No. 270.
Zondag 7 IVSei 1916
Orgaan voor Leger en Vloot
Oorlogsnieuws.
Onder redactie van D. MANASSEN.
De goede Menschen.
TWEEDE JAARGANG.
SOLDATENCOURANT
EEDACTIE EN ADMINISTRATIE PA LESTE. IN ASTR. 10. A M STERDAM. DIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS :-5 CENT. ABONNEMENT BI.J VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.50P.KWARTAAL
Voor Advei'Lihü'-
AmsterdamPi
deePngea op de
"reductie.
Jtrinastraat 10,
js d"i Adverler.tlën per regel 30 cent. Voor Ingezonden Mede.
«reed*, derde en vierde pagina dubbel tarief. B{j abonnement
In Aziatisch Turkije.
Ziehier een kaartje van een deel van het strijdterrein, dat ons lang genoeg
minder belang heeft ingeboezemd, maar dat steeds interessanter wordt, steeds gewich
tiger voor dezen wereldoorlog. In het hierboven weergegeven gebied wordt voor
namelijk Turkije bestreden door de geallieerden, in het bijzonder door Rusland. We
zien er in hoofdzaak Turksch Klein-Azië (Armenië en de Kankasus), Mesopotamia,
Arabië en een ftukje van Egypte, dat feitelijk ook Turksch gebied is. Men weet,
hoe fel iu bijna al deze landstreken in den laatsten tijd wordt gestreden, tot zelfs
in Arabië. Maar vooral in den Kaukasus, waar de Russen oprukken, waar zij Erzeroem
hebben ingenomen en daarna een belangrijk steunpunt aan de Zwarte Zee veroverden,
Trebizonde of Trapezunt, zooals wij op de kaart lezen. Een gewichtige verovering,
daar ovér Trebizonde de Russen hun voorraden naar alle aeelen van het Kaukasus-
front kunnen vervoeren.
Verder v*ordt er, zooals rüen weet, hardnekkig gestreden in Mesopotamië, waar
de Engelschen van 't Zuiden Bagdad trachten te bereiken, evenals de Russen van
't noorden. De Engelschen hebben een zware tegenslag gehad, zooals men weet
doordat generaal Townshend zich met zijn troepen in Koet-el-Amara moest over
geven. De strijd om het Suezkanaal in Egypte is^ vooral in de laatste weken van
belang geworden, nu Turksche troepen tof zelfs op. 15 a 20 mijl afstand het Kanaal
wisten te naderen en zij met moeite werden teruggeslagen.
Doch vooral is dit. kaartjej.belangrijk omdat daaruit biijkt de rijkdom, die deze Turk
sche landen jt>evatten of kunnen opbrengen, indien er andere heerschers komen. Want
Turken zijn een laksch, onverschillig volk over't geheel. In het Turksche rijk bestaat
de zoo goed als geen nijverheid. In Turkije'meent men, dat alleen een ambtenaars
loopbaan geschikt is voor een jongen man van goeden huize en een burgerjongen
vindt in diezelfde loopbaan het toppunt zijner droomen. Vandaar een vooroordeel
tegen betrekkingen in handel en nijverheid.
De namen, tusschen de plaatsnamen op onze kaart gedrukt geven aan, welke
voortbrengselen deze Turksche landen opleverenzoo lezen we er vanGetreide
(graan), Baumwolle (katoen), Zucker (suiker), Früchte (zuidvruchten), Asphalt,
Tabak, Salz (zout), Opium, Kohle (kolen), Eisen (ijzer), Petroleum, Gold (goud),
Silber (zilver), Kupfer (koper), Blei (lood), Zink, Chromerze (chroomerts), Mangaan,
enz. Een zeer rijk gebied, dat slechts op den ontginner wacht.
Uit soldatenleven in vroegeren tijd.
II.
De „Landsknechten".
Meer dan anderhalve eeuw, van het einde
der vijftiende tot over het midden der zeven
tiende teuw, hebben, in DuLtsohUncl althans,
de landsknechten de legers gevormd, waren zij
een voortdurende verschijning in het leven dier
dagen en zeer dikwijls een verschrikkelijke be
zoeking. Niet in den eersten tijd. Er lag iets
goeds ten grondslag aan de invoering van deze
nieuwe troepenmachten, nu er toch oorlog ge
voerd moest worden. Vele braakliggende krach
ten werden er door aan den arbeid gezet en de
nijvere burger kon zijn nuttig en dagelijksch
werk doen zonder vrees om voor den krijgs
dienst to worden opgeroepen. Voor de econo
mische ontwikkeling van vele steden, toen dik
wijls kleine staten op zich zelf, was dit van
groot belang.
