Zondag 22 Augustus 1915
Orgaan voor Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
la.m
Onder redactie van D. MANASSEN.
Nederland is Nederlandschgezind.
JclMinsker, feed u bij uw leest".
Do tssstsnd in den reuzenstrfid.
TWEEDE JAARGANG.
DE SOLDATENCOURANT
'•vrrrriïi
ADRES DER REDACTIE EN ADMINISTRATIE PALESTRINASTRAAT 10,
AMSTERDAM, TELEFOON Z. 1968. DIT BLAD VERSCHIJNT DRIEMAAL PER
■WEER. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-MILITAI
REN .3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
Voor Advertenliën wendo men zich tot het Alf;. Advertentie-Bureau BOUMA A Co
Heerengracht 226 Amsterdam, tot do Drukkerij .Jacob van Campen- N.Z. Voo.-huri'wai
284-240 (Keizerrijk 9) Amsterdam of lot onze Administratie. Palestrinastraat 10
Amsterdam. Prijs der Advertentie per regel 80 cent. Bij abonnement reductie
Een Duitsch soldaat is door de Russen gevangen genomen en wordt door een
officier ondervraagd. Het plaatje ia ontleend aan een Engelsch tijdschrift en' 't bij
schrift ook. Het zal dus wel waar zijn. Welnu, dit bijschrift vertelt, dat de Duitscher,
zelfs als gevangene, nog zooveel mogelijk zijn best deed om zijn vaderland nuttig te
zijn. Hy behoorde tot de velen, die zoowel aan het Wester- als het Oosterfront
hebben gestreden en hij vertelt nu aan de Russen, die om hem heen staan, van den
strijd «an 't Westerfront, hoe de Duitschers daar dapper vechten en er overwinningen
behalen en hoe al de pogingen der geallieerden om zijn landgenooten terug te dringen,
vruchteloos zijn. Hij zal wel overdrijven, maar een hinken kerel moet men hem
toch noemen.
NIEDEDEELIBMG.
Losse exemplaren van „De Soldatencourant",
ter aanvulling van verzamelingen, worden door
ons dadelijk na aanvrage franco toegezonden.
Bij de aanvraag moet voor elk verlangd exem
plaar 1 cent aan postzegels worden Ingesloten.
De nummers 11 en 74 zijn uitverkocht, zoo
dat wij geen volledige oplagen of volledige
esperanto-cursussen mo8r verzenden kunnen.
In dit verband verzenden wij de nog aanwezige
exemplaren van den geheelon eersten jaargang
voor slechts tna toezending van post
zegels.
Deze prijzen gelden UITSLUITEND voor
militairen bij verzending aan hun militaire
adressen. Burgers betalen hot driedubbele.
Irt het ,,BerI. Tageblatt" treffen wij een
artikel aan van den Amsterdamschen cor
respondent Paul Raché, waarin zeer juiste
opmerkingen worden gemaakt.
De woorden: „Nederland is Nederlandsch
gezind", zoo vangt heb aan, kunnen het
(Episode uit hot loven van een ambachtsman)
Naar het Hoog duitsch.
Doer LodewIJk Oostendorp 4. 2 15 R. I.
(Slot.)
III.
Toen hij op straat was, en voor den eer
sten winkel stond, om zijn waren te pre
senteeren, viel heb hem in, dat de winke
lier eon bekende van hem was. Dat was
hem minder aangenaam, want dat zou maar
aanleiding geven tot lange ophelderingen,
waarom hij het kleermaken op zij had ge
zet en dergelijke meer. Rn dat wilde hij
liefst vooralsnog vermijden. Dezelfde ge
dachte was oorzaak, dat hij verschillende
bekenden op zijn morgenwandeling ont
week. (Misschien was bij hem ook wel de
gedachte opgekomen, dab zij zich niet wei
nig vroolijk zouden gemaakt hebben over
den '^eermaker-commis-voyageur.
Daarom bezocht hij eerst een ver afgele-
fen stadswijk. Gelukte het hem daar te ver-
oopen, dan zou hij bij zijn kennissen op
den goeden uitslag wijzen, en do spotters
konden op hun neus kijken. Maar ook daar,
waar hij zeker wa6, geen bekenden te tref
fen, viel het hem zwaar binnen te treden.
