No. 226.
Woensdag 26 Januari 1916
Orgaan voor Leger en WSoot.
Inzameling voor de Slachtoffers van
den Watersnood.
Oorlogsnieuws.
HERWONNEN LEVENSKRACHT.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Ons Oorlogsdagboek.
TWEEDE JAARGANG.
DE SOLDATENCOURANT
AL» RES DEK REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALEST RIN ASTRAAT 10,
AMSTERDAM DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE
NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOORBURGERS 3 CENT, ABONNE
MENT VOOR MILITAIREN 0.T5, VOOR BURGERS 1.50 P. DRIE M BANDEN
Voor Advertexitinn wend»; men rich tot onze Administratie, Paicirtrinaatraat 10,
Amsterdam. Prijs der Ad verter. tien per regel 30 cent. Voor Ingezonden Alede.
delingen op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief. By abonnement
reductie.
Ziehier een aanval van Indische troepen atgebeeld, namelijk van de Gurkiih's, <le
geduchte mannen, dis steeds braaden van verlangen om in den strijd te komen, maar
door hun onbesuisdheid niet altijd veel uitrichten en dikwijls zware verhezen lijden.
Omtrent den hierboven weergegeven aanval bericht een 'hunner aanvoerders Subadar
Khurk Sing Rana De mannen konden haast niet in toom worden gehouden. Bij
onz-rfn aanval kwamen de vijanderf uit de loopgraven en 't scheen op een botsing
te zullen ultloopen. Maar wij werden niet handgemeen. Op een '20 M. afstand keerde
de- vijand om era vluchtte. Dat was voor onze mannen een teleurstelling. Maar zij
schoten op den vijand in den rug en vele tegenstanders vielen dood neer.
leste! ui! twee bladen.
Gesn audietiêie.
Blijkens bericht in de „Staatscourant"
wordt Döóderdag a.s. door den Minister van
Oorlog geen audiëntie verleend.
De beteekenis van den
Militairen Groet.
(Van <lon tijd', res.-lc-luibenant der art.
Th. W. to Nuyl.)
In den militairen groet hebben we to zien
een symbool van s&amhoorigbeid, een hulp
middel tot" instandhouding van do tucht, als
mede een bewys van kameraadschap en be
leefdheid.
Haamh-oorighcid dient to bestaan, zoowel
tusschen do militairen van een bepaalde wapen-
soort, als van verschillende wapens; zoowel
tusschen militairen van Land- en Zeemacht,
als tusschen militairen behoorende tot do eigen
lijke strijdmacht en dio behoorende tot de ver
se i lende militaire diensttakken. Kortom een
ieder, dio bij oen der vele onderdeden van
üiLüj wevrruaent dient als militair, zal in ieder
andor militair een kameraad hebben te zien.
Nu is do militaire groet niet voorgeschreven
tusschen militairen van gelijken rang en de
praktyk van het leven zou ook in vele gevallen
in strijd komen met een dergelijke bepaling.
Dit neemt niet weg dat, wanneer de omstan
digheden daartoe aanleiding geven, men van
dio kameraadschap ?al dienen blijk te geven.
Met eenzelfde doel toch draagt men de niili-
77ste weeik.
Van 16 Jan. tot 24 Jan.
16 Jan. Hot in- en uitvaren ter reede
van Korfoe is verboden behou
dens toestemming van do Fran-
9che militaire autoriteiten.
Servische troepen landen op
Korfoe, doch worden doorgestuurd
naar het eilandje Ptychia.
17 M Montenegro opent vredesonder
handelingen en stemt toe in het
onvoorwaardelijk neerleggen van
de wapens.
Generaal Sarrail is benoemd
tot opperbevelhebber van de
Fransche en Engelsche troepen in
Macedonië.
1 In de Atheensche haven Pha-
leron landen Entente troepen, die
zich na onderzoek aer plaats weer
inschepen.
18 ,i De torpedeering van een Oosten-
rijksch schip door een Fransche
duikboot wordt van Oostenrijk-
sche zijde tegengesproken, doch
van Fransche zijde volgehouden.
-De eerste Z.-Afr£kaansche
infanteriebrigade is in Egypte
aangekomen
19 De slag op het Russische Zuid
front wordt hervat.
De Turken lijden een neder
laag in Kaukasië.
Berichten uit Rome melden
het afbreken der onderhandelin
gen tusschen Oostenrijk en Mon
tenegro.
Mytilene wordt door de En
tente bezet.
