. Een uitbreiding van het aantal veldpredikers in oorlogstijd is onderhanden. Het is alleen ver traagd geworden door de late indiening van de voordracht van enkele kerkgenootschappen. Anders 'zou deze zaak reeds haar beslag gekre gen hebben. Of ik ook bij het leger op vredesvoet het in stituut van do aalmoezeniers en veldpredikers zal laten bestaan, daarover moet ik mijn ge dachten nog laten gaan. Ik moet het voor en tegen nog eens overwegen en ik kan dus thans nog geen toezegging in dien zin doen. De heer Scheurer hoeft gevraagd, hoe het zit. met do kapiteins-instructeur bij de depots In het laatst van Januari is cr, wegens de grooto sterkte van do depots en de overlading van de depot-commandanten met werkzaamhe den, bij elk depot'een kapitein-instucteur ge voegd. Dio depots varieeren. natuurlijk in sterkte; soms bedraagt de sterk'te 3000 man, vaak aan gevoerd door een kapitein en in den regel ver deeld over 6 compagnieën. Het is een vlottend** bevolking. Om de 40 dagen gaat een deel weg en komen daarvoor anderen in de plaats LV zorgen en de bemoeiingen van den commandant zijn dus zeer groot en hij kan zich dan ook met de oefening zijner soldaten niet voldoende af geven. De compagnies-commandanten zijn in den re gel luitenants, vaak jonge luitenants, met wei. nig ervaring, wat hun niet kwalijk to no i.er is. Het zijn dikwijls jonge reserve-luitenants, die dus eigenlijk van de opleiding van den troep nog niet zoo heel veel af weten. Om nu leiding en toezicht te hebben eigenlijke opleiding van de recruten is he; in stituut van kapitein-instructeur ingesteld. Het spreekt bijna vanzelf, dat er in den bc- oinne hier en daar eenige wrijving was tusschen do compagnies-commandanten, die, al waren het dan luitenants, zich toch bewust waren, dat ■zij de leiding hadden, en de kapiteins-instruc- 1 teur. Maar die wrijvingen zijn of worden gelei delijk overwonnen. Ik acht het instituut bepaald goed en nut tig en ik zou niet gaarne aan den opperbevel hebber in overweging geven om het- weder op te heffen. Thans kom ik tot een van do beide hoofdscho. tels van het debat: de verloven. De reden waarom de verloven waren stopge zet, is fn de vergadering van 4 April 1.1, door den tijdelijken voorzitter, van. den Ministerraad aan de Kamer medegedeeld. Toen die verloven stop gezet waren en tegen de nadering van het Paaschfeest hier en da3r onder de troepen eenige gisting merkbaar was, in verband met de vraag, hoe liet met Paschen zou gaan, is er van den Opperbevelhebber eon telegram uitgegaan, dat hier reeds besproken is. Dat was eigenlijk niet bestemd om aan alle troepen te worden gezondenhet was een ant- i woord op een vraag, door een van de comman danten gedaan, maar het is in de couranten gekomen en daardoor i6 de schijn gewekt alsof het aan het gebeele leger, was gericht. Dat is niet juist. Op 17 April ging van den Opperbevelhebber een schrijven uit, dat ik óp prijs stel voor een gedeelte voor te lezen. Het luidt als volgt: „Toen de Regeering zich genoopt heeft gezien ter bevordering van 's Lands veilig heid de periodieke verloven te schorsen, heeft Zij zioh ten volle rekenschap gegeven van de groote bezwaren, welke voor vele dienstplichtige militairen uit dezen maat regel zouden voortvloeien. Indien Zij daar- toe niettemin heeft moeten besluiten, en het thans noodzakelijk acht bedoelde schor sing ook gedurende en na de a.s. Israëlie- tische en Christelijke feestdagen 'tot nader order te handhaven, zoo berust dit op do besliste overtuiging der Regeering, dat het Staatsbelang dit besluit gebiedend vorder!. Het leger heeft zich hierbij 'zonder tegen spraak neer te leggen. De gronden, waarop de beslissing der Regeering berust, vallen buiten de beoordeeling der militairen Zij bohooreh