Eu* kwam nog iets anders bij. Tot nog toe
was het leger, de weermacht, in handen der
edelen geweest, die hun onderhoorigen dwon-
Uit het Franscli
Omdat de .zijderupsen mislukt waren, was
de goede mevrouw Peyrolles toevallig eens
uit haar humeur en meneer Peyrolles liet
haar klaagliederen zingen, zonder veel te
durven zeggen.
Voor tien gulden cocons! zuchtte me
vrouw Péyrolleskoop je daar nu maar een
sjaal voor!
Kom ,nou, Ambroisine, je moet ze het
♦olgend jaar maar koopen. Twaalf maanden
zijn gauw om.
Het volgend jaar, wie weet wat er dan
gebeurt? Eén ding staat ten minste vast:
dat ik de sjaal dit jaar nog niet zal hebben.
Ik kan zingen: „Mijn harte smacht!"
maar ik had toch .wel op die sjaal gere
kend.
Toen mevrouw Peyrolles zweeg, nam me
neer, die meende, dat er een oogenblik van
kalmte was gekomen, zijn snoeimes van
een spijker, en was van plan een wandelin-
fetje in den tuin tg gaan maken. Mevrouw
'eyrolles hield hem tegen.
Laat de boomen toch met rust, je hebt
morgen nog tijd om ze te snoeien. Vroeger
- tosn niemand zich om de hoornen bekom
merde, droeg de groote leiboom, maar se-
dert die groote m,an uit Parijs hier is geweest
en in de club groote redevoeringen heeft
gehouden en wij ons hebben moeten a,bon
neeren op de „Revue d 'arboriculture"- snoei
je maar en knip je maar... en ik weet niet
jnëer hoe peren smaken
gen om mee te trekken ten strijde. Zij, de
aristocraten, behaalden eer en voordeel in de
voortdurende oorlogen. Dit werd nu anders.
Roem en winst waren op het slagveld niet
meer geheel afhankelijk van geboorte. Toch
moet men zich niet voorstellen, dat het krijgs
wezen reeds in dien tijd geheel democratisch
waS ingericht. De lage adel wa6 talrijk verte
genwoordigd in de rijen der landsknechten.
Maar in de slagorde en voor de krijgsartikelen
waren allen gelijk. De lagere commandants
plaatsen werden volgens keuze der soldaten
zelf bezet, de hoogere door den opperbevelheb
ber, maar ook daarvoor werden dikwijls man
nen van burgerlijke afkomst, die zich onder
scheiden hadden, aangewezen.
Op die wijze kon een eenvoudig man in het
leger tot een hoogen rang stijgen. Terwijl de
gemeene soldaten slechts voor betrekkelijk kor
ten tijd, meestal slechts voor één veldtocht,
werden aangeworven, zagen de vorsten of de
steden er al spoedig heil in om de hoofdofficie
ren en zelfs de kapiteins vast aan zich te ver
binden. Dit. geschiedde, omdat dezen ook vaak
als werfofficieren optraden, dus relaties had
den en kennis van het vak, welke te pas kwa
men als de vorst een nieuw legertje noodig^
de waarheid moest erkennen, legde meneer
Peyrolles zijn snoeimes neer, terwijl me
vrouw weer begon te jeremieeren.
■- Wat een moeite. Eu waarvoor? voor
niets. En daarvoor hebben we ons nu twee
maanden uitgesloofd, dag en nacht, ik met
Scholastique, aan. wie ik mijn oude sjaal
liad beloofd, als ik mijn nieuwe zou hebben
en die zich nu den volgenden winter voor
de Mis van zeven zal moeten behelpen met
haar wollen pelerine.... De zijderupsen wa
ren zóó snel uitgekomen, dat er nog geen
blad aan de moerbeziën was. Eiken morgen
konden we dus voor haar voeding, als een
paar bedelaarstere, aan de slootkanten van
de braamstruiken bladeren voor ze plukken.
Ik heb er nog litteekens van aan mijn han
den... En na haar tweeden slaap, toen ze
opeens zijn gaan kwijnen, wie is er toen
op gevaar af van naar beneden te vallen
op de rotsen geklommen om lavendel en
mariolein te gaan plukken, die voor het
rooken noodig waren?... En nog zooveel
andere tegenspoeden!... Eindelijk ging alles
goed. Op de plankjes stonden mijn vijftig
hutjes gereed te wachten op de
cocons. Mijn zijrupsen waren aan het
eind van haar derden slaap; gloeiend als
goud, opgezwollen, doorschijnend en reeds
zijde gevend. Ze klommen reeds tegen de
takjes op; de vlugste sponnen al, toen dat
onweer tusschenbeide kwam. Bij den eer
sten donderslag heb ik de arme dieren naar
beneden zien gaan en ze stierven in hun
omhulsel. Wat een ramp! Scholastique
weende; ik had lust om het ook te doen.
