No. 226. Woensdag 26 Januari 1916 Orgaan voor Leger en WSoot. Inzameling voor de Slachtoffers van den Watersnood. Oorlogsnieuws. HERWONNEN LEVENSKRACHT. Onder redactie van D. MANASSEN. Ons Oorlogsdagboek. TWEEDE JAARGANG. DE SOLDATENCOURANT AL» RES DEK REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALEST RIN ASTRAAT 10, AMSTERDAM DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER WEEK. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOORBURGERS 3 CENT, ABONNE MENT VOOR MILITAIREN 0.T5, VOOR BURGERS 1.50 P. DRIE M BANDEN Voor Advertexitinn wend»; men rich tot onze Administratie, Paicirtrinaatraat 10, Amsterdam. Prijs der Ad verter. tien per regel 30 cent. Voor Ingezonden Alede. delingen op de tweede, derde en vierde pagina dubbel tarief. By abonnement reductie. Ziehier een aanval van Indische troepen atgebeeld, namelijk van de Gurkiih's, <le geduchte mannen, dis steeds braaden van verlangen om in den strijd te komen, maar door hun onbesuisdheid niet altijd veel uitrichten en dikwijls zware verhezen lijden. Omtrent den hierboven weergegeven aanval bericht een 'hunner aanvoerders Subadar Khurk Sing Rana De mannen konden haast niet in toom worden gehouden. Bij onz-rfn aanval kwamen de vijanderf uit de loopgraven en 't scheen op een botsing te zullen ultloopen. Maar wij werden niet handgemeen. Op een '20 M. afstand keerde de- vijand om era vluchtte. Dat was voor onze mannen een teleurstelling. Maar zij schoten op den vijand in den rug en vele tegenstanders vielen dood neer. leste! ui! twee bladen. Gesn audietiêie. Blijkens bericht in de „Staatscourant" wordt Döóderdag a.s. door den Minister van Oorlog geen audiëntie verleend. De beteekenis van den Militairen Groet. (Van <lon tijd', res.-lc-luibenant der art. Th. W. to Nuyl.) In den militairen groet hebben we to zien een symbool van s&amhoorigbeid, een hulp middel tot" instandhouding van do tucht, als mede een bewys van kameraadschap en be leefdheid. Haamh-oorighcid dient to bestaan, zoowel tusschen do militairen van een bepaalde wapen- soort, als van verschillende wapens; zoowel tusschen militairen van Land- en Zeemacht, als tusschen militairen behoorende tot do eigen lijke strijdmacht en dio behoorende tot de ver se i lende militaire diensttakken. Kortom een ieder, dio bij oen der vele onderdeden van üiLüj wevrruaent dient als militair, zal in ieder andor militair een kameraad hebben te zien. Nu is do militaire groet niet voorgeschreven tusschen militairen van gelijken rang en de praktyk van het leven zou ook in vele gevallen in strijd komen met een dergelijke bepaling. Dit neemt niet weg dat, wanneer de omstan digheden daartoe aanleiding geven, men van dio kameraadschap ?al dienen blijk te geven. Met eenzelfde doel toch draagt men de niili- 77ste weeik. Van 16 Jan. tot 24 Jan. 16 Jan. Hot in- en uitvaren ter reede van Korfoe is verboden behou dens toestemming van do Fran- 9che militaire autoriteiten. Servische troepen landen op Korfoe, doch worden doorgestuurd naar het eilandje Ptychia. 17 M Montenegro opent vredesonder handelingen en stemt toe in het onvoorwaardelijk neerleggen van de wapens. Generaal Sarrail is benoemd tot opperbevelhebber van de Fransche en Engelsche troepen in Macedonië. 1 In de Atheensche haven Pha- leron landen Entente troepen, die zich na onderzoek aer plaats weer inschepen. 18 ,i De torpedeering van een Oosten- rijksch schip door een Fransche duikboot wordt van Oostenrijk- sche zijde tegengesproken, doch van Fransche zijde volgehouden. -De eerste Z.