te gehoorzamen en te vertrou wen, dat de Regeering hun persoonlijke belangen niet uit net oog verliest en- daar mede zorgvuldig rekening zal hoeden, zoo dra en voor 'zooveel eischen van hoogore orde, door het Regeeringsbeleid voorge schreven, dit zullen toelaten. „Ik; betreur het daarom in hooge mate. dat ik uit verschillende garnizoenen lx - J richten heb ontvangen, die spreken van een geest van ongehoorzaamheid onder de troepen, van onbehoorlijke uitingên en ge dragingen' en zelfs van verzet van muitai-" ren tegen gegeven bevelen. Zulk onvader landslievend en onkrijgstuchtelijk gedrag is ten scherpste af te keuren. Do comman danten 'zullen met den meesten nadruk hiertegen optreden. Vooreerst door op ern stige en bezadigde wijze hun ondergeschik ten te wijzen op de gevaren en moeilijkhe den, waaraan Nederland onder de tegen woordige militaire en politieke verhoudin gen is blootgesteld, op de noodzakelijkheid van een vastberaden en waakzaam regee ringsbeleid en op de volstrekte ontoelaat baarheid van tegenwerking in het leger ten aanzien der door de Regeering in 's Lands belang noodzakelijk geachte en bevolen voorzorgen. De officieren zullen hunne soldaten in hun belang aanmanen tot be rusting in het onvorrtiijdelijke, hen nadruk kelijk wijzen op hun plicht en op de voor hen schadelijke gevolgen van elk vergrijp tegen de tucht. „Maar tevens zal elke openlijke uiting van ongehoorzaamheid, elk hegin van wan gedrag of verzet terstond met kracht en klem moeten worden* onderdrukt. Zwak heid en vergoelijking mogen hier niet wor den gedoogd. De commandanten zullen hebben te overwegen, welke middelen hun ten dienste staan om orde en krijgstucht te doen eerbiedigenzij zullen er van door drongen moeten zijn dat 'zij in geval 'van nood die middelen tijdig en vastberaden in werking hebben te brengen.'' Dat is door den Opperbevelhebben aan de korpscommandanten geschreven. Deze opdracht om hun ondergeschikten met den ernst van den toestand op de hoogte te brengen en met de noodzakelijkheid om te berusten is van den Op perbevelhebber uitgegaaji. Hij heeft er nog dit bijgevoegd: „Bewegingsvrijheid" dat is het mo gen vertrekken met fietsen, motorfietsen en automobielen „als bedoeld in mijne aanschrijving van 6 April j.l. Beheer Land macht No. 49451 O. Y. I. A 633, doch zon der dat daaraan vervoer per spoor verbon den is", daarvoor was een strategische reden, eu die reden is er nog „zal op zoo ruime schaal worden toegestaan als met de eischen van den dienst, de orde en de vei ligheid vereenigbaar is. Maar ik moet er op wijzen, dat deze bewegingsvrijheid hoofdzakelijk weder werd verleend ten be hoeve der dienstplichtigen beneden den rang van officier, die door de schorsing der periodieke verloven in hun bedrijfsbelangen getroffen worden. Aan officieren en be roeps-onderofficieren behoort dezo bewe gingsvrijheid slechts bij hooge uitzondering en bij bepaalde noodzakelijkheid te worden verleend, en dan nog in dier voege, dat J van het personeel steeds by den troep aan wezig is; in deze ernstige en moeilijke da gen is de plaats van de commandanten en verdere officieren bij den troep. Tot mijn leedwezen is mij gerapporteerd, dat van bedoelde bewegingsvrijheid ook al weder, in strijd met haar doel, misbruik wordt gemaakt, zelfs door officieren.'