No. 240.
Zondag 27 Februari 1916
Orgaan voor Leger en Vloot.
Dg Weddenschap,
inzameling voor de Slachtoffers van
den Watersnood.
Oorlogsnieuws.
^TWÉEDE JAAfcÓA NG.
SOLDATENCOURANT
ADRES DER REDACTIE EX ADMINISTRATIE PALESTR IN ASTRAAT 10,
AMSTERDAM. DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE
NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOORBURGERS M CENT. ABONNE
MENT VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS ƒ1.50 p. DRIE M AAN DEN
Voor AdvertotitifSn wende inen zich tot onze Administratie., PaleatrioMtxaat 10
Amsterdam. Prys der Adverter.UCn per regel 30 cent. Voor Ingezonden Mede'
I- a-a- -lerde pagina dubbel tarief. Ry abonnement
elingen op de tweede, derde eu
reductie.
Aan die Golf van SaSoniki.
't Is wel een bijzondere geschiedenis met Saloniki. De geallieerden gaan
maar steeds door er troepen heen te voeren, zij versterken al meer de stad en de
omgeving; zij hébben thans ook een'eiland in de Golf~ van Saloniki bezet en de
eentralen en-hun bondgenooten, die toch waarlijk troepen genoeg in Servië hebben,
laten den vijand maar stil begaan; zij zijn integendeel doorgedrongen in Albanië en
hebben Montenegro onderworpen. Dit lijkt vreemd; men heeft echter beweerd, dat
een Turksch leger, vrijgekomen van de Dardanellen, op weg is over Bulgarije en
pervrë, om Saloniki aan te vallen. Men schijnt tc Wecnen liever niet te willen, dat
de Bulgaren zich van Saloniki meester maken, ze zouden het willen behouden.
Misschien begint de strijd om de stad en omgeving spoedig, of trekken de geallieer-
den op naar de grens van Servië en wij geven daarom bovenstaande reliëfkaart.
De verspreiding van ons blad.
Wij brengen in herinnering, dat troepen-
deelen, die soms door een of andere oorzaak
van ons blad verstoken zijn, slechts een aan
vraag tot ons te richten hebben om regelmatig,
driemaal per week, een pakket Soldatencouran-
ten te ontvangen. Nergens mag ons Orgaan
voor leger en vloot" ontbreken.
Japan begeerig naar Java
en Sumatra.
Het gevaar, dat onze Nederlaudsche be
zittingen in Oost-Azië van Japansche zijdo
al zoo lang bedreigt, waarop gedurende dë
laatste jaren in de Hollandsche pers al zoo
vaak gezinspeeld is, maar dat onze diplo
maten tot dusver niet van voldoende belang
achtten om er in het verre Oosten rekening
mede te houden, schijnt grooter te zijn dan
onze politieke optimisten meenen. „Expan
sie" staat bovenaan op het programma van
alle Japansche politici van welk© richting
ook, Japan wenscht koloniën te bezitten,
(Uit liet Engelsch.)
Bella Grainger trad haar slaapkamer
binnen en draaide het electrisohe licht op.,
Vóór /haar' toilettafel stond een lange,
schrale jongeman, in de eens hand een uit
gegane lucifer, terwijl de andere hand
schijnbaar iets trachtte te bedekken...
Verschrikt bl^ef zij staan, maar het vol
gend oogenblik was zij weer in 't bezit van
haar gewone kalmte.
„Ik vrees, dat ik u stoor?" ....zei ze, op
Each ten, sleependen toon.
De uitdrukking op het gezicht van den
jongeman was weinig minder dan tragisch,
toen hij, bewegingsloos, tot haar opzag. Hij
had zachtgrijze oogen en zijn blik zoowel
als zijn houding gaven te kennen dat hij een
fatsoenlijk man was-
Juffrouw Grainger trad nu de kamer
binnen.
„Ik hoop, dat het u niet te doen is om
die ster van opalen. Die zou ik niet graag
missen. Maar ik zou u wellicht met iels
anders van dienst kunnen zijn?..."
„Ik ben geen dief", antwoordde hij op
onzekeren toon. ,,Ik hen meer dan dat,
ik hen een schavuit".
