No. 260.
Orgaan voor leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
Vrijdag 14 April 1916
Onder redactie van D. MANASSEN.
Om harentwil.
TWEEDE JAARGANG,
DE SOLDATENCOURANT
REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTR. 10, AMSTERDAM. DIT
BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR
MILITAIREN 1 CENT, VOOR BURGERS 3 CENT, ABONNEMENT BIJ VOORUIT
BETALING VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS/1.50P.KWARTAAL
Voor Ad verten urm wende men zich tot onze Administratie, PaJestriuaslraat 10,
Amsterdam. Prys der Advertenttén per regel 30 cent. Voor Ingezonden Mede-
deelingen op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief, liy abonnement
reductie.
Op bijna ieder strijdterrein in dezen oorlog komen vaak dezelfde namen
terug, zoo hoorde men op de Dardanellen steeds van Anaforta gewagen, op bet Wester
front komen Verdun en St. Eloy telkens voor, enz. In den strijd van Oostenrijk tegen
Italië komt telkens de naam Tolmoin (Tolmino) voor, waarop de Italianen hevige
aanvallen hebben gedaan. Evenals bij Górz is er bij Tolmein een goed versterkt
bruggenhoofd, waarop de Italianen al heel wat granaten verspild hebben, maar dat
nog steeds in handen der Oostenrijkers is.
Esperanto-Cursus.
De weinige oude bladen met den Espe.ranto-
cursus zijn reeds uitverkooht, zoodat wij aan
nieuwe aanvraag NIET meer kunnen voldoen.
Gezondheidsleer.
In ruim 50 exemplaren van ons blad komen
van de hand van Dr. B ij I artikelen voor over
Gèzondheinsieer, Om het groote nut van ver
spreiding dezer uitmuntende en interessants
artikelen te bevorderen, verzendt onze Admi
nistratie, na ontvangst van 40 cent postzegels
of postwissel, de geheele serie franco, uitslui
tend aan militairen.
De verspreiding van ons blad.
Wij brengen in herinnering, dat troepon-
deelen, die soms door een of andere oorzaak
van ons blad verstoken zijn, slechts een aan
vraag tot ons te richten hebben om regelmatig,
driemaal per week, een pakket Soidatenoouran-
ten te ontvangen. Nergens mag ons „Orgaan
voor leger en vloot" ontbreken.
China en het Verre Oosten.
(Vervolg en slot.)
Zoo is in enkele maanden een algeheel©
verandering in China ontstaan. Met de
plannen en verwachtingen van Yoean-Sji-
Kai is het voorloopig, en wellicht voor al
toos, uit. Sommige zijner oude vrienden,
die hem in den steek lieten, toen zij zagen
dat hij de Republiek wilde opofferen aan
zijn eerzucht, om den Draken troon van den
Zoon des Hemels te bestijgen, keerden nu
tot hem terug, om te pogen hem te bewe
gen, de onmiddellijke bijeenroeping van het
Parlement te bevelen en een regeeiing te
vormen, die de onlusten in het Zuiden door
constitutionmeele middelen en concessies kan
bijleggen.
En door buitenlandsche mogendheden
wordt krachtig gewerkt bij de zuidelijke
leiders, om dezen er toe te brengen, zich
met het verkregen resultaat tevreden te
stellen, en verdere pogingen, om het be
staande bestuur tot heengaan te nopen, op
Je geven.
Dit is nu het merkwaardige van den
toe.stand, die daar' in het millioenen-rijk van
Midden- en Oost-Azië bezig is zich te ont
wikkelen: dat de'mogendheden van Europa,
die het vroeger steeds in hun belang acht
ten, China zwak en verdeeld te houden
om te zorgen voor het behoud hun
ner overmacht, hunner industrieele,
commercieele en financieel© voordeelen,
thans bezig zijn China door goeden
raad en hulp op te wekken, de onderlinge
verdeeldheden te l&ten varen en zich krach-
Naar het Engelsch,
Wilfrid stapit© het groot© levensverzefe-
ringsgebouw binnen, gereed om het onder
zoek van den dokter der maatschappij te
ondergaan. Hij gevoelde zich volkomen op
zijn gemak omtrent de resultaten van dat
onderzoek.
Maar het lot had beschikt, dat hij zich Jn
langen tijd niet op zijn gemak en vroolijk
meer zou voelen ,in de dagen, die hem te
jachten stonden.
„Mijnheer Clyde, wilt u binnen gaan?"
De jongen in uniform liet Wilfrid in de
kleine goedverwarmd© kamer, waar dokter
Grimben gewend was de candidaat-verze-
kerden van de Maatschappij te onderzoeken.