., ver der, dat militairen 'zich uit hun stand plaats naar een daarbuiten gelegen spoor wegstation begeven en aldaar in den trein plaats nemen. Ik zie mij daarom verplicht te bepalen en zal de spoorwegdirectiën c-n stationscommandanten in dien zin in- strueeren dat aan militairen, ongeacht hun rang, die voor eigen rekening reizen, alleen op vertoon van verlofpas een plaats- kaart mag worden-verkocht." Waar door sommige geachte afgevaardïgdon is gezegdwaarom hebt gij de soldaten niet eenigormate op de hoogte laten brengen van den toestand, zoodat zij konden begrijpen waar om het noodig was' dat zij bleven geloof ik, dat aan deze geacht» afgevaardigden door deze circulaire wel ten volle voldoening zal zijn ge schonken. Men kende dus het standpunt der Regeering en wist in heel het leger welke hooge belangen op het spel stonden. Niettemin heb ben de geachte afgevaardigde uit Den Haag sprak van vele honderden, ik zeg, vele duizen den zich ongeoorloofd uit hun kantonnementen verwijderd. Als lichtzijde kan ik er op wijzen en ik stel daarop prijs dat verreweg het grootste gedeelte daarvan bestaat uit jonge mmjscheD, niét uit de gehuwden, niet uit de ouderen, de kostwinners, maar uit jonge men sehen of uit mannen, die. hoewel van ouderen leeftijd, nog slechts kort in dienst waren. Wat is nu door den Opperbevelhebber be paald? Hij heeft aan de betrokken commandan ten overgelaten de krijgstuchtelijke bestraffing en de strafmaat die kunnen voor het heele leger nooit door één persoon- worden bepaald, want daarbij moet men rekening houden met de individuen. Maar hij heeft gezegd, dat de menschcn voorloopig zullen 'zijn uitgesloten van die zoogenaamde bewegingsvrijheid, dat zij tot groepen zullen worden vereenigd, en dat die groepen zullen worden onderworpen aan een strenger regime, dat 'zij zullen hebben te lee- ren men nceme, als men wil, dat dan een straf wat tucht is t*n het zich onderwerpen aan bevelen, het eerst noodige om de soldaten voor den vijand te kunnen aanvoeren, en dat zij dus nog wat extra-oefening moeten hebben. Dat is de ratio van dio bepaling. En waar er mcnschen zijn, die gedrost wa ren, doordat het hun gemakkelijk was hun woonplaats te bereiken, in den regel een groote stad dicht hij hun kantonnement gelegen, heeft men gezegd: om recidive te voorkomen, zullen wij die mcnschen daar eens een eind vandaan halen. Ik keur dien maatregel ten volle goed, zij heb ben mijn gebeele instemming. Clementie is ge vraagd door den geachten afgevaardigde uit Steenwijk en nog een anderen geachten afge vaardigde. Inderdaad, de Opperbevelhebber is geen beul en de Minister ook nietmaar. de Opperbevel hebber draagt de verantwoordelijkheid voor zijn krijgsbeleid. Wanneer er gevochten zal moeten worden, heeft hij zijn troepen er te brengen. Hij moet daarom in de behandeling van zijn troep de grootst doonlijko'nlate van vrijheid hebben, die alleen begrensd wordt door de bepalingen van de wet en do redelijkheid. De Minister dekt met zijn verantwoordelijkheid dien Opperbevelhebber ten volle. Ik zeg dit nog eens naar aanleiding van de woorden die giste ren de geachte afgevaardigde, de heer Koster, hoeft gesproken en die het voorstelde, alsof da Opperbevelhebber tusschen de Kamer en den Minister geschoven werd; dit is volkomen on juist; ik herhaal, wat ik reeds heb gezegd: zoo_ dra de Minister de handeling van den Opperbe velhebber niet meer met zijn verantwoordelijk heid zou kunnen dekken, zou öf de Opperbe velhebber weg moeteu óf de Minister deze plaats moeten verlaten. In tijden van oorlogsgevaar, in een tijd, larin wij misschien den volgenden dag voor den vijand kunnen staan, een massa-overtre ding..., dat mag niet worden geduld; dan moet het „wie niet hooren wil, moet voelen" worden toegepastdan moeten strenge maatregelen worden genomen. Er is een nieuwe aanschrijving van den OjJper- bevelhobber uitgegaan. Nu er w eer verloven in uitzicht kosaen, heeft hij tot de commandanten gezegdik heb aan u overgelaten den tijd te bepalen gedurende welken het streng© regime 1 ■zal duren; maar denk er om, zoodra dat tijd perk is afgesloten, dan geen rancune meer, dan doelen zij in de verloven ine©, als die weer zul len zijn ingesteld En