No. 240. Zondag 27 Februari 1916 Orgaan voor Leger en Vloot. Dg Weddenschap, inzameling voor de Slachtoffers van den Watersnood. Oorlogsnieuws. ^TWÉEDE JAAfcÓA NG. SOLDATENCOURANT ADRES DER REDACTIE EX ADMINISTRATIE PALESTR IN ASTRAAT 10, AMSTERDAM. DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOORBURGERS M CENT. ABONNE MENT VOOR MILITAIREN 0.75, VOOR BURGERS ƒ1.50 p. DRIE M AAN DEN Voor AdvertotitifSn wende inen zich tot onze Administratie., PaleatrioMtxaat 10 Amsterdam. Prys der Adverter.UCn per regel 30 cent. Voor Ingezonden Mede' I- a-a- -lerde pagina dubbel tarief. Ry abonnement elingen op de tweede, derde eu reductie. Aan die Golf van SaSoniki. 't Is wel een bijzondere geschiedenis met Saloniki. De geallieerden gaan maar steeds door er troepen heen te voeren, zij versterken al meer de stad en de omgeving; zij hébben thans ook een'eiland in de Golf~ van Saloniki bezet en de eentralen en-hun bondgenooten, die toch waarlijk troepen genoeg in Servië hebben, laten den vijand maar stil begaan; zij zijn integendeel doorgedrongen in Albanië en hebben Montenegro onderworpen. Dit lijkt vreemd; men heeft echter beweerd, dat een Turksch leger, vrijgekomen van de Dardanellen, op weg is over Bulgarije en pervrë, om Saloniki aan te vallen. Men schijnt tc Wecnen liever niet te willen, dat de Bulgaren zich van Saloniki meester maken, ze zouden het willen behouden. Misschien begint de strijd om de stad en omgeving spoedig, of trekken de geallieer- den op naar de grens van Servië en wij geven daarom bovenstaande reliëfkaart. De verspreiding van ons blad. Wij brengen in herinnering, dat troepen- deelen, die soms door een of andere oorzaak van ons blad verstoken zijn, slechts een aan vraag tot ons te richten hebben om regelmatig, driemaal per week, een pakket Soldatencouran- ten te ontvangen. Nergens mag ons Orgaan voor leger en vloot" ontbreken. Japan begeerig naar Java en Sumatra. Het gevaar, dat onze Nederlaudsche be zittingen in Oost-Azië van Japansche zijdo al zoo lang bedreigt, waarop gedurende dë laatste jaren in de Hollandsche pers al zoo vaak gezinspeeld is, maar dat onze diplo maten tot dusver niet van voldoende belang achtten om er in het verre Oosten rekening mede te houden, schijnt grooter te zijn dan onze politieke optimisten meenen. „Expan sie" staat bovenaan op het programma van alle Japansche politici van welk© richting ook, Japan wenscht koloniën te bezitten, (Uit liet Engelsch.) Bella Grainger trad haar slaapkamer binnen en draaide het electrisohe licht op., Vóór /haar' toilettafel stond een lange, schrale jongeman, in de eens hand een uit gegane lucifer, terwijl de andere hand schijnbaar iets trachtte te bedekken... Verschrikt bl^ef zij staan, maar het vol gend oogenblik was zij weer in 't bezit van haar gewone kalmte. „Ik vrees, dat ik u stoor?" ....zei ze, op Each ten, sleependen toon. De uitdrukking op het gezicht van den jongeman was weinig minder dan tragisch, toen hij, bewegingsloos, tot haar opzag. Hij had zachtgrijze oogen en zijn blik zoowel als zijn houding gaven te kennen dat hij een fatsoenlijk man was- Juffrouw Grainger trad nu de kamer binnen. „Ik hoop, dat het u niet te doen is om die ster van opalen. Die zou ik niet graag missen. Maar ik zou u wellicht met iels anders van dienst kunnen zijn?..." „Ik ben geen dief", antwoordde hij op onzekeren toon. ,,Ik hen meer dan dat, ik hen een