-Afr£kaansche infanteriebrigade is in Egypte aangekomen 19 De slag op het Russische Zuid front wordt hervat. De Turken lijden een neder laag in Kaukasië. Berichten uit Rome melden het afbreken der onderhandelin gen tusschen Oostenrijk en Mon tenegro. Mytilene wordt door de En tente bezet. De Servische regeering is op Korfoe aangekomen, taire uniform, n.l. om in tijd van oorlog mede te werken aan de verdediging van de onaf hankelijkheid" van ons Vaderland, mede te strijden voor bescherming van 'huis en haard, van vrouw en kindop de bres te staan voor verdediging van onzo grondwettelijke rechten eu vrijheden, mode ite werken aan beschèrtnmg en instandhouding van ons Vorstenhuis, welks geschiedenis zoo één geheel vormt met die van ons land. En bij die verdediging van ónze hoogste goederen vormen Leger en Vloot en hunne verschillende onderdeele'n één geheel, onder 't bevel van één persoon. Voor 't goed functionneeren van dat geheel, voor 'r in stand houden van één geest van willen, één drang van opofferen, is noodig dat groote gevoel van saamhoorighcid, dat krachtige legers ken merkt. Om die saamhoorigheid een oogenblik beter voor den geest te halen, denke nien zich b.v. een divisie, welke een rivier moet over trekken en waarvoor de pontonniers in allerijl onder vijandelijk vuur of bij ruw weder een brug hebben te slaan, of men denke aan eene infanfcerie-afdeeling, die zich heeft op te offe ren. ten einde een in 't nauw gebrachte batterij veld-artillerie in de gelegonheid te stellen zich in veiligheid te brengenmen denke aan de zorgen van den intendance- of van den genees kundigen dienst, ten behoeve der strijdende afdeelingen of wel men denlto aan den schild wacht, in wien alle kameraden zoo'n onbe grensd vertrouwen stellen, dat zij 't moede hoofd zonder zorg ter ruste leggen, ook in 's vijands onmiddellijke nabijheid, wetende, dat een kameraad waakt. En zouden menschen, die. zulke nauwe gemeensohappelijke belangen hebben, die ieder oogenblik kunnen opgeroepen worden om hun leven, ook voor elkaar, in de waagschaal te stellen, zouden die menschen niet door een gevoel van saamhoorigheid be zield worden? In tijden van oorlog zal ook zonder drang van voorschriften zeer zeker jpi-n nauwen band tusschen hen, die elkaar van nabij hebben leeren kennen, ontstaan, doch 't legerbelang eischt en de menschelijko natuur noopt er toe dien band te vlechten tue&chen allen, die onder dezelfde vlag dienen. Dat gevoel van saamhoorigheid, dat in trouwe kameraadschap zijne schoonste uiting vindt, dient reeds in vredestijd to worden ge- wek t en ontwikkeld, opdat bij uitgebroken krijg het noodzakelijke, onderlinge vertrouwen aanwezig zij. De kameraadschap, welke to- schen militairen van gelijken stand of raag noodzakelijkerwijze moet bestaan, blijft ook le- staan bij verschil in stand of rang. Wel war den de verhoudingen gewijzigd, doch de ge meenschappelijke taak blijft. Er valt sleehüs te letten op een schakel meer, n.l. die der gehoorzaamheid. Militaire gehoorzaamheid of tucht vormt naast de kameraadschap de bc is voor een door moreelo kracht sterk leger. De militaire gehoorzaamheid eischt en moet eischrn de onverwijlde opvolging van alle gegeven ne velen. Bestond die eisch niet, dan zou de Opperbevelhebber mot zijn leger al heel weinig kunnen verrichten. Ieder meerdere, die een 1 e- vel geeft, moet er op kunnen vertrouwen, dat zonder tegenspraak of tijdverlies 't bevel ge trouwelijk worde volbracht of, indien de gewij zigde omstandigheden dio uitvoering onmoge lijk maken, in den geest van 't bevel worde gehandeld. Houdt men nu voor oogen, dat ;n oorlogstijd dikwijls een militair bevel niets meer of minder inhoudt dan, dat men rijn leven heeft te wagen, of zelfs met grooio zekerheid heeft op to offeren, bedenke men, dat een dergelijk gewichtig bevel gegeven kan worden door zelis een eenvoudig korporaal, en ziet men helder in dat zelfs eenigszins on volledige of vertraagde uitvoering van een le vel de grootste rampen voor eigen partij ion gevolge kan hebben, dan is het duidelijk. Jat in 6tren,ge tucht niet alleen een leger-, d-viii ook een staatsbelang gelegen is. Neemt b.v. 