zoo zal het ook gebeuren. Naar aanleiding van het stopzetten der ver loven zelf heeft men ©enerzijds goedgekeurd, dat dit alleen de periodieke verloven gold en zoogenaamd© economisch© verloven niet, ter wijl daarop anderzijds critiek is geoefend, welke critiok zich vooral hierop baseerde, dat de sol daten niet '/.ouden bobben geweten, waarom het beter is, dat de economische verloven toch door gingen. Mijnheer do Voorzitter! Ik kan niet aannemen, dat de soldaten niet zouden hebben geweten, welk verschil er is tusschen de economische ver loven en de. gewone periodieke verloven. Van meet af aan is het hun duidelijk moeten wor den, dat met de zaken verloven een ander nut werd gediend, een ander doel moest worden bereikt, dan njet do periodieke verloven.- Heb ik niet van don begin no af aan in deze Kamer gezegd, dat wij door dio 'zakenverloven ons eco nomisch overwicht moesten handhaven? Waar om worden di© verloven gegeven san de land en tuinbouwers, aan handel en nijverheid, aan mannen in do visscherij en do scheepvaart, aan het onderwijs zoowel in actieven als in passieven zin, aan Staats- en gemeentedienst? Om den betrokken personen een genoegen te doen Neen, natuurlijk niet. Dat ook de betrokk-n personen er genoegen van hebben, is een bij van Twist blijkbaar niet duidelijk gewoe«t ben en ik bied daarvoor mijn excuses aan maar hoo is nu do toestand? Door het met verlof zenden gaat er van eiken troep een margo af, dio blij. vend '6. Vandaag komt er een man terug, maar tegelijk gaat er eOQ ander weg. Een bataljon wordt op die manier teruggebracht tot laat ons zeggen 800 man. Onder het stolsel van do perio dieke i*n do zakenverloven is dio margo er dus geregeld af. Doordat wij nu alleen do periodieke verloven hebben geschopt, is dio rnargo kleiner geworden en tornggebrneht tot de margo van zakenverloven alleen. Het stopzetten van do periodieke verloven was n:et to ontgaan, maar ik heb er iets op gevonden. Met 1 Juni zouden vrij do periodieke aflossingen krijgendnn zou een landweerliehting weggaan en uit do depots zou een geoefende lichting overgaan in de korp sen. Hadden*wij nu die aflossing gewoon haar gang laten gaan, dan was do toestand zoo ge bleven on hadden wij do stopgezette verloven met kunnen horstellen. Wanneer wij nu echter de landweerliehting niet wegsturen en wy vul len de korpsen toch aan met do mannen uit do depots, dan wordt do sterkt© zooveel hooge.r en komen wij oven do margo uit. Het komt dus hierop neer, dat do landweerlichting 40 dagen later naar hu'.s gaat, dns dat elke landwoerlich- ting zich 10 dagen opoffert om aan het gehoel weer periodieke verloven t© kunnen geven. Mijn heer de Voorzitter! Als ik het nu niet duidelijk heb gezegd, ben ik ten eind© raad. komstige "omstandigheid," rmar~ hoofdzaak is, n,P"KO ^Iofro- w £r«m;.,l, on mantsebanneliik leven in »'C«ft ook aanstoot gegeven, namelijk deze het economisch en maatschappelijk leven in stand en in evenwicht te houden. Ik kan mij niet voorstellen, dat do soldaten dit niet zou den hebben geweten. Wél dat 'zij jaloersch zijn geweest, dat anderen gingen -en zij niet. Maar dit ziet men in het gebeele volk, dat niemand de zon in het water kan zien schijnen en dit ondervinden wij in het leger in dezen tijd in zeer 6terke mate. En nu de nieuwe verlofregeling, waarvan de geachte afgevaardigde uit Steenwijk verklaarde, dat zij hem op het eerste gezicht geen verbete ring leek. Ik hoop. dat wanneer hij haar vcor de tweede maal beziet, hij dan tot een ander resultaat zal komen. Hoe is het met het verlof geven gegaan In de,n aanvang ging het ongeregeld. Mij heeft toen het verwijt getroffen, dat verloven wer den gegoven zoowel door den Minister als door den Opperbevelhebber. Inderdaad heeft de 6troom van