schavuit". „"Wat mag een schavuit in de slaapkamer van een dame te doen hebben?" vroeg zij. ,,Uu zoudt mij niet gelooven als ik het u al vertelde, 'en ik zou er de zaak óók niet beter door maken", zei hij op gedempten toon- „Vertel het mij in ieder geval maar", zei rij op prettigen toon; „u wéét niet, hoe nieuwsgierig ik ben".. de regeering wil het, de kooplieden willen het, het volk wil het. In de richting van uitbreiding wordt al 20 jaren gewerkt, en tot dusver met. succes. Eerst werd Formosa aan Japan toegevoegd daarna kwam het protectoraat over Korea, dat al spoedig in een inlijving gewijzigd werdtoen begon de Japansche invloed in China; Mandsjoe rije kwam onder Japansche supervisie, en Japan's „sphere of influence" breidt zich langzaam maar zeker uit over de provinciën Sjanteeng, Foekien en Centraal Mongolië. Sedert een paar jaar reeds verschijnen in de Japansche pers geregeld korte artikelen, schrijft H. H. H. in het „Hdbl." uit Yoko. liama, oogenschijnlijk zonder eenige speciale bedoeling, waarin herhaaldelijk gewezen wordt op de wantoestanden in de Neder laudsche Koloniën in Oost-Azië. Feiten wor den weliswaar niet genoemd, maar de Japansche regeering wordt in overweging gegeven zich het lot van de inboorlingen op Java, Sumatra en Borneo wat meer aan te trekken. Dergelijke artikelen worden veelal gevolgd door andere, waarin het be Zij had het- Amerikaansche accent, zoo wel als de min of meer .sleepende spreek toon van sommigen h&rer landgenooten, maar toch, er was niets onbeschaamds in dien toon. „Ik heb een weddenschap om honderd pond aangegaan", zei hij, „dat... ,uw haar niet geverf d was. Ik moest er het be wijs van leveren en ben zoodoende hier bin nengedrongen om dit machtig te wor den" Hij opende zijn rechterhand en liet een vlok glinsterend goudblond haar zien. „Ik vond, zooals ik gehoopt had, dit in het toiletzakje". Bella Grainger had een kaarsrechte hou ding aangenomen. „Du,s het heele hotel weet, dat u mijn kamer binnengegaan is?" „Neen", zei hij met een plotselingen blos, „er zijn er maar twee in het geheim, u en ik. Ik heb gezegd dat ik het kamer meisje zou omkoopen" „En hebt u dat niet gedaan?" vroeg zij, en haar houding werd veel vriende lijker. „Ik moet- er geen meidenpraatjes over hebben. Ik gaf er de voorkeur aan zoo'n bedenkelijk werkje alléén te doen". „Gaaft er de voorkeur aan gezien te wor den, toen u. zelf mijn kamer binnenstapte misschien „Ik ben de balkondeur binnengestapt. Ik heb mijn kamer hier vlak naast". Juffrouw Grainger huiverde even. De kamers lagen op de derde ^erdieping en er was een breeds gaping tusschen het eene balkon en het andere. „TT schijnt me een onverantwoordelijke waaghals", zei ze. „Is uw leven dan geen honderd pond. meer waard ?"- lang van een uitbreiding „naar het Zuiden" bepleit wordt. Tusschen een en ander is het verband niet moeilijk te vinden, en het is mij steeds voorgekomen, dat die artikelen een strekking hadden, nl. de volksopinie langzamerhand te leiden in do richting, die de regeering zich voorneemt later in te slaan. Een enkelen keer merkt men den invloed reeds. Japanners spreken zelden meer van Nederlandsch-Indiëal onze koloniën wor den samengevat onder den algemeenen naam „Zuidzee-Eilanden", en nu Japan van de kleine eilandjes, die aan Duitech- land hoorden, een gedeelte tijdelijk annexeerde, het volk dus „Zuidzee-Eilan den" reeds als een Japansch bezit