De Servische regeering is op
Korfoe aangekomen,
taire uniform, n.l. om in tijd van oorlog mede
te werken aan de verdediging van de onaf
hankelijkheid" van ons Vaderland, mede te
strijden voor bescherming van 'huis en haard,
van vrouw en kindop de bres te staan voor
verdediging van onzo grondwettelijke rechten
eu vrijheden, mode ite werken aan beschèrtnmg
en instandhouding van ons Vorstenhuis, welks
geschiedenis zoo één geheel vormt met die van
ons land. En bij die verdediging van ónze
hoogste goederen vormen Leger en Vloot en
hunne verschillende onderdeele'n één geheel,
onder 't bevel van één persoon. Voor 't goed
functionneeren van dat geheel, voor 'r in stand
houden van één geest van willen, één drang
van opofferen, is noodig dat groote gevoel van
saamhoorighcid, dat krachtige legers ken
merkt. Om die saamhoorigheid een oogenblik
beter voor den geest te halen, denke nien zich
b.v. een divisie, welke een rivier moet over
trekken en waarvoor de pontonniers in allerijl
onder vijandelijk vuur of bij ruw weder een
brug hebben te slaan, of men denke aan eene
infanfcerie-afdeeling, die zich heeft op te offe
ren. ten einde een in 't nauw gebrachte batterij
veld-artillerie in de gelegonheid te stellen zich
in veiligheid te brengenmen denke aan de
zorgen van den intendance- of van den genees
kundigen dienst, ten behoeve der strijdende
afdeelingen of wel men denlto aan den schild
wacht, in wien alle kameraden zoo'n onbe
grensd vertrouwen stellen, dat zij 't moede
hoofd zonder zorg ter ruste leggen, ook in
's vijands onmiddellijke nabijheid, wetende,
dat een kameraad waakt. En zouden menschen,
die. zulke nauwe gemeensohappelijke belangen
hebben, die ieder oogenblik kunnen opgeroepen
worden om hun leven, ook voor elkaar, in de
waagschaal te stellen, zouden die menschen
niet door een gevoel van saamhoorigheid be
zield worden? In tijden van oorlog zal ook
zonder drang van voorschriften zeer zeker jpi-n
nauwen band tusschen hen, die elkaar van
nabij hebben leeren kennen, ontstaan, doch 't
legerbelang eischt en de menschelijko natuur
noopt er toe dien band te vlechten tue&chen
allen, die onder dezelfde vlag dienen.
Dat gevoel van saamhoorigheid, dat in
trouwe kameraadschap zijne schoonste uiting
vindt, dient reeds in vredestijd to worden ge-
wek t en ontwikkeld, opdat bij uitgebroken
krijg het noodzakelijke, onderlinge vertrouwen
aanwezig zij. De kameraadschap, welke to-
schen militairen van gelijken stand of raag
noodzakelijkerwijze moet bestaan, blijft ook le-
staan bij verschil in stand of rang. Wel war
den de verhoudingen gewijzigd, doch de ge
meenschappelijke taak blijft. Er valt sleehüs
te letten op een schakel meer, n.l. die der
gehoorzaamheid. Militaire gehoorzaamheid of
tucht vormt naast de kameraadschap de bc is
voor een door moreelo kracht sterk leger. De
militaire gehoorzaamheid eischt en moet eischrn
de onverwijlde opvolging van alle gegeven ne
velen. Bestond die eisch niet, dan zou de
Opperbevelhebber mot zijn leger al heel weinig
kunnen verrichten. Ieder meerdere, die een 1 e-
vel geeft, moet er op kunnen vertrouwen, dat
zonder tegenspraak of tijdverlies 't bevel ge
trouwelijk worde volbracht of, indien de gewij
zigde omstandigheden dio uitvoering onmoge
lijk maken, in den geest van 't bevel worde
gehandeld. Houdt men nu voor oogen, dat ;n
oorlogstijd dikwijls een militair bevel niets
meer of minder inhoudt dan, dat men rijn
leven heeft te wagen, of zelfs met grooio
zekerheid heeft op to offeren, bedenke men,
dat een dergelijk gewichtig bevel gegeven kan
worden door zelis een eenvoudig korporaal,
en ziet men helder in dat zelfs eenigszins on
volledige of vertraagde uitvoering van een le
vel de grootste rampen voor eigen partij ion
gevolge kan hebben, dan is het duidelijk. Jat
in 6tren,ge tucht niet alleen een leger-, d-viii
ook een staatsbelang gelegen is. Neemt b.v.
't geval, dat een. korporaal uit zijne raansohap-
fien een zal hebben aan te wijzen om een
evensgevaarlijke opdracht nit te voeren of con
post te betrekken, waar tot nu toe- ieder door
't vijandelijk lood getroffen werd, dan zal de,
voor die taak aangewezen militairen zonder
eenig bezwaar te uiten 't bevel onverwijld
hebben uit te voeren, al draagt hij de weten
schap, niet levend terug te zullen keeren. Dio
korporaal moet gekooftaamd worden, omdat
zijn bevel steunt op de wet. op 't gezag, om
dat een legerbelang, een staatsbelang er mede
gemoeid kan zijn. Men moet in dien korporaal
alzoo in de eerste plaats zien den drager van
van het gezag. De hoogere bevelhebbers vy-
deolen als 't ware hun gezag, straalsgewijze
over de lagere aanvoerderszoo komt een ge
deelte van 't gezag van den Opperbevelhebber
ten slotte ook in handen van den korporaal.
Dat gezag wordt verkregen door meerdere
militaire vakkennis, door langoren diensttijd
en als gc-volg daarvan meprdere ervaring.
door ïnebrdere ontwikkeling.En zoo besuhtt
het militaire gezag van rang tot rang en bij
donzelfden rang, door verschillenden dienst-,
tijd of leeftijd. Zooals de soldaat onderworpen
blijft aan 't gezag van zijn korporaal, zoo
blijft» b.v. de luit.-generaal. commandant van
't Veldleger, onderworpen aan 't gezag van
zijn dhoF, den opperbevelhebber. De militaire
tucht bestaat dus ook, ja. eigenlijk in sterker
mate, voor de hoogste officieren. Toen in den
oorlog van 1870 in den 6lag hij St. Privat een
brigade-commandant der cavalerie van zijn
chef bevel kreeg, vijandelijke infanterie te
chargeeren, ten oinde eigen infanterie los te
maken uit het gevecht, althans verademing te
geven, zeid© de brigade-commandant tot zijn
Generaal„Indien ik uw opdracht volvoer,
komt er geen man of paard levend terug".
Toen daarop 't antwoord luidde: „Juist, indien
uwe Brigade valt tot den laatsten man en 't
laatste paard, dan heeft zij aan de oixlracht
voldaan," bepaalde de Brigade-Commandant
zich tot t brengen van het militaire 6alunt.
maakte keert cn voerde 't volgende oogenblik
zijne Brigade in draf, in galop, overgaande in
vliegenden ren, dood en verderf tegemoet. Wel
werd de Brigade vernietigd, doch niet nutte
loos, het militair© doel werd bereikt: de'eigen
Infanterie werd vrijgemaakt en 't verloop van
het gevecht, ten voordeele van eigen partij ge
leid, waar anders algeheel© ondergang zeker
was De chef van den brigade-commandant be
schikte over meer gegevens dan deze. De chef
droeg de verantwoordelijkheid van het geheel
20 In Oostenrijk-Hongarije wordt
de dienstplicht» uitgebreid tot het
55ste levensjaar. Lieden boven
de 50 jaar mogen niet in de
oorlogszone dienst doen en slechts
voor zes weken onafgebroken
dienst worden opgeroepen.
21 y, Het Montenegrij nsche consulaat
te Rome doelt, mede, dat Monte
negro nooit heeft gecapituleerd
en dat er ook geen vredesonder
handelingen met Oostenrijk zijn
gevoerd.
22 De zetel van de Montenegrijnscho
regeering is overgebracht naar
Lyon.
en dus was 't aan hem en aan hem alleen to
beslissen, wat hij wel of niet te wagen had.
Bij 't critifleeren van bevelen bedenke men
vooral, dat do hoogere autoriteit over meer
dere gegevens beschikt en dus een boter oor-
doel kan hebben..
Evenwel die wil om te gehoorzamen, waait
den jongen soldaat maar niet zoo aan. Naast
't d&gehjksdi voorbeeld van zijne meerderen
in do verschillende rangen, zal 't mét overtui
ging gesproken woord of 't mot oordeel ge
schreven betoog 't gevoel moeten wekken, dat
tucht niet een willekeurig machtsmiddel is,
doch een oven onmisbare als organisatorische
kracht, waardoor niet alleen verliezen in 't
gevecht beperkt worden, doch waarmede de
voornaamste kans om den opgedrongen strijd
Ie winnen staat of valt; de vjU om te gehoor
ramen moet groeien tol, een drang om te ge
hoorzamen. Zelfs kan 't voorkomen, dat
militair 'tijdelijk met bijzondere macht belast,
't bevel heeft over militairen van hoogcren
rang. De tucht moet zoo sterk rijn, dat d=
hooger geplaatste militair, zich zonder .eeni
gen gemoedsstrijd onderwerpo aan 't gezag,
waarmede do lager in rang zijnde militair is
belast. Wanneer de militairen verplicht wor
den hunne meerderen, te beginnen met den
korporaal, te groeten, is die verplichting dua
mede op te vatten als eene verklaring van
onderwerping aan het militair gezag, als eene
voortdurende bereidverklaring om onder alle
omstandigheden de wettelijk gegeven militaire
bevolen op te volgen, zonder de minste tegen
spraak. De militaire groet is dus niet in do
eerste plaats op te vatton als eene beleefdheid
tegenover den persoon, dien we groeten, dat
wordt eerst dan mede een der factoren, wan
neer we den betrokken meerdere persoonlijk
kennen. In de eerste plaats moet de militaire
groot blijven eene verklaring van onderwer
ping aan het gezag, verder als oen blijk van
saamhoorigheid en kameraadschap en ten slot
te als een vorm van beleefdheid. Zoo opgevat is
er niets stootends moer in, wanneer b.v. de sol
daat-student-moet groeten voor een korporaal,
die kort te voren b.v. nog een eenvoudige boe
renarbeider was zoo kan, wanneer patroon on
bediende, beiden onder de wapenen zijn en de
laatste hooger in militairen rang is dart de
eerste, de patroon, zonder eenigen innorlijken
strijd voorzijn bediende, don militairen groet
brengen- Doch er zijn nog te veel militairen 1)
die do beteekenis van den militairen groet niet
begrijpen en daarom dezen als 't maar eenig'i-
zhns kan nalaten. Daarmede dragen zij een-
deel der schuld, wanneer Jt leger niet dien in
druk op landgenoot en vreemdeling maakt,
welke noodig is om den noodigen eerbied en
het vereischto vertrouwen to wekken.
Door een flinke betrachting der verplichtin
gen tegenover zijn meerderen, kan ieder mili
tair er toe' bijdragen, dat de geest van 't leger
in waarde stijgt. De militaire groet dient, om
aan het doel te beantwoorden, op correcte en
eenvoudige wijze te worden gebracht, 't Vluch
tig even .aanslaan'1 r.'-»akt- een ongolwkkigcn
fndruk
Ook 'is het een veelvuldig voorkomend feit,
dat, wanneer eenige militairen te zamen leo-
pen of staan en slechts één er van een meerdere
ziet naderen, deze alleen den groet brengt.
In dergelijke gevallen dient hij zijne kamera
den vlug te waarschuwen door te zeggen
„Geeft acht". De militair vergete toch niet,
dat 't publiek wel degelijk scherp toeziet, hoe
do verhouding der militairen onderling en te
genover hunne meerderen is en dat 't van de
i grootste beteekenis is, hoe het publiek over het
L-gcr denkt. Hij vergéte niet dat in 't brengen
van Jen militairen groet een hulpmiddel gele
gen is om zich zelf op te voeden tot de groote
mate van plichtsbetrachting en opoffering,
welke in oorlogstijd zonder twijfel van hem
gceischt zal worden'.
Laat me.n dan ook nimmer vergetcu, ook
naar buiten te doen blijken, dat men zich één
gevoelt met 't leger en met zijne supérieuren.
Zoodoende zal men medewerken om het leger
te doen zijn. een groot en machtig verbond
van kameraden, die hoewel verschillend in
stand of rang, allen bezield zijn met een en
denzelfden wil, en door getrouwe plichtsbe
trachting en volledige onderwerping aan de
krijgstucht 't leger te doen zijn. 't bolwerk
van de onafhankelijkheid van ons vaderland.
De militaire groet is geen paradeuiting, hij is
er sedert aloude tijden met 't oog op tijd van
oorlog, het is een symbool van groot en ernst.
De militaire groet heeft eene groote beteeke
nis, eene 'diepe strekking! Zij wil ten slotte
Wij meenen niet te mogen nalaten een beroep te doen
op onze lezers om ook hun penning of penningske te
offeren tot leniging van den nood in de overstroomde
streken. Veel zal er noodig zijn, maar ieder zal gaarne
het zijne klein of groot willan bijdragen. Daarom
beiast de Administratie van „De Soldatencourant" zich met
de ontvangst en verantwoording in dit blad van giften, die
aan de Watersnood-Commissie zullen worden afgedragen.
Ten einde vergissingen onmogelijk te maken, verzoeken
wij met nadruk op de strook van de ons toe te zenden
postwissels hef woord WATERSNOOD te willen
vermelden.
Laat de inzameling van „De Soldatencourant" onder
de Nederiandsche Weermacht een klinkende zijn!
D. MANASSEN.
niets meer of minder zoggen: Getrouw tot
in den dood! Dat gevoelen doortrilt, ons tnj
't brengen van dc-n militairen groet tijdens 't
epelen van 't Volimlic-d, die belofte leggen we
stilzwijgend af 'bij den groet voor 't vaandel,
maar die gedachte ovyrlieereche ook bij 't
grotden voor hen, die in oorlogstijd over ons
zullen hebben te bevelen.
t. N.
1) Jammer genoeg zijn er onder de Burgerij
ook nog velen, die een totaal verkeerde betee
kenis hechten aan don militairen groet. Dit
blijkt maar al to vaak, uit do -houding, welke
aangenomen, wordt tegenover den militair,
die in het openbaar een soldaat durft onder-
houdeu over 't niet nakomen van zijn verplich
ting om to groeten.
Ö8 toestand in den reuzenstrijd.
Do toestand in Montenegro, de geschiedenis
der jongste dagen van dit Balkan-koninkrijk is
en blijft oi-n ruacs-p. U^ing y\ik>ta hpcit ge
capituleerd, liceit vrede" gesloten en zijn leger
vecht door, alsof er niets is gebeurd. NS'ij hoo-
ren, maar begrijpen met. Wy hooren van den
eenen kant bc-nciiten uit Duitsche bron cn die
vertellen ons niets anders dan van een overgave
van Montenegro, van ten vrede muc dit land,
dio gesloten is en blijft gehandhaafd. De krin-
g»iii oer geallieerden, die ons nieuws brengen
vau den Balkan, oordeolen er heel anders over.
volgens hen heeft er nimmer een capitulatie
plaats gehad, op zijn hoogst heeft do koning
gepoogd vrede te sluiten, maar zijn land en
zijn volk zijn hem daarin niet gevolgd.
Waarlijk, de jongste berichten maken ons
niet veel wijzer. Oostenrijk, dat dan eigenlijk
vrede zou hebben gesloten, maar dat tot nog
toe zweeg, heeft thans den mond open gedaan
en in een officieel bericht gemeld dat het Mon-
tenegrijnsche leger is begonnen de wapens neer
to leggen. Doch de mededeel mg is op zich zelf
alweer niet duidelijk, is raadselachtig. Want
de Oostenrijksch-Hongaareche legers zijn op
getrokken naar het binnenland van Montene
gro, om dio ontwapening tot stand to brengen.
Zij onthouden zich daarbij van vijandelijke da
den, heet het, maar tusschen do regels door
kunnen we lezen, dat ue ontwapening niet zoo
vlot van stapel loopt; wie tegenstand biedt,
wordt met geweld ontwapend en als krijgs
gevangene weggevoerd.
Intusschen wordt uit Italiaansche bron vol
gehouden, dat de koningin, de prinsessen en
leden der regeering van Montenegro in Rome
zijn aangekomen, maar zullen doorreizen naar
1 Lyon, waar dc Montencgrijnsche regeering zich
I zal gestigen, evenals do BeigL-xJie iu Hüvro re
sideert. En zelfs rneldt ccn bericht uit Rome,
I dat ook koning Nikita daar is aangekomen op
weg naar Lyon, cn dat drie leden dor togee-
rmg en Prins Mirko in Montngro blijven om
het leger te leiden, dat den strijd wil voort-
zotten_
liet is een onbegrijpelijke geschiedenis en
men heeft die op verschuilende manieren willen
verklaren. Zoo o. a. dat de koningin en de op
per bevelhebber gekant zouden zijn tegen do
capitulatie, tegen don vrede, en dat de vorstin
daarom het land heeft verlaten. En de oneenig-
heid, die aan het hof wpedt, zou ook het land
verdeden, waarvan een gedeelte voor vrede,
een ander voor voortzetting van den strijd
zou zijn.
Allengs echter verliest do capitulatie van
Montenegro door dit geharrewar veel van haar
beteekenis en welbeschouwd doet het er wei
nig toe, of dit kleine koninkrijk verder in
den groeten oorlog blijft betrokken of niet.
Dat zij onder hr-t nieuws der laatste dagen
zulk een groote plaats inneemt, bewijst wel,
hoo schaareeh dit nieuws is. Inderdaad, dezo
oorlog, de bijne gansch Europa omvat, heeft in
de laatste weken haar groot&eü karakter bijna
gM»*..! vodorsu» -aiRUoc-uett «b aULocn.:-» man-
Den staan tegenover elkaar aan 't front, er
zijn voor hen eiken dag millioenon guldens
noodig, cn al die arbeidskracht lijkt verloren,
al het geld schijnt weggeworpen, want er ge
beurt mets. dat de strijd in een ander sta-
stadium brengt, dat ons uitricht geeft op een
spoodig einde.
In het Westen hebben niets plaats dan
schermutselingen, die zonder eenig resultaat
blijven. In het Oosten doen de Russen wel
kens nieuwe aanvallen, maar dio hun geen buc-
ces brengen, beweren de centralen. Dat do
Russen daarover anders denken, spreekt ven
zelf. Doch één succes schijnen zij in elk geval
te hebben -. zij noodzaken blijkbaar do Duit-
schors en Oostenrijkere om meer troepen naar
't Oosterfront te zenden, waardoir zij moeten
afzien van een aanval op Saloniki. Wo weten,
dat zij troepen hebben weggeroepen ran de
Grieksehe grens cn dat nog steeds do geallieer
den de Grieksehe havenstad cn omgeving ver
der versterken en mot troepen aanvullen.
Waarom nu de entonto-niogendheden géén in
val doen in Servië, is moeilijk to begrijpen
Het lijkt er op, alsof zij rustig willen afwach
ten tot zij worden aangevallen en zij hebben
uit vrees daarvoor zelfs de bruggen over dn
Stroema in de lucht laten vliegen. Daardoor
maken zij h«--o den tegenstandera wel moeilijk
naar Saloniki op te rukken, maar zij versper
ren zich zelf ook den weg naar Servië.
Overigens wordt gemeld, dat do Duiteeho
trrx-peii uit Servië vertrokken zijn naar Tur
kije, zij zullen daar o. a. Gallipoli bezetten,
Fred van Strate.n zat in een leunstoel in zijn
weelderig ingericht© kamer en staarde in 't
vuur van den open haard, als wilde hij daaruit
lezen wat hem te wachten stond.
Ilij lachte, maar zijn lach klonk ongemeend
en paste niet bij de wanhopige uitdrukking vau
zijn gezicht.
Hij dacht er over, hoe deze avond over hem
lie slist had. Zijn vonnis was geteekend. En
weer lachte hij. schor en kort.
Het rosse schijnsel van den vuurgloed too-
verde op 't bleek© ingevallen gezicht eon eigen
aardig licht, grillig dansend, nu blauw, dan
rood, dat de vale bleekheid ervan nog beter
deed uitkomen. Da smalle, wr-l ra-'zored© han
den streken do blonde haardos, che door het
vuur goudgetint werd, naar achteren en
even rustte z'n hand tegen 't hooge voorhoofd,
als wilde hij zijn gedachten vasthouden, als
was hij bang, dat er hem iets van zou ont-
loopen.
Hij staarde in do spelende vlammen en het
was hem, als verrees heel zijn lev©n voor h'-m
eruit op. 't L©ek hem o©n b'«poi ting toe. Zoo-
als dio vlammen «toe-den en spoe den, zoo had
hij gespeeld met 't kostbaa-ste wat hij bezat,
mot zijn leven. En nu, nu liet te laat was,
zag hij eerst hoe armzalig het was g weost en
wat het had kunn-n rijn
Zijn moeder bad hij nooit gekend en do vader,
to toegevend voor zijn eenigste, had Fred opge
voed in zijn overgroot© liefde, als een onzelf
standig menscih, een zwakkeling.
Toen Fred op zijn ecn-en-twintigste iaar als
schatrijke wees achterbleef, was hij een lieve
vroolijko jongen, levend voor zijn plezier, maar
met uiterst weinig wilskracht. Hij haakte naar
geluk, naar liefde. Maar wat hij vond. was
liefde voor zijn geld, niet voor hem. En de
hyper-gevoi-lice jongen, wiens opvoeding er
nooit toe bijgedragen had, deze aangeboren
zjvakboid te verminderen, voride dat alles diep
en kwijnde weg onder dat schrijnende leed.
Toen zocht bij zich te troosten en hij, die
nooit goede leiding had gehad, sloeg den. weg
in van zooveel jongelui, die wel beter weten
konden, nij kon het betalen, waarom zou hij
het niet doen?
Langzamerhand werd hij onverschilliger, dof
voor zijn omgeving, die hij begon te haten.
Hij zag niet meer het, mooie in do wereld,
dwong zich zelf het niet te zien; hij spotte
met allo gevoel, om zoo zijn eigen gevoeligheid
te onderdrukken.
Een jaar of wat had hij zoo geleefd, trach
tend alles te vergeten in den roes van 't zoo
genaamd vermaak.
Nu was hij op, geestelijk en lichamelijk ziek,
een wrak. een treurig overblijfsel van al 't
mooie en krachtige, dat hij eens was.
Hij had den dokter laten roepen, omdat hij
er niet langer buiten kon. En de kalme, be
daarde dokter, zelf een jonge man nog, maar
onkel© jaren ouder dan Fred, had hem aan
gehoord, zonder een enkel woord van verwijt,
't verhaal van zijn leven, zijn teleurstellingen
en zijn wanhoop...
Hij had hem onderzocht en toen Fred hem
eerlijk on op den man af had gevraagd, hoe
't met hem stond, had hij gezegd: „Beste jon
gen, goed is anders, maar er is toch een klein
kansje op beterschap. Loer kalmer leven cn
leer jezelf beheerschen. Dan, misschien
En hij had verder gesproken, met zijn kalme,
bezadigde stem, even doortrillend van mee
voelen, hier niet met den patiënt, maar
met ©en jong leven, dat zonder krachtigen
steun wellicht verloren zou gaan. De jonge
dokter voelde, dat hier de opvoeding meer
schuld had dan de jongen zelf. dio toch wel
héél veel goeds in zich had. Maar hij wist,
dat er heel wat zou noodig zijn, om dio teleur
gestelde natuur 't vertrouwen in de menschen
to doen teruggeven en hem zijn onverschillig-
heid te doen afleggen.
En hij vroeg zich af, onder 'fc naar huis gaan,
waarom toch zooveel, werkelijk slechtere- ele
menten, dan Fred van Straten, blijven leven
om het gif verder uit te strooien en waarom
nu juist deze jongen, dien hij zoo graag had
willen redden misschien te gronde zou gaan....
En Fred? Hij lachte weer. en met, dc. op
flikkerend© vlammetjes laaide ook zijn drift
weer opneen, hij zou dat leven niet opgeven,
dat was onmogelijk, dat kon hij niet meer.
'fc Was toch te laat. Wat beteeken den een
paar maanden korter of langer op een geheel
vergooid leven?
De winter was nu voorgoed ingevallen, en
Fred, wier. de zoele herfst, nog ©enigszins had
doen opleven, gevoelde nu dat ook deze kracht
hem weer ontnomen werd. Wat een ellcndigen
tijd ging hij weer tegemoet, nu hij aan zijn ge
sloopt lichaam alle vermaken moest, ontzeggen,
hij, voor wien het botvieren zijner lusten altijd
de eenige ontspanning was geweest..
Maar waarom zou hij zich nog in acht
nemen Aan hem viel immers niets meer goed
te maken en "of hij zijn armzalig loven een
jaar langer of korter zou moeten dragen, wat
beteokende dat eigenlijk?
Waar kon hij nu eens naar toe gaan?
Schouwburg, ©afé-chant-ant; o, wacht eens. er
was een bal bij de Voorburg's, dat leek hem
wel.
Zorgvuldig maakte hij zijn toilet. Zoo ging
het nog wel. Hij vermoedde niet, hoe zijn
matbleeke tint nog valer werd in tegenstelling
met 't helderwit, van 't piqué overhemd.
Het bal was al in vollen gang, toen hij bin
nenkwam. Een oogenblik trof hem al die
levenslustige beweging als een lijnrechte tegen
stelling met zijn eigen doelloos voortbestaan.
Maar neen, hij was niet hier gekomen om
zichzelf te martelen, genieten wilde hij, ge
nieten, dat gansche wild bruisende leven, wat
het hem ook mocht kosten.
Maar na den eersten dans merkte hij al wel,
dat 't niet meer ging, dat hij dit geen kwartier
zou volhouden. Dan maar getracht eon flirt to
beginnen, of zou hij o«k dat niet meer kunnen?
Hij glimlachte bij 'x dankbeeld. Maar wacht
eens, een heter idée. Als hij eens den philan-
troop uithing? Een muurbloempje het hoofd
op hol bréngen, dan bad hij nog eens succes.
Spoedig meende hij ontdekt te hebben wat hij
zocht
Een eenvoudig meisje, niet mooi, niet lc-elijk,
zat, met een gedwongen glimlachje, de drukte
aan te^ien. Dat was er juist een, die hij heb
ben moest
„Wel, mejuffrouw, rust u ook uit van het
dansen?" Met deze woorden nam hij naast
haar plaats.