't geval, dat een. korporaal uit zijne raansohap- fien een zal hebben aan te wijzen om een evensgevaarlijke opdracht nit te voeren of con post te betrekken, waar tot nu toe- ieder door 't vijandelijk lood getroffen werd, dan zal de, voor die taak aangewezen militairen zonder eenig bezwaar te uiten 't bevel onverwijld hebben uit te voeren, al draagt hij de weten schap, niet levend terug te zullen keeren. Dio korporaal moet gekooftaamd worden, omdat zijn bevel steunt op de wet. op 't gezag, om dat een legerbelang, een staatsbelang er mede gemoeid kan zijn. Men moet in dien korporaal alzoo in de eerste plaats zien den drager van van het gezag. De hoogere bevelhebbers vy- deolen als 't ware hun gezag, straalsgewijze over de lagere aanvoerderszoo komt een ge deelte van 't gezag van den Opperbevelhebber ten slotte ook in handen van den korporaal. Dat gezag wordt verkregen door meerdere militaire vakkennis, door langoren diensttijd en als gc-volg daarvan meprdere ervaring. door ïnebrdere ontwikkeling.En zoo besuhtt het militaire gezag van rang tot rang en bij donzelfden rang, door verschillenden dienst-, tijd of leeftijd. Zooals de soldaat onderworpen blijft aan 't gezag van zijn korporaal, zoo blijft» b.v. de luit.-generaal. commandant van 't Veldleger, onderworpen aan 't gezag van zijn dhoF, den opperbevelhebber. De militaire tucht bestaat dus ook, ja. eigenlijk in sterker mate, voor de hoogste officieren. Toen in den oorlog van 1870 in den 6lag hij St. Privat een brigade-commandant der cavalerie van zijn chef bevel kreeg, vijandelijke infanterie te chargeeren, ten oinde eigen infanterie los te maken uit het gevecht, althans verademing te geven, zeid© de brigade-commandant tot zijn Generaal„Indien ik uw opdracht volvoer, komt er geen man of paard levend terug". Toen daarop 't antwoord luidde: „Juist, indien uwe Brigade valt tot den laatsten man en 't laatste paard, dan heeft zij aan de oixlracht voldaan," bepaalde de Brigade-Commandant zich tot t brengen van het militaire 6alunt. maakte keert cn voerde 't volgende oogenblik zijne Brigade in draf, in galop, overgaande in vliegenden ren, dood en verderf tegemoet. Wel werd de Brigade vernietigd, doch niet nutte loos, het militair© doel werd bereikt: de'eigen Infanterie werd vrijgemaakt en 't verloop van het gevecht, ten voordeele van eigen partij ge leid, waar anders algeheel© ondergang zeker was De chef van den brigade-commandant be schikte over meer gegevens dan deze. De chef droeg de verantwoordelijkheid van het geheel 20 In Oostenrijk-Hongarije wordt de dienstplicht» uitgebreid tot het 55ste levensjaar. Lieden boven de 50 jaar mogen niet in de oorlogszone dienst doen en slechts voor zes weken onafgebroken dienst worden opgeroepen. 21 y, Het Montenegrij nsche consulaat te Rome doelt, mede, dat Monte negro nooit heeft gecapituleerd en dat er ook geen vredesonder handelingen met Oostenrijk zijn gevoerd. 22 De zetel van de Montenegrijnscho regeering is overgebracht naar Lyon. en dus was 't aan hem en aan hem alleen to beslissen, wat hij wel of niet te wagen had. Bij 't critifleeren van bevelen bedenke men vooral, dat do hoogere autoriteit over meer dere gegevens beschikt en dus een boter oor- doel kan hebben.. Evenwel die wil om te gehoorzamen, waait den jongen soldaat maar niet zoo aan. Naast 't d&gehjksdi voorbeeld van zijne meerderen in do verschillende rangen, zal 't mét overtui ging gesproken woord of 't mot oordeel ge schreven betoog 't gevoel moeten wekken, dat tucht niet een willekeurig machtsmiddel is, doch een oven onmisbare als organisatorische kracht, waardoor niet alleen verliezen in 't gevecht beperkt worden, doch waarmede de voornaamste kans om den opgedrongen strijd Ie winnen staat of valt; de vjU om te gehoor ramen moet groeien tol, een drang om te ge