be schouwt, is het uiet te verwonderen, dat het in onwetendheid reeds een stap verder o-aat en ons eilandenrijk erbij annexeert. Tijdens de Kroningsfeesten zag ik een klei nen optocht, waarin een enkele meters groote aardbol werd rondgedragen, met Japan en .Japansche koloniën in rood ge verfdook de Nederlandsch-Indieche Archipel was in die kleur Een juist verschenen artikel van de hand van Yoesaboero Takekosji, een van de voor naamste en meest invloedrijke journalisten: „De eerste stap in onze nieuwe Marine- Politiek", dat door de geheele Japansche pers gaat, vat nu alle zinspelingen en argu menten van de laatste jaren te zamen in een belangrijk résumé, zoo belangrijk, dat ik den inhoud ervan in vertaling wil weerge ven. Alvorens dit tedoen, wil ik echter meedeelen, dat de heer Takekosji behalve journalist ook een staatsman van beteeke- nis is, die reeds eenige malen zitting in het parlement had en in 1898 minister van onderwijs was. Zijn boek over „De geschie denis en administratie van Formosa" is een standaardwerk geworden, andere wer ken schreef hij over de geschiedenis van- Japan, kolonisatie enz. Hij heeft verschei dene keeren de wereld rondgereisd en be zocht een paar jaar geleden ook Neder landsch-Indië.. „Japan moet voortdurend trachten zich uit te breiden", schrijft hij; ,,in vroegere tijden hebben de politici er steeds naar gestreefd hun land actief te doen zijn, maar tegenwoordig volgen weinig staatslieden dit voorbeeld. Reeds is een halve eeuw verloopen, sedert Japan rela- tiën met andere landen aanknoopte. Het land is nu rijk aan middelen, aan groote mannen: het volk is krachtig en toch is de aandacht van onze politici steeds meer gevestigd op binnen- landsche dan op buitenlandsche zaken., Ik be tuig mijn leedwezen over de afwezigheid van een bepaalde politiek ten opzichte van do expansie van ons gebied. „Japan is een oud rijk, zijn geschiedenis dateert van 2500 jaren geleden, maar het heeft pas een halve eeuw geleden zijn havens geopend voor den buiteniandschen handel. Als een moderne staat is Japan dus nog in zijn jeugd. Een volk moet groeien als een mensch, en zoo moet het ook in zijn jeugd physiek krachtig zijn. Een bamboe-boom doet in de lente ge durende den regentijd alle kracht op voor» het geheele jaar. E^n jongeling voltooit zijn physieken groei voor zijn 25e jaar. En zoo is het ook met een volk. Als het joDg en krachtig is, moet het pogen zijn gebied zooveel mogelijk uic te Dreiaen. „Soms Jïunnen wij ons gebied vergrooten door zoogenaamd vredelievend binnendringen, maar soms dienen wij aanvallend op te treden. Als wij dit laatste doen, zullen wij ongetwijfeld door Europa en Amerika een oorlogszuchtig volk genoemd worden. Maar ik geloof niet, dat een oorlogszuchtig volk altijd verfoeilijk is. Ongeveer alle tegenwoordige groote mogend- beden waren oorlogszuchtig tijdens hun expan sie, en toch keuren zij die aanvallende politiek af, zoodra een ander volk dezelfde middelen voor oen zelfde doel te haat neemt, die zij eens gebruikten. „Neem bijvoorbeeld Engeland. Had het Britsclie Rijk gegrondvest kunnen worden zonder de oorlogszuchtige politiek, waartoe Engeland in het verleden zijn toevlucht nam? Heeft niet Cromwell's politiek, om de Hol landsche schepen in de Middellandsche Zee en het Kanaal, volgeladen met goud, dat de Hol landers door hun handel met het Oosten ver diend hadden, in bezit te