•Na een korten groet en het stellen van de
noodig© form al ibeitevragen ving de man der
(wetenschap met zijn werkzaamheden aan.
,,Zoo," zei bij ten laatste, „dat is weer
klaar."
Daarbij zag hij Clyde met ernstigen blik
pan.
„Mijnheer Clyde,vroeg hij, „heeft men
u niet verteld, dat u iets aan het hart hadt,
voordat u zich aanmeldde om tot de IVj-aat-
schaprpijtoe te treden V
„Ik.... ik begrijp u niet."
,,TJ hebt nooit eenige benauwdheid, eenige
pij» ^yoeldl" yroog de dokter.
tig aaneen te sluiten om den persoon van
den regeerenden man, of deze dan keizer of
president der Republiek zij.
Want in de tegenwoordige omstandighe
den. sehijnen zij minder de eenheid en orga
nisatie van China, te vreezen, dan de al
machtige opperheerschappij van Japan in
Oost-Azië. Zij kunnen thans, zoolang de
Europeesche oorlog duurt, Japan niet belet
ten zijn materieel© en militaire positie in
Oost-Azië te versterken; zij kunnen echter
.wel pogen te beletten, dab China door on
derlinge verdeeldheid, door inwendigen
strijd, een te gemakkelijke prooi wordt voor
de Japansche expansie-politiek.
Vandaar het/ streven om Yoean-Sji-Kai
te bewegen, dor - het bijeenroepen van het
parlement ?n toestaan van concessies,
tenminste een aan te wenden om de
beweginv/r di v '.uiden is ontstaan, te
uoen
Maar de vraag rijst, of dat wel mogelijk
wezen zou
Want die beweging i3 een van buiten aan
gestookte, en kan slechts worden beheersckt,
worden tegengegaan doop een krachtige hou
ding van het centrale bestuur. Elk vertoon
van zwakte, van inschikkelijkheid en toege
vendheid zal die doen toenemen in omvang
slechts mannelijk en doortastend optreden
kan haar wellicht spoedig doen eindigen.
Yoean-Sji-Kai, die best weet uit welken
hpek de wind waait, is dan ook niet voorne
mens concessies te doen. Hij wil nu trachten
alles of niets te bereiken, en zette zijn ge
heele positie op één kaart: Hij gaf zijn
voornemen te kennen af te treden.
Dit wil zeggen, dat hij een votum van ver-
tróuwen vragen wil aan het volk, een soort
van plebisciet wil uitschrijven, om daardoor
te zien, of hij wellicht een beteren grondslag
vinden kan voor zijn, nog niet opgege
ven plannen, om den Chineeschen Draken-
troon te bestijgen.
Dit besluit is geen daad, waardoor
hij het veld wil ruimen voor zijn tegenstan
ders; integendeel, het is de toepassing van
den, regel, dien Vondel aldus omschreef:
„Men ruimt, met eenen voet of twee torugh
te trêen
Het velt niet, maar verliest wat velts, om 't
velt te winnen."
En dat is noodig. Wil hij het veld in ge
heel Oost-Azië niet overlaten aan Japan en
Rusland.
Naast de Japansche hegemonie-wenscken
in Oost-Azië toch staat Rusland, vroeger de
vijand, de mededinger, de bestrijder van
Japan, thans de intieme vriend.
Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat
Nisji Nisji, een der groote Japansche bla
den, een artikel bevatte over de „Japaosch-
Russische vriendschap", waarin dit blad
„Nooit, geen oogeinblik!"
„Hm. Ongewoon, maar wel meer gezien,"
zeide hij. „Nu, maar het is mijn plicht u le
zeggen, mijnheer Clyde, hoewel zeer tot mijn
spijt, dat heb mij onmogelijk is u voor de
Maatschappij voor tedragem Ik heb u
niets meer te zeggen, tenzij u er op gesteld
mocht zijn dat ik het u zeg.
Wilfrid sprong op.
„In 's Hemels naam, dokter, zeg mij
allee," riep hij uit.. Iks,moet, ik wil het
weten
„Neem plaats en wind u niet op," zei ds
dokter. „Het spijt mij u te moeten zeggen
dat uw geval er een is zooals mij zoovol©
Ouder de oogen komen. Om alle technische-
uitdrukkingen te vermijden, zal ik u enkel
meedeelen, dat een deel van uw hart vol
strekt niet in orde is."
,,TJ denkt dat dat ik ieder oogenblik
aan sterven?..."