Meneer Peyrolles, die ontroerd was, nam,
om zich goed te houden, een dubbele greep
uit zijn schildpadden tabaksdoos, die knarste
.enkele oogegbKkken_ k<
had. Zoo zullen het niet altijd verloren zonen
geweest zijn, die zich lieten aanwerven en die
boven een drukkend, troosteloos bestaan een
avontuurlijk leven verkozen, dat lien in de
wijde wereld voerde, in een leven van strijd en
opwinding, maar dat ook eer en geld beloofde.
Elke man kon nu winnen, wat, in die tijden
vooral, het hart eens mans verheugde, aanzien
en geld. Eeuwen lang was knjgsmansroem en
krijg9inansgewin alleen weggelegd voor de ge
pantserde edelen te paard, nu kon ook de hand
werksgezel en de boerenknaap er naar trach
ten, er in deelen. Wie zich aanbood, wie tus
schen de twee in den grond geplante speren
doorliep onder het onderzoekend oog van den
werfofficier, hem werd niet naar zijn afkomst,
naar zijn vroeger leven gevraagd, maar licha
melijke geschiktheid, naast bewapening, vol
gens de voorschriften, werd alleen geëischt.
Waren, in deji "beginne der invoering al
thans, de landsknechten voor het meerendeel
eerzame lieden, die dikwerf hun stand hoog
hielden, hun soldij was in den regel ook
niet gering. Zij bedroeg in de zestiende
eeuw vier gulden per maand, waarvan de sol
daten zich zelf den kost moesten geven. Bit
ter weinig, zal men zeggen. In onzen tijd,
ja., maar het geld had toen een veel hoogere
waarde, wat weL daaruit blijkt, dat een lands
knecht slechts de helft er van nocdig had
voor zijn levensonderhoud, gesteld, dat hij
dit betaalde, wat lang niet altijd gebeurde.
Aanvankelijk, toen de vuurwapens zeldzaam
warem, slechts een derde deel van den troep
was er van voorzien ontvingen de schutters
nog een gulden „geweergeld". Dan was er nog
een categorie van krijgers, die dubbel soldij
ontvingen, de krachtigste en dapperste, welke,
van een wapenrusting voorzien, bij eiken aan
val in 't voorste golid stonden en de speerstoo
ten of pijlen opvingen. Zij kregen dikwijls
zelfs tien gulden soldij per maand. Na een
grooten veldslag of een bestorming gaf men den'
soldaten een maand soldij. Bij deze wettelijke
bezoldiging kwam nog de onwettelijke, de ver
worven buit en de schatting der krijgsgevange
nen na een overwinning. Elk soldaat moest
zorgen voor eigen kleeding en wapens, doch
de laatste werden hem ook geleverd door zijn
commandant, onder afkorting van zijn soldij.
Zijn kleeding mocht ieder kiezen en men kan
begrijpen, welk een bonte menigte eeen troep
van dien tijd vormde.
Ook overigens hebben wij heel wat fantasie
noodig om ons een leger uit de zestiende eeuw
voor te 6tellen. Want dat bestond, niet uit
de soldaten alleen. De landsknecht in het veld
placht zijn geheele huisgezin mee te voeren.
Vrouwen en kinderen,, have en goed op karren
en wagens, vormden toen den tros van een le
ger, waren als 't ware een tweede troep, soms
grooter dan die der eigenlijke krijgers.
Een hinderpaal in den strijd, meent men?
Somtijds zeker, bij een vlucht althans. Maar
geheel verwerpelijk was bij do manier van oor
logvoeren zulk een begeleiding niet. Voor het
koken, het wasschcn, voor de verpleging der
gewonden, van een militairen gezondheids
dienst wist men in dien tijd weinig of niets
af, was zij den soldaten van ontzaggelijk
nut. Daar kwam bij, dat dezen te dnpperder
streden omdat zij wisten, dat onmiddellijk ach
ter de slagorden zij stonden, wien aan- eene
overwinning het meest was gelegen, voor wie
de nederlaag ellende en dikwijls een wreede
dood beteekende.
Naast de vrouwen, en kinderen vond men in
den tros van het leger in goede tijden de
breede schare van hen, die voordeel zochten
van het legep en zijn overwinningenzoete-
laars, kooplieden, landloopers van aüen slag.
