Zondag 22 Augustus 1915 Orgaan voor Leger en Vloot. Oorlogsnieuws. la.m Onder redactie van D. MANASSEN. Nederland is Nederlandschgezind. JclMinsker, feed u bij uw leest". Do tssstsnd in den reuzenstrfid. TWEEDE JAARGANG. DE SOLDATENCOURANT '•vrrrriïi ADRES DER REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTRAAT 10, AMSTERDAM, TELEFOON Z. 1968. DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER ■WEER. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-MILITAI REN .3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. Voor Advertenliën wendo men zich tot het Alf;. Advertentie-Bureau BOUMA A Co Heerengracht 226 Amsterdam, tot do Drukkerij .Jacob van Campen- N.Z. Voo.-huri'wai 284-240 (Keizerrijk 9) Amsterdam of lot onze Administratie. Palestrinastraat 10 Amsterdam. Prijs der Advertentie per regel 80 cent. Bij abonnement reductie Een Duitsch soldaat is door de Russen gevangen genomen en wordt door een officier ondervraagd. Het plaatje ia ontleend aan een Engelsch tijdschrift en' 't bij schrift ook. Het zal dus wel waar zijn. Welnu, dit bijschrift vertelt, dat de Duitscher, zelfs als gevangene, nog zooveel mogelijk zijn best deed om zijn vaderland nuttig te zijn. Hy behoorde tot de velen, die zoowel aan het Wester- als het Oosterfront hebben gestreden en hij vertelt nu aan de Russen, die om hem heen staan, van den strijd «an 't Westerfront, hoe de Duitschers daar dapper vechten en er overwinningen behalen en hoe al de pogingen der geallieerden om zijn landgenooten terug te dringen, vruchteloos zijn. Hij zal wel overdrijven, maar een hinken kerel moet men hem toch noemen. NIEDEDEELIBMG. Losse exemplaren van „De Soldatencourant", ter aanvulling van verzamelingen, worden door ons dadelijk na aanvrage franco toegezonden. Bij de aanvraag moet voor elk verlangd exem plaar 1 cent aan postzegels worden Ingesloten. De nummers 11 en 74 zijn uitverkocht, zoo dat wij geen volledige oplagen of volledige esperanto-cursussen mo8r verzenden kunnen. In dit verband verzenden wij de nog aanwezige exemplaren van den geheelon eersten jaargang voor slechts tna toezending van post zegels. Deze prijzen gelden UITSLUITEND voor militairen bij verzending aan hun militaire adressen. Burgers betalen hot driedubbele. Irt het ,,BerI. Tageblatt" treffen wij een artikel aan van den Amsterdamschen cor respondent Paul Raché, waarin zeer juiste opmerkingen worden gemaakt. De woorden: „Nederland is Nederlandsch gezind", zoo vangt heb aan, kunnen het (Episode uit hot loven van een ambachtsman) Naar het Hoog duitsch. Doer LodewIJk Oostendorp 4. 2 15 R. I. (Slot.) III. Toen hij op straat was, en voor den eer sten winkel stond, om zijn waren te pre senteeren, viel heb hem in, dat de winke lier eon bekende van hem was. Dat was hem minder aangenaam, want dat zou maar aanleiding geven tot lange ophelderingen, waarom hij het kleermaken op zij had ge zet en dergelijke meer. Rn dat wilde hij liefst vooralsnog vermijden. Dezelfde ge dachte was oorzaak, dat hij verschillende bekenden op zijn morgenwandeling ont week. (Misschien was bij hem ook wel de gedachte opgekomen, dab zij zich niet wei nig vroolijk zouden gemaakt hebben over den '^eermaker-commis-voyageur. Daarom bezocht hij eerst een ver afgele- fen stadswijk. Gelukte het hem daar te ver- oopen, dan zou hij bij zijn kennissen op den goeden uitslag wijzen, en do spotters konden op hun neus kijken. Maar ook daar, waar hij zeker wa6, geen bekenden te tref fen, viel het hem zwaar binnen te treden. De zaak was zoo nieuw, zoo gansch vreemd voor hem. Eindelijk vatte hij moed en trad den eersten best'en winkel binnen. Achter de toonbank stond een groote, zwaarlijvige vrouw, die hem met vorschende blikken aanstaarde. ,,Mijn naam is Knipschaar, vertegen woordiger van het huis Kamp en Co. te Hamburg. Ik ben zoo vrij te komen hooren of ge niets noodig hebt. hetzij in koffie, thee, rijst, sago, conserven of- sigaren?" Met horten en stóoten kwam de zoo goed van buiten geleerde zin over Knipschaars lippen. De toegesproken© spalkte oogen en mond wijd open. Onze reiziger futselde om de panze, die volgde aan te vullen, met de slui ting van zijn koffer. Eindelijk was de win kelierster gereed om met haar antwoord los te donderen: eerste oogenblik een slechte grap of -min stens onnoodig schijnen. Maar dan toch alleen in het eerste oogenblik. Het is raad zaam, dat wij in Duitschland Nederland zien zooals hét werkelijk is en zooals het zelf wenscht te worden gaaien en niet zoo als menigeen sinds twintig jaren gewoon is het te zien door een bedriegelijken bril. Dat is zoowel in ons belang als in dat van Nederland. Maar al te vaak houdt men bij de beoordeeling van Nederland en de Nederlanders nog vast aan de oude leuze, die zoo van harte goed gemeend as, dat velen zich erover verbazen als men ze in Nederland koel en met wantrouwen aan hoort. Die lenze van het,,stam verwante" kleine Holland, met zijn eigenlijk Duib- sobe" taal, dat au fond zoo goed als Duitscb voelt en met al zijn opvattingen naar Duitschland neigt, den grooten broer, bij wien het graag bescherming en steun zoekt deze leuze van meer pkantastiscli aan gelegde dan ter. zake kundige politipi moet nu eindelijk eens als afgedaan worden beschouwdMen kan de Duitsch© zaak hier in Nederland geen grooter kwaad doen dan „Jij, kerel, jij, een reiziger, jullie volk is er maar op uit, om de lui te laten be stellen; allerlei lieve woorden hebt je veil, om ons je waren aan te smeren. Je laat mooie waren zien, en wat jullie stuurt, is niets anders dan on tuig. uitschot: en als wij menschen niet willen betalen, dan zen den zij ons den deurwaarder op den hals? Hoor eens hier, man Iriep de vrouw met beide handen gesticuleerende, „je kunt ophoepelen, 7net zulk een dievenpak, met- zulk een afzettersboel houden we ons niet op." En daar zij aanstalten maakte, alsof zij over de toonbank wilde klimmen, vond Knipschaar het raadzaam, zijn koffer te sluiten en den winkel te verlaten. Eerst op eenigen afstand van he.t huis met de onvriendelijke winkeljuffrouw maakte Knipschaar hg.lt. Door deze begroeting bij zijn eerste debuut als handelsreiziger, was hij den kluts kwijt. Niet onhoorbaar zuchtte hij in zich zeiven, dat hij gansch verkeerd had gedaan in zoö'n winkeltje zijn waren to presenteeren, en maakte het onherroe pelijk besluit zich niet meer met zoo'n minne lui af te geven. Hij doorliep. Ver schillende straten,, eer hij van zijne ontstel tenis door deze ontmoeting veroorzaakt, bekomen en bedaard genoeg was, om elders zijn geluk te beproeven. Twee groot© spiegelruiten waarachter balen koffie, kisten met allerlei vruchten, .in blauw papier gehulde suilcerbrooden op elkander gestapeld lagen, noodigden hem uit een tweede proef in zijn nieuw beroep te nemen. Na zich zei ven moed te hebben ingesproken, trad hij binnen en vroeg aan een der vele bedienden naar den heer des huizes. „Wien moet ik aandienen?" Knipschaar van het huis Kamp en Co. te Hamburg"- volgde met zekere overijling. „Dan za] het overbodig zijn, want wij betrekken alles uit cle eerste band," „Als ik u verzoeken mag, zeg aan mijn heer, dat wij buitengewoon voordeclige aan biedingen hebben in koffie, thee, enz." be merkte Knipselaar, innerlijk zeer tevreden over zijn goed antwoord. Het scheen, dat de chef van het handelshuis de laatste woor den Hollander steeds opnieuw, zooals tegen woordig dagelijks geschiedt, voor te hou den dat hij „eigenlijk bij ons hoort." Wij zullen, zoo vervolgt de correspondent, eerst dan tot Nederland in een betere verhouding komen en Nederland zal ons eerst dan vrijer en vlotter naderen, wanneer wij ons eraan gewennen meer dan tot dusverre den Nederlander als zoodanig te zien en te be handelen en niet als een Nederduitscher. Dat zal ons misschien niet gemakkelijk vallen, maar het is noodig, aangezien het uit politiek oogpuDt de aangewezen weg is. Vervolgens waarschuwt de schrijver zijn landgenooten op hun woorden te passen. Wat in Duitsche ooren aangenaam klinkt, doet dit niet in Nederlandsche ooren. Juist in dezen tijd, schrijft hij, waarin ons nationaliteitsgevoel zoo sterk ontwikkeld is, moeten wij grooten eerbied hebben voor het nationaliteitsgevoel van anderen. Zeker, Nederland i6 niet Engelsch-, en evenmin Franschgezind. Maar het is ook niet Duitschgezind. Nederland is slechts Neder landschgezind en dat in hart en nieren. Men moet den Nederlander kennen met zijn vastgewortelden trots op zijn grootech verleden en zijn beschaving; men moet weten hoe sterk ook thans nog zijn nationaal zelfbewustzijn is ontwikkeld, om in te zien, dat hij niets anders is en ook niets anders zijn wil dan Nederlander. Juist omdat Nederland geen rol meer speelt in de wereldpolitiek, is hij spoediger geraakt wan neer men hem onzacht eraan herinnert, dat de wereld veranderd is. Wij moeten, willen wij meer vertrouwelijke betrekkingen doen ontstaan, elkaar beter leeren kennen, schrijft de heer Raché ver der. Wij Nederland en Nederland ons. Het moet zich eraan gewennen ons einde lijk te zien zooals wij zijn, terwijl het zich moet bevrijden van een dwaze annexat-ie- vroes en de toegestoken hand met vertrou wen moet aannemen. Wij hebben steeds hartelijker gevoeld voor den Hollander dan deze voor ons. Het is misschien. van- pas te herinneren aan de Duitsche geestdrift voor de Boeren tijdens hun onafhankelijkheids oorlog. Wij hebben toen n.b. zeer tot verwondering van de Nederlanders de zaak der Boeren tot de onze gemaakt en hebben met de grootste sympathie den strijd van generaal Botha gevolgd, van den- zelfdén Botha, die zich thans door Boeren en Engelschen laat huldigen als de verove raar van Duitsch Z. W. De oorlog heeft ons veel geleerd en heeft ons in het bijzon der getoond hoe ver wij met onze gevoels- politiek gekomen zijn. I)eze erkenning is misschien ook voor onze toekomstige verhou ding tot Nederland niet geheel zónder nut. Dan wijst de schrijver erop, dat zijn landgenooten de teleurstelling over de hou ding van Nederland in dezen oorlog ook te d .nken hebben aan hun onvoldoende ken nis van hetgeen in Nederland leeft. Hol land is, schrijft hij, wat de massa aangaat, niet Duitschgezind, zooals het ook nooit en dat wordt steeds weder in Duitschland vergeten uitgesproken Duitschgezind is geweest. Ik kan slechts herhalen de Neder lander gevoelt veel te veel uitsluitend Neder landsch om met zijn sjunpa-thieen en anti pathieën naar deze of gene zijde over te hellen. Volkomen terecht merkt de corres pondent op, dat men werkelijk geen diepere beteekenis eraan moet hechten als de Hol- landsche straatjongens „Tipperary" op de draaiorgels meefluiten. Tenslotte zegt hij, na de correcte houding in alle opzichten van het Nederlandsche volk en de Nederlandsche regeeiing recht te hebben laten wedervaren: den van het gesprek gehoord had, want hij opende de deur t-usschen den winkel en het kantoor en met een„Als ik mijnheer ver zoeken mag", noodigde hij de reiziger uit-, binnen te treden. „Knipschaar van het huis Kamp en Co., te Ham buig". Zich met deze woorden voor gesteld hebbende begon hij uit te pakken. „Good average Santos" tegen f 100 bood hij aan. Een schaterlach was het antwoord van den koopman. Knipschaar werd beurtelings bleek en rood waarover kon de heer zoo lachen? Dat zou Knipschaar weldra duidelijk worden, want de koopman kwam met een beurstijding, die hij hem voorhield, zeg gende „Neen, mijnheer, Santos staat heden ge noteerd 87, van eono noteoring der vorige week believen wij hier niet gediend." Een nieuw gelach, dat geaccompagneerd werd door den spotlach van twee rijen jonge lui, die bij de schrijftafels stonden te werken volgden deze woorden. Knipschaar stond als verpletterd, pakte in der haast in, sloot zijn koffer en vloog meer dan hij liep. Deze tweede teleurstel ling was nog harder om te verkroppen dan de eerste. Dab kwelde onze held geweldigHij ver beeldde zich, dat ieder op zijn gezicht kon lezen, hoezeer hij zbich had bloot, gegeven. Hij spoedde zich om verder te komenver ward kruisten allerlei gedachten elkander in zijn hoofd. Slechts het geroep van een hem ontmoetend heer: „Waarheen toch? Je rent alsof se met de zeep achter u waren1" bracht den teleurgestelden reizi ger tot bezinning. Niets laten merken! was zijn eerste ge dachte. „Ik ben daar bij een klant, onaangenaam ontvangen geworden. Drie maanden gele den, heb ik den vent een nieuw eostuum geleverd, en nu ik om gekl kom, heet het: de heel© boel past niet Door deze leugen trachtte hij zijne verlegenheid te verbergen. Ofschoon Knipschaar anders geenszins de gewoonte had te liegen, zou hij nu de hemel „Oorlogszuchtig is de Nederlander nooit goweest, een eigenlijke „oorlogspartij" be staat in Nederland niet, al werd er wel eens van gesproken. Over de wenschelijkheid van een gewapend ingrijpen door Nederland wordt niet meer gerept. Men bereidt zich vor op de toekomst. In Duitschland acht men het vanzelfsprekend, dat na den oor log toenadering zal ontstaan van Neder land tob Duitschland. In Holland echter is men daarvan nog niet zoo overtuigd, maar men zal zich er aan moeten gewennen Duitschland met ruimeren blik te beschou wen dan tot dusverre. Evenals wij, Duit schers, ons eraan moeten wennen dat kan niet vaak genoeg betoogd worden den Nederlander meer als Nederlander te zien en zijn verlangen en streven zichzelf te willen zijn en blijven te begrijpen." Gereed. Gelijk dc leeuwin, die haar welpen behoedt Kn waakt, als gevaar hen mocht nad'ren. Zoo staat ook ons volk, in zijn man'lijken moed, Op 't Erfgoed der dappere vad'rcn, Gehecht door één hand, die ons allen verbindt, Geleid naar één doel in het leven, Is Nederlands roem, die zijn weerga nauw vindt De roem van zijn kinderen gebleven. „Gereed tot den strijd" is de kracht van den held! De lafaard laat weerloos zich temmen; En huigt zich in ootmoed voor ieder geweld, Dat 't leven voor hem moog' bestemmen. Omhoog onze driekleurde heilige vlag Al spatte er bloed op haar banen! Zij is het symbool, dat ons iederen dag Tot weerbaarheids-macht komt vermanen. Niet roekloos zien wij op het oorlogsgeweld, Dat God voor ons Neerland verhoede! Maar die hier de helden van 't voorgeslacht telt, "Wordt kalm en beraden te moede. Wij kennen do'zinspreuk, het woord onzer hoop, Wij steunen op recht en gelooven, „De Machten der wereld, God slechts richt hun loop!" „Wij worst'len en drijven toch boven!" L. J. EIJDMAN. I (üit het Nieuwsbl. voor cle Hoeksche Waard.) 't Gaat nu om Brest-Litowsk, de sterke binnenlandsche vesting van Rusland, de laatste van den bekenden vierhoek, waarvan Warschau de voorste uitmaakt. Warschau is genomen, Iwangorod nog eerder, en nn is ook de derde Nowo Georgiewsk gevallen. Een nieuwe lauwer voor -de Duitschers. Er valt haast niet aan te twijfelen, of ook Brest-Litowsk zal wel in handen, dei* bondgenooten vallen. In ons vorig over zicht hebben we reeds melding gemaakt van de inneming van Kowno. Dat ook was een overwinning, die meetelt in den hardnekkigen strijd in het Oostenniet minder dan vier honderd kanonnen zijn in handen der Duit schers gevallen, bovendien maakt een later telegram melding van een 4000 krijgsge vangenen, wat niet zoo bijzonder veel is en bewijst, dat het Russische léger zich uit dp handen van den achtervolgenden vijand weet te houden. Maar het verlies der vesting zelf is voor de Russen van veel belang. Niet alleen hebben de Duitschers zich meester gemaakt van een sterke vesting, die hen in den weg stond, maar zij kunnen weet, wat al niet, gelaan hebben om niet erkend te worden als de kleermaker-com- mis-voyageur in koloniale waren. Zijn vriend had gelukkig niets bemerkt-. Hij sloeg Knipschaar voor in een nabijzijnd. café zijn verdriet te gaan afspoelen, het geen deze gretig aannam wijl hij behoefte gevoelde, van de vermoeienissen der werk zaamheden uit te rusten. Stellig hadden ze een uur met praten in liet restaurant doorgebracht, toen de vriend van Knipschaar aanstalten maakte om op te staan. Op straat namen ze met een fermen handdruk afscheid van elkaar. De kleer maker-reiziger was nu weer alleen met zijn monsterpakje en zijn opgedane ondervindin gen. Wat zou hij nu gaan beginnen? Alles wat nu nog van den kleermaker- in hem was overgebleven, verzette zich tegen eene herha ling van zulke tooneolen, als eenen vrijen handwerker onwaardig. Hij dien men na liep om door hem bediend te worden, die nauwelijks de helft op tijd leveren kou, va tv hetgeen men van hem wilde gemaakt hébben, hij zou om een bestelling voor wild vreemde menschen uit Hamburg al bede lend van deur tot- deur trekken Maar dan 'kwam de reiziger weer boven. Alle begin selen zijn moeilijk. Wie laat zich dan ook zoo maar op eens uit het veld slaan? Van lieverlede zal alles zich wel raken. Zoo sprak dat gedeelte van zijn eigen ik, dat zijn plan als reiziger wilde doorzetten- En dit laat':te behaalde de overwinning bij den inwendigen strijd. Diet het vaste besluit zijn veizigers-carrière door te zetten, sloeg Knipschaar den hoek om. Kleiue winkels wilde hij niet meer be zoeken daar begreep men hem toch niet. De groote met heeren-bediening lx>ezem- den hem een zekere vrees in, wijl hij hun concurrent was. Een nette zindelijke uit stalling achter een held-ere winkelruit trok zijn aandacht. Achter de toonbank was een aanminnige blondine bezig 't een. en ander in orde te brengen. Hier wilde hij nogmaals zijn geluk beproeven. In een wip was hij binnen en boog zeer bevallig voor de jonge dame: „Heb ik de eer de eigenares dezer zaak te spreken nu ook de Njemen daar overtrekken en in den rug komen van een deel van het Rus sische leger. De toestand in dit gebied van het oorlogs terrein wordt steeds gunstiger. De Duitsch-Oostenrijksche troepen staan nu reeds op ongeveer 20 i» 30 K.M. van Brest-Litowsk, zoowel in het Noorden en 't Zuiden, als in het Westen: voor de 'Rus3en, die reeds tot aan den vestingordel zijn teruggedrongen, staat dus nu alleen nog den weg open naar het. Oosten, d.w.z, nog verder het binnenland in. Of de Duitschers hen ook nog achte^Brest-Litowsk. in de achterliggende moerassen zullen ver volgen, is de vraag. Voorloopig zullen zij wei hun best doen om de Russen daar te omsingelen, en onmogelijk is dit op het oogenblik niet meer. Doch met Brest- Litowsk beheerschen de bondgenooten ook de voornaamste spoorwegverbindingen en zal het don Russen moeilijk valleD, zelfs als weer do winter komt, ook maar een deel van het verloren terrein te herwinnen. Het is best mogelijk, dat de Duitschers. als zij de sterke vesting aan den Boeg in hun macht hebben, hun krachten verder zullen inspannen in Koerland in 't noorden om zich daar meester te maken van Riga, Wilna, DUnaburg, zoodat de weg naar Peters burg voor hen open ligt, al is dit nog een lange, lange weg. De Duitsche plannen liggen voorloopig nog in het duister, maar het lijkt er wel op, dat zij thans eerst willen 'afrekenen met Rusland en het succes daar zoover mogelijk vervolgen. Dit succes is groot, en men moet zich er steeds opnieuw over verbazen, dat er op de andere fronten zoo weinig geschiedt. Bij zoo ontzaglijke krachtsontwikkeling in 't Oosten, zouden de Duitschers toch wel ver zwakt moeten zijn, zou men zeggen, aan het Westerfront en de Oostenrijkers aan de Ita- liaansche grens en "t moest de Engelschen en Franschen niet moeilijk vallen drukkinguit te oefenen in Noord-Frankrijk en België, en de Italiénen zouden de Oostenrijkers nu juist slagen kunnen toebrengen. Maar er ge beurt niets van belang op die beide fronten. Uit Parijs en Rome komt eiken dag meer dan één communiqué, maar wat zij melden is maar van heel weinig beteekenis. De Dnitschers erkennen, dat de Franschen een klein voordeel hebben behaald in de Vogezen, maar dat is ook allc-s. En eigenaardig zijn ook de stoute tochten van onderzeeërs en luchtschepen naar En geland. Dezer dagen beschoot een Duitsche onderzeeër eenigc kustplaatsen in d.-T-irsche Zee aan Engeland's Oostkust, en hebben weer Zeppelins bommen geworpen op de Oostelijke gruafschappen in Engeland. Dat zij ook boven Londeu hebben gezweefd, wil len de Engelsche berichten niet toegeven, maar het lijkt er wel op. De berichten uit Londen zijn schaarsch en vaag. Er moeten menschen zijn omgekomen en gewond, maar hoeveel is niet geheel duidelijk. Ook ge bouwen ziju beschadigd. De Zeppelins schij nen onbeschadigd teruggekeerd te zijn. QUfTSCHLAND. De Duitsche Rijksdag. Donderdag is de zitting van den Duit- schen Rijksdag geopend. De voorzitter opende haar met een toespraak, waarin' hij wees op de groote successen, met welke het tweede oorlogsjaar voor het Duitsche volk begon. Na hem kwam de rijkskanselier aan het woord. Hij ging in 't kort de geschiedenis van het „voorbijgane jaar na en vervolgde toe n Te midden van de oorlogsverschrikkin „Ja, ik ben mede in de zaak betrokken," was liet ietwat bedeesd antwoord. „Neem mij niet kwalijk, mijn naam is Knipschaar, vertegenwoordiger van het huis Kamp en Co. te Hamburg, ik wilde vra gen of er iets noodig was van koffie, thee, rijst, sigaren, enz." ,,'b Spijt mij zeer, we hebben niets noo dig, eerst gisteren hebben wij de zaak ge opend en zijn van alles ruim voorzien." „Mijn monsters mag ik toch wel even laten zien, 't kost niets en verplicht tot niets," was Knipschaars gevat antwoord en meteen maakte hij zijn koffers reeds open, de stalen op de toonbank eta-leerende, en ze met. een vloed van woorden aanbevelend als puik, puike waar. In zijn bedrijvigheid had Knipschaar niet bemerkt, dat voor de deur eener zij kamer eene andere dame stond, die hem zoo lang met verbazing aanstaarde, dat eindelijk zijn oog op haar viel. Met een buiging die de veronderstelling a^n het gemis van een ruggegraat kon opwekken en: „Uw onderdanige dienaar, dame," groette Knipschaar de juffrouw. Naderend vraagde deze: „Met wien heb ik de eer?" „Knipschaar van het huis Ka..." „Knipschaar, welja, nu dan zie ik, dat ik mij niet vergist heb." Heel joviaal trad zij op hem toe en zei: „Kent gc me niet meer, herinnert ge u niet meer, dat gij op ïrt laatste bal der zangvereeniging met mij gedanst hebt?" Daar hadt ge 't nu. Knipschaar was her kend. Hij stamelde, terwijl hij zijne stalen ver plaatste: „Ach ja, nu herinner ik mij, ik had de groote eer!" „Maar werdt. gij mij toen niet voorge steld als kleermakersbaas?" vroeg de dame, die op het spoor meende te zijn van eene geheime ontdekking. Knipschaar stond bedremmeld, keek de over hare sluwheid Innerlijk lachende dame verlegen aan. stamelde opnieuw zoo iet-s van maagkrampen, betere existentie, slechte tijden en al wat meer- Intusschen borg hij zijn monsters te zamen, sloot zijn gen gedenken wij dankbaar do krachtdadige menschen liefde, welke de naburige neu trale. staten betoonden bij den terugkeer van burgers uit het vijandelijke buitenland en bij de uitwisseling van krijgsgevangenen. (Jiijval.) Nederland wijdde reeds ter! tweeden male den uit Engeland terug keerenden zwaargewonden offer- en hulp vaardig de noodige zorg. (Jiijval.) „Ik breng dat volk den innigon dank van de Duitsche natie. (Jiijval:) Ik voeg daarbij oen woord van bijzoudéren dank voor don Paus (bijvalj, die het denkbeeld van do uitwisseling van gevangenen en zoo vel© werken van menschen liefde gedurende, den oorlog voortdurend steunde en zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt bij verwezenlijking ervan". Doch verder was de rede van den rijks kanselier één groote pleitrede togen do beschuldiging, dat de Duitsche regoering den oorlog zou zijn begonnen en één groote aan klacht. tegen de Engelschen, die van geen toenadering hebben wilien weten in de laat ste jaren. Was die toenadering gekomen, d.w.z. had Engeland gewild, dan zou deze gruwelijk, moorddadige oorlog zijn uitge bleven. De rijkskanselier gaf vervolgens de gcscbiedenia van de onderhandelingen met Engeland, van Haldane's bemoeiingen om Duitschland en Engeland tot elkaar te brengén, van de gedachtenwiaseling kort vóór den oorlog, en de spreker kwam in zijn zeer lange rede tot het besluit, dat de oor log onvermijdelijk waa geworden door de mobilisatie van Rusland. Uit het verloop van de rode blijkt nog, dat de rijkskanselier zich voorstelt ons Po'en in te lijven bij het Duitsche Rijk. Hij sprak de, hoop uit, dat de bezetting van de Oostelijke Poolsche grenzen hel begin van eene ontwikkeling moge zijn, die alle geschillen tusohen Duit sche Polen uit den weg zal rui men en het van het Russische juk bevrijde land een gelukkige toekomst tegemoet voert, waarin het zijn bijzondere nationale leven kan verzorgen en ontwikkelen. Het door ons bezette land zullen wij, bij een zooveel mo gelijke samenwerking met de eigen bevolking des lands., op rechtvaardige wijze besturen, de onvermijdelijke, moeilijkheden, die .de oorlog medebrengt, zullen wij trachten uit den weg te ruimen en de wonden, die Rus land het land geslagen heeft, zullen wij trachten te genezen. Omtrent, het verder doel van Duitschland, zeide de rijkskanselier nog het volgende: Tot ons eigeu heit zoowel als tot steun van dat van allé volken, moeten wij de be vrijding van de wereldzee afdwingen, niet om die, zooals Engeland wil, alleen te be- heerschen, maar opdat zij alle volkeren in gelijke mate dienen kan. Wij willen zijn en blijven de verdedigers der vrijheid van groote en kleine volken. (J^cvendige toejui chingen.) Niet wij zijn het, die de kleine naties be dreigen. Ik heb hier volstrekt niet alleen, op volkeren van Germaansch ras het 002. Hoe 6pannen de diplomaten van de Entente zich in, om de Balkanvolkeren tot de mea ning te brengen, dat de overwinning der centrale mogendheden hen in knechtschap' zou storten, terwijl die der Entente hun daar entegen vrijheid, onafhankelijkheid, uit breiding van grondgebied en economisch. vooruitgang zou verzekeren. Het is pas wei nige jaren geleden, dat de machthonger van Rusland onder de zinspreuk: „de Balkan voor de Balkanvolkeren" den Balkanbomi schiep, maar dien toen door begunstiging van de Servische contractbreuk jegens Bulgarije weder uiteenvallen liet. De koffer dicht, en met een binnensmonds „excuseer, dat ik de dames heb lastig ge vallen, begaf hij zich naar de deur. Hij was uiterst zenuwachtig. Daardoor kwam het, dab hij den emmer met vuil water niet bemerkte, dien de werkmeid naast de deur had geplaatst. Hij struikel de er over.. Binnen klonk een angstgil. En op heizelfde oogenblik lag de reiziger op den grond, en de inhou 1 van den emmer onder hem, oen vuile plas. Met een aap achtige behendigheid sprong Knipschaar overeind, doch dit belette niet, dat zijn overhemd en halsdas, jas en vest en vooral zijne lichtkleurige broek duidelijke sporen droegen van zijnen val. Onwillekeurig sloeg hij liet eerste zij- s teeg je in, maakte daar zoo goed en kwaad het kon zijne kleeren schoon, en spoedde zich, zooveel mogelijk de drukke straten ontwijkend, naar zijn woning. Hier viel hij gansch afgemat op een stoel neder. Op de tafel stond zijn middageten, koud en in het vet gestold, want het was reeds lang over den tijd. Hij liet het- onaangeroerd. Hij voelde geen trek naar eten. Hij had be. hoeft© aan rust.. Hij moest het gevoel van schaamte over zich zelf overwinnen. Geheel gekleed le-gde h.j zich te bed, en Morpheus was goedig genoeg hem in zijn armen op te nemen. Rust smaakte hij ech ter niet. In een droomgezicht zag lltj hoe roevers zich van zijn stalen meester maak ten. hoe ze hem voor ee.i man brachten, die hem een beursbericht voorhield, waarop met reusachtige letters te lezen stond „Good average Santos 87U'. Deze man dwong hem met een dame te dansen, die hem steeds met den naam of titel: heer kleermaker, toesprak, zoodat hij er akelig van. werd. Eindelijk kwam een wouw, die hem van diefstal en bedrog beschuldigde en zijnen dood verlangde. Een ijskoude rilling veer door al zijn leder maten. Knipschaar werd wakker, wreef zich de oogen uit, erkende zijn toestand ea zucht© hoorbaar „Schoenmaker houdt u bij uwe leest." IK) DE WIJK.

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1915 | | pagina 1