„Dokters zijn niet geroepen om voorspel
lingen te doen, mijnheer Clyde," was het
antwoord. „Maar als u er op staat dat ik
mijn eerlijke meening zeg, dan vrees ik dat
ik met „ja" moet anbwoqrden. U kunz wel
licht nog maanden leven, misschien nog 'n
-jaar of zoo, maar op een gegeven oogen
blik...."
Dó dokter schonk hem spoedig een glas
brandewijn in en liet het hem in één teug
leegdrinken. Daarop wenschte hij hem goe
den dag.
Toen Wilfrid weer op straat stond, voel
de hij zich alia ieman$A die op de eene of
betoogde: „De betrekkingen tusschen Rus
land en Japan, die nog voor tien jaren tot
zulk een grooten strijd aanleiding gaven,
zijn van jaar tot jaar inniger géworden. Op
politiek en economisch gebied zijn een reeks
overeenkomsten gesloten. Minister Sasonof
heeft er in de Doema op gewezen, dat de
verhouding tot Japan nooit zoo vriend
schappelijk was. Rusland wil zich ontwikke
len in Siberië, Mantsjoerije en Mongolië, en
de maatregelen die bet daar neemt, behoe
ven nog niet te leiden tot argwaan in Ja
pan."
Ook de Kokumm wees op de groote be-
teekenis van een nauwe vriendschappe
lijke verhouding tusschen Rusland en Ja
pan, in het voordeel van beider positie in
Oost-Azië.
Doch men zou aan een volkomen onjuistr
voorstellingvoedsel geven, als men meende,
dat deze vriendschappelijke verhouding een
gevolg wezen kon van het opgeven
van den strijd om de heerschappij in
Oost-Azië. Rusland en Japan blijven
daar elkanders natuurlijke tegenstan
ders. Hun samengaan thans en in de
na-ast© toekomst heeft, slechts ten doel, doo?
gemeenschappelijken arbeid een derde te be
letten, een mededinger te worden in den
strijd om de hegemonie. Hun samengaan is
gericht tegen China, tegen het ontstaan van
een krachtig, georganiseerd China, waarin
vierhonderd millioen menschen een onge
hoorde macht zouden kunnen vormen, wan
neer zij, vereenigd en eensgezind, konden
worden gebruikt voor het streven naar een
groot politiek doel. De samenwerkin;
Rusland
De toestand in den reuzenstrijd.
De 6trijd aan heb Oosteriront staat op het
oogenblik zoo goed als stil. Is heb groote Rus
sische offensief raisgeloopen De Duitsche
telegrammen lievreren het en de Russische be
richten zwijgen er over. Wel schijnt er in hei.
Russische legerbestuur een verandering op til
of reeds gebeurd te zijn, en dat geeft altijd te
denken. Generaal Iwauof, opperbevelhebber op
het Zuid-Westelijk front, zou zijn ontslag heb
ben gekregen en vervangen zijn door generaai
Broesilof, terwijl Koeropatkin, de bekende
Russische bevelhebber in den Russisch-Japan-
sclien oorlog, belast 'zou ivorden met het opper
bevel. Al staat dit nog niet vast, er blijkt wei
uit, dat men in de hooge Russische kringeu
niet, tevreden, is over het Russische offensief
der laatste weken. Dit 'heeft dan ook zoo goed
als geen uitwerking gehad. De linie der cen-
tralen 6taat nog vast als een muur in 't vijan
delijk land. De kleine voordeelen door de Rus
sen behaald zijn van geen belang. En dat was
'toch zeker niet de bedoeling der Russen,
en evenmin de bedoeling der geallieerden in
het Westen. Dezen zullen zeker de Russen heb
ben aangespoord tot het offensief, ten einde
aan het Westerfront, bij Verdun vooral, ver
lichting te krijgen. Het gewijzigde legerbe
stuur in Rusland wijst er natuurlijk op, dat in
het Oosten nu nieuwe aanvallen, een nieuwe
heftige 6trijd te wachten staat.
Men heeft dat in het Westen ook wel noodig.
Niet dat men Duitschland daar reeds een over
winnaar kan noemen. De Duitsche minister
van oorlog heeft in een rede gezegd, dat de
0 slagen, bij Verdun den Franschen toegebraokt,
Japan kan slechts een tijdelijke j niet de laatste krachtsinspanningen zijn van
zijn, om China te verzwakken, of ten minste
te beletten zijn krachten te organiseeren en
te gebruiken.
Dat maakt de ontwikkeling van de poli
tieke toestanden in Oost-Azië zoo belang
wekkend en zoo moeilijk tevens; dat geeft
aan den schijnbaar onbeteekenenden strijd
over de vraag, of Yoean-Sji-Kai keizer van
China, of president der Republiek, of wel
licht ambteloos burger worden zal, zulk een
pikanten bijsmaak. Daarmede toch hangt
samen de geheele toekomst van Oost-Azië,
de economische en de politieke, die ook voor
ons, Nederlanders, als voor alle andere
koloniale mogendheden, van bijzonder groot
belang is.
een uitgeput volk, zooals van de zijde der
geallieerden werd beweerd, maar de hamer
slagen van een krachtige natie, die den vijand
ten slotte zullen verpletteren. Hierin is waar
heid en verdichting dooreengemengd. Dat
Duitschland uitgeput is, zal wel allerminst
waar zijn en bewijzen juist de gevechten bij
Verdun en Sfc, Eloy, het afslaan der aanvallen
van de Russen; bewijst ook het feit, dat
Duitschland zijn mannen boven de 45 jaar nog
steeds thuis laat en dus nog reserves heeft.
Maar aan den anderen kant lijkt het op een
verplettering der Franschen bij Verdun nog
evenmin, 't Is niet te ontkennen", dat de Duit-
schers daar in het voordeel zijn en in het voor
deel blijven, dat zij er steeds nieuwe successen
behalen, maar dit geschiedt zoo langzaam en
blijkbaar met zulke groote opofferingen, de
Een krachtig zich ontwikkelend China ^tegenstand der Franschen is zoo krachtig
kan een tegenwicht zjji^ j-oor de. hlS;-^hardnekkig, dat op. deze wijze geen overwin-
ihsie- oöiitiekm aar tevens 'mng.jcan worden behaald, WCtfc3-ftn3ew5£&d Tip
èxpahsie-pöiitïëk, maar tevens een nieuw
gevaar worden, wanneer de geest, die Ja
pan van een afgesloten en in zich zelf ge
noegzaam eilandenrijk maakte tot een we
reldmacht. ook over China vaardig werdt.
Een in zich zelf verdeeld China, gescheiden
in een noordelijk en een zuidelijk rijk,
maakt den weg vrij voor de Japansche en
de Russische uitbreiding, wijl deze verdeeld©
en onderling strijdende Chineesche staten
niet de kracht zullen hebben, om de uit-
breidingslusten der beid© groot© tegenstan
ders te weerstaan.
Dat is reeds meer voorgekomen in
China. Zoodra het ontzaggelijke Chineesche
rijk inwendig verdeeld was, ontstond de toe
stand, di© Vondel ons in Zungehin schetst:
„Zoo bomt d'aertsvyant, die ons magbten ziet
gezwakt
En oversten gedëelt, tot hiertoe afgezakt."
De aartsvijand van China is Japan, dat
niet alleen naar de hegemonie in Oost-
Azië, maar ook naar de uitbreiding van zijn
macht, naar de onderwerping van alle om
liggende landen streeft. En dat daarbij
niet zal blijven staan
Steeds meer zal voor het beginsel: „Azië
voor de Aziaten" propaganda worden ge
maakt ende onderlinge strijd der Euro
peesche mogendheden zal bij de Aziaten, of
hot dan Japanners of Chinee zen zullen zijn,
de gelegenheid en den lust aanwakkeren, om
die leuze tot waarheid te maken.
Een aan Japan overgeleverd China zal op
economisch en politiek gebied voor Europa
gesloten zijnwant Japan is een naijverige
concurrent van iedereen, een concurrent,
die met alle middelen arbeidt, niet van go-
ven en nemen weten wil, doch zonder aarze
len alles voor zijn eigen bedoelingen zal
weten te monopoliseeren.
CHR. N.
andere streek betrap is. Hij wist absoluut
niet, wat hij het volgende oogenblik "doen
zou.
„Nancie van Nancie"Vat meet er van
haar worden?..."
Het was natuurlijk om harentwil dat hij
zijn leven had willen verzekeren. Hij meen
de volmaakt gezond te zijn, en had in 't
minst geen vermoeden op een wei soring
Met inspanning van al zijn wilskracht
dwong hij zic-h naar kantoor to gaan en be
sloot hij, zij het .op min of meer werktuige
lijke manier, zijn da-gelijksche werkzaam
heden te hervatten.
Eén ding stond bij hem vast- Nancie
mocht de vreeselijke waarheid niet weten.
Zij was juist zoo uitstekend gezond en het
slechte nieuws zou haar ziek kunnen
maken
Maar met den hesten wil van de wereld
kon hij dien avond toen hij thuiskwam zijn
gelaatsuitdrukking niet zóó veranderen dar
zij niets aan hem bemerkte, H:j ontweek
haar bezorgde vragen en zei alleen dat bet
op kantoor een drukke dag was geweest.
„Weet je wat het is? Je hebt te veel ver
antwoordelijklieid, dat is het geval," zei zij
aan tafel. „Ik maak me sterk dat je dui
zenden en duizenden onder je beheer hebt en
er gaan weken om dat men niet met je
afrekent. Dat alleen zou menigeen krank
zinnig maken
„Het kan me werkelijk naar 't hoofd
stijgen als ik bedenk wat ik met een deel
van dat gelid zou kunnen doeaij," zed hij,
iiïng.itan worden behaald, welke' fïrCerifcf&d in
vloed op de beslissing in den oorlog ban oefe
nen. We hebben den vorigen keer gemeld, dafc
de Duitschers ook het vooruitspringende front-
stuk bij Béthincourt hebben bezet, thans schijnt
voor de Franschen het bedreigde punt te zijn
do veel besproken stelling van Mort Homme.
Een Fransch telegram maakt reeds melding
van een hevige beschieting daar door de Duit
schers, welke echter niet werd gevolg door in-
fanterie-aanvallen, maar waarschijnlijk wel een
voorbereiding daarvan was. Tevens werden de
Fransche loopgraven ten Oosten van de Maas
tusschen Douaumont en Yaux door de Duit
sche artillerie, die o.a. weer met brand
bommen zou hebben gewerkt aan
gevallen. Hier kwam wel de infanterie in actie,
de Duitschers drongen daar op eenige punten
in de Fransche loopgraven door, maar werden
er weer uit verdreven.
Aan het Engelsche front in 't Westen wordt
ook nog steeds verwoed gestreden, hier vooral
bij St. Eloy, welke naam telkens in do oorlogs
berichten voorkomt. De toestand blijft er
evenwel vrijwel dezelfde; zooals bet Engelsche
bericht zegt: er wordt steeds met wisselende
krijgskans gestreden. De Engelscken behalen
nu eenige kleine voordeelen en da.n weer de
Duitschers, van beide kanten is de artillerie
krachtig in de weer, maar het resultaat van
den wekenlangen strijd is zoowat gelijk nul.
Er is verder nog strijd in Mesopotamia. De
Engelsche legerafdeeling, die oprukt naar Koet-
el-Amara, gaat voort te trachten de daar inge
sloten makkers te bevrijden, maar zal daarin,
volgens het Turksc.be legerbericht, niet slagen.
Volgens dit bericht toch hebben de Engelscb^n
thans bij Folalieli een bloedige nederlaag ge
leden; zij hadden er meer dan drie duizend,
dooden. De Engelsche telegrammen melden
hiervan niets. Ze geven alleen toe, dat zij niet
zoo hard konden oprukken als ze graag wilden,
wegens de overstroomingen van den Tigris.
Griekenland wordt bedreigd met een nieuwe
schending zijner neutraliteit. De Engelsche en
Fransche gezant ie Athene hebben zich ver
voegd bij den Griekscbon eersten min isleen
aan dezen verklaard, dat het voor de gealli
eerden een gebiedende noodzakelijkheid was
om het eiland Kephalonia, aan de westkust
van Griekenland, tegenover de Golf van
Patras, te bezetten. Zij zouden daar troe-
pei ontschepen, met name op de reede van
Argostoli. Weliswaar verklaarden zij, dat deze
bezetting alleen van defensieven aard was,
maar do Griekscho minister protesfceerdo zeer
krachtig tegen deze nieuwe schending der
Griekscho onzijdigheid en er zou een levendige
woordenwisseling gevolgd zijn. De Engelsche
gezant ging daarna op audiëntie bij den
koning.
DUITSCHLAND.
Een Russisch journalist in Duitschland.
Door middel van een valschen pas schijnt
een correspondent van het Russische blad
„Retsj" er in geslaagd te zijn zich toegang
tot Duitschland te verschaffen. Omtrent het
verhaal van ziin aankomst in het vijande
lijke land, ontleenen wij het volgende aan
de „Daily Chronicle"
Vier uur. Mijn diner is afgeloopen. Ik ga
aan dek. De schemering valt over de zee, en
het wordt kouder. Langzaam vervagen de om
trekken van de beide torpedobooten die langs
zij ons schip stoornen. Ten slotte zien we aan
weerszijden van onze boot nog slechts twee
stippen Zoo nu en dan verschijnt aan den
horizon een helder schijnsel dat om onze boot
zwaait en voor enkele oogenblihken het dek
verlicht, 't Zijn de zoeklichten die van de
kust uitgezonden worden.