„"Wat mag een schavuit in de slaapkamer
van een dame te doen hebben?" vroeg zij.
,,Uu zoudt mij niet gelooven als ik het u
al vertelde, 'en ik zou er de zaak óók niet
beter door maken", zei hij op gedempten
toon-
„Vertel het mij in ieder geval maar", zei
rij op prettigen toon; „u wéét niet, hoe
nieuwsgierig ik ben"..
de regeering wil het, de kooplieden willen
het, het volk wil het. In de richting van
uitbreiding wordt al 20 jaren gewerkt, en
tot dusver met. succes. Eerst werd Formosa
aan Japan toegevoegd daarna kwam het
protectoraat over Korea, dat al spoedig in
een inlijving gewijzigd werdtoen begon
de Japansche invloed in China; Mandsjoe
rije kwam onder Japansche supervisie, en
Japan's „sphere of influence" breidt zich
langzaam maar zeker uit over de provinciën
Sjanteeng, Foekien en Centraal Mongolië.
Sedert een paar jaar reeds verschijnen in
de Japansche pers geregeld korte artikelen,
schrijft H. H. H. in het „Hdbl." uit Yoko.
liama, oogenschijnlijk zonder eenige speciale
bedoeling, waarin herhaaldelijk gewezen
wordt op de wantoestanden in de Neder
laudsche Koloniën in Oost-Azië. Feiten wor
den weliswaar niet genoemd, maar de
Japansche regeering wordt in overweging
gegeven zich het lot van de inboorlingen
op Java, Sumatra en Borneo wat meer aan
te trekken. Dergelijke artikelen worden
veelal gevolgd door andere, waarin het be
Zij had het- Amerikaansche accent, zoo
wel als de min of meer .sleepende spreek
toon van sommigen h&rer landgenooten,
maar toch, er was niets onbeschaamds in
dien toon.
„Ik heb een weddenschap om honderd
pond aangegaan", zei hij, „dat... ,uw haar
niet geverf d was. Ik moest er het be
wijs van leveren en ben zoodoende hier bin
nengedrongen om dit machtig te wor
den"
Hij opende zijn rechterhand en liet een
vlok glinsterend goudblond haar zien. „Ik
vond, zooals ik gehoopt had, dit in het
toiletzakje".
Bella Grainger had een kaarsrechte hou
ding aangenomen.
„Du,s het heele hotel weet, dat u mijn
kamer binnengegaan is?"
„Neen", zei hij met een plotselingen
blos, „er zijn er maar twee in het geheim,
u en ik. Ik heb gezegd dat ik het kamer
meisje zou omkoopen"
„En hebt u dat niet gedaan?" vroeg
zij, en haar houding werd veel vriende
lijker.
„Ik moet- er geen meidenpraatjes over
hebben. Ik gaf er de voorkeur aan zoo'n
bedenkelijk werkje alléén te doen".
„Gaaft er de voorkeur aan gezien te wor
den, toen u. zelf mijn kamer binnenstapte
misschien
„Ik ben de balkondeur binnengestapt. Ik
heb mijn kamer hier vlak naast".
Juffrouw Grainger huiverde even. De
kamers lagen op de derde ^erdieping en er
was een breeds gaping tusschen het eene
balkon en het andere.
„TT schijnt me een onverantwoordelijke
waaghals", zei ze. „Is uw leven dan geen
honderd pond. meer waard ?"-
lang van een uitbreiding „naar het Zuiden"
bepleit wordt. Tusschen een en ander is het
verband niet moeilijk te vinden, en het is
mij steeds voorgekomen, dat die artikelen
een strekking hadden, nl. de volksopinie
langzamerhand te leiden in do richting, die
de regeering zich voorneemt later in te
slaan.
Een enkelen keer merkt men den invloed
reeds. Japanners spreken zelden meer van
Nederlandsch-Indiëal onze koloniën wor
den samengevat onder den algemeenen
naam „Zuidzee-Eilanden", en nu Japan
van de kleine eilandjes, die aan Duitech-
land hoorden, een gedeelte tijdelijk
annexeerde, het volk dus „Zuidzee-Eilan
den" reeds als een Japansch bezit be
schouwt, is het uiet te verwonderen, dat
het in onwetendheid reeds een stap verder
o-aat en ons eilandenrijk erbij annexeert.