De zaak was zoo nieuw, zoo gansch vreemd
voor hem. Eindelijk vatte hij moed en trad
den eersten best'en winkel binnen. Achter
de toonbank stond een groote, zwaarlijvige
vrouw, die hem met vorschende blikken
aanstaarde.
,,Mijn naam is Knipschaar, vertegen
woordiger van het huis Kamp en Co. te
Hamburg. Ik ben zoo vrij te komen hooren
of ge niets noodig hebt. hetzij in koffie,
thee, rijst, sago, conserven of- sigaren?"
Met horten en stóoten kwam de zoo goed
van buiten geleerde zin over Knipschaars
lippen.
De toegesproken© spalkte oogen en mond
wijd open. Onze reiziger futselde om de
panze, die volgde aan te vullen, met de slui
ting van zijn koffer. Eindelijk was de win
kelierster gereed om met haar antwoord los
te donderen:
eerste oogenblik een slechte grap of -min
stens onnoodig schijnen. Maar dan toch
alleen in het eerste oogenblik. Het is raad
zaam, dat wij in Duitschland Nederland
zien zooals hét werkelijk is en zooals het
zelf wenscht te worden gaaien en niet zoo
als menigeen sinds twintig jaren gewoon is
het te zien door een bedriegelijken bril. Dat
is zoowel in ons belang als in dat van
Nederland. Maar al te vaak houdt men
bij de beoordeeling van Nederland en de
Nederlanders nog vast aan de oude leuze,
die zoo van harte goed gemeend as, dat
velen zich erover verbazen als men ze in
Nederland koel en met wantrouwen aan
hoort. Die lenze van het,,stam verwante"
kleine Holland, met zijn eigenlijk Duib-
sobe" taal, dat au fond zoo goed als Duitscb
voelt en met al zijn opvattingen naar
Duitschland neigt, den grooten broer, bij
wien het graag bescherming en steun zoekt
deze leuze van meer pkantastiscli aan
gelegde dan ter. zake kundige politipi
moet nu eindelijk eens als afgedaan worden
beschouwdMen kan de Duitsch© zaak hier
in Nederland geen grooter kwaad doen dan
„Jij, kerel, jij, een reiziger, jullie volk
is er maar op uit, om de lui te laten be
stellen; allerlei lieve woorden hebt je veil,
om ons je waren aan te smeren. Je laat
mooie waren zien, en wat jullie stuurt, is
niets anders dan on tuig. uitschot: en als
wij menschen niet willen betalen, dan zen
den zij ons den deurwaarder op den hals?
Hoor eens hier, man Iriep de vrouw met
beide handen gesticuleerende, „je kunt
ophoepelen, 7net zulk een dievenpak, met-
zulk een afzettersboel houden we ons
niet op."
En daar zij aanstalten maakte, alsof zij
over de toonbank wilde klimmen, vond
Knipschaar het raadzaam, zijn koffer te
sluiten en den winkel te verlaten. Eerst op
eenigen afstand van he.t huis met de
onvriendelijke winkeljuffrouw maakte
Knipschaar hg.lt. Door deze begroeting bij
zijn eerste debuut als handelsreiziger, was
hij den kluts kwijt. Niet onhoorbaar zuchtte
hij in zich zeiven, dat hij gansch verkeerd
had gedaan in zoö'n winkeltje zijn waren
to presenteeren, en maakte het onherroe
pelijk besluit zich niet meer met zoo'n
minne lui af te geven. Hij doorliep. Ver
schillende straten,, eer hij van zijne ontstel
tenis door deze ontmoeting veroorzaakt,
bekomen en bedaard genoeg was, om elders
zijn geluk te beproeven.
Twee groot© spiegelruiten waarachter
balen koffie, kisten met allerlei vruchten,
.in blauw papier gehulde suilcerbrooden op
elkander gestapeld lagen, noodigden hem
uit een tweede proef in zijn nieuw beroep
te nemen. Na zich zei ven moed te hebben
ingesproken, trad hij binnen en vroeg aan
een der vele bedienden naar den heer des
huizes.