..Neen, mijnheer, ik heb nog niet gedanst,"
klonk het zacht terug.
Hoe ontaktisch, dacht Fred, om zoo je muur
bloemschap te vertellen; ik wilde ze waarachtig
nog wel in de gelegenheid stellen, liet te doen
voorkomen, alsof ze al veel gevraagd was.
„Staat u toe, dat ik mij even voorstel, mijn
naam is Van Straten."
„Mijn. naam is Gerling."
„U vindt het dus goed, dat ik u een beetje ge
zelschap houd?" vroeg Fred, die dit'altijd de
beste manier had gevonden om een weigerend
antwoord te voorkomen.
,,U schijnt dat vanzelf sprekend te vinden,
maar ik hcib er mets op tegen."
Ze is toch flinker daji ik veronderstelde,
dacht Fred, terwijl nij haar eens nauwkeurig
opnam. Ja, ze was toch wei onbeduidend,
hoor, zooals ze daar zat, alleen haar oogen
waren mooi
Waar nu met zoo'n schepseltje over te spre
ken? Litteratuur, muziekach, wat zou
ze daarvan weten Dan maar een gewoon
balp raatje.
„Houdt u nogal van dansen, juffrouw Ger
ling?"
„Nu, een enkele maal doe ik het wol graag,
maar ik ben niet sterk genoeg om het -:eel to
doen."
„Wat een overeenkomst tusschen ons riep
Fred uit, die, macht der gewoonte, zijn oude
flirttoon aansloeg, „ik kan er namelijk ook niet
tegen."
„U is zeker ziek geweest, dat u er nog zoo
zwak uitziet", antwoordde ze met iets deelne
men ds in haar stem, dat Fred zacht stemde,
en de groote mooie oogen rustten ©enigszins
beschermend op hem. moest ook nog niet
naar bals gaan."
Fred voelde, dat hij een kleur kreeg en hij
Was er inwendig boos over, want daarvoor
had hij toch te veel in de wereld verkeerd
zonderling, dat juist zulk een eenvoudig kind
als dit, zooiets bij hem teweegbracht.
Weer zag hij naar van terzijde aan: 't was
een lief gezichtje toch en die oogen, die spra
ken voor haar, als liaar mond te verlegen was.
„Zullen we c-ens opwandelen, 't is hier zoo
druk." 't Duizelde Frod opeens, hij voelde
zich weer zoo zwak, zoo moe, te midden V3n 3t
dat beweeg en geschitter.
„U is erg zwak", klonk het verwijtend. „17
had beter-thuis kunnen blijven."
En langzaam wandeldon ze de gang door
naar een kleine zitkamer, versierd met grooto
palmen.
Hier was 't rustig.
Ze zaten naast elkaar, zonder iets te zeggen.
Hij. in zijn eigen, zwartgallige gedachten"ver
diept; zij, instinctmatig voelend, dat bom
iets ernstigs bezig hield, was to kieseh om
hem te storen.
Opeens schokte 't in hem op: „Als ik haar
eens in vertrouwen nam, voor haar mijn hart
eens uitstortte; zou 't me geen goed doen?"
En toen bij opzag en haar oogen vragend op
hern gericht vond, vertelde hij haar in kio-
sche bewoordingen zijn levensloop, niet trach
tend zichzelf beter voor te doen dan hij was,
niet de. schuld werpend op zijn opvoeding, zijn
rijkdom of zijn vrienden....
Hij zag, hoo ze met hem meevoelde en 't
dood hom goed eens iemand te vinden, die hem
werkelijk begreep, die niet alleen medelijden
met hem had. maar hem wilde helpen in zijn
moeilijken strijd tegen eigen zwakheid van wil...
:s Avonds bracht hij haar thuis. En toen
hij weer alleen op zijn kamer zat, klonk hem
nog haar W3rm-haftelijk„Als je ooit behoefte
hebt aan vriendschap, kom dan maar eens bij
ons thuis gezellig praten", In de ooren.
Ja. vriendschap, ware vriendschap, die had
hij noodig. En hij begreep eerst, dat huiselijk
geluk de grootste ontspanning is, toen hij dik
wijls bij de Gerlings aan huis kwam.
Hij gevoelde zich sinds de laatste maanden
ook niet meer zoo ellendig zwak, zou er dan
j toch nog hoop bestaan?... En met frisschen
i moed herbegon hij zijn leven; hij had nu een
doel voor oogen „Zijn levenskracht herwinnen
ter wille van zijn. muurbloempje".
A. v. H.
M. v. R.
December 1914.