Met huisgeraad en buit beladen, als het niet
gelukte een vervoermiddel mackiig te worden,
trok deze ontzaglijke menigte het leger na.
Ook zij was onderworpen aan de krijgstucht
en bij gelegenheid moesten de mannen in den
tros, in den nood ook de vrouwen, meewerken
aan de verschansingen, als men een legerplaats
betrok eu den vijand daar wilde afwachten.
Het grootste euvel dezer legerorgamsatie,
de wortel van alle andere euvelen en de oor
zaak van den ondergang van liet landsknechts
wezen, was de onmogelijkheid der regelmatige
betaling der soldij. Zelfs als de noodige gel
den voorhanden waren, verdween een groot
deel daarvan in de zakken der werfofficieren.
Dezen kregen nl. groote voorschotten in handen
en slechts enkelen konden de verzoeking weer
staan daarvan een deel voor zich zelf te hou
den. Het gevolg van het niet-betalen der
soldij was steeds muiterij onder de soldaten,
zoodat het leger verliep of het ae wa.pens keer
de tegen zijn eigen officieren, die het met
mooie woorden zocht te paaien.
Bij deze onzekerheid va.n de uitbetaling der
soldij, kwam nog een andere, grootere, als n.l.
de oorlog, die gewoonlijk alleen in het goede
mevrouw Peyrolles eu hij elkander van ter
zijde aan.
De heer en mevrouw Peyrolles of, zoo
als men ze meer algemeen in die streek
noémde bij wijze van vriendelijkheid, me
neer Victrioe en mevrouw Ambroisine, wa
ren in ieder opzicht menschen uit den ouden
tijd. Gezond, ofschoon hoog bejaard, leef
den zij van een klein inkomen. Eigen
lijk gezegd waren ze arm, maar ze bemerk
ten dit niet, omdat ze oud waren gewor
den zonder eenige behoeften der nieuwere
samenleving te kennen. En ze waren ge
lukkig op de manier van vijftig jaar gele
den, in hun huisje op het plein, waar de
langzamerhand verschoten meubels en de
verweerde spiegels voor hen, dank zij de
herinnering, eenzelfde ën onveranderlijke
frischheid behielden. Alleen kweekte me
vrouw Ambroisine elk jaar in de maand
April op een hoogen, gewitten zolder, die
in een menagerie was veranderd, een ons of
twee zijderupsen en wanneer alles goed ge
lukt was, veroorloofde zij zich eenige genoe
gens. Het kweeken van zijderupsen wordt
te Canteperdris niet beschouwd als een be
roep en da veramde bevolking uit die pro
vincie verdient er op die manier wat- bij.
Maar helaasde zijderupsen van mevrouw
Ambroisine waren dit jaar niet gelukt. Op*
eens helderde het goedige bezorgde gelaat
van meneer Victrioe op.
Wat zijn wij dom en ik dacht er in
het geheel niet aan, maar ik kan die sjaal
voor je koopen... Onze rente van Jas de
Bramê Faim hebbeu wij nooit geïnd, sedert
de erfenis van oom. Dat is nu twee jaar ge
leden: tegen honderd vijftig francs per jaar,
c]at wor^lt driehonderd francs, juist het be-
jaargelijde, den zomer, werd gevoerd, uit was
en de landsknechten worden afgedankt. Die
hadden dan hun 'handwerk verleerd, waren
ontwond aan den geregelden arbeid op het
veld, gestold al dai er werk voor hen te vinden
was. Elders op het oorlogspad moesten zij
werk vinden en in troepen trokken zij door het
land, maakten dit onveilig als bedelaars of roe
vers, verspreidden er schrik en angst, totdat
zij een onderkomen vonden bij een nieuwen
„heer".
In hot laatst der zestiende eeuw ontaardde
reeds het landsknechtenleger en in do eerste
helft der zeventiende eeuw, vooral gedurende
den ontzettenden dertigjarigen oorlog, zonk
het steeds lager en was daardoor de organisatie
ten dcoue gedoemd; zij moest plaats maken j
voor de invoering van het staande leger, zoo- j
als dat is verbeterd en uitgebreid tot op onze
dagen. In de volgende artikelen zullen wij l
trachten die ontaarding, haar vreeeelijke ge-
vcigen voor lar.d en volk, en de vervanging I
der landsknechten door het staande leger, te
schetsen.
(Wordt vervolgd.) I
Be toestand in den reuzenstrijd.
Als deze oorlog uit is, zal hij vele verande
ringen hebben gebracht, veranderingen in de
gezindheid en denkbeelden der mensehen, ver
anderingen in de organisatie van vele staten.