verlofaanvragen in het begin van de mobilisatie ons overstelpt. In den aanvang van het vorigo jaar was er op mijn Departe ment een achterstand bij het behandelen van di© stukken van niet minder dan 25.000 agen da-nummers. Toen mij dat ter oore kwam, be greep ik met krachtige hand to moeten ingrij pen. Een van de dingen, die toen gedaan-zijn, wae de instelling van een verlofbureau, en ik had.het geluk, aan het hoofd daarvan .offjr. cier to kunnen plaatsen, die vóór zijn moeilijks taak buitengewoon geschikt is gebleken. Do achterstand is ingehaald; de economische ver loren zijn geconcentreerd bij den Minister en geleidelijk is £et gelukt uit de centralisatie, die hierdoor geboren was, weer te komen tot decentralisatie. Geleidelijk heeft het hoofd van het verlof bureau er voor gezorgd, telkens groe pen in handen te leggen van de compagnies commandanten, zocdat reeds hij de bestaand© regeling, al staat het niet met zooveel woor den in de bepalingen, de compagniescomman danten do mannen zijn, di© het verdeelen van do verloven bewerkstelligen. Zij zijn daarvoor eigenlijk ook aangewezen, al moeten zij natuur- lijk rekening houden met de adviezen van de burgerlijk© autoriteiten. Langzamerhand zijn wij dus van centralisatie overgegaan tot decen tralisatie en ook de nieuw© verlofsregc-ling is slechts een voortschrijden op dien weg Mocht het in do praktijk blijken, dat wij bij deze veel verder doorgedreven decentralisatie op moei lijkheden stuiten, dan zal ik de lijn weer kun nen inhalen en tot meerdere centralisatie terug- keeren. Maar ik val er voor zorgen, dat het veerkrachtige element er niet uit verloren (Slot.) Muidon droeg zelf het kind naar binnen. Het was den eersten keer dat hij het kind aa»- raakte en hij liep er zoo voorzichtig mee alsof hij met. blindheid was geslagen. Hoewel hij het kind met het kopjo te laag legde, zei Rosamund „Nu, dat gaat u werkelijk heel handig af, mijnheer Muidon! Ik denk dat hij nog veel vnsi u gaat houden, als hij wat ouder is en ik hoop dat u geen last van hem zult krijgen". Muldon gaf enkel een brommend geluid en toonde het verdere van den avond een tamelijk opvliegend humeur, uitgezonderd wanneer zijn blik don kleinen Robert ontmoette. Het was een moeilijke tijd voor Rosamund als zij den ouden man uitnoodigde den kleine af en toe eens to komen zien. „U moet het eens doen", zei ze; ,,u bent nog nooit bij ons geweest." „Ik ben nooit ergens anders dan hij mij zelf thuis. Ik ben te oud om naar. vreemden op bezoek, te komen". Rosamund verbleekte even, maar zei er ferm op „Nu, dan zal de kleine Robert naar u toe komen. U moet denken, iiij is nog te jong om to begrijpen dat wij elkander vreemd zijn. Hij weet niet heter of hij mag van u houden, alsof wij familie van elkander waren". Van dat oogenblik af werd Muldon's houding zoodanig, dat hij zioh den kleinen Robert her innerd© alleen wanneer hjj hem zag. Maar toen de maanden verstreken en hij geregeld aan den waterkant zat, zijn meest vertrouw den vriend in het dagelijksch leven, begon lii.j zich tookomstdroomen te droomen, waarbij de kleine Bailey een hoofdrol vervulde. Hij kocht een kleinen lichten hengel, die gemakkelijk door een kind kon opgetild worden. En soms zag hij zelf een klein rozig wezentje naast zich zitten, dat met eigen poezelig handje een visch ophaalde. Do kleine Robert hleef sprakeloos totdab hij twee jaren telde. Maar toen was hij ook een heel woordenboek meester! Op zekeren lente dag liep Rosamund den tuin binnen waar Mul don en zijn "Vrouw juist een begrooting maak ten in zake den vermoedelijken oogst. Luister eens wat hij zegt?" nep hij ver heugd uit. „Wie is dat, Rob?" „Oma!" antwoordde het kleine ding. „En dat?" „Opa! Opa gaan!" babbelde de kleine Ro- bers, terwijl hij