nemen, er -belangrijk toe bijgedragen om de tegenwoordige enorme rijkdommen van Groot-Brit-annië op to bou wen „Het tegenwoordige Duiteclie Keizerrijk is gegroeid uit het Hanzeverbond. De vrije ste den, die dat verbond vormden, gaven hun sche pen vergunning op zee schepen te veroveren, en zij verrijkten zichzelf door die politiek. „Ik heb dikwijls Britten met afkeuring hoo- ren spreken over het systeem van staatsspecu- Jatio, waar volgens hen een „gentleman" niet mee te maken moest hebben, maar ik ben er zeker van, dat dit systeem, hoe afschuwelijk ook jn de oogen van hedendaagsche Britsche „gentlemen", veel heeft bijgedragen tot de welvaart van hun land. Zoo zouden b.v. bet Britsch© Museum en vele andere groote gebou wen zonder dit systeem nooit kunnen zijn ge bouwd. De positie van Groot-Britannië is als die van 'een man, die zijn toevlucht nam toj aanvallende politiek zoolang liij daar voor deel hij had, maar zoodra bij alles had wat hij begeerde, veroordeelde 'hij ieder, die hetzelfde wilde met hetzelfde doel. Ik hoop, dat de Japanners, een even groot volk zullen worden als het Britsclie, .dat, nu liet zelf genoeg be zit, de aanvallende politiek van andere volken mag afkeuren. „Naar welke richting Japan zijn gebied moet vergrooten? Als alle andere volken naar het Zuiden, «niet naar het Noorden. De geschie denis leert ons, dat volken zich altijd van het Noorden naar het Zuiden verplaatst hebben en niet omgekeerd. Ziet bijvoorbeeld China. De geschiedenis vermeldt voortdurend verove ringen van het Zuiden door het Noorden. Rus land zoekt nu ook vasten voet te krijgen in Turkije, en Duitscbland tracht Bourgondië te veroveren. Natuurlijk kunnen er uitzonderin gen zijn op dezen algemeenen regel, maar zij komen zelden voor en kunnen de waarheid van wat ik zooeven gezegd heb, niet ver kleinen. „Als nu Japan probeert zijn gebied te ver grooten in het- Noorden door koloniën te stich ten in Mongolië en Mandsjoerije, zou ik wil len zeggen, dat zulk een politiek strijdt tegen menschelijk instinct en niet kan slagen, hoe ernstig de pogingen ook zijn. Japan heeft reeds vasten voet in Korea en Mandsjoerije, en het is zijn plicht de bewoners van deze landen te beschermen en hun geluk te be vorderen. onverschillig of deze bewoners hierop gesteld zijn of niet, maar als onze politici ons durven dwingen verder noordelijk door te gaan, dan begaan zij een groote fout in hun koloniale politiek. Wij moeten onze uitbreiding in het Noorden niet verder voortzettendan de grenzen cap Mandsjoerije, en enze aandicht aan bet Zui den geven. Toen Engeland Ncrmandië bezat, meest het een groot leger en een gr-ote vloot, hebben, de laatste om zijn eilandenrijk te be schermen, het eerst om zijn kolonie op het vaste land te verdedigen. Nu is Japan even- I als Engeland een eilandenrijk, en het moet niet j dezelfde domheden begaan, die Engeland een jïaar eeuwen geleden beging. Her moet zijn plichten teg-nover Korea en Mandsjoerije ver vullen, die het opgelegde werden, toen deze landen aan Japan kwamenmaar het moet niet verder noordwaarts gaan. De positie van een eilandenrijk is altijd zwak. Het heeft niet de vcordeelen van een rijk op het vasteland, ■.maar evenals zulk een land moet bet toch een groot leger hebben, en tevens, als eilandenrijk, ..een groote vloot.. „Wij, Japanners/moeten onze aandacht wij den aan de Zuidzee-Eilanden. Als een gevolg van onzen