hoorzamen. Zelfs kan 't voorkomen, dat militair 'tijdelijk met bijzondere macht belast, 't bevel heeft over militairen van hoogcren rang. De tucht moet zoo sterk rijn, dat d= hooger geplaatste militair, zich zonder .eeni gen gemoedsstrijd onderwerpo aan 't gezag, waarmede do lager in rang zijnde militair is belast. Wanneer de militairen verplicht wor den hunne meerderen, te beginnen met den korporaal, te groeten, is die verplichting dua mede op te vatten als eene verklaring van onderwerping aan het militair gezag, als eene voortdurende bereidverklaring om onder alle omstandigheden de wettelijk gegeven militaire bevolen op te volgen, zonder de minste tegen spraak. De militaire groet is dus niet in do eerste plaats op te vatton als eene beleefdheid tegenover den persoon, dien we groeten, dat wordt eerst dan mede een der factoren, wan neer we den betrokken meerdere persoonlijk kennen. In de eerste plaats moet de militaire groot blijven eene verklaring van onderwer ping aan het gezag, verder als oen blijk van saamhoorigheid en kameraadschap en ten slot te als een vorm van beleefdheid. Zoo opgevat is er niets stootends moer in, wanneer b.v. de sol daat-student-moet groeten voor een korporaal, die kort te voren b.v. nog een eenvoudige boe renarbeider was zoo kan, wanneer patroon on bediende, beiden onder de wapenen zijn en de laatste hooger in militairen rang is dart de eerste, de patroon, zonder eenigen innorlijken strijd voorzijn bediende, don militairen groet brengen- Doch er zijn nog te veel militairen 1) die do beteekenis van den militairen groet niet begrijpen en daarom dezen als 't maar eenig'i- zhns kan nalaten. Daarmede dragen zij een- deel der schuld, wanneer Jt leger niet dien in druk op landgenoot en vreemdeling maakt, welke noodig is om den noodigen eerbied en het vereischto vertrouwen to wekken. Door een flinke betrachting der verplichtin gen tegenover zijn meerderen, kan ieder mili tair er toe' bijdragen, dat de geest van 't leger in waarde stijgt. De militaire groet dient, om aan het doel te beantwoorden, op correcte en eenvoudige wijze te worden gebracht, 't Vluch tig even .aanslaan'1 r.'-»akt- een ongolwkkigcn fndruk Ook 'is het een veelvuldig voorkomend feit, dat, wanneer eenige militairen te zamen leo- pen of staan en slechts één er van een meerdere ziet naderen, deze alleen den groet brengt. In dergelijke gevallen dient hij zijne kamera den vlug te waarschuwen door te zeggen „Geeft acht". De militair vergete toch niet, dat 't publiek wel degelijk scherp toeziet, hoe do verhouding der militairen onderling en te genover hunne meerderen is en dat 't van de i grootste beteekenis is, hoe het publiek over het L-gcr denkt. Hij vergéte niet dat in 't brengen van Jen militairen groet een hulpmiddel gele gen is om zich zelf op te voeden tot de groote mate van plichtsbetrachting en opoffering, welke in oorlogstijd zonder twijfel van hem gceischt zal worden'. Laat me.n dan ook nimmer vergetcu, ook naar buiten te doen blijken, dat men zich één gevoelt met 't leger en met zijne supérieuren. Zoodoende zal men medewerken om het leger te doen zijn. een groot en machtig verbond van kameraden, die hoewel verschillend in stand of rang, allen bezield zijn met een en denzelfden wil, en door getrouwe plichtsbe trachting en volledige onderwerping aan de krijgstucht 't leger te doen zijn. 't bolwerk van de onafhankelijkheid van ons vaderland. De militaire groet is geen paradeuiting, hij is er sedert aloude tijden met 't oog op tijd van oorlog, het is een symbool van groot en ernst. De militaire groet heeft eene groote beteeke nis, eene 'diepe strekking! Zij wil ten slotte Wij meenen niet te mogen nalaten een beroep te doen op onze lezers om ook hun penning of penningske te offeren tot leniging van den nood in de overstroomde streken. Veel zal er noodig zijn, maar ieder zal gaarne het zijne klein of groot willan bijdragen. Daarom beiast de Administratie van „De Soldatencourant" zich met de ontvangst en verantwoording in dit blad van giften, die aan de Watersnood-Commissie zullen worden afgedragen. Ten einde vergissingen onmogelijk te maken, verzoeken wij met nadruk op de strook van de ons toe te zenden postwissels hef woord WATERSNOOD te willen vermelden. Laat de inzameling van „De Soldatencourant" onder de Nederiandsche Weermacht een klinkende zijn! D. MANASSEN. niets meer of minder zoggen: Getrouw tot in den dood! Dat gevoelen doortrilt, ons tnj 't brengen van dc-n militairen groet tijdens 't epelen van 't Volimlic-d, die belofte leggen we stilzwijgend af 'bij den groet voor 't vaandel, maar die gedachte ovyrlieereche ook bij 't grotden voor hen, die in oorlogstijd over ons zullen hebben te bevelen. t. N. 1) Jammer genoeg zijn er onder de Burgerij ook nog velen, die een totaal verkeerde betee kenis hechten aan don militairen groet. Dit blijkt maar al to vaak, uit do -houding, welke aangenomen, wordt tegenover den militair, die in het openbaar een soldaat durft onder- houdeu over 't niet nakomen van zijn verplich ting om to groeten. Ö8 toestand in den reuzenstrijd. Do toestand in Montenegro, de geschiedenis der jongste dagen van dit Balkan-koninkrijk is en blijft oi-n ruacs-p. U^ing y\ik>ta hpcit ge capituleerd, liceit vrede" gesloten en zijn leger vecht door, alsof er niets is gebeurd. NS'ij hoo- ren, maar begrijpen met. Wy hooren van den eenen kant bc-nciiten uit Duitsche bron cn die vertellen ons niets anders dan van een overgave van Montenegro, van ten vrede muc dit land, dio gesloten is en blijft gehandhaafd. De krin- g»iii oer geallieerden, die ons nieuws brengen vau den Balkan, oordeolen er heel anders over. volgens hen heeft er nimmer een capitulatie plaats gehad, op zijn hoogst heeft do koning gepoogd vrede te sluiten, maar zijn land en zijn volk zijn hem daarin niet gevolgd. Waarlijk, de jongste berichten maken ons niet veel wijzer. Oostenrijk, dat dan eigenlijk vrede zou hebben gesloten, maar dat tot nog toe zweeg, heeft thans den mond open gedaan en in een officieel bericht gemeld dat het Mon- tenegrijnsche leger is begonnen de wapens neer to leggen. Doch de mededeel mg is op zich zelf alweer niet duidelijk, is raadselachtig. Want de Oostenrijksch-Hongaareche legers zijn op getrokken naar het binnenland van Montene gro, om dio ontwapening tot stand to brengen. Zij onthouden zich daarbij van vijandelijke da den, heet het, maar tusschen do regels door kunnen we lezen, dat ue ontwapening niet zoo vlot van stapel loopt; wie tegenstand biedt, wordt met geweld ontwapend en als krijgs gevangene weggevoerd. Intusschen wordt uit Italiaansche bron vol gehouden, dat de koningin, de prinsessen en leden der regeering van Montenegro in Rome zijn aangekomen, maar zullen doorreizen naar 1 Lyon, waar dc Montencgrijnsche regeering zich I zal gestigen, evenals do BeigL-xJie iu Hüvro re sideert. En zelfs rneldt ccn bericht uit Rome, I dat ook koning Nikita daar is aangekomen op weg naar Lyon, cn dat drie leden dor togee- rmg en Prins Mirko in Montngro blijven om het leger te leiden, dat den strijd wil voort- zotten_ liet is een onbegrijpelijke geschiedenis en men heeft die op verschuilende manieren willen verklaren. Zoo o. a. dat de koningin en de op per bevelhebber gekant zouden zijn tegen do capitulatie, tegen don vrede, en dat de vorstin daarom het land heeft verlaten. En de oneenig- heid, die aan het hof wpedt, zou ook het land verdeden, waarvan een gedeelte voor vrede, een ander voor voortzetting van den strijd zou zijn. Allengs echter verliest do capitulatie van Montenegro door dit geharrewar veel van haar beteekenis en welbeschouwd doet het er wei nig toe, of dit kleine