zich uit zifh moeders armen losmaakte. -,U vorontschuldigt die vrijheid, nietwaar?" ,11c heb het hem klaag", zei Muldon. „Kom mee, Bobby! Opa zal je de rivier eens laten zien, waar je later zult leeren visschcn vangen! Do beido families schenen het goed met elkander te kunnen vinden, maar in de werkelijkheid was dit toch zoo niet. Bailey zei, dat hij dat komediespelen wel aardig vond, Rosamund verklaarde dat het haar hard viel juist altijd „beleefd" te mooten. zijn, terwijl juffrouw Muldon opmerkte dat het haar griefde Rosamund te moeten behande len als een goede huur iu plaats van als haar dochter, wier plicht het was den raad van haar moede.r op te volgen. Wat Muldon be treft, hij liet zich niet uit, maar hij bemerkte h^l goed de onderlinge sympathie van het dluetal, waarvan hij zelf was uitgesloten. Bovendien had de kleine Robert, die nu al drie jaren telde, zijn moeder nageaapt en sprak niet anders meer dan van „meneer Muldon" Zoo stonden de zaken, toen Muldon zekeren dag voor 't eerst den kleinen man meenam op een hengeltoehtje. Rosamund liet het kind meegaan, met een zekero ongerustheid, juist zooals haar moeder had gehad, toen Muldon haar voor 't eerst vroeg do politieke Rosamund. heclemaal niet geleerd, maar hij doet het uit I zichzelf, of wel de een of andere buur beeft j ™SjJ? Vil.ï1'"Ifc het hem voorgezegd. Maar als u er op staat, wil ik liet zien af te leeren." „Och, waarom zou. ik dat kwalijk nemen, juffrouw Bailev. „Het zou een beetje moeilijk wezen den jongen „Mijnheer Muldon" te lee ren zeggen". „Het is vreemd, do voorkeur van zoo n kind", ging Rosamund voort. „Hij sohijnt hier liever te zijn dan thuis. Ik ben bang dat hij uw bloemen nog zal vernielen, mijnheer Muldon!" „Nu, wacht maar eerst tot ik erover tweetal vertrokdo oudo Robert koek op den jóngen neor bij het onderhouden van de con versatie, de jonge Robert keek op naar den ouden. Toen zij den hoogen rivieroever bereik te, zocht Muldon een veilig plekje uit voor zijn -kleinkind en wond toen oen koord om het middel van den molligen kleinen man. ..Kijk, ik visch jou, Bob".'legde hij uit, „en daarom heb ik om jou een lijn geslagen, cn jij vischt naar de visch." Dg kleine Robert vond die manier voorstelling heel vermakelijk, en het yissehen Ik moet ook uit een utiliteitsoogpunt die decentralisatie in de hand werken. Het aantal verlofsaanvragen, dat dagelijks aan mijn Depar tement moet worden behandeld en dat zich een tijd tusschen 500 en 1300 heeft bewogen, is wel verminderd, maar het is toch nog te groot. Dat kan zoo niet blijven voortduren en daarom moe ten wij decentralïseeren, want wij moeten op het oogenblik gaan „mobiliseeren voor de demobili satie'. Wanneer die eenmaal komt, dan komt ©r weer nieuwe, zware arbeid. Ik moet dus de krachten van de menschen aan mijn Departe ment voor dien tijd sparen en dal is ook één van de gronden, waarom die nieuw© regeling is ge troffen. Hoe wist de Minister op 12 Mei, dat hij op 1 Juni weer periodieke verloven kon geven heeft de geachte afgevaardigde uit Steenwijk ge vraagd. en de heer de Jong heeft zich daarbij aangesloten. Mijnheer de Voorzitter! Hc-t doet mij leed, dat ik in mijn antwoord aan den heer Duymacr dat de man dio met bijzonder verlof gaat. geen soldij, geen reiskosten en geen vergoeding als kostwinner meer ontvangt. Mijnheer de Voor zitter! Ik heb er lang over getobd, voordat ik deze regeling bad tot stand gebracht, maar voor dat ik tobdo heb ik er mij over geërgerd, dat zoo velen, die met zaken verlof gingen als be drijfsleider of iets dergelijks, mcnschen <i'e het heel goed konden doen, toc-h opstreken datgene waarop zij zoogenaamd recht hadden. Ik heb in dit opzicht geen aangename ondervinding opge daan. In den aan-, ang der mobilisatie