oorlog met Duitschland heeft onze vloot eilandengroepen in bezit genomen als de Carol in en en Marshall-Eilanden. Maar dit zijn eigenlijk geen eilanden, het zijn slechts rotsen. Ofschoon ons volk zich verheugt in het bezit van deze groepen, Hebben zij weinig waarde. Wij kunnen niet trotsch zijn op het bezit van Zuidzee-Eilanden vóór wij Java en Sumatra hebben „Deze liggen tusschen den Indischen Oceaan en de Aziatische Zeeën, en nemen een hoogst belangrijke strategische positie jn. De Soenda- 1 straat tusschen deze beide eilanden is een na tuur lij lie vesting. Indien een groote mogend- heid daar e°n vesting zou bouwen en in bet I bezit zou zijn van een aantal onderzeeërs, be- j hoorend tot een machtig© vloot, dan zou geen andere vloot ter wereld, hoe sterk ook, daar j kunnen doorkomen. Als Japan deze twee eilanden in bezit neemt en de Straat met zijn vloot versterkt en beschermt, dan zal geen Europeesche vloot in staat zijn zich een weg i te banen tot in de Aziatische Zeeën. Voor een vloot, die uit den Indischen Oceaan naar de Aziatische Zeeën wil gaan, zijn er twee wegen slechts: de eene is tusschen Singapore en Su matra, de andere is door de Soenda-straat. „Mijn leven is mij veel minder waard dan iemands anders' leven. Ik wilde het mijne wagen om het ha.ro te redden. Ik moest iets wanhopigs doen om aan geld te komen, waardoor ik het hare kon redden". Zijn gelaat was bleek en hij kneep de lip pen samen. „Vinidt u zelf niet, dat u mij een ophel dering schuldig zijt?"' Bella Grainger's toon klonk zelfsaan moedigend, en in haar binnenste genoot zij reeds van ontknooping. „Ja... ik zal het- u zeggen... u bebt me heel edelmoedig behandeldn zoudt ge scheld kunnen hebben en mij aanwijzen als een insluiper, en een dief..." Hij aarzelde. Hij beet zich de lippen bijna stuk. Het was niet gemakkelijk de cl in uit te leggen aan zoo'n koele Amerikaan sche millionnairsdochter. ,.IT baadt in het geld" begon bij ear delijk„u weet niet wat het beteekent. a-rri te zijn. zóó arm, dat wanneer iemand' vrouw, het beste én dierbaarste wat hii bezit, ziek wordt,.hii geen cent bezit om baar te defcu genezen. Er is maar één sanato rium, maar één dokter, die haar kan ge nezen maar zij zijn beide peperduur en het gaat minstens om eer. tijd van zes maan den. Zes maanden ging hij op -hartstoch telijken toon voort „en ik bezit precies nog zes pondal bet andere was opgegaan aan h©t huishouden en aan het consult vaD den dokter." Hij hield op, en keek Bella Grainger uit dagend in de oogen. „Waai- is zij nu? Wat hebt'u nn met haar gedaan?" „Ut heb baar voorloopig in het sanato rium gelaten en besloot een spel op leven en dood te beginnen, kwam in dit voorname hotel en begon met. biljartspelen met de gegoede jeugd, die hier geregeld komt. Ik ben knap in 't biljarten, ik heb veel gewon nen, heb ook gewonnen met poker en met weddenschappen. Dit hier (en hij hield de vlok haar in de hoogte) was mijn laatste, mijn grootste slag een kwajongensinval, ik beken het, maar daar brak ik mij het hoofd niet mee. Nu wel, nu vraag ik mij af..." Hij deed een greep naar het toiletzakje, om er het haar weer in te bergen. „Wat gaat u doen?" riep juffrouw Grain ger op scherpen toon. „Zou u denken... zou nu nog...." „Doe niet zoo dwaas," zei zij, zioh opwin dend. „.Alsof er dat op aankwam. Ik ben p-r integendeel bijzonder mee gevleid 1 Hon derd pond voor zooiets 1Maar., hoe