koninkrijk verder in den groeten oorlog blijft betrokken of niet. Dat zij onder hr-t nieuws der laatste dagen zulk een groote plaats inneemt, bewijst wel, hoo schaareeh dit nieuws is. Inderdaad, dezo oorlog, de bijne gansch Europa omvat, heeft in de laatste weken haar groot&eü karakter bijna gM»*..! vodorsu» -aiRUoc-uett «b aULocn.:-» man- Den staan tegenover elkaar aan 't front, er zijn voor hen eiken dag millioenon guldens noodig, cn al die arbeidskracht lijkt verloren, al het geld schijnt weggeworpen, want er ge beurt mets. dat de strijd in een ander sta- stadium brengt, dat ons uitricht geeft op een spoodig einde. In het Westen hebben niets plaats dan schermutselingen, die zonder eenig resultaat blijven. In het Oosten doen de Russen wel kens nieuwe aanvallen, maar dio hun geen buc- ces brengen, beweren de centralen. Dat do Russen daarover anders denken, spreekt ven zelf. Doch één succes schijnen zij in elk geval te hebben -. zij noodzaken blijkbaar do Duit- schors en Oostenrijkere om meer troepen naar 't Oosterfront te zenden, waardoir zij moeten afzien van een aanval op Saloniki. Wo weten, dat zij troepen hebben weggeroepen ran de Grieksehe grens cn dat nog steeds do geallieer den de Grieksehe havenstad cn omgeving ver der versterken en mot troepen aanvullen. Waarom nu de entonto-niogendheden géén in val doen in Servië, is moeilijk to begrijpen Het lijkt er op, alsof zij rustig willen afwach ten tot zij worden aangevallen en zij hebben uit vrees daarvoor zelfs de bruggen over dn Stroema in de lucht laten vliegen. Daardoor maken zij h«--o den tegenstandera wel moeilijk naar Saloniki op te rukken, maar zij versper ren zich zelf ook den weg naar Servië. Overigens wordt gemeld, dat do Duiteeho trrx-peii uit Servië vertrokken zijn naar Tur kije, zij zullen daar o. a. Gallipoli bezetten, Fred van Strate.n zat in een leunstoel in zijn weelderig ingericht© kamer en staarde in 't vuur van den open haard, als wilde hij daaruit lezen wat hem te wachten stond. Ilij lachte, maar zijn lach klonk ongemeend en paste niet bij de wanhopige uitdrukking vau zijn gezicht. Hij dacht er over, hoe deze avond over hem lie slist had. Zijn vonnis was geteekend. En weer lachte hij. schor en kort. Het rosse schijnsel van den vuurgloed too- verde op 't bleek© ingevallen gezicht eon eigen aardig licht, grillig dansend, nu blauw, dan rood, dat de vale bleekheid ervan nog beter deed uitkomen. Da smalle, wr-l ra-'zored© han den streken do blonde haardos, che door het vuur goudgetint werd, naar achteren en even rustte z'n hand tegen 't hooge voorhoofd, als wilde hij zijn gedachten vasthouden, als was hij bang, dat er hem iets van zou ont- loopen. Hij staarde in do spelende vlammen en het was hem, als verrees heel zijn lev©n voor h'-m eruit op. 't L©ek hem o©n b'«poi ting toe. Zoo- als dio vlammen «toe-den en spoe den, zoo had hij gespeeld met 't kostbaa-ste wat hij bezat, mot zijn leven. En nu, nu liet te laat was, zag hij eerst hoe armzalig het was g weost en wat het had kunn-n rijn Zijn moeder bad hij nooit gekend en do vader, to toegevend voor zijn eenigste, had Fred opge voed in zijn overgroot© liefde, als een onzelf standig menscih, een zwakkeling. Toen Fred op zijn ecn-en-twintigste iaar als schatrijke wees achterbleef, was hij een lieve vroolijko jongen, levend voor zijn plezier, maar met uiterst weinig wilskracht. Hij haakte naar geluk, naar liefde. Maar wat hij vond. was liefde voor zijn geld, niet voor hem. En de hyper-gevoi-lice jongen, wiens opvoeding er nooit toe bijgedragen had, deze aangeboren zjvakboid te verminderen, voride dat alles diep en kwijnde weg onder dat schrijnende leed. Toen zocht bij zich te troosten en hij, die nooit goede leiding had gehad, sloeg den. weg in van zooveel jongelui, die wel beter weten konden, nij kon het betalen, waarom