Tijdens de Kroningsfeesten zag ik een klei
nen optocht, waarin een enkele meters
groote aardbol werd rondgedragen, met
Japan en .Japansche koloniën in rood ge
verfdook de Nederlandsch-Indieche
Archipel was in die kleur
Een juist verschenen artikel van de hand
van Yoesaboero Takekosji, een van de voor
naamste en meest invloedrijke journalisten:
„De eerste stap in onze nieuwe Marine-
Politiek", dat door de geheele Japansche
pers gaat, vat nu alle zinspelingen en argu
menten van de laatste jaren te zamen in een
belangrijk résumé, zoo belangrijk, dat ik
den inhoud ervan in vertaling wil weerge
ven. Alvorens dit tedoen, wil ik echter
meedeelen, dat de heer Takekosji behalve
journalist ook een staatsman van beteeke-
nis is, die reeds eenige malen zitting in het
parlement had en in 1898 minister van
onderwijs was. Zijn boek over „De geschie
denis en administratie van Formosa" is
een standaardwerk geworden, andere wer
ken schreef hij over de geschiedenis van-
Japan, kolonisatie enz. Hij heeft verschei
dene keeren de wereld rondgereisd en be
zocht een paar jaar geleden ook Neder
landsch-Indië..
„Japan moet voortdurend trachten zich uit
te breiden", schrijft hij; ,,in vroegere tijden
hebben de politici er steeds naar gestreefd hun
land actief te doen zijn, maar tegenwoordig
volgen weinig staatslieden dit voorbeeld. Reeds
is een halve eeuw verloopen, sedert Japan rela-
tiën met andere landen aanknoopte. Het land
is nu rijk aan middelen, aan groote mannen:
het volk is krachtig en toch is de aandacht van
onze politici steeds meer gevestigd op binnen-
landsche dan op buitenlandsche zaken., Ik be
tuig mijn leedwezen over de afwezigheid van
een bepaalde politiek ten opzichte van do
expansie van ons gebied.
„Japan is een oud rijk, zijn geschiedenis
dateert van 2500 jaren geleden, maar het heeft
pas een halve eeuw geleden zijn havens geopend
voor den buiteniandschen handel. Als een
moderne staat is Japan dus nog in zijn jeugd.
Een volk moet groeien als een mensch, en zoo
moet het ook in zijn jeugd physiek krachtig
zijn. Een bamboe-boom doet in de lente ge
durende den regentijd alle kracht op voor» het
geheele jaar. E^n jongeling voltooit zijn
physieken groei voor zijn 25e jaar. En zoo is
het ook met een volk. Als het joDg en krachtig
is, moet het pogen zijn gebied zooveel mogelijk
uic te Dreiaen.
„Soms Jïunnen wij ons gebied vergrooten
door zoogenaamd vredelievend binnendringen,
maar soms dienen wij aanvallend op te treden.
Als wij dit laatste doen, zullen wij ongetwijfeld
door Europa en Amerika een oorlogszuchtig
volk genoemd worden. Maar ik geloof niet, dat
een oorlogszuchtig volk altijd verfoeilijk is.
Ongeveer alle tegenwoordige groote mogend-
beden waren oorlogszuchtig tijdens hun expan
sie, en toch keuren zij die aanvallende politiek
af, zoodra een ander volk dezelfde middelen
voor oen zelfde doel te haat neemt, die zij eens
gebruikten.
„Neem bijvoorbeeld Engeland. Had het
Britsclie Rijk gegrondvest kunnen worden
zonder de oorlogszuchtige politiek, waartoe
Engeland in het verleden zijn toevlucht nam?