kunt u hier nn iets mee bewijzen?" „De kapper beweerde dat hij met één oogopslag kon zien of de kleur echt. of ge verfd was- Hij moet jury zijn." „Maar verondersteld dat u verliest?" Een glimlach speelde om zijn mond en veranderde zijn geheele gelaatsuitdrukking. „Ik zal niet verliezen," zei hij eenvoudig. Plotseling giilg de deur, die toegang gaf tot een aangrenzend vertrek, open en een jonge vrouw, klein maar stevig van postuur, verscheen in de kamer. „Ben je hier, Bella?" riep zij, a-1 vóór ze nog binnen was. Plotseling bleef zij verbaasd staan, en zei Wel heb ik ooit. "Bella Grainger dacht er zelfs niet aan te „Deze heer heeft zich vergist in de kamer, Fannv-," zeide zij met de grootste kalmte. „Zij gaven hem op kantoor een verkeerden sleutel." Wij blijven bereid giften in ontvangst te nemen tot leniging van den nood in de overstroomde streken. De bijdragen worden in dit blad verantwoord on aan de Alg. Watersnood-Commissie overgedragen. Ten einde vergissingen onmogeiijk te maken, verzoeken wij met nadruk op de strook van de ons toe te zenden postwissels het woord WATERSNOOD te willen vermelden. Tegenwoordig, nu een onderzeeer zich tot op een afstand van 5000 mijlen kan verplaatsen, is het, geen moeilijke taak voor de Japansche vloot elke Europeesche vloot daar togen te houden. Daarom stol ik voor deze eilanden in bezit te nemen ten eerste van een strategisch stand punt. „.Europeanen zeggen altijd, dat het een last voor ze is om andere rassen te beschaven. Nu wij reeds in het bezit van westorsche be schaving zijn, is het nu niet' onze plicht ook andere rassen te beschaven en daardoor de lasten van de Europeanen te verlichten Voornamelijk acht ik het onzen plicht, de Maleische bevolking te bevrijden uit hun tegenwoordïgen toestand, die onder Xeder- landscbe administratie werkelijk ellendig is. Over den oorsprong van ons ras zijn de ge leerden het niet eens. inaar er bestaat weinig twijfel, of wij hebben Maleisch bloed in onze aderen. Toen ik een paar jaar geleden deze eilanden bezocht^ voelde ik mij alsof ik in Kyoesjoe reisde, omdat de huizon, de kiiftle- ren, de heggen rondom de huizen, en alles in de levenswijze deed denken aan de levenswijze in Japan. Is het dan niet onze plicht om deze landen van onze voorvaderen te redden uit hun tegenwoordig bestaan onder Neder- landsehe administratie? „Iedereen herinnert zich,-hoe deze twee eilanden ons ongerust maakten gedurende den oorlog met Rusland. Op deze eilanden hadden de Duitsche oorlogsschepen hun basis voor werkzaamheden gericht tegen do koop vaardijschepen in den Indischen Oceaan. "Van deze eilanden voorzien de Duitscliers" de onte vredenen in Britsch-Indië van het noodige, om in dat land oproer te stoken ten nadeele van Engeland. Het draadlooze telegraafsys- teem op Borneo wordt in den tegenwoordigen oorlog gebruikt ten voordeel© van Duitsch land. „Het ïs niet altijd een reder.