„Wien moet ik aandienen?"
Knipschaar van het huis Kamp en Co.
te Hamburg"- volgde met zekere overijling.
„Dan za] het overbodig zijn, want wij
betrekken alles uit cle eerste band,"
„Als ik u verzoeken mag, zeg aan mijn
heer, dat wij buitengewoon voordeclige aan
biedingen hebben in koffie, thee, enz." be
merkte Knipselaar, innerlijk zeer tevreden
over zijn goed antwoord. Het scheen, dat
de chef van het handelshuis de laatste woor
den Hollander steeds opnieuw, zooals tegen
woordig dagelijks geschiedt, voor te hou
den dat hij „eigenlijk bij ons hoort." Wij
zullen, zoo vervolgt de correspondent, eerst
dan tot Nederland in een betere verhouding
komen en Nederland zal ons eerst dan
vrijer en vlotter naderen, wanneer wij ons
eraan gewennen meer dan tot dusverre den
Nederlander als zoodanig te zien en te be
handelen en niet als een Nederduitscher.
Dat zal ons misschien niet gemakkelijk
vallen, maar het is noodig, aangezien het
uit politiek oogpuDt de aangewezen weg is.
Vervolgens waarschuwt de schrijver zijn
landgenooten op hun woorden te passen.
Wat in Duitsche ooren aangenaam klinkt,
doet dit niet in Nederlandsche ooren. Juist
in dezen tijd, schrijft hij, waarin ons
nationaliteitsgevoel zoo sterk ontwikkeld is,
moeten wij grooten eerbied hebben voor
het nationaliteitsgevoel van anderen. Zeker,
Nederland i6 niet Engelsch-, en evenmin
Franschgezind. Maar het is ook niet
Duitschgezind. Nederland is slechts Neder
landschgezind en dat in hart en nieren.
Men moet den Nederlander kennen met
zijn vastgewortelden trots op zijn grootech
verleden en zijn beschaving; men moet
weten hoe sterk ook thans nog zijn nationaal
zelfbewustzijn is ontwikkeld, om in te zien,
dat hij niets anders is en ook niets anders
zijn wil dan Nederlander. Juist omdat
Nederland geen rol meer speelt in de
wereldpolitiek, is hij spoediger geraakt wan
neer men hem onzacht eraan herinnert, dat
de wereld veranderd is.
Wij moeten, willen wij meer vertrouwelijke
betrekkingen doen ontstaan, elkaar beter
leeren kennen, schrijft de heer Raché ver
der. Wij Nederland en Nederland ons.
Het moet zich eraan gewennen ons einde
lijk te zien zooals wij zijn, terwijl het zich
moet bevrijden van een dwaze annexat-ie-
vroes en de toegestoken hand met vertrou
wen moet aannemen. Wij hebben steeds
hartelijker gevoeld voor den Hollander dan
deze voor ons. Het is misschien. van- pas te
herinneren aan de Duitsche geestdrift voor
de Boeren tijdens hun onafhankelijkheids
oorlog. Wij hebben toen n.b. zeer tot
verwondering van de Nederlanders de
zaak der Boeren tot de onze gemaakt en
hebben met de grootste sympathie den
strijd van generaal Botha gevolgd, van den-
zelfdén Botha, die zich thans door Boeren
en Engelschen laat huldigen als de verove
raar van Duitsch Z. W. De oorlog heeft
ons veel geleerd en heeft ons in het bijzon
der getoond hoe ver wij met onze gevoels-
politiek gekomen zijn. I)eze erkenning is
misschien ook voor onze toekomstige verhou
ding tot Nederland niet geheel zónder nut.
Dan wijst de schrijver erop, dat zijn
landgenooten de teleurstelling over de hou
ding van Nederland in dezen oorlog ook te
d .nken hebben aan hun onvoldoende ken
nis van hetgeen in Nederland leeft. Hol
land is, schrijft hij, wat de massa aangaat,
niet Duitschgezind, zooals het ook nooit
en dat wordt steeds weder in Duitschland
vergeten uitgesproken Duitschgezind is
geweest. Ik kan slechts herhalen de Neder
lander gevoelt veel te veel uitsluitend Neder
landsch om met zijn sjunpa-thieen en anti
pathieën naar deze of gene zijde over te
hellen. Volkomen terecht merkt de corres
pondent op, dat men werkelijk geen diepere
beteekenis eraan moet hechten als de Hol-
landsche straatjongens „Tipperary" op de
draaiorgels meefluiten.