We stoomen de haven van Warnemünde
binnen. Onder de passagiers heerscht een
zenuwachtige opwinding. Tasschen, pakjes,
koffers worden haastig bijeengegraaid. Wij
stoomen langzaam naar de steenen kade waar
we moeten meren. Vlak vooraan zie ik een
groote loods uit ruwe planken opgebouwd.
Zoodra de boot stopt gaat plotseling een rij
booglampen op en het eerste wat ik zie is een
aaütal grauwe gestalten met grauwe helmen
op het hoofd, en voort-s een paar stevige dikke
schildwachten, klaarblijkelijk „Deutsche Land-
stilrmer".
Van de kade af wordt ons toegeschreeuwd:
„Passen bereit halten". De bruggen worden
neergelaten, soldaten komen aan boord, halen
onze bagage weg en verdwijnen er mede. De-
passagiers moeten aan wal gaan en queue ma
ken voor de loods. Wij komen in een groot
vertrek dat door houten schotten in een aan
tal pijpeladen is verdeeld waarin slechts één
persoon tegelijk kan staan. Er worden vier
rijen gevormd, mannen, vrouwen, passagiers
voor Hamburg en passagiers voor Berlijn.
Alle deuren van het vertrek, beter gezegd
van de loods, worden stevig door schildwach-
^ten bewaakt. T)e enoiyv.+mt, een officier
van de Vrijwillige landweer. Onze passen wer
den weggenomenen een voor een moeten we
ons door een bepaalde deur naar het volgende
vertrek begeven.
Eindelijk is ook mijn beurt gekomen. Ik
werd in een klein vertrek gejpid waar achter
een bureau vier Duitsche officieren, twee
onderofficieren en een man in burgerkleeding
zitten. In dezen laatsten herken ik een mede
reiziger van de Russische grens.
„Lw naam? Wie zijt ge? Welke nationali
teit? Waar komt ge vandaan? Waar gaat ge
heen? Met welk doel?"
Al deze vragen worden mij achtereenvolgens
gesteld. Als zo beantwoord zijn -neemt een van
de onderofficieren mijn pas en brengt me naar
een volgend vertrek. De man in burger gaat
mee.
Thans kom ik in een groote visitatiezaal met
toonbanken in het rond waarop de bagage
opeengehoopt staat. Ik kijk uit naar mijn per
soonlijk bszit.
„Open maken en alles er uit doen", beveelt
een luitenant.
Ik haal mijn hebben en houden onder het
felle licht van een booglamp te voorschijn, en
laat het stuk voor stuk onderzoeken. Elke
dubbele boord wordt opengemaakt, iedere das
onderzocht, de zakken keert men binnenste
buiten.
Als dit alles gebeurd is wordt mijn boeltje
weder ingepakt en van een etiket voorzien.
Zou het nu eindelijk afgeloopen zijn Geen
sprake van. Ik word weer naar een ander ver
trek geleid waar een „Herr Hauptmann" en
een paar jonge officieren gezeten zijn.
Veer de gebruikelijke vragen: Naam? Van
waar? Waarom en dan: „Wat- is uw beroep?"'
Ik noem een bepaalde branche waartoe ik
mij zelf reken te behooren.
„Komt ge voor zaken naar Duitschland?"
„Jawel!"
„Met welke firma's en in welke steden
denkt ge te doen te hebben
Ik noem naam en adres van een paar zaken-
monschen.
Een stevige luitenant neemt van een der
vele planben een boek en schijnt de door mij
genoemde namen te verifieeren.
op bitteren toon. „In de eerste plaats zou
ik liet jou heel wat aangenamer kunnen
maken."
„Maar Wil, goeie jongen, ik heb alles
wat ik noodig heb. Bovendien," ik heb den
besten vent, die er op de wereld rondloopt,
en ik zou mijn geluk niet waard zijn, als ik
nog aan iets anders dacht!"
De dagen, die volgden, voelde Wilfrid
zich als door een rots gedrukt. Er waren
oogen blikken, dat hij dacht dat zijn brein
het niet langer uit zou houden.