Heeft niet Cromwell's politiek, om de Hol
landsche schepen in de Middellandsche Zee en
het Kanaal, volgeladen met goud, dat de Hol
landers door hun handel met het Oosten ver
diend hadden, in bezit te nemen, er -belangrijk
toe bijgedragen om de tegenwoordige enorme
rijkdommen van Groot-Brit-annië op to bou
wen
„Het tegenwoordige Duiteclie Keizerrijk is
gegroeid uit het Hanzeverbond. De vrije ste
den, die dat verbond vormden, gaven hun sche
pen vergunning op zee schepen te veroveren,
en zij verrijkten zichzelf door die politiek.
„Ik heb dikwijls Britten met afkeuring hoo-
ren spreken over het systeem van staatsspecu-
Jatio, waar volgens hen een „gentleman" niet
mee te maken moest hebben, maar ik ben er
zeker van, dat dit systeem, hoe afschuwelijk
ook jn de oogen van hedendaagsche Britsche
„gentlemen", veel heeft bijgedragen tot de
welvaart van hun land. Zoo zouden b.v. bet
Britsch© Museum en vele andere groote gebou
wen zonder dit systeem nooit kunnen zijn ge
bouwd. De positie van Groot-Britannië is als
die van 'een man, die zijn toevlucht nam
toj aanvallende politiek zoolang liij daar voor
deel hij had, maar zoodra bij alles had wat hij
begeerde, veroordeelde 'hij ieder, die hetzelfde
wilde met hetzelfde doel. Ik hoop, dat de
Japanners, een even groot volk zullen worden
als het Britsclie, .dat, nu liet zelf genoeg be
zit, de aanvallende politiek van andere volken
mag afkeuren.
„Naar welke richting Japan zijn gebied moet
vergrooten? Als alle andere volken naar het
Zuiden, «niet naar het Noorden. De geschie
denis leert ons, dat volken zich altijd van het
Noorden naar het Zuiden verplaatst hebben
en niet omgekeerd. Ziet bijvoorbeeld China.
De geschiedenis vermeldt voortdurend verove
ringen van het Zuiden door het Noorden. Rus
land zoekt nu ook vasten voet te krijgen in
Turkije, en Duitscbland tracht Bourgondië te
veroveren. Natuurlijk kunnen er uitzonderin
gen zijn op dezen algemeenen regel, maar zij
komen zelden voor en kunnen de waarheid
van wat ik zooeven gezegd heb, niet ver
kleinen.
„Als nu Japan probeert zijn gebied te ver
grooten in het- Noorden door koloniën te stich
ten in Mongolië en Mandsjoerije, zou ik wil
len zeggen, dat zulk een politiek strijdt tegen
menschelijk instinct en niet kan slagen, hoe
ernstig de pogingen ook zijn. Japan heeft
reeds vasten voet in Korea en Mandsjoerije,
en het is zijn plicht de bewoners van deze
landen te beschermen en hun geluk te be
vorderen. onverschillig of deze bewoners hierop
gesteld zijn of niet, maar als onze politici ons
durven dwingen verder noordelijk door te
gaan, dan begaan zij een groote fout in hun
koloniale politiek.
Wij moeten onze uitbreiding in het Noorden
niet verder voortzettendan de grenzen cap
Mandsjoerije, en enze aandicht aan bet Zui
den geven. Toen Engeland Ncrmandië bezat,
meest het een groot leger en een gr-ote vloot,
hebben, de laatste om zijn eilandenrijk te be
schermen, het eerst om zijn kolonie op het
vaste land te verdedigen. Nu is Japan even-
I als Engeland een eilandenrijk, en het moet niet
j dezelfde domheden begaan, die Engeland een
jïaar eeuwen geleden beging. Her moet zijn
plichten teg-nover Korea en Mandsjoerije ver
vullen, die het opgelegde werden, toen deze
landen aan Japan kwamenmaar het moet
niet verder noordwaarts gaan. De positie van
een eilandenrijk is altijd zwak. Het heeft niet
de vcordeelen van een rijk op het vasteland,
■.maar evenals zulk een land moet bet toch een
groot leger hebben, en tevens, als eilandenrijk,
..een groote vloot..