Zelfs een conservatief volk als de Engelsehen
zal wonderlijke dingen van zich zelf hebben
beleefd. Engeland, dat zich bevoorrecht rekende
boven Het continent, omdat geen zijner onder
danen gedwongen kon worden voor zijn vader
land te strijden, omdat het vrij was gebleven
van de conscriptie, waarmee Napoleon het
vasteland had begiftigd, Engeland zal weldra
algemeenen dienstplicht hebben, evengoed als
Dmtschland en andere landen. Het Eiigelscho
ministerie is het eens geworden en binnen wei
nige dagen zullen de beide huizen der volks
vertegenwoordiging te stemmen hebben over een
wetsontwerp, volgens hetwelk niet alleen de
ongehuwde, maar ook de gehuwde mannen ge
dwongen zullen worden de wapenen op te vat
ten voor hun vaderland. Niet meer dan billijk,
zal men zeggen, maar wie had gedacht, dat men
daartoe zou komen in Engeland.
Er is geen twijfel aan, of het wetsontwerp
zal worden aangenomen. In tweede lezing is het
reeds goedgekeurd in het Lagerhuis en wel zóó
zonder tegenkanting, dat men voor de derde
lezing geen zorg behoeft te koesteren. Men
wéét, dat de vakvereenigingen zich indertijd
hebben verzet tegen algemeenen dienstplicht
en men heeft toen beloofd', dat alleen de onge-
huwden zouden worden opgeroepen. Maar 't
blijkt, dat Engeland daaraan niet genoeg heeft.
Nu heeft men getracht nog een soort schikking
tot stand te brengen: een maand zal nog ge
legenheid worden gegeven voor de getrouwde
mannen om zich aan te melden, komen er dan
met genoeg vrijwillig, dan zullen de anderen
gedwongen worden tot dienen. Doch dit be-
teekent feitelijk niets, want wie zich binnen
een maand niet opgeeft., zal toch daarna ge
dwongen worden tot dienstnemende regeering
vraagt al de strijdbare mannen van 18 tot 40
jaar.
De Engelsche bladen redeneeren er al over,
wat deze dienstplicht der gehuwden zal ople
veren. Zooals men weet, verwacht de regeering
er 200.C00 man van. Dat is niet Veel, maar de
„Daily News" gelooft, dat er wel niet meer dan
100.000 man zullen komen. De bevolking van
het VereenigÜ Koninkrijk is niet zoo bijzonder
groot, telt maar 40 millioen inwoners en daar
van zijn de Ieren nog vrijgesteld van den krijgs
dienst, wat echter niet wegneemt, dat vele
leren reeds meevechten aan het Westerfront.
Doch verondersteld, dat Engeland daardoor
200.000 man meer naar het vasteland kan zen
den, een zeer bijzondere aanwinst is dit nog
met, en men kan zich moeilijk voorstellen, dat
zij den doorslag zullen geven in den strijd van
zoovele millioenen. Een Engelsch minister heeft
eenige maanden geleden meegedeeld, dat hij
het groote offensief er op gerekend moest wor
den, dat Engeland elke week 30.000 man naar
het front, kon zeilden ter vervanging van de
gevallenen, door dit nieuwe wetsontwerp
zou men den oorlog volgens die berekening op
zijn hoogst zeven weken kunnen rekken.
De opstand in Ierland is, naar uit de laatste
berichten wel voldoende blijkt, volkomen mis
lukt. Hij heeft ondertusschen zijn slachtoffers
gevraagd, er zijn vele dooden bij gevallen,
militairen, opstandelingen en ook eerzame bur-
drag dat je van je cocons verwachtte.
Toen wonden meneer eu mevrouw zich
op. Hoe kon men zich dat laten ontgaan.
Drie-honderd francs; dat is me een som. En
die boer, die Frederik, waarvan ze nooit iets
hadden gezien
Een week lang spraken meneer en me
vrouw nergens anders over dan: de reis.
Want het was nu juist niet gemakkelijk om
Brame-Faim te bereiken, dat tegen den berg
lag, boven het dorp Entrepierres, dat zelf
reeds hoog lag. Vier uur om te stijgen en
even zooveel weer om te dalen: een heele
dag ging er mee heen.
Zondags waren ze kant en klaar. Een
buurvrouw ha-d haar ezel geleend en de bak
ker zijn karretje, waarop twee stoelen stevig
waren vastgemaakt. Meneer en mevrouw
Peyrolles zetten zich zoo goed en zco kwaad
als het ging tusschen de bagage en mond
voorraad, die door Scholastique \yaren opge
stapeld.