Tenslotte zegt hij, na de correcte houding
in alle opzichten van het Nederlandsche
volk en de Nederlandsche regeeiing recht
te hebben laten wedervaren:
den van het gesprek gehoord had, want hij
opende de deur t-usschen den winkel en het
kantoor en met een„Als ik mijnheer ver
zoeken mag", noodigde hij de reiziger uit-,
binnen te treden.
„Knipschaar van het huis Kamp en Co.,
te Ham buig". Zich met deze woorden voor
gesteld hebbende begon hij uit te pakken.
„Good average Santos" tegen f 100 bood
hij aan.
Een schaterlach was het antwoord van
den koopman.
Knipschaar werd beurtelings bleek en
rood waarover kon de heer zoo lachen?
Dat zou Knipschaar weldra duidelijk
worden, want de koopman kwam met een
beurstijding, die hij hem voorhield, zeg
gende
„Neen, mijnheer, Santos staat heden ge
noteerd 87, van eono noteoring der vorige
week believen wij hier niet gediend." Een
nieuw gelach, dat geaccompagneerd werd
door den spotlach van twee rijen jonge lui,
die bij de schrijftafels stonden te werken
volgden deze woorden.
Knipschaar stond als verpletterd, pakte
in der haast in, sloot zijn koffer en vloog
meer dan hij liep. Deze tweede teleurstel
ling was nog harder om te verkroppen dan
de eerste.
Dab kwelde onze held geweldigHij ver
beeldde zich, dat ieder op zijn gezicht kon
lezen, hoezeer hij zbich had bloot, gegeven.
Hij spoedde zich om verder te komenver
ward kruisten allerlei gedachten elkander
in zijn hoofd. Slechts het geroep van een
hem ontmoetend heer: „Waarheen toch?
Je rent alsof se met de zeep achter u
waren1" bracht den teleurgestelden reizi
ger tot bezinning.
Niets laten merken! was zijn eerste ge
dachte.
„Ik ben daar bij een klant, onaangenaam
ontvangen geworden. Drie maanden gele
den, heb ik den vent een nieuw eostuum
geleverd, en nu ik om gekl kom, heet het:
de heel© boel past niet Door deze leugen
trachtte hij zijne verlegenheid te verbergen.
Ofschoon Knipschaar anders geenszins de
gewoonte had te liegen, zou hij nu de hemel
„Oorlogszuchtig is de Nederlander nooit
goweest, een eigenlijke „oorlogspartij" be
staat in Nederland niet, al werd er wel eens
van gesproken. Over de wenschelijkheid van
een gewapend ingrijpen door Nederland
wordt niet meer gerept. Men bereidt zich
vor op de toekomst. In Duitschland acht
men het vanzelfsprekend, dat na den oor
log toenadering zal ontstaan van Neder
land tob Duitschland. In Holland echter is
men daarvan nog niet zoo overtuigd, maar
men zal zich er aan moeten gewennen
Duitschland met ruimeren blik te beschou
wen dan tot dusverre. Evenals wij, Duit
schers, ons eraan moeten wennen dat kan
niet vaak genoeg betoogd worden den
Nederlander meer als Nederlander te zien
en zijn verlangen en streven zichzelf te
willen zijn en blijven te begrijpen."
Gereed.
Gelijk dc leeuwin, die haar welpen behoedt
Kn waakt, als gevaar hen mocht nad'ren.
Zoo staat ook ons volk, in zijn man'lijken moed,
Op 't Erfgoed der dappere vad'rcn,
Gehecht door één hand, die ons allen verbindt,
Geleid naar één doel in het leven,
Is Nederlands roem, die zijn weerga nauw vindt
De roem van zijn kinderen gebleven.