heb ik gezegdwie met verlof 'gaat kan vrij reiskosten krijgen, maar hij pioet het vragen. Dit was een specularie op de eerzucht ran do mannen, die het wel kunnen betalen. Ik dacht: iemand, die een goede positie heeft en geld ge noeg heeft, zal toch niet bij zijn sergeant-majoor komen om een briefje om vrij reizen. Ik heb ech ter ter wille van de moraliteit de bepaling moe ten opheffen, want al de „heeren" kwamen ook oin een briefje. Toen heb ik gezegd, dat allen maar vrij moesten reizen. ging hot ook met de soldij en het andere. De vergoedingen worden reeds door alle burgemeesters ingehouden, al* zij meenen, dat er reden voor is. Als een man bijv. drie dagen in de week verlof heeft voor zijn zaken ór om zijn grond i>r bebouwt,.:, dan c!dient hij ✓dikwijls in die dagen genoeg en behoeft hij voor die dagen geen vergoeding t© hebben. De beoordeel/ng daarvan moet ik aan de burgemeesters en de commicstee van voorlichting overlaten. AU grondslag zal nu gelden, dat de mensehen niets krijgen, maar ik gevoel zeer goed, dat er onder do menschen met zakenverloven velen zijn, die toch eigenlijk het geld wel noodig hebben. Daarvoor nu zijn de uitzonderingsbepalingen gemaakt. Ik heb den Minister van Financiën bereid gevonden, om zijn organen beschikt»ar te stellen voor advies, of do menschen in billijk heid op do verschillende emolumenten aanspraak kunnen maken. D:t is de reden, waarom de zaak thans zoo geregeld is. Een grens trokken is voor mij ondoenlijk, maar ik krijg die nu, naar ik hoop, automatisch, middels de verschillend© ont vangers van de directe belastingen. Zoo kan het zeker gesteld worden dat iemand, die het niet nood/cr heeft, ook geen inkomsten zal krij gen. Ik stel mij voor daarmede niet onbelang rijk te zullen bezuinigen. Als men weet, dat het spoorwegvervoer thans ongeveer een millioeo per maand kost en ik kan op deze wijze een paar ton per maand besparen, dan kunnen de heeren zelf nagaan, hoeveel dit reeds per jaar zal zijn. Do heer Ter Laan heeft nog gevraagd, waar om de'deserteurs, die amnestie hebben gekre gen, niet naar huis worden gezonden. Tk kan daarop antwoorden, dat zij dit slechts behoeven te vragen en het steeds, mrta zij na tuurlijk geen slecht strafregister hebben, krij gen. Amnestie betreft een strafrechtelijk© zaak, maar volgens de ïnïïtie- en Landweerwetten ho- honren de menschen den tijd uit te dienen, welken zij door desertie ten achter zijn. Die het vragA, worden van deze verplichting ontheven- maar voor menschen. die zich slecht hebben go dragen, geldt deze bepakng natuurlijk niet. Ik kom thans aan the topic of the day, den geneeskundigen dienst, maar misschien zoudfc U, Mijnheer de Voorzitter, waar dit het laatst© punt betreft, dat ik nog heb to behandelen en ik er nog al eenigen tijd voor noodig zal heb ben, kunnen goed vinden, dat ik bier mijn red© afbreek. begon. Al spoedig bleek dat Robert een rocht visschershart bezat, want hij hield op met bab belen en zat met aandacht naar het 6noer te kijken. Muldon wierp hem eon goedkeuronden blik toe. „Zno'n klein ding", dacht hij. „Het visschers- bloed doet z^ch nu al kennen Muldon kreeg beet. Hij sloeg het koord, A-aarmede hij het kind omwonden had om zijn roet cn zag met verdubbelden aandacht naai den dobber. Do oogjes van den kleinen Robert begonnen te stralen en zijn lipjes stonden vast opeengeknepen. „Jo bent een brave, flinke jongen. Bob", zei Muldon opgetogen, „cn als Opa die visch op haalt, is hij voor jou!" Muldon's dag scheen goed te worden en hij voeld#e den ouden v'sschershartstocht weer op laaien. Hij dacht aati sommige mooie vangsten in vroeger tijd en in plaats van den kleinen dreumes aan zijn zijde zag hij in zijn verbeel ding lange risten zilveren visschcn van het soort zooals