U gaat rechtuit tot Entrepierres, zei
Scholastique die het land kende; te Entre
pierres gaat u van den grooten weg af, maar
iedereen zal u den weg wijzen, die u dan
moet gaan: u meet halverwege afspannen
om te ontbijten bij een bron, die vlak bij
een eik is. Daar moet u het karretje laten,
omdat wagens niet verder kunnen en me
vrouw moet op den ezel gaan zitten. Kunt
u den ezel zadelen "Ik heb het zadel achter
aan den wagen gebonden.
Na vier uren geklommen te hebben, half
stappend, half dravend, volgens de voor
schriften van Scholastique, door bosschen
en langs steenen, kwamen de reizigers ein
delijk aan het doel.
Het is hier niet mooi, zei mevrouw
Am"brois_ine, ^erwijl ze aaar het roodachtige
ger«, eenige leiders zijn reeds gevonnist en
doodgeschoten, cn eindelijk, een minister hecit
zijn ontslag genomen. Birréil, minister voor Ier
land. hectt uit eigen beweging zijn ontslag ge
vraagd en het gekregen ook, ofï^hoon men alge
meen van opinie schijnt, dat hij niet geheel
verantwoordelijk is geweest, maar alleen te
goed van vertrouwen. Hij had niet gedacht,
dat de Sinn Fcin-bewoging een dergclijken ge
vaarlijken omvang zou aannemen en to zijner
verontschuldiging kan gelden, dat h.j, als lid
der regeêring, steeds te Londen moest zijn en
dus persoonlijk weinig voeling kon houden met
wat zich in Ierland afspeelde. Intii6schen, hij
was wel do aansprakelijk© persoon voor het
gebeurde eu heeft daarom ook de schuld er van
op *i-h genomen.
Het antwoord van Duitwhlnnd op do nota
der Vereenigde Staten kan nu elk oogenblik
worden verwacht De Amerikaanscho gezant te
iJcriijn heeft reeds geseind aan zijn regeering,
dat hij liet spoedig in handen zou krijgen. Do
spanning, hoe dit antwoord zal luiden, is nog
zeer groot, doch over "t geheel heeft men in
Duitschland nog steeds goede hoop. De Ameri
kaanse lie gezant Gerard en de Duitêche rjjks-
kansclier hebben samen 'in het groote hoofd
kwartier vertoefd; zij hebben waarschijnlijk
samen aan ?s Keizers tafel gegeten en in hoofd
trekken za! dus bij den gezant het antwoord
wel bekend zijn, en nu veronderstelt men, dat
het niet van dien aard zal wezen, dat de
regeering to Washington zal meenen-de diplo
matieke betrekkingen geheel te moeten afbre
ken. Doch dit is en blijft natuurlijk een ver
onderstelling en wie weet op hoe gespannen
voet morgen de verhouding is tusschen
Dumchland en de Unie!
Wij schrijven nu al Mei en veel verande
ring op de slagvelden heeft dit jaar ons nog
niet gebracht. Ziet men in de strijdende groe
pen dan nog niet in, dat het zoo niet kan
voortgaan, dot zij elkander uitputten zon'Lr
daarbij iets te winnen? De toestand aan de
fronten verandert niets. Bij Verdun wordt
hard gestreden, maar het zijn ditmaal de
Franschen, dio het meest fortuinlijk schijnen.
Zij behalen inderdaad eenige kleine successen
bij den Mort Hommevan geen beteekenis
voor de posities der beide legers in 't geheel en
stellig nog minder voor den einduitslag van
den oorlog, maar waaruit tocli blijkt, dat de
kracht van het Duitsche 'offensief hier is ge
broken. Op 't overige deel van "t Westerfront
wordt vooral hardnekkig gestreden aan de En
gelsche linie, o.a. bij Neuville St-, Yaast en bij
Hooge, doch het resultaat van weerskanten
lijkt zeer gering.
Van het Oosterfront valt zoo goed als niets
te vermelden. Daarentegen is het. in de laatst
dagen wat levendiger aan de Oostenrijksch-
Italiaansche grens. De Italianen hebben daar
eenig succes behaald en in de Ad3mella-A!pen.
aan de westelijke grens van Trentino, eenige
toppen bezet. Maar zij v-r.dë» en overal
bij hun aanvallen geduchten tegenstand. De
artillerie-duels zijn zeer hevig en er heerscht
groote activiteit in de lucht, naar een telegram
uit Rome meldt. Met goed resultaat wordt ge
meld, maar Italië heeft intusschenweer een
bestuurbaar luchtschip verloren. Twee waren
uitgezonden naar vijandelijk gebied om bom
men te, werpen o.a. op het vliegpark van
Aisovizza, ten westen van Görz. -- slechts een
er van is behouden teruggekeerd. Ook Duitsch-
land heeft een Zeppelin verloren, de L. 20,
echter niet in den strijd tegen den vijand: het
luchtschip is onklaar geworden aan de kust
van Noorwegen en bij Stavanger verongelukt.
De luchtballon is verloren, de geheele beman
ning echter gered door een Noorsche torpedo
boot.
Er is nogmaals een Russisch contingent troe
pen te Marseille aan land gezet.
BELGIS.
Spionnage op het oorlogsterreln.
In de „Evening Standard" vertelt A. R.
Williams esnige belangwekkende geschiede
nissen omtrent de spionnage op het oorlogs
terrein aan het Westelijk front. Het is na
tuurlijk zeer moeilijk over een zoo uitge
strekt front, door zoo dicht bevolkte
streken, bewoond door lieden die tot
allerlei nationaliteiten behooren, nauw
keurig op de bewegingen van iedereen te
letten. In iedere stad en in ieder dorp
komen dan ook spionnen voor, dié die plaats
tot terrein hunner werkzaamheid hebben
gekozen. Er is in België ook nog een klein
deel der bevolking dat pro-Duirsch is eh
dat deel helpt de spionnen en geeft daar
door den Franschen, Engelschen en den loy-
len Belgen handen vol werk.
huisje keek met het lage dak; uit -den
schoorsteen steeg ean beetje rook omhoog.
Het graan staat dun, zei meneer Victrice;
ik kan de krekels er in zien loopen.
En mevrouw Ambroisine besloot:
Wat wil je? Voor honderd vijftig
francs per jaar kan je het kasteel van den
markies van Carabas niet krijgen.
Met behulp van Haar man, steeg mevrouw
Ambroisine uit het zadel en beiden gingen
voort, gevolgd door den ezel, maar hetgeen
ze zagen en wat hen omringde had zulk een
armoedig voorkomen, dat ze zich reeds ver
legen gevoelden bij de gedachte, om geld te
vragen
Jij moet het eerst wat zeggen, Vic-
trioet
Het zou misschien beter zijn als jij het
deedt, Ambroisine.
Toen ze naderden, namen twee verschrik
te bengels, die in een hoop stroo speelden,
de vlucht. Hun moeder, die zat te spinnen,
stond op.
Is u verdwaald? U wilde zeker Pierre-
Ecrite bezoeken maar dat is lager, bij de
bron, dan moet u teruggaan....
Victrice en Ambroisine keken elkaar aan,
maar de moed ontbrak hun. Ze deden of ze
verdwaald waren en dat ze Pierre-Ecrite
gingen bezoeken.
De spinster scheen verlicht en zeide:
Ik was eerst zoo bang, dat u meneer
en mevrouw Peyrolles zoudt zijn. omdat het
goed van hen is en wij hun geld schuldig
zijn.
Toen riep ze haar man.
Je kunt wel te voorschijn komen, Fre
derik, ze zijn het niet.
Frgderih kwam van skö hooizolder;, ge»
Daar waar militairen en burgers voortdu
rend in nauwe aanraking met elkander komen,
kan iedere vluchteling, melk ver kooper, markt
koopman of ieder zijner klanten koetsier
of koffiehuisbezoeker een spion zijn en onopge
merkt zijn ellendig bedrijf uitoefenen. De vij
and mankt ook van honden en duiven gebruik.
Vooral honden worden zoo vaak als overbren
gers van berichten gebezigd, dat het legerbe
stuur ten slotte er toe is orergegaan, om icde-
ren losloopenden hond te laten neerschieten.
V6or.il de artilleriestellingen zyn het doel van
de meeste spionnen.
Op zekeren dag versoheen er een landbou
wer met een ploeg, zonder dat men wist waar
hij vandaan kwam en begon een veld dat slechts
é,:n veld vnn een batterij aflag te beploegen.
Hij deed dit. werk als een geoefend laodbou-
wer, en de Engelsch© soldaten namen geen no
titie van hom. Hi- pleegde dat veld af. Achter
den nkker, waar de batterij onzichtbaar was op
gesteld, lag een groot onbewerkt veld Op zeke
ren avond, tegen het invallen van de scheme
ring. verscheen de eenzame landarbeider met
zijn gereedschap in dat veld en begon het te
ploegen. Hij ging eerst weg toen het geheel
donker was.
Den volgenden ochtend, bij het krieken van
den dag, verscheen er een Taub© vlak boven de
batterjj en Hot daar rookbommen op vallen.
Onze vliegers stegen op en verjoegen de Taube,
maar spoedig daalde een van hen en bracht den
batterij-commandant verslag uit Hij had nl.
het volgende gezientwee voren in het aan
grenzende veld. die tezamen een V vormden
wezen precies de plaats aan waar de batterij
lag. Vóór die dag verstreken was. had de Duit
sche zware artillerie die vernield. Met zulke
mogelijkheden heeft men rekening te houden.
De schrijver geeft bovendien nog de volgen
de beschrijving van een spionnnge-geschiedenis,
waar ook een vrouw bij betrokken was. ,.Er
was eon lange, glooiende weg, in het gezicht
van den vijand, maar waarvan wij zeer wei
nig gebruik maakten, zoodat de vijand dien
nooit onder vuur nam. Nu was er een groote
munitiooolonne onderweg en wjj achtten heb
veilig die 's nachts den heuvel af langs den be
doelden weg te laten trekken. Toen de onder
gaande zon den weg bescheen en alles scherp
deed uitkomen verscheen er een vrouw en wan
delde dien langzaam af. Hei was een heel ge
wone boerenvrouw met een groot wit boezelaar
voor, een witten doek over het hoofd, en aan
den arm droeg zij een mand met geslachte en
geplukte kippen, alles netjes met witte doe
ken afgedekt. Zco geheel in het wit, moet zij
mijlen ver te zien zijn geweóst. Nooit te voren
was die weg door de Duitschers onder vuur
genomen, maar toch werd de munitie-colonne
beschoten eh ernstig beschadigd. De vrouw w?.s
een helpster van den spion geweest of misschiet»
wel de spion zelf."
CUITSCHLAND.
Geen worst en ham meer voor de soldaten.
In het vorstendom Lippe is thans hot
verzenden van worst en hammen naar solda*
j ten te velde verboden. Het staatsministerie
in dit vorstendom wijst er ter verklaring
van dit besluit d& bevolking op, dat voor de
troepen ruimschoots wordt gezorgd en dafe
zij per hoofcl minstens vier maal zooveel
vleesch bekomen als de bevoorrechtste onder
de burgerbevolking.
Gebrek aan yleesch.
De stad Oldenburg kocht dezer dagen,
om eenigszins in den vleeschnood der be
volking te kunnen voorzien, 300 magere
runderen aan, om die in de stadsweiden te
laten vetweiden. Ze betaalde voor die 300
dieren niet minder dan 300,000 mark, zegt
de „Hann. Kurier".
ENGELAND.
De ppstand In Ierland.
Lord French bericht omtrent den toestand
in Ierland, dat het rustig is en de inlevering
van wapenen te Dublin en de arrestatie van
gevluchte rebellen bevredigend verloopt. Er
wordt nog steeds een cordon gehandhaafd.
Rebellen hebben een aanval gedaan op
politie-kazernes te Cranmore bij Galway. De
politie hield stand totdat ontzettingstroe-
pen aankwamen.
De autoriteiten beheerschen den toestand
in het westelijk deel van het graafschap
Galway. De opstandelingen ziju uiteen gei
jaagd."
In het zuiden van Ierland is het rustig.
volgd door de kinderen, die met angstige
oogen naar de vreemdelingen keken.
Hij bood den bezoekers melk aan, wijn
had hij nietHonig in de raat, noten en
appels.
Dat is alles, wat men hier heeft, de
grond is zoo schraalGelukkig dat de nieu
we meesters ons niet lastig vallen om te be
talen. Reste menschen, we hebben ze nooit
gezien, maar u moet ze kennen, als u uit de
stad komt.
Ambroisine en Victrice zeiden, dat ze in
derdaad de Peyrolles een weinig kenden.
Intusschen daalde de zon; men moest be
sluiten.
Zeg jij het, zei mevrouw Ambroisine,
Neen, zeg jij het, zei meneer.
Ze spraken geen van beiden.
Wat meer zegt, toen mevrouw weer op
den ezel was geklommen, zei de vrouw,
naderbij komende:
U zoudt u misschien willen belasten
met een boodschap, daar u naar de stad
terugkeert. Wilt u dit van ons aan dien
goeden meneer en mevrouw Peyrolles geven
Het was een groote magere haan, die
aan de pooten gebonden was en hevig spar
telde. Hij werd aan den haak van het zadel
gehangen.
En toen de twee oudjes 's avonds Cante-
perdix binnenkwamen op het karretje, zei
den de menschen, die voor hun deur ston
den, een beetje afgunstig:
Daar heb je mevrouw Ambroisine en
meneer Victrice, die van Brame Faim
ter,inkomen, waar ze hun rente zijn gaan
halen,