zou hij het niet doen? Langzamerhand werd hij onverschilliger, dof voor zijn omgeving, die hij begon te haten. Hij zag niet meer het, mooie in do wereld, dwong zich zelf het niet te zien; hij spotte met allo gevoel, om zoo zijn eigen gevoeligheid te onderdrukken. Een jaar of wat had hij zoo geleefd, trach tend alles te vergeten in den roes van 't zoo genaamd vermaak. Nu was hij op, geestelijk en lichamelijk ziek, een wrak. een treurig overblijfsel van al 't mooie en krachtige, dat hij eens was. Hij had den dokter laten roepen, omdat hij er niet langer buiten kon. En de kalme, be daarde dokter, zelf een jonge man nog, maar onkel© jaren ouder dan Fred, had hem aan gehoord, zonder een enkel woord van verwijt, 't verhaal van zijn leven, zijn teleurstellingen en zijn wanhoop... Hij had hem onderzocht en toen Fred hem eerlijk on op den man af had gevraagd, hoe 't met hem stond, had hij gezegd: „Beste jon gen, goed is anders, maar er is toch een klein kansje op beterschap. Loer kalmer leven cn leer jezelf beheerschen. Dan, misschien En hij had verder gesproken, met zijn kalme, bezadigde stem, even doortrillend van mee voelen, hier niet met den patiënt, maar met ©en jong leven, dat zonder krachtigen steun wellicht verloren zou gaan. De jonge dokter voelde, dat hier de opvoeding meer schuld had dan de jongen zelf. dio toch wel héél veel goeds in zich had. Maar hij wist, dat er heel wat zou noodig zijn, om dio teleur gestelde natuur 't vertrouwen in de menschen to doen teruggeven en hem zijn onverschillig- heid te doen afleggen. En hij vroeg zich af, onder 'fc naar huis gaan, waarom toch zooveel, werkelijk slechtere- ele menten, dan Fred van Straten, blijven leven om het gif verder uit te strooien en waarom nu juist deze jongen, dien hij zoo graag had willen redden misschien te gronde zou gaan.... En Fred? Hij lachte weer. en met, dc. op flikkerend© vlammetjes laaide ook zijn drift weer opneen, hij zou dat leven niet opgeven, dat was onmogelijk, dat kon hij niet meer. 'fc Was toch te laat. Wat beteeken den een paar maanden korter of langer op een geheel vergooid leven? De winter was nu voorgoed ingevallen, en Fred, wier. de zoele herfst, nog ©enigszins had doen opleven, gevoelde nu dat ook deze kracht hem weer ontnomen werd. Wat een ellcndigen tijd ging hij weer tegemoet, nu hij aan zijn ge sloopt lichaam alle vermaken moest, ontzeggen, hij, voor wien het botvieren zijner lusten altijd de eenige ontspanning was geweest.. Maar waarom zou hij zich nog in acht nemen Aan hem viel immers niets meer goed te maken en "of hij zijn armzalig loven een jaar langer of korter zou moeten dragen, wat beteokende dat eigenlijk? Waar kon hij nu eens naar toe gaan? Schouwburg, ©afé-chant-ant; o, wacht eens. er was een bal bij de Voorburg's, dat leek hem wel. Zorgvuldig maakte hij zijn toilet. Zoo ging het nog wel. Hij vermoedde niet, hoe zijn matbleeke tint nog valer werd in tegenstelling met 't helderwit, van 't piqué overhemd. Het bal was al in vollen gang, toen hij bin nenkwam. Een oogenblik trof hem al die levenslustige beweging als een lijnrechte tegen stelling met zijn eigen doelloos voortbestaan. Maar neen, hij was niet hier gekomen om zichzelf te martelen, genieten wilde hij, ge nieten, dat gansche wild bruisende leven, wat het hem ook mocht kosten. Maar na den eersten dans merkte hij al wel, dat 't niet meer ging, dat hij dit geen kwartier zou volhouden. Dan maar getracht eon flirt to beginnen, of zou hij o«k dat niet meer kunnen? Hij glimlachte bij 'x dankbeeld. Maar wacht eens, een heter idée. Als hij eens den philan- troop uithing? Een muurbloempje het hoofd op hol bréngen, dan bad hij nog eens succes. Spoedig meende hij ontdekt te hebben wat hij zocht Een eenvoudig meisje, niet mooi, niet lc-elijk, zat, met een gedwongen glimlachje, de drukte aan