-'tot vrees een sterke mogendheid in de buurt- te hebben, maar een- klein land. dat niet in staat is zijn onzijdigheid te handhaven, levert- gevaar op voor zijn buren. Voor Japan is het een ge vaar zulke zwak verdedigde landen in zijn buurt te hebben als Java en Sumatra zijn. „.Enkelen zeggen misschien, dat deze eilan den Hollandsch eigendom zijn en dat Japan ze niet kan nemen. Maar als de Hollanders de levenswijze van de inboorlingen niet kiin- men verbetereD. en niet in staat zijn vrede en orde onder hen te handhaven, aan zijn Java en Sumatra een bedreiging voor de naburige landen, en wij zijn gerechtvaardigd ze in bezit te nemen. „Bovendien heeft Holland deze eilanden nog niet eens in bezit-, maar heeft ze slechts tot een protectoraat gemaakt door middel van haar overeenkomsten met de inlandsche hoof den. Sommige stammen vechten nog tegen Holland. Japan kan daarom met de hoofden van die opstandige stammen verdragen slui ten zooals Holland dat deed en deze landen tot zijn protectoraat maken." Dit zijp de beschouwingen van den heer Yoesaboero Takekosji, en welk oordeel de lezer hierover ook heeft, hij zal in elk geval moeten toegeven, dat een groot voordeel ervan ligt in de groote eerlijkheid. Hoe het zij, 'nu is de tijd van dubbelzin nige redevoeringen voorbij: Yoeeaboero Ta kekosji geeft in duidelijke woorden zijn meening, de pers beijvert zich die meening te verbreiden. Wij hopen dat de Nederland- sche gezant niet zal nalaten spoedig tegen de vaJsche voorstellingen- te onzen op zichte op te komen. Daarop wendde zij zich tot den jongen man en stak hem glimlachend de band toe. „Wel een wat vreemde manier om kennis te maken," zeide zij, „maar beter zoo dan heelemaal niet. Wij zullen elkaar nog wel meer ontmoeten." j Hij maakte een beleefde buiging. „TJ bent meer dan vriendelijk," zeide hij op ernstigén toon. „In 't minst niet," antwoordde zij met een glimlach- Met een nieuwe buiging, nu ook voor de nieuw binnengetreden dame. opende de jongeman de gangdeur en verliet vlug het yertrek. „Wel heb ik ooit!" zei mevrouw Fanny Cooper nogmaals. En toen haar nicht op dien uitroep niet inging, vervolgde zij „.Hoe ter wereld kwam hij zoo tegelijk met jou in de kamer?" „Hij was er vóór mij," zei juffrouw Grainger kort-. „Ik vond hem zoeken naar den knop van 't electrisch licht; in zijn kamer is die natuurlijk aan den anderen kart." „Ik vind het heel verdacht," zei mevrouw Cooper op hoogen toon. „Hce kunt ge nu zoo dwaas redeneeren, Fanny?" antwoordde Bella geïrriteerd- „Hij is een gentleman, een meneer Montagu, van heel goede Engelsche familie." „Best- mogelijk, maar zoo arm als La zarus. Hij schrijft, of zoo iets. Meneer Peabody heeft me van hem verteld hij kan zich niet begrijpen, hoe dat jongemensch zóó 'n hotel kan uitzoeken „Hoe kun je nu praten met dien ouden kwa? dsoreker.den praatjesmaker?" zei juf frouw Grainger op veracbtelijken toon. „Hoe kun jij in je kamer vriendsdhappe- De toestand in den reuzenstrijd. Terwijl wij nog in afwachting rijn van het groote offensief, dat de geallieerden in het voorjaar zullen beginnen, komen er telken? nieuwe berichten van vrij hevige aanvallen der Duitschers en van Ouitsche successenGroot waren die totnogtoe niet en wijziging of zeifs kans op wijziging in den toestand brachten zij niet. Thans komen er echter berichten van een succes aan Duitschen kant, dat inderdaad belang rijk kan worden genoemd, al is er van een, doorbraak geen sprake. De aanval gold ditmaal Verdun, de bekende vesting, of liever de stellingen ten noorden en noord oosten. Op Verdun trouwens, meer dan óp Belfort en de andere vestingen, hebben de Duiischers het blijkbaar reeds lang voorzien, vandaar ook hun vroegere hard nekkige aanvallen in de Argonnen, ten noordwesten van Verdun. Tusschen Consenvoyes aan de Maas en Ornes hebben de Duitschers ditmaal een aanval gedaan en zij zijn over een front