En op zekeren somheren middag in De
cember, fluisterde de groote verleider, die
altijd op de loer staat om zulke ziekelijk
aangedane slachtoffers aan te pakken, hem
iets in het oor. In zijn brandkast lagen voor
meer dan tienduizend pond aa.n obligaties,
zoo goed als contanten. Hij alleen was er
voor aansprakelijk, de firma zou ze nog in
geen weken van hem opeischen. Als hij de
obligaties nu eens vanavond bij zich stak,
morgenochtend het Kanaal overging, ze te
gelde maakte en met de opbrengst in Frank
rijk een jaargeld kocht op NancieDan was
haar toekomt verzekerd en er zou geen'
schaduw van komende armoede vallen op
haar pad. Hij kon de zaken zóó secuur in
pakken, dat wanneer het gebeurde ondekt
zou worden en hij gearresteerd werd, er
geen haan naar zou kraaien wat er met de
stukken gebeurd was. Of misschien zou hij
overeenkomstig de voorstelling van den dok
ter, al niet meer in leven zijn vóór het zoo
ver kwam 1
Nancie was hem allesal het andere was
niets. minder "dan niets.
Hij dacht lang en voortdurend na over
zijn noodlottig besluit, en hoe langer hij er
over nadaoht, des meer raakte hij in de be
koring van d© gevolgen verward.
Ten laatste deed hij zijn vuist met een
geweldigen slag op de lessenaar neerkomen.
..Ik dce het óók I" zei hij hardop tot'zich
zelf. „Ik doe het
II.
Het was middernacht geworden. Wilfrid
Clyde lag wakker; in den zak van zijn jas
waren de gestolen obligaties. Hij was in
de hoogste mate opgewonden en zijn hart
klopte als een stoomhamer.
Nu was hij dus een dief. Hij was niet
langer waardig die lieve, onschuldige lippen
daar aan te raken. Wel-is-waar had hij ge
zondigd om harentwil, maar de misdaad was
niettemin een misdaad.
Eindelijk kwam de langverwachte slaap.
Maar die slaap braóht een vreeselijken
droom mee. Want hij zag zichzelf weer naast
do brandkast 6taan, zooals hij er een paar
uren geleden voor gestaan had, toen hij de
papieren van hun plaats nam.
Met een schreeuw weid hij wakker.
„Wil, Wil, wat is er?"
Haar armen omvatten hem. Maar met
een bijna ruwe beweging stootte hij haar
van zich.
„Raak me niet aan!" hijgde hij. ,,Je
„Gut. Waar hebt gij den laatsten tijd ge
woond?"
Ik noenj oen neutraal land.
„Hoe lang hebt ge daar gewoond?"
Ik antwoord.
„En waar denkt ge van Duitschland uit
heen te gaan?"
Ik noem een stad in ccn ander land.
„En wat is uw vast adres?"
Ik antwoord weer; maar natuurlyk noem
ik Moskou niet en evenmin een andere Russi
sch© stad.
Zonder verder een woord te zoggen haalt do
luitenant eenige Baedeker's te voorschijn die
hij den „Hauptmann" ter band ©telt.
Ik herken do boeken aan hun roodon band.
,,U zegt dat u verscheiden jaren te N. ge
woond hebt. Kunt u mo zoggen waar dat is
geweest?"
Jk noem een straat en oen huis waarvan ik
weet dat het bestaat hoewel ik er zelf nooit
gewoond heb.
,,U kent natuurlijk die en die straat. Weet
u misschien ook hoo het plein heet waar di©
straat op uitkomt?"
Ik beantwoord deze vraag en verder nog een
aantal van gelijke strekking. Zoo heb ik te
vertellen waar het postkantoor ligt, waar die
en die schouwburg zich bevindt. Ik moot be
paalde winkels in bepaalde straten noemen,
in een woord mij worden een aantal vragen
gesteld waarvan de „Hauptmann" met be
hulp van den Baedeker het al of niet juiste
van het antwoord beoordeelen kan. Ik kom
met glans door het examen.
„L zegt. dat u gevestigd waart te
Hij eindigt de zin niet. Ik begrijp dat hij
mij er in wil laten loopen, maar ik noem ter
stond het kleine plaatsje in het kleine neu
trale land waarover ik te voren reeds gespro
ken had. En dan moet ik in mij zelf even
lachen, want ik weet dat mijn Duitscher dat
plaatsje in geen van zijn Baedeker's zal vin
den. Hij zoekt wanhopig en als hij zich dan
ten slotte tevreden moet stellen met een on-
noozel stipje op de kaart van het neutrale
land slaat hij nijdig zijn gids die dit keer niet
ten volle betrouwbaar bleek, dicht.
„Wilt u mij maar volgen", zegt een der
officieren, en wij gaan door een gang langs
welke zich aan weerskanten hokken bevinden
die aan de kleedkamers van sommige schouw
burgen in de provincie doen denken.
We gaan een van die hokken binnen.
„Wilt u zich maar ontkleeden? Allereerst
de laarzen uit, indien u zoo vriendelijk wilt
zijn."
Ik doe wat mij gevraagd wordt.
De luitenant neemt mijn laarzen op en geeft
ze aan een soldaat die meegekomen is.
„Ze worden opengesneden en wij halen de
hakken er af," vertelt de officier, „maar u
behoeft niet ongerust te wezen, ze worden nar
_crd.orr.ocIr werr natie* gorepsroerd."
Ik begrijp dat protesten toch niet baten en
kleed mij dus doodkalm uit; met behulp van
een electrisch^ lamp wordt mijn geheele body
nauwkeurig^ onderzocht, mijn nagels, mijn
teenen, alles wordt geïnspecteerd- De voering
van mijn kleeren wordt opengescheurd en niet
weer dichtgenaeid. De inhoud van mijn zak
ken maakt een punt van allernauwkeurigst
onderzoek uit.
't Spreekt vanzelf dat ik geen beschreven
stuk papier bij mij heb, behalve mijn pas.
De luitenant haalt zijn lorgnet te voorschijn
ea bestudeert mijn pas nog eens opnieuw mijn
horloge wordt opengemaakt en bekeken, dan
kamt mijn trouwe makker, de vulpenhouder
aan de beurt. De inkt wordt er uit gegooid
en de luitenant gaat er met een hoedepen in
peuteren.
„Wat zou déar nu in kunnen zitten", vraag
ik nieuwsgierig.
„Hebt u nooit hangers, ringen en andere
dingen gezien die tegen het lioht gehouden
worden en dan een kerk, een landschap of iets
dergelijks vertoonen? Die methode kan na
tuurlijk op alles toegepast worden. Ik bedoel
u kunt het een of ander document photogra-
feeren en dan in uw vulpenhouder stoppen."
Ik moest toegeven dat dit mogelijk was. De
luitenant praatte allergenoeglijkst, maar
trachtte intusschen voortdurend mij op een
onjuistheid te betrappen. Ik merk het en ben
op mijn hoede.
Als mijn laarzen binnengebracht worden zie
ik duidelijk de nieuwe steken langs de zolen.
Eindelijk is ook dit onderzoek afgeloopen.
Dan moet ik'nog weer met een anderen officier
marchandeeren over den tijd dien ik in Duitsch
land kan doorbrengen. Ten slotte werden me
tien dagen voor Berlijn en vier voor Dresden
toegestaan.
Ik haal vrijer adem als ik me weer op het
perron bevind. Een blik op de klok vertelt me
dat de visitatie precies 55 minuten heeft ge
duurd. Ik zoek een plaatsje in den trein en
maak het me zelf gemakkelijk. Nog vier uur
en ik zal te Berlijn aankomen. Ik kan het me
haast niet voorstellen't is als een laDge, in
teressante droom.
raakt een dief aan hoor je een dief
„Wil, lieveling, je hebt gedroomd!"
In dat oogenblik voelde hij, dafc hij alles
moest zeggen. Zijn gekwelde hersenen kon
den het niet langer dragen. Vóór hij wist
wat hij eigenlijk deed, had Wilfrid zijn
jonge vrouw de waarheid verteld.
Met de verwonderlijke zielskracht van
sommige vrouwen had Nancie den dubbelen
schok weerstaan als een heldin. Zij jam
merde niet en deed hem geen verwijten,
maar haar zuiver ziend oog zag maar één.
ding dat gedaan moest, worden, en zij
smeekte hem dat te doen.
Je moet die stukken nog dezen nacht te
rugbrengen, Wil," zei ze vastbesloten. „En
dan dan zal je nog wat kunnen slapen.
Morgenochtend zullen we dan spreken over
dat andere. Wie weet, wil God nog goed
voor ons zijn en je sparen ondanks alles."
„Ja... je hebt gelijk," zei hij onderwor
pen. „Zulk soort dingen gaan mij niet goed
af. Ik ben niet voor dief in de wieg gelegd.
Die rol deugt niet voor mij. Maar o,
Nancie, wat zal er van jou worden slg ik
niet langer hij je ben
„Ik ben je toch nu nog niet kwijt?"
antwoordde zij met een zwakke poging om
te glimlachen, „maar in elk geval, Willy,
zou jij nu heusch denken dat ik ooit een
penning zou hebben aangenomen van zulk
geld Neen, lieveling, ik ben net als jij:
ik ben voor zulke dingen niet in de wieg
gelegd 1"
(JSlot volgt J