„Wij, Japanners/moeten onze aandacht wij
den aan de Zuidzee-Eilanden. Als een gevolg
van onzen oorlog met Duitschland heeft onze
vloot eilandengroepen in bezit genomen als de
Carol in en en Marshall-Eilanden. Maar dit zijn
eigenlijk geen eilanden, het zijn slechts rotsen.
Ofschoon ons volk zich verheugt in het bezit
van deze groepen, Hebben zij weinig waarde.
Wij kunnen niet trotsch zijn op het bezit van
Zuidzee-Eilanden vóór wij Java en Sumatra
hebben
„Deze liggen tusschen den Indischen Oceaan
en de Aziatische Zeeën, en nemen een hoogst
belangrijke strategische positie jn. De Soenda-
1 straat tusschen deze beide eilanden is een na
tuur lij lie vesting. Indien een groote mogend-
heid daar e°n vesting zou bouwen en in bet
I bezit zou zijn van een aantal onderzeeërs, be-
j hoorend tot een machtig© vloot, dan zou geen
andere vloot ter wereld, hoe sterk ook, daar
j kunnen doorkomen. Als Japan deze twee
eilanden in bezit neemt en de Straat met zijn
vloot versterkt en beschermt, dan zal geen
Europeesche vloot in staat zijn zich een weg
i te banen tot in de Aziatische Zeeën. Voor een
vloot, die uit den Indischen Oceaan naar de
Aziatische Zeeën wil gaan, zijn er twee wegen
slechts: de eene is tusschen Singapore en Su
matra, de andere is door de Soenda-straat.
„Mijn leven is mij veel minder waard dan
iemands anders' leven. Ik wilde het mijne
wagen om het ha.ro te redden. Ik moest
iets wanhopigs doen om aan geld te komen,
waardoor ik het hare kon redden".
Zijn gelaat was bleek en hij kneep de lip
pen samen.
„Vinidt u zelf niet, dat u mij een ophel
dering schuldig zijt?"'
Bella Grainger's toon klonk zelfsaan
moedigend, en in haar binnenste genoot zij
reeds van ontknooping.
„Ja... ik zal het- u zeggen... u bebt me
heel edelmoedig behandeldn zoudt ge
scheld kunnen hebben en mij aanwijzen als
een insluiper, en een dief..."
Hij aarzelde. Hij beet zich de lippen bijna
stuk. Het was niet gemakkelijk de cl in
uit te leggen aan zoo'n koele Amerikaan
sche millionnairsdochter.
,.IT baadt in het geld" begon bij ear
delijk„u weet niet wat het beteekent. a-rri
te zijn. zóó arm, dat wanneer iemand'
vrouw, het beste én dierbaarste wat hii
bezit, ziek wordt,.hii geen cent bezit om baar
te defcu genezen. Er is maar één sanato
rium, maar één dokter, die haar kan ge
nezen maar zij zijn beide peperduur en
het gaat minstens om eer. tijd van zes maan
den. Zes maanden ging hij op -hartstoch
telijken toon voort „en ik bezit precies nog
zes pondal bet andere was opgegaan
aan h©t huishouden en aan het consult vaD
den dokter."
Hij hield op, en keek Bella Grainger uit
dagend in de oogen.
„Waai- is zij nu? Wat hebt'u nn met
haar gedaan?"
„Ut heb baar voorloopig in het sanato
rium gelaten en besloot een spel op leven
en dood te beginnen, kwam in dit voorname
hotel en begon met. biljartspelen met de
gegoede jeugd, die hier geregeld komt. Ik
ben knap in 't biljarten, ik heb veel gewon
nen, heb ook gewonnen met poker en met
weddenschappen. Dit hier (en hij hield de
vlok haar in de hoogte) was mijn laatste,
mijn grootste slag een kwajongensinval,
ik beken het, maar daar brak ik mij het
hoofd niet mee. Nu wel, nu vraag ik mij
af..."
Hij deed een greep naar het toiletzakje,
om er het haar weer in te bergen.
„Wat gaat u doen?" riep juffrouw Grain
ger op scherpen toon.
„Zou u denken... zou nu nog...."