„Gereed tot den strijd" is de kracht van den
held!
De lafaard laat weerloos zich temmen;
En huigt zich in ootmoed voor ieder geweld,
Dat 't leven voor hem moog' bestemmen.
Omhoog onze driekleurde heilige vlag
Al spatte er bloed op haar banen!
Zij is het symbool, dat ons iederen dag
Tot weerbaarheids-macht komt vermanen.
Niet roekloos zien wij op het oorlogsgeweld,
Dat God voor ons Neerland verhoede!
Maar die hier de helden van 't voorgeslacht telt,
"Wordt kalm en beraden te moede.
Wij kennen do'zinspreuk, het woord onzer hoop,
Wij steunen op recht en gelooven,
„De Machten der wereld, God slechts richt
hun loop!"
„Wij worst'len en drijven toch boven!"
L. J. EIJDMAN.
I (üit het Nieuwsbl. voor cle Hoeksche Waard.)
't Gaat nu om Brest-Litowsk, de sterke
binnenlandsche vesting van Rusland, de
laatste van den bekenden vierhoek, waarvan
Warschau de voorste uitmaakt. Warschau is
genomen, Iwangorod nog eerder, en nn is
ook de derde Nowo Georgiewsk gevallen.
Een nieuwe lauwer voor -de Duitschers.
Er valt haast niet aan te twijfelen, of
ook Brest-Litowsk zal wel in handen,
dei* bondgenooten vallen. In ons vorig over
zicht hebben we reeds melding gemaakt van
de inneming van Kowno. Dat ook was een
overwinning, die meetelt in den hardnekkigen
strijd in het Oostenniet minder dan vier
honderd kanonnen zijn in handen der Duit
schers gevallen, bovendien maakt een later
telegram melding van een 4000 krijgsge
vangenen, wat niet zoo bijzonder veel is en
bewijst, dat het Russische léger zich uit dp
handen van den achtervolgenden vijand
weet te houden. Maar het verlies der vesting
zelf is voor de Russen van veel belang.
Niet alleen hebben de Duitschers zich
meester gemaakt van een sterke vesting,
die hen in den weg stond, maar zij kunnen
weet, wat al niet, gelaan hebben om niet
erkend te worden als de kleermaker-com-
mis-voyageur in koloniale waren. Zijn
vriend had gelukkig niets bemerkt-. Hij
sloeg Knipschaar voor in een nabijzijnd.
café zijn verdriet te gaan afspoelen, het
geen deze gretig aannam wijl hij behoefte
gevoelde, van de vermoeienissen der werk
zaamheden uit te rusten.
Stellig hadden ze een uur met praten in
liet restaurant doorgebracht, toen de vriend
van Knipschaar aanstalten maakte om op te
staan. Op straat namen ze met een fermen
handdruk afscheid van elkaar. De kleer
maker-reiziger was nu weer alleen met zijn
monsterpakje en zijn opgedane ondervindin
gen. Wat zou hij nu gaan beginnen? Alles
wat nu nog van den kleermaker- in hem was
overgebleven, verzette zich tegen eene herha
ling van zulke tooneolen, als eenen vrijen
handwerker onwaardig. Hij dien men na
liep om door hem bediend te worden, die
nauwelijks de helft op tijd leveren kou,
va tv hetgeen men van hem wilde gemaakt
hébben, hij zou om een bestelling voor wild
vreemde menschen uit Hamburg al bede
lend van deur tot- deur trekken Maar dan
'kwam de reiziger weer boven. Alle begin
selen zijn moeilijk. Wie laat zich dan ook
zoo maar op eens uit het veld slaan? Van
lieverlede zal alles zich wel raken. Zoo
sprak dat gedeelte van zijn eigen ik, dat
zijn plan als reiziger wilde doorzetten- En
dit laat':te behaalde de overwinning bij den
inwendigen strijd. Diet het vaste besluit
zijn veizigers-carrière door te zetten, sloeg
Knipschaar den hoek om.
Kleiue winkels wilde hij niet meer be
zoeken daar begreep men hem toch niet.
De groote met heeren-bediening lx>ezem-
den hem een zekere vrees in, wