- jPüsïs •yg^.u. jZoadagr S2Q Sesj3"toi"snl3eï* 3. 9 3L Es. Ja, dat is een groot schandaal, Wij zijn veel liever onder stoom, Dan te liggen aan den wal, Wij varen voor de neutraliteit, En staan daarom ook pal. Je moet ons soms in actie 7,icn, .Als wij op manoeuvre zijn, Alles loopt dan door elkaar, De werkelijkheid in schijn. Rofsein. Wij zingen dan: Gelderland, Hoera Hoezee, Wij zijn weer in aeti9, Dat valt niet mee. En och., Jt is zoo'n zaligheid, Als je over 't water glijdt, „Gelderland" in vollo zee. De stokers en matrozen, En 't Korps hier aan boord, X" hebt er zeker al eens Een staaltje van gehoord. Dat worden goeie turners. Van de Zweedsche gymnast ie, En sloepen hijscben met pleizier, Een ieder trekt voor drie. De tamboer slaat een flinke mop, En de pijper fluit harop, De schipper staat te roepen, Kou die sloep, die gaat op. Refroin. En we gaan door 't Schulpengafc, We gaan weer mee, Want ik heb nooit zoo'n lol gehad, Met een schip op zee. En och, ''t is zoo'n zaligheid, Als je over de baren glijd, „Gelderland" gaat van do ree. De „Gelderland" die is nu weer, Zes weken uit geweest, We krijgen nu weer gauw verlof, Dat is voorwaar een feest. We houden veel van varen, Omdat je op 't scheepje zit, Maar och. 't wordt vervelend, Als een ieder tegen je vit. Hebt je nu ook de dampen in, Vaar je niet naar je idee. liever dan maar een briefje in, 'k Vaar liever niet mee. Refrein», We gaan naar de Haven, En niet naar Zee. We krijgen nu verlof, Zing nu maar mee, Och, 't is zoo'n zaligheid, Als je met je meisje vrijt. De „Gelderland" is niet op zee. Matroos 3e kl. F. v. d. BERG, a/b. Hr. Ms. „Gelderland". Ccen vrijdom van port moer voor brieven. (Van zeemilicien P. L., Den Hoorn, Texel.) Helaas, helaas, zoo zuchten nu velen, O, wat een strop! klinkt uit aller kelen. Geen vrijdom van port meer, waar moet dat (nu heen, Ik schrijf vast geen brief meer, geen enkele, (o nee*. Wat schreven er velen, haast ied'ren dag, Maar wat ik nu toch 't meeste verwacht, Dat menig jong meisje, boe aardig en lief, Lang zal moeten wachten op één enkelen brief. Ja menige vrouw, er al zoo aan gewend, Kreeg dagelijks een brief van haar lieven vent, Maar nu die niet meer vrij zijn van port, Ontvangt ze een briefkaart, slechts koud en (heel kort. Maar ook zullen enkele van de getrouwde V.'icn dat brievenschrijven al lang rcods be bouwde, Vu lachen in hun vuistje, omdat het niet kan Vijf centen te missen voor een getrouwd man, •Nog menig verkeering, hoe stevig ook aan, Zal hierdoor nog op de flesch kunnen gaan, "Want 5 centen per dag, is 18,25 per jaar. Wat ik bij mobilisatie niet over vergaar, 'ils een strop voor allen, die dienen het land, Ze krijgen geen brief meer van vriend en vcr- (want, Eén hoop daarom rest nog, dab weer binnen kort, We kunnen profiteefen van. vrijdom van port. Zeemilicien-kustwachter. M. K. W., Post 9, Den Hoorn, Texel. Het soldatenleven! (Van milicien J. v. Stiphout.) Wij als soldaten, van ièdcren rang en stand, Wij strijden voor ons dierbaar, ons dierbaar vaderland, Het is al geleden, ja, ruim een jaar. Dat wij allen steeds zijn bij elkaar. En onze plichten, steeds getrouw vervuld, Ja dat wij blijven, steeds vrij van alle schuld. Wy doen alle samen, steeds getrouw onzen plicht, pleegd is door Ernst Elias Beszier, die in 1680 in Saksen als zoon van een boer gebo ren werd. Reeds vroeg toonde Beszier groote scherpzinnigheid, zocdat hij naar het gym nasium gezonden werd, waar hij zich on derscheidde door grooten aanleg voor wis- en werktuigkunde. Na de school verlaten te hebben, begon hij dadelijk een avontuurlijk leven te leiden. Hij trok allerlei lauden door, en beoefende alle mogelijke beroepen- Hij wa3 o.a. slotenmaker, klokkenmaker, schilder, glasblazer, en astro loog. Toen geldgebrek hem plaagde ging hij in een klooster, daarna in het leger, waar hij het ook niet lang uithield en weer opnieuw zijn zwerftochten begon. Op zeke ren dag wist hij het leven te redden van een alchimist, die hem uit dankbaarheid veel van zijn vak leerde. En daarmede was Beszier, die zich van nu af aan Orffyreus noemde, op den goeden weg, tenminste financieel. Zijn aldhimistische kennis be steedde hij aan allerlei kwakzalverijen. Een welgeslaagde genezing bracht hem zijn vrouw, de dochter van een burgemees ter met een aanzienlijken bruidschat. En nu over gold beschikkende, ging hij zich toeleggen op de constructie van een Perpetuum Mobile. Hij vestigde zich in Merseburg, en bouwde daar een groote krachtmachine, die uit zich zelf bewoog Met veel ophef en reclame gaf hij rucht baarheid aan zijn verwonderlijke uitvin- ding. Wel waren er twijfelaars maar van allerlei kanten kwam men het toestel be kijken- Dit bracht hem op de gedachte van de belangstelling te profiteeren. Aan het toe stel werd een geldbus gehangen, die zich dikwijls flink vulde. Töt hén, die zich voor het toestel interes seerden behoorde ook de landgraaf van Hes sen-Kassei. Deze was er zoo mede ingeno men, dat hij Offyreus den titel gaf van Koramerzienrat, en hem de gelegenheid bood, het 'toestel op zijn elot Weissenstein op te stellen. Dit gebeurde dan ook. Men liet nu het toestel eerst twee en daarna, zes weken in een gesloten en verzegelde kamer werken. Beide keeren bleek hij het openen van de Kamer het toestel nog rustig yoorfc te draaiea.. En het soldaten leven, dat valt ons zeker licht. En liggen wij in bergen, al aan het Sclieldo- strand, Dan is het beste, to zijn steeds bij' de hand. Een ieder vangt er krabben, ja, met veel pleizier, Gekookt en gegeten, dan aan 't strand alhier, Een ieder verlangt naar vrede, dat begrijpt U allen wel, En moge spoedig komen do vrede, ja zeer snel. Ja, wij als soldaten, brengen den tijd gezellig door, Maar moge toch gauw komen, de vrede in 't gehoor. Het is al reeds lang geleden, dat mén de mobi- lisatie had En wij hebben al gelegen, ja in dorp en in stad. Ja ieder moest afscheid nemen, van bet gehcele huiselijk loven, Ja, ook van vrouw en kinderen, die om ons zaten te beven. Een ieder vindt pleizier, zoowel in 'dorp als sta dj Ja ook zeker, in het frisscho bad. En met het tirailleeron langs borg en dal, Ja, dan maken wij dikwijls, een pleizicrigen aanval. Zoo brengen wij onzen diensttijd steeds gezellig door, Ja, treuren doen wij nimmer, al komt er iets moeieüjks voor. Ja, wij als soldaten, van ons dierbaar Neder land, Wij sluiten steeds getrouw onzen Broeder band. En is onzen tijd gekomen, dat wij weer met verlof mogen gaan, Dan zijn wij allen blijde, en zingen uit aller naam. Wij komen weer bij onze vrienden, en wij maken veel pleizier. En wij drinken steeds samen oen lekker potje bier. Milicien J. v. Stiphout, Z B. IK. 2 R. Infanterie 3do Divisie, 'Jongens van Limburg! (Van korp. Ch. Janssen.) Wij strijden hand aan hand Als do vijand ons wil genaken Wij I/imburgsche soldaten, Voor ons dierbaar vaderland Voor onze Koninginno Die ons land zoo wijs regeert, Die wij allemaal beminnen Eu door ons wordt geëerd. Refrein. Limburg overal bekend Van oost tot in 't west, Zal nimmer ten aeht'ren staan Maar immer doen zijn best. Wij wijden onze krachten, Als 't onze vrijheid geldt, Als eens ons land en rechten Door vreemden wordt gekneld. Voor land en Koninginno En voor het vorstlijk huis, Strijden wij eens van zinue .Geen enk'le blijft er thuis 1 R o f rei n. Limburg overal bekend Van zuid tot in 't noord Zal nimmer ten acht're staan Maar doen zoo als het hoort. O Neerland, ook mijn vaderland, U blijven wij steeds trouw, Lief en leed willen wij deelen 't Zij in vreugd of in rouw. Mocht gij in nood verkeeren, Wij zijn altijd gereed, Wij zullen hen dan loeren Die er ooit kwaad aan deed, R ef rein. Limburg overal bekend Door heel 't vaderland, Zal toonen dat -t mannen heeft Die strijden hand aan hand. CH. JANSSEN, korp. 3, III, 13, R. I. Croeten. (Van 'dc-n huz. L. E. Walop) Geachte Redactie! Eisch ik te veel, Als ik beleefd verzoek, Om in den een of anderen hoek Van uw veelgelezen courant, Mijn groet te mogen brengen Aan uit mijn diensttijd mij bekende verdedi gers van het vaderland. Zou dat mogen! Kan de geachte Redactie dit gedoogen! Of moet ik nog andere formaliteiten ver vullen, Zoodoende gaf do landgraaf den uitvin der een plechtig attest, waarin met „vorste lijk ware" woorden verzekerd werd, dat het toestel op geenerlei kunstmatige wijze, niet dooj vecren en niet door mensóhenhanden in beweging gebracht werd, maar geheel uit eigen kracht bewoog. Hierdoor steeg de roem van Orffyreus nog meer, en materieel voer hij er wel bij. De landgraaf had hem rijke geschenken gege ven. Een Engelscbman wilde het toestel voor een groot" bedrag koopen, maar dat- wilde Orffyreus niet. Ook Tsaar Peter de Groot® ging belang stellen in de machine, en wilde haar door deskundigen laten onderzoeken. Hiervan meest echter Orffyreus niets hebben. Het was hem n.l. gelukt de inwendige deelen van het apparaat verborgen te houden. Nie mand wilde hij zeggen, hoe het toestel in elkaar zat. Zoo zon de roem van Orffyreus wellicht nog grooter geworden zijn. Maar alles bleekbedrog. Door een verborgen aan gebrachte transmissie werd het toestel aan gedreven van uit een kamer naast die, waar in de machine opgesteld was. Orffyreus zelf, zijn vrouw, zijn broeder, en de meid draaiden om beurten, en hielden zoodoende de machine soms maanden aan den gang. En wie weet hoe lang dit spel letje had kunnen doorgaan, maar de meid, die twee groschen voor het uur draaien kreeg, vond dit wellicht niet genoeg, en zoo bracht Anna Rosina heb bedrog aan het licht. In het „Handelsblad van 9 September brengt O. d- S. het bericht van een perpe tuum mobile, uitgevonden door een landge noot, machinist De Goede uit Enkhuizen. Dit is niet de eerste Hollander die een eeuwig bewegend toestel gemaakt heeft; v/o moeten terug gaan tot Drebbel (1572 1634), wien veel wonderlijks is toegeschre ven. Zoo bijv. dat hij machines had om donder, bliksem en regen te maken, om eon rivier in een oogenblik uit te drogen, enzoovoort. Zijn perpeluum-mobile wijdde hij san den koning van Engeland, wiens ingenieur hij was. Eigenlijk was het toestel een planetarium. Het bestond uit een bol, die de aarde moest Eer mijn dienstvrienden die groeten lezen zullen.? Ik herinner mij zoo graag die tijden, "\Y aarop ik met hen met het escadron ging uit rijden, Waarin wij in een grooten kring geschaard, To jassen stonden (velen van hen, ook ik, toen nog zonder snor of baard), Dio tijden, Waarin wij na het rijden, Den stal in gingen, En onder vroolijk zingen, Ons harnackement, zoowel zadel als zaclel- ringen uil geworden door het rijden, "V an het hen bedekkende stof gingen be- vrijden. Dio tijden, waarin bij het fourageeren voor onze paarden, De gedachte aan onze huzarensoep met kom mies ons reeds deed likkebaarden, Die tijden, waarin wij ter manoeuvre togen, En op talrijke op den vijand behaalde over winningen konden bogen. Geachte Redactie, Staat'mij toe, om hun met wie ik dit mocht beleven, Door Uwe Courant mijn groeten te doen geven. En ziehier, hoe mijne groeten Voor hen. volgens mij wel wezen moeten. Waarde Vrinden, Die ik onder de lezers van do Soldaten Courant ie rug zal vinden, Ik hoop, dat in jullie mobilisatie-verblijven, De opgewektheid, die je als milicien bezielde, de verveling zal verdrijven. Dat het hier te lande heersciicnd vrede lievend streven, Jullie hoop op betere tijden zal doen geven. Dat al mogen vele zorgen je thans drukken Jg veerkracht als man of huisvader te breken", dat dit iemand en wat ook nooit zal gelukken. Dit is het wat ik wil wenschen Aan do mij bekende jonge mensclien, Die met mij dienden in het le Esk. 4e Peloton, Waar men onder den WelEd. Gestr. Heer Luitenant Gelderman zoo gezellig dienen kon; Waar dk onder oprechte vrinden nog de hoeren Opperwacht Mrs. Bayens, Slinger land en Fourier Maas laon vinden Waar dé Heeren Wachtmeesters Musici Mij verhalen deden over hun zeer vele ma noeuvres met kapelmeester die en die, De musici die ik nooit zal Tergeten, den heer adjudant de Goede, Wachtmr. Hoop man, Kareis Mulder, mdenhoven, En haal ik mijn hersens nog eens goed on derste hoven Wachtmr. Ratsma, Bakker en Cohen, ja ik weet zeker dat ik er nog vergeten ben. Bovengenoemde Heeren Willen mijn groeten misschien ook wel accep- tceren En zoo langzamerhand aan het eind van mijn schrijven, Ook u. die ik niet het eerste noemde, maar zeker in mijn herinnering niet achter blijven, Ook u, Wachtmeesters Vogel en Kopp Ook u het beste en vele groeten van de in ■uwe sectie dienende Walop; En u, Heer Wachtmr. Bremmer Mijn groeten aan u, zij dienen hier als des dichters remmer, Maar helaas het moet zoo zijn Ook jij gegroet vriend Poppezijn En omdat ik waardiger slot niet vinden kan, Het allerbeste voor mijn vriend en slapie, den korporaal G. Doeleman. L. E. WALOP, Milicien 3e Reg. Huzaren, le Eskadron. Droeve werkelijkheid. (Van gren. L. Ligtbarfc Schenk.)' Ik boord' als in drpom een kanonncngebulder, Ik zag met ontzetting het Vrees'lijko wonder. CranDiall nioU. .orilijto" Oïl Wcb.i»i ïaxICCU, Den dood met zich voerend en schrik om zich heen. Ik zag jonge mannen. friscK, blozende krachten Die 'fc vuur van den vijand als kinderspel achttbn. Door het vreeslijke lood zwaar gewond vallen neer, 'k Meen, 'k hoorde de klacht eener moeder: keer weer Daar een vreemdsoortig snorren, een gierend geluid. Een zwevend gewrocht wierp gasbommen uit. De verstikkende lucht benam velen heb leven, En 'k zag.weer iets verder het moordtuig kalm zweven. 'k Zag vaders hun kind'ren droef drukkend de hand. Met weemoed verlatend hun dierbaarste pand. En schreiende vrouwen met lijdend gezicht, Op hun arm soms een kraaiend, vroolijk druk snappend wicht. En denkend kreeg ik een zwaarmoedig gevoel, voorstellendaaromheen een rond glazen at met water, dat dé beweging van eb en vloed weergaf en boven de aarde een klei nere bol die de maan voorstelde. Het toe stel gaf dag, maand en jaar aan en bleef in eeuwige beweging door de werking van vuur, dat het werkzaamste en machtigste -van alle elementen is. Tenminote zoo zeide Dreb bel. Vermoedelijk echter werd het aan gedreven door een veer. Uit de 17e eeuw dateert ook nog eên magnetisch perpetuum- mobile. Men vindt het afgebeeld in fig. 5.; Op een zuil ligt een magnetische kogel A". Tegen de zuil staat een heliend vlak B, waarop een klein ijzeren bolletje C ligt. Dit wordt natuurlijk door de magneet aange-. trokken, klimt dus tegen het hellend vlak op, tot het bij het gat D komt, waar het door valt. Dan rolt het door de goot E naar beneden en komt zoodoende weer voor het hellende vlak, wordt opnieuw op getrokken, enz. Van de uitvindingen uit den lateren tijd moeten wij in de eerste plaats noemen het toestel van Sir William Congreve, die o.a. bekend geworden is als uitvinder van een mcerkleurenprocédé. Oppervlaldrig be schouwd lijkt' do constructie, die we in Fig 6 afbeelden, welgeslaagd- Het bestaat uit drie draaibare rollen, die op de hoekpunten van een reohthoekigen driehoek geplaatst zijn, op de wijze zooals de figuur dit weergeeft. Ora de rollen is een band zonder eind gelegd, die bestaat uit aan elkaar geregen sponsen. Om dezen band met sponzen is Ik kon 't niet begrijpen, wat was toch het doel Waarvoor toch do aardo te drenken van bloed, Was 't vroeger niet beter, is vrede niet goed? O, vrees'lijko oorlog, verdwijn van decz' aard, Gij vorst der verschrikking dio 't loven be zwaart, Dan komt in uw plaats dat, waar alles om zucht, De vrede op aard en de vree in de lucht. J. LIGTHART SCHENK, Hellevoetsluis. In de loopgraaf. (Van mil. N. Pavias.) Zij graven gerangschikt in lange rij', Zij graven geduldig zij aan zij. De nacht begunstigt het trage werk, En houdt ze in zijn schuts, dat do dag het niet merk' Zij graven gestadig, zonder één woord, Hun zweet stolt paailen, zij graven voort. Reeds was 't een bedding, het werd een gang, Zij graven koortsachtig, uren lang. Nu is 't een gracht, een diepe vaart, Als de eerste van hen den ochtend ontwaart. De dag staat grijs, in de grijze lucht, Zij zijn in do diepte der loopgraaf gevlucht. Nog graven zij dieper, zonder geluid, Als groeven zij 't hart der aarde uit. Het merg van den grond is niet mak, niet mul, Maar de aarde is zoo moederlijk goed en gul. Zij neemt ze aan haar boezem, zij fluistert ze in 't oor, Hij sterft niet, die 't leven met eere verloor. En de strijd vangt aan met 't dag-begin, Zij groeven zich in hun graven in. N. PAVIAS, 6e Reg. 8e Bat. 4o Comp., Oolcgensplaat. „Ach mcftSch, dat mag je niet doen." (Van mil. korp. B. Kruyff.) Men bedenkt de nieuwste dingen, Voor vooruitgang in den verlichten tijd, Mij laten ons thans niet meer dwingen, Door die ouderwetsche narighfeid Wij gaan steeds mot de nieuwtjes mede, Je laat het niet om je fatsoen, En ben je tegen die wetten in... Ach mensen, dat mag je niet docni Je kleedt je naar de laatste mode, Alles „ajour", tot je kousen toe, Zelfs onze geachte kranige militairen, Zijn die gekheden nog niet moe; Kijken ze met loerende blikken, Naar do meisjes doorzichtig in 't groen, Maar dan komt er een die schreeuwt hen toe: „Ach mensch, dat mag je niet doenl"- Ach! hoe zwaar drukt niet de corlog, Op handel en op nijverheid, Menigeen fluit naar zijn centen, Doch het is voor onzo veiligheid; Of je nu zanikt, hoe of je cok moppert, Jo lijdt nu honger met fatsoen, Houw je eerbiedig je handje op..., Ach menech, dat mag je niet doen! De suffragettes in t schoono Engeland, Strijdend togen, den stoeren man, Tartend en schreeuwend als razenden, Leek het wel een gekke span; „Kiss my good-by" zoo zingen zij nu droevig, ,,Kus mij vaarwel, geef mij een zoen", Maar Duitschland fluistert die schonen in... „Ach mensch, dat mag jo niet doen!" Er gebeuren veel gekke dingen lil ons kleine Nederland, Je weet niet wat je moet beginnen, Wanneer komen wij toch uit den brand? Stuur je een brief naar 't verre buiten, Naar je lief, o heerlijk visioen, De,.censuur" steekt haar nous er in Ach mensch dat mogen zij wel doen! "TT, Een en ander uit Zulddorpa, (Van mil. P. Maljaars.) Ik wil u mijnheer de Redacteur thans eerst ibeleefd een plaatsje vragen, Voor de regels, dio iiier volgen aan uw zorg thans opgediagen. Ik las uit verschillende oorden van ons land Gedichten en verhalen, in de „Soldatencou- rgnt. En zou daarom ook wel eens willen hooren laten Dat ook hier in Zuïddorpe liggen soldaten Het is een gemeentje in Zeeuwsch West Vlaanderen gelegen Een dorpje klein maar durft op te wogen. Aangaando 't yerraaak voor de militairen alhier Is er menig greoter dorp waar is minder ver tier. Drie hulpkazernes alhier waarin wij zijn gelegen Een militair tehuis al lang, een can tine pas gekregen Waarin piano-, gramophoon- en orgelmuziek, weer een band gelegd, bestaande uit aan elkaar geregen, gewichten. Het toestel is gedeeltelijk in water geplaatst. Op de linkerzijde hangen de gewichten vrij naar beneden en drukken niet op de sponsen. Deze kunnen zich dus vol water zuigen. Op de bypothenuee kan dit niet. Hier drukken de gewichten op de sponsen, zoodat er geen water in kan dringen, of wel, reeds opgezogen water wordt er weer uitgeperst. Aan het vertikale been werkt dus de kracht van de gewichten en de met water volgezogen sponsenop de schuine zijde werken alleen do gewichten met de droge sponsen. Het totale gewicht aan bet vertikale been wordt dus grooter dan aan de schuine zijde en zoodoende gaat de band draaien in de richting van de pijl. Het toestel is gepa tenteerd, maar practiscb uitvoerbaar i6 het natuurlijk evenmin als andere constructies. Van nog recenteren datum is bet toestel afgebeeld in fig. 7 en 7a. Het bestaat uit een aantal cylinders (a) die aan ©en ketting zonder eind verbonden zijn, en over leidrol- len loopen. In eiken cylinder bevindt zich weer een binnen-cylinder C. Deze cylinders C zitten aan assen D, die voorzien zijn van link- schen en rechtschen draad. Op de assen D zijn tandraderen E aan gebracht, die bovenaan loopen over de landreep F, en onderaan over "de tandreep G. Daardoor gaan de assen D draaien, en Ook enkele militairen in bespelen zeer kwiek; En dan het fanfare niet groot maar toch goed' Dio 6peelt ook de marschen zooals 't wezen moet Nu zijn thans hier tweo sportdemonstraties gehouden t Geen belangstelling wékte door jongen en ouden Op Zondag den laatsten van de maand verleden vertoonden zich hier nog al feestelijkheden; Iets dat op een rustdag niet mag zijn geprezen Zulke feest behoort toch op geen Zondag te wezen Maar ook op den laatsten der maand vierden wij Ter berinnering van haar Majesteits verjaar- dag zeer blij Een sportfeest opgeluisterd door ons fanfare muziek Bij 't hardloopen, hoog- en ver-springen was ook menigeen kwiek. Die lust had die kon ook met twee zakjes vol zand Zoo vlug mogelijk loopen een'tachtig meter stand; Voethallen en ook het honkbalspel Bij mannen van sport toch bekend zeker wel, Touwtrekken, ringsteken en keukenwedstrijd, Militaire oefeningen, alles kwam op zijn tijd. En ook nog een loopbaan met bindernissen Waarbij wel de handigheid 't lot deed be slissen. Zoo is er voor ons militairen alhier In deez' droeven tijd soms ook nog wel pleizier. Zuiddorpe. P. M. De Mobilisatie en Vrede. (Van serg. W. A. van Driel). De wimpers peinzend neer, zit z'aan de ster venssponde, En 't brekend oog staart haar nog vragend aan. Manmoedig draagt hij 't lot, tor, in de laarste stonde, Ook zij berustal is haar eenige hoop vergaan. Bevend brengt hij hare hand nog aan zijn dorre lippen, In stille smart drukt ze 'n afscheidkus op 't hoofd. Langzaam hoort zij zijn laatsten ademtocht ontglippen, In 't doodsbel ligt hij thans! Het levenslicht uitgedoofd Straks, als de doodsklok beiert, wordt hij ten grave, heengedragen, Aan den school der aard', de dapp're krijger toevertrouwd, 't Wreede van den krijg, doet aan dit pas ge dolven gral" van zich gewagen, In allen afschuw wordt daar weder 5t oorlogs wee aanschouwd. En „vrede" „vrede" is 't, waarop zich aller hope bouwt. Een staf en steun in *'t leven, is barer zijde ontrukt, Nu draagt ze alleen de zorg, die haar te zwa: toch drukt. Vrouwe- vervuld is zijn roeping! Uw offer ge plengd Richt 't oog dan op Hem, die hulpe u brengt! Eenen Aardschen Vader moest ge om des krijgs wil derven. De bede tot Hem dan, gij weduw' die klaagt, En de Hemolséhe Vader is 't, die op zijn vleu gelen u draagt. Amersfoort. W. A". VAN DRIEL, sergeant. Landstormlied. (Van mil. G. Jansen)'. Waar hoor je tegenwoordig wel het meest van praten 't Is over den duren tijd en over de soldaten; Over de landstormwet, die eindelijk is gekomen, Waarover de Tweede Kamer niet lang heeft zitten hoornen. Refrein. fior-rjcWm. -V- 1ipt. reis Een ieder ziet in, hoe goed die is. Leve onze Koningin 't Oranjeband, Leve ons dierbaar Nederland! De landweer moet naar huis, 't begint hen te vervelen; Wo moeten in dozen tijd lief en leed maar deelen. Ga gorust haar huis toe, naar je dierbre ge trouwen Jelui hebt niets te vreezen, je kunt op ons vertrouwen. Refrein. Leve de landstorm, die is lang niet mis, Een ieder zal weten wat landstorm is; We zweren elkaar tromp hand aan hand ■Lev© ons dierbaar Nederland! Maar hier binnen komen, dat zullen ze wel laten, Want reken daar wel op,we houden ze in de gaten. En mocht het soms gebeuren, dan sturen we we in een draf Ons jonge grijze leger en de landstorm er op af. Refrein. Leve de landstorm, die is lang niet mis, Een ieder ziet in, hoe goed die is. Leve b ons de vriendenband, Leve ons dierbaar Vaderland. G. JANSEN, 3/1 Jagers, De Gulden van Gerrit. (Van mil. George P. Hijlkema). Op kamer vier was de orde verstoord. Mat voorgevallen was, was iets ongehoord; Dat Gerrit voor een gulden de wacht overnam, as iets, waar men niet licht overheen kwam. Yoor alles had kamer vier vast tarief, Dat stond beschreven in het archief, En wie buiten dezo regeling trad, Had het verbeurd, dat is nog al glad. Zoo iets uu was met Gerrit het geval. Geplaagd en gesard werd hij overal, Om op Zondag de wacht voor een gulen te do»n, Men vond hem gemeen, ja, zonder fatsoen. Gerrit hep nijdig, keek niemand haast aan En bromde; Voor drié kwartjes had ik 'took i- nog gedaan, t Hostte me moeite om Pieters te bepraten, Om mij voor een gulden do wacht te laten, En bovendien, naar huis had ik toch niet gegaan Dus wat ik deed, gaat niemand hier aaiTl Zeg, Gerrit, ik zou nu maar bedaren, Zondag neem je mijn wacht voor 2 sigaren. Hé, Gernt, doe me ook een plezier, Neem mijn wacht ook voor een glaasje bier. Zoo ging 't nog geruimen tijd voort, Tot het sein verzamelen werd gehoord; Toen Gerrit den volgenden dag zijn wacht had t f -w gedaan, Is hij met 24 uur naar Makkum gegaan Bij zijn terugkomst was iedereen weer gewoon, Men heette hem welkom, bij monde van Toon' Een paar dagen later voor Gerrit een telegram' Ol ie direkt naar Makkum toe kwam, Gerrit ging op slag om verlof bij den kaptein, De kameraads spraken: Mrat zou er zijn? Toen Gerrit drie dagen later nog niet verscheen, Ging men eens hooren, of ie kwam ja of neen. De majoor sprak: Ja, z'n narigheid is groot! Z n eenigst kind, z'n dochter is dood; En nu heeft ie, dat is nog al glad. Een paar dagen verlof erbij nog gehad. Vijf dagen later kwam Gerrit weerom, Men trachtte hem te troosten, men c'eed waü men kon, sprak Gerrit, ze twerd al zoo groot, Nu is zij weg, mijn 'lieveling is dood X erleden week Maandag was zij juist vijf jaar, Ik bracht voor haar mee'een pop met echt haar, Dat was van dien gulden, al wat ik bizat, Maar Jezus, ik heb er geen spijt van gehad, M"at was Annie dankbaar, wat was zij blij, En nu i nu is alles voorbij. Do rust op de kamer werd dien dag nietj - verstoord, En menige snik werd van Gerrit gehoerd, Men kwam tot besef, wat men Gerrit had t-, misdaan. En nooit is kamer 4 zoo kalm den nacht ingegaan GEORGE P. HIJLKEMA, b/d. M. C. R. K. Trouw Nederland. (Van sergt. J. H. Terpstra.) Neerland riep zijn fiere zonen, Naar de grens, van huis en goed, Om to waken voor zijn rechten, Feil hun fier soldatenbloed. Nauw geroepen, reeds gekomen, Sterk door trouw en liefdeband Snelt de bloem van Hollands Jongens, Ter bescherming van ons land. Wat gebeure, wat ons dreige, Onze leeuw is fier en sterk, Voor ons land en zijn Vorstinne Staan wo pal met moedig hart. God behoede 't trouwe Neerland Voor den rampspoed van den krijg, Laat geen vreemd'ling toch probeeren, Voor het land en zijn regeering, Geven wij ons goed en bloed, Wij zijn zonen, fier en krachtig, IJzersterk, van God behoed. Voor 't behouden van den vrede, Zijn de wapens opgevat, Maar de stoorder onzer ruste, Boet met dood den snooden stap., Liever sterven, 't land ten zego, Dan onze vaan in vreemde hand, Liever 't dierbaarst blij geofferd," Dan de vijand in ons land. Wij behooren slechts Oranje, Neerlandonzo trouw zij pand, Klopt nog ééne fiere boezem, Blijven zal ons Nederland. Geef, o God, behoud des vredes, Onzo Vorstin en heur rijk, 't Roemvol land van liefdedaden, Aller Belgen veil'go wijk. Laat ons vredig huiswaarts keeren, Fier zooals wij zijn gegaan, Laat ons steeds, echt Hollands zonen, Naast ons fiere Vorstin staan. J. fi. T. F; ii wel zoodanig, dat, als zij over de tandreep F gaan, de binneucylinders naar links bewo gen werden, dus in de buitencylinders ge drukt werden. Door de tandreep G krijgen de assen D juist een tegenovergestelde be weging, zoodat de binneucylinders dan naar recht© bewogen worden en uit de buitency linders a getrokken worden. Op den linkerkant van onze fig. 7 vindt de opstuwende kracht van het water slechts .het volume van de cylinders a, aan den rechterkant daarentegen het volume van de cylinders a en dat van den cylinder B. De opstuwende kracht is rechts dus groo ter dan links en zoo gaat de ketting in de richting van de pijl draaien. Een op hetzelfde principe berustend toe stel, dat echter nog eenvoudiger is, ziet men in fig. 8. Het bestaat uit een cylinder A. die zich gedeeltelijk bevindt in den bak B. gedeel telijk er buiten. De bak B is gevuld met water. De linkerhelft van de cylinder is dus lichter dan de rechter helft, zoodat de cy linder continu gaat draaien. In de patentliteratuur zijn nog tal van dergelijke eeuwigstilstaande toestel len te vinden. En men vraagt zich af: hoe komen de uitvinders er toe hun vindingen te publi- ceeren en hoe komt het, dat ze zóó over tuigd zijn van hun zaak, dat zc zelfs geld weggooien aan patenten en dergelijke? Heb ben zij hun toestellen dan nooit beproefd? Blijkbaar zijn de perpetuifm mobile-uitvin ders menschen van een bijzonder soort, dio zoo bolieerscht worden door een idee, dat zij niet meer om feiten.geven. Dit kan voorkomen, maar onbegrijpelijk is, dat een dergelijke feiten-blindheid zich overplant op een heele groep van personen, met een hoogleeraar in bet midden. Dit is gebeurd, toen in 1858 in Londen opgericht werd een maatschappij tot exploitatie van de zelfbewegende machines van den inge nieur Predavalle. De maatschappij zou werken met een ka pitaal van anderhalf millioen pond ster- I ling Gelukkig voor de aandeelhouders is do onderneming niet doorgezet. E. C. SUTHEUL/

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1915 | | pagina 6