„Doe niet zoo dwaas," zei zij, zioh opwin
dend. „.Alsof er dat op aankwam. Ik ben
p-r integendeel bijzonder mee gevleid 1 Hon
derd pond voor zooiets 1Maar., hoe kunt
u hier nn iets mee bewijzen?"
„De kapper beweerde dat hij met één
oogopslag kon zien of de kleur echt. of ge
verfd was- Hij moet jury zijn."
„Maar verondersteld dat u verliest?"
Een glimlach speelde om zijn mond en
veranderde zijn geheele gelaatsuitdrukking.
„Ik zal niet verliezen," zei hij eenvoudig.
Plotseling giilg de deur, die toegang gaf
tot een aangrenzend vertrek, open en een
jonge vrouw, klein maar stevig van postuur,
verscheen in de kamer.
„Ben je hier, Bella?" riep zij, a-1 vóór ze
nog binnen was.
Plotseling bleef zij verbaasd staan, en zei
Wel heb ik ooit.
"Bella Grainger dacht er zelfs niet aan te
„Deze heer heeft zich vergist in de
kamer, Fannv-," zeide zij met de grootste
kalmte. „Zij gaven hem op kantoor een
verkeerden sleutel."
Wij blijven bereid giften in ontvangst te nemen tot
leniging van den nood in de overstroomde streken. De
bijdragen worden in dit blad verantwoord on aan de Alg.
Watersnood-Commissie overgedragen.
Ten einde vergissingen onmogeiijk te maken, verzoeken
wij met nadruk op de strook van de ons toe te zenden
postwissels het woord WATERSNOOD te willen
vermelden.
Tegenwoordig, nu een onderzeeer zich tot op een
afstand van 5000 mijlen kan verplaatsen, is het,
geen moeilijke taak voor de Japansche vloot
elke Europeesche vloot daar togen te houden.
Daarom stol ik voor deze eilanden in bezit te
nemen ten eerste van een strategisch stand
punt.
„.Europeanen zeggen altijd, dat het een last
voor ze is om andere rassen te beschaven.
Nu wij reeds in het bezit van westorsche be
schaving zijn, is het nu niet' onze plicht ook
andere rassen te beschaven en daardoor de
lasten van de Europeanen te verlichten
Voornamelijk acht ik het onzen plicht, de
Maleische bevolking te bevrijden uit hun
tegenwoordïgen toestand, die onder Xeder-
landscbe administratie werkelijk ellendig is.
Over den oorsprong van ons ras zijn de ge
leerden het niet eens. inaar er bestaat weinig
twijfel, of wij hebben Maleisch bloed in onze
aderen. Toen ik een paar jaar geleden deze
eilanden bezocht^ voelde ik mij alsof ik in
Kyoesjoe reisde, omdat de huizon, de kiiftle-
ren, de heggen rondom de huizen, en alles in
de levenswijze deed denken aan de levenswijze
in Japan. Is het dan niet onze plicht om
deze landen van onze voorvaderen te redden
uit hun tegenwoordig bestaan onder Neder-
landsehe administratie?
„Iedereen herinnert zich,-hoe deze twee
eilanden ons ongerust maakten gedurende
den oorlog met Rusland. Op deze eilanden
hadden de Duitsche oorlogsschepen hun basis
voor werkzaamheden gericht tegen do koop
vaardijschepen in den Indischen Oceaan. "Van
deze eilanden voorzien de Duitscliers" de onte
vredenen in Britsch-Indië van het noodige,
om in dat land oproer te stoken ten nadeele
van Engeland. Het draadlooze telegraafsys-
teem op Borneo wordt in den tegenwoordigen
oorlog gebruikt ten voordeel© van Duitsch
land.
„Het ïs niet altijd een reder.-'tot vrees een
sterke mogendheid in de buurt- te hebben,
maar een- klein land. dat niet in staat is zijn
onzijdigheid te handhaven, levert- gevaar op
voor zijn buren. Voor Japan is het een ge
vaar zulke zwak verdedigde landen in zijn
buurt te hebben als Java en Sumatra zijn.
„.Enkelen zeggen misschien, dat deze eilan
den Hollandsch eigendom zijn en dat Japan
ze niet kan nemen. Maar als de Hollanders
de levenswijze van de inboorlingen niet kiin-
men verbetereD. en niet in staat zijn vrede en
orde onder hen te handhaven, aan zijn Java
en Sumatra een bedreiging voor de naburige
landen, en wij zijn gerechtvaardigd ze in bezit
te nemen.
„Bovendien heeft Holland deze eilanden
nog niet eens in bezit-, maar heeft ze slechts
tot een protectoraat gemaakt door middel van
haar overeenkomsten met de inlandsche hoof
den. Sommige stammen vechten nog tegen
Holland. Japan kan daarom met de hoofden
van die opstandige stammen verdragen slui
ten zooals Holland dat deed en deze landen
tot zijn protectoraat maken."
Dit zijp de beschouwingen van den heer
Yoesaboero Takekosji, en welk oordeel de
lezer hierover ook heeft, hij zal in elk geval
moeten toegeven, dat een groot voordeel
ervan ligt in de groote eerlijkheid.
Hoe het zij, 'nu is de tijd van dubbelzin
nige redevoeringen voorbij: Yoeeaboero Ta
kekosji geeft in duidelijke woorden zijn
meening, de pers beijvert zich die meening
te verbreiden. Wij hopen dat de Nederland-
sche gezant niet zal nalaten spoedig tegen
de vaJsche voorstellingen- te onzen op
zichte op te komen.
Daarop wendde zij zich tot den jongen
man en stak hem glimlachend de band toe.
„Wel een wat vreemde manier om kennis
te maken," zeide zij, „maar beter zoo dan
heelemaal niet. Wij zullen elkaar nog wel
meer ontmoeten." j
Hij maakte een beleefde buiging.
„TJ bent meer dan vriendelijk," zeide
hij op ernstigén toon.
„In 't minst niet," antwoordde zij met
een glimlach-
Met een nieuwe buiging, nu ook voor de
nieuw binnengetreden dame. opende de
jongeman de gangdeur en verliet vlug het
yertrek.
„Wel heb ik ooit!" zei mevrouw Fanny
Cooper nogmaals.
En toen haar nicht op dien uitroep niet
inging, vervolgde zij
„.Hoe ter wereld kwam hij zoo tegelijk
met jou in de kamer?"
„Hij was er vóór mij," zei juffrouw
Grainger kort-. „Ik vond hem zoeken naar
den knop van 't electrisch licht; in zijn
kamer is die natuurlijk aan den anderen
kart."
„Ik vind het heel verdacht," zei mevrouw
Cooper op hoogen toon.
„Hce kunt ge nu zoo dwaas redeneeren,
Fanny?" antwoordde Bella geïrriteerd- „Hij
is een gentleman, een meneer Montagu, van
heel goede Engelsche familie."
„Best- mogelijk, maar zoo arm als La
zarus. Hij schrijft, of zoo iets. Meneer
Peabody heeft me van hem verteld hij
kan zich niet begrijpen, hoe dat jongemensch
zóó 'n hotel kan uitzoeken
„Hoe kun je nu praten met dien ouden
kwa? dsoreker.den praatjesmaker?" zei juf
frouw Grainger op veracbtelijken toon.
„Hoe kun jij in je kamer vriendsdhappe-
De toestand in den reuzenstrijd.
Terwijl wij nog in afwachting rijn van
het groote offensief, dat de geallieerden in
het voorjaar zullen beginnen, komen er
telken? nieuwe berichten van vrij hevige
aanvallen der Duitschers en van Ouitsche
successenGroot waren die totnogtoe niet
en wijziging of zeifs kans op wijziging in
den toestand brachten zij niet. Thans
komen er echter berichten van een succes
aan Duitschen kant, dat inderdaad belang
rijk kan worden genoemd, al is er van
een, doorbraak geen sprake. De aanval gold
ditmaal Verdun, de bekende vesting, of
liever de stellingen ten noorden en noord
oosten. Op Verdun trouwens, meer dan
óp Belfort en de andere vestingen, hebben
de Duiischers het blijkbaar reeds lang
voorzien, vandaar ook hun vroegere hard
nekkige aanvallen in de Argonnen, ten
noordwesten van Verdun.