hij ze ving toen Rosamund nog klein en hijzelf nog jong was. Een minuut later (vas er een krachtigen ruk aan den dobbereen groote visch bungelde in de lucht. Muldon's gretige oogen verslonden hem het was de grootste visch, dien hij nog ooit had gevangen 1 Hij sprong op cn liet het koord van den klei nen Robert van zijn hand glijden. „Zit stil. hoor Bob!" nep hij, „en kijk maar naar Opa!" Do visch spartelde aan den hengel, zweefde mee naar voren en*dan weer een eind naar ach ter. terwijl Muldon's rheumatisehe vingers het snoer trachtten ta grijpen en zijn voeten rond- cras! Kleine Robert's "kopjo maakte dezelfde de kleverige klei en het vertrapte - en achterwaartsche bewegingen mede den visch, zijn oogjes volgden het zwenken van het snoer en het spar telen van het zilveren ding dat daar boven den blanken waterspiegel hing... Hij be gon onder de bekoring van de sport te komen en vergat sti) te zitten. Hij wist zich op zijn mol lige beentjes te verhefen en liep zijn grootvader 'achteraan. Maar nu T\as h«t koord, dat aem beveiligen moest, zijn ongeluk... Hij trapte cr op, viel en rolde van den wal met een plons te water, juist op het oogenblik dat het den ouden Muldon zou gelukken den grooten visch op den wal te krygen... De visch viel terug in de rivier toen MuUon van den kant sprong om het kind te bervikon. De rivier was diep en hij kon niet zwemmen, maar hij dacht nergens anders aan dan aan h-.t feit dat hij Rosamund's kind uit het oog had verloren. Het geluk was met hem. want terwijl hij zonk raakt© hij het lichaampje van den knaap cn greep het. Toen hij weer boven kwam, wierp hij het met al zijn kracht op den kant... En ru was het koord zijn geluk, want het bleef zitten in een vooruitspringende boomwortel, en hield het kind zoo op voldoenden afstand van ren waterkant. Muldon werd stroomafwaarts meegevoerd. Zijn laatste bewustzijn deed hem een zilvrvon visch. een paars jekkertje, een verschrikt, ver wrongen gelaat zien en... Rosamund. Toen hij de oogen weer opsloeg, vond hij zich zelf terug in em vreemde kamer met een be hangsel met rozeknoppen. Door het raam kon hij de welbekende boomen van zijn eigen tuin zien. Naast hem zaten zijn vrouw en Rosamund, de oogen vol tranen, met angst op hem geves tigd. Hij voelde een zekero stijfheid in ziia linkerarm en -been en een gonzen in zijn hoofd. „Zijn er beenen gebroken?" „Twee", antwoordde zijn vrouw, „maar wat beteekenen twee gebroken beenen als j© den jongen gered hebt." „Hm, jij hebt voor ziekenverpleegster nooit gedeugd", pruttelde de oude Muidön, „om iemand zoo in te lichten over hetgeen hem nkeert Waar is do kleine Bob?" .O, ik weet het niet, vader", zei Rosamund kalm; „ik denk bij een van de buren. Ik kon hom. hier niot laten, ik was bang dat hij u zou hinderen." ..Waar beu ik hier ergens?" vroog Muldon. „Bij Rosamund, waar anders?" zei juf frouw Muldon met plotseling opkomend© vroo- lijklieid. „Je zei immers, dat j© daar niet komen zou, of je moest er worden binnenge dragen? Nu, Jim Bailey heeft jo uit het wa ter gehaald. Hij was bij toeval in de buurt, omdat hij bang was dat j© niet op Bob zou Ietten..." „Hm...!" meesmuilde Muldon, en daarna, sprak hij langen tijd geen woord. Ten slotte fluisterde juffrouw Muldon „Toen ze jou thuis brachten, vloog Rosa mund op van de plek waar Bob nog zat t© huilen, naa^- jou die daar op de draagbaar lag." „Deed zij dat?" vreog Muldon, met zwakk© stem. En daarop met een zachten glimlach; „Is zij dat?" „Ja, vader, lieve, lieve vader 1" „Wel. wel. wat heb ik dan een gekken droom gehad. Ik dacht dat je dood was. Wat ben ik blij dat hot maar een droom is geweest! Wan neer stuur je om Bob? ik wil hem ^ien.!...'^

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1916 | | pagina 1