te^ien. Dat was er juist een, die hij heb ben moest „Wel, mejuffrouw, rust u ook uit van het dansen?" Met deze woorden nam hij naast haar plaats. ..Neen, mijnheer, ik heb nog niet gedanst," klonk het zacht terug. Hoe ontaktisch, dacht Fred, om zoo je muur bloemschap te vertellen; ik wilde ze waarachtig nog wel in de gelegenheid stellen, liet te doen voorkomen, alsof ze al veel gevraagd was. „Staat u toe, dat ik mij even voorstel, mijn naam is Van Straten." „Mijn. naam is Gerling." „U vindt het dus goed, dat ik u een beetje ge zelschap houd?" vroeg Fred, die dit'altijd de beste manier had gevonden om een weigerend antwoord te voorkomen. ,,U schijnt dat vanzelf sprekend te vinden, maar ik hcib er mets op tegen." Ze is toch flinker daji ik veronderstelde, dacht Fred, terwijl nij haar eens nauwkeurig opnam. Ja, ze was toch wei onbeduidend, hoor, zooals ze daar zat, alleen haar oogen waren mooi Waar nu met zoo'n schepseltje over te spre ken? Litteratuur, muziekach, wat zou ze daarvan weten Dan maar een gewoon balp raatje. „Houdt u nogal van dansen, juffrouw Ger ling?" „Nu, een enkele maal doe ik het wol graag, maar ik ben niet sterk genoeg om het -:eel to doen." „Wat een overeenkomst tusschen ons riep Fred uit, die, macht der gewoonte, zijn oude flirttoon aansloeg, „ik kan er namelijk ook niet tegen." „U is zeker ziek geweest, dat u er nog zoo zwak uitziet", antwoordde ze met iets deelne men ds in haar stem, dat Fred zacht stemde, en de groote mooie oogen rustten ©enigszins beschermend op hem. moest ook nog niet naar bals gaan." Fred voelde, dat hij een kleur kreeg en hij Was er inwendig boos over, want daarvoor had hij toch te veel in de wereld verkeerd zonderling, dat juist zulk een eenvoudig kind als dit, zooiets bij hem teweegbracht. Weer zag hij naar van terzijde aan: 't was een lief gezichtje toch en die oogen, die spra ken voor haar, als liaar mond te verlegen was. „Zullen we c-ens opwandelen, 't is hier zoo druk." 't Duizelde Frod opeens, hij voelde zich weer zoo zwak, zoo moe, te midden V3n 3t dat beweeg en geschitter. „U is erg zwak", klonk het verwijtend. „17 had beter-thuis kunnen blijven." En langzaam wandeldon ze de gang door naar een kleine zitkamer, versierd met grooto palmen. Hier was 't rustig. Ze zaten naast elkaar, zonder iets te zeggen. Hij. in zijn eigen, zwartgallige gedachten"ver diept; zij, instinctmatig voelend, dat bom iets ernstigs bezig hield, was to kieseh om hem te storen. Opeens schokte 't in hem op: „Als ik haar eens in vertrouwen nam, voor haar mijn hart eens uitstortte; zou 't me geen goed doen?" En toen bij opzag en haar oogen vragend op hern gericht vond, vertelde hij haar in kio- sche bewoordingen zijn levensloop, niet trach tend zichzelf beter voor te doen dan hij was, niet de. schuld werpend op zijn opvoeding, zijn rijkdom of zijn vrienden.... Hij zag, hoo ze met hem meevoelde en 't dood hom goed eens iemand te vinden, die hem werkelijk begreep, die niet alleen medelijden met hem had. maar hem wilde helpen in zijn moeilijken strijd tegen eigen zwakheid van wil... :s Avonds bracht hij haar thuis. En toen hij weer alleen op zijn kamer zat, klonk hem nog haar W3rm-haftelijk„Als je ooit behoefte hebt aan vriendschap, kom dan maar eens bij ons thuis gezellig praten", In de ooren. Ja. vriendschap, ware vriendschap, die had hij noodig. En hij begreep eerst, dat huiselijk geluk de grootste ontspanning is, toen hij dik wijls bij de Gerlings aan huis kwam. Hij gevoelde zich sinds de laatste maanden ook niet meer zoo ellendig zwak, zou er dan j toch nog hoop bestaan?... En met frisschen i moed herbegon hij zijn leven; hij had nu een doel voor oogen „Zijn levenskracht herwinnen ter wille van zijn. muurbloempje". A. v. H. M. v. R. December 1914.

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1916 | | pagina 1