breedte van tien kilometer niet minder dan drie kilometer diep doorgedrongen. Boven dien zouden zij daarbij 3000 Franschen krijgsgevangen hebben gemaakt. Dit alles ontleenen wij aan Duitsche berichten, die buitengewoon jubelend zijn. Indien deze successen waar zijn, hebben de Duitsche bladen gelijk, dat ze juichen. En de Fran- sche telegrammen geven ten deele aithans het succes der Duitschers toe, er wordt bijv. in erkend, dat het dorpje Haumont moest worden 'ontruimd door 'de Franschen, al konden dezen aan de grens er van stand houden. Een vooruitgang van drie kilometer over tien kilometer is inderdaad in dezen positie- oorlog de moeite waard en wijst er wel op, dat de Duitschers alles in het werk stellen om succes te behalen. Het einddoel van deze aanvallen daar moet natuurlijk zijn om Verdun in te sluiten en zoodoende in te nemen; dit doel is thans wel iets benaderd, maar daarom nog lang niet bereikt: Het is zelfs de vraag, of de inneming van Verdun van zeer greoto beteekenis zou wezen op den eind-uitslag van den oorlog, achter Ver dun zouden de Duitschers toch weer de Fransche loopgraven vinden, maar een mo- reele beteekenis zou deze inneming zeker hebben: zij zou voor de geallieerden een ne derlaag, voor de Duitschers een zegepraal zijn, die indruk zou maken -op de volken. Wat deze vooruitgang der Duitschers voor hen vooral van belang maakt, is, dat zij ook elders de aanvallers zijn en niet zonder resultaat. Ook in den Elzas, bij Altkirch, in België in de buurt van Yperen hebben do Duitschers de eerste aanvallen gedaan en hebben zij getoond, dat zij nog lang niet van plan zijn om de rol van den afwachten- den tegenstander op zich te nemen. In 1916 hebben zij het eerst een klap uitgedeeld. Toch gelooven wij niet, dat zij werkelijk op lijke gesprekken voeren mft een man, die waarschijnlijk een avonturier is, die zijn tijd verdoet met kaarten en biljartspélen?" gaf haar nicht terug. „O wat 'n spook ben je toch, Fanny! Het deed me juist- veel genoegen kennis met hém te maken. Hij is knap en welgema nierd, en dat is waar men in een hotel be hoefte aan heeft; hij schijnt een zon onder die Duitsche kandelsreizigersbende en die pomade-achtige altijd verliefdkijkende Franschen,waar hier het heele huis vol van is. Ik was werkelijk verlangend hem eens te leeren kennen.'" „Jij zult jezelf nog eens geducht belache lijk maken met je dwaze neiging om allerlei verdacht volk aan te houden," zei kaar nicht op een preektoon. „Een prachtige inval van je vader om mij naar jou toe te zenden- De Zwitsersche hotels zijn een waar jachtterrein voor avonturiers „Er ik houd van avonturiers," zei juf frouw Grainger met haar langzamen uit haal. „Er zit een kracht en een durf in hen, die mij aantrekt-. Ik houd zelfs van dieven, als ze knap zijn. Ze zijn niet slechter dan de rest van ons allemaal- Ieder een met 'n hoop geld moet den een of an deren keer gestolen hebben." „Je bent onverbeterlijk," zei mevrouw Cooper, verontwaardigd en begaf zich naar haar eigen kamer. v „Doe de deur alsjeblieft achter je dicht," riep haar nicht haar achterna; „en als KEdele weer een visite wil komen maken, dan zon ik wenschen da-t zij eerst behoor lijk aanklopte. Met is ondrage-lijk dat men altijd gestoord moet worden als men eens een gesprek onder vier oogen heeft!...** (Wordt vervólgd.)

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1916 | | pagina 1