Tusschen Consenvoyes aan de Maas en
Ornes hebben de Duitschers ditmaal een
aanval gedaan en zij zijn over een front
breedte van tien kilometer niet minder dan
drie kilometer diep doorgedrongen. Boven
dien zouden zij daarbij 3000 Franschen
krijgsgevangen hebben gemaakt. Dit alles
ontleenen wij aan Duitsche berichten, die
buitengewoon jubelend zijn. Indien deze
successen waar zijn, hebben de Duitsche
bladen gelijk, dat ze juichen. En de Fran-
sche telegrammen geven ten deele aithans
het succes der Duitschers toe, er wordt bijv.
in erkend, dat het dorpje Haumont moest
worden 'ontruimd door 'de Franschen, al
konden dezen aan de grens er van stand
houden.
Een vooruitgang van drie kilometer over
tien kilometer is inderdaad in dezen positie-
oorlog de moeite waard en wijst er wel op,
dat de Duitschers alles in het werk stellen
om succes te behalen. Het einddoel van
deze aanvallen daar moet natuurlijk zijn om
Verdun in te sluiten en zoodoende in te
nemen; dit doel is thans wel iets benaderd,
maar daarom nog lang niet bereikt: Het is
zelfs de vraag, of de inneming van Verdun
van zeer greoto beteekenis zou wezen op den
eind-uitslag van den oorlog, achter Ver
dun zouden de Duitschers toch weer de
Fransche loopgraven vinden, maar een mo-
reele beteekenis zou deze inneming zeker
hebben: zij zou voor de geallieerden een ne
derlaag, voor de Duitschers een zegepraal
zijn, die indruk zou maken -op de volken.
Wat deze vooruitgang der Duitschers voor
hen vooral van belang maakt, is, dat zij ook
elders de aanvallers zijn en niet zonder
resultaat. Ook in den Elzas, bij Altkirch,
in België in de buurt van Yperen hebben do
Duitschers de eerste aanvallen gedaan en
hebben zij getoond, dat zij nog lang niet
van plan zijn om de rol van den afwachten-
den tegenstander op zich te nemen. In 1916
hebben zij het eerst een klap uitgedeeld.
Toch gelooven wij niet, dat zij werkelijk op
lijke gesprekken voeren mft een man, die
waarschijnlijk een avonturier is, die zijn
tijd verdoet met kaarten en biljartspélen?"
gaf haar nicht terug.
„O wat 'n spook ben je toch, Fanny!
Het deed me juist- veel genoegen kennis met
hém te maken. Hij is knap en welgema
nierd, en dat is waar men in een hotel be
hoefte aan heeft; hij schijnt een zon onder
die Duitsche kandelsreizigersbende en die
pomade-achtige altijd verliefdkijkende
Franschen,waar hier het heele huis vol van
is. Ik was werkelijk verlangend hem eens
te leeren kennen.'"
„Jij zult jezelf nog eens geducht belache
lijk maken met je dwaze neiging om allerlei
verdacht volk aan te houden," zei kaar
nicht op een preektoon. „Een prachtige
inval van je vader om mij naar jou toe te
zenden- De Zwitsersche hotels zijn een
waar jachtterrein voor avonturiers
„Er ik houd van avonturiers," zei juf
frouw Grainger met haar langzamen uit
haal. „Er zit een kracht en een durf in
hen, die mij aantrekt-. Ik houd zelfs van
dieven, als ze knap zijn. Ze zijn niet
slechter dan de rest van ons allemaal- Ieder
een met 'n hoop geld moet den een of an
deren keer gestolen hebben."
„Je bent onverbeterlijk," zei mevrouw
Cooper, verontwaardigd en begaf zich naar
haar eigen kamer. v
„Doe de deur alsjeblieft achter je dicht,"
riep haar nicht haar achterna; „en als
KEdele weer een visite wil komen maken,
dan zon ik wenschen da-t zij eerst behoor
lijk aanklopte. Met is ondrage-lijk dat men
altijd gestoord moet worden als men eens
een gesprek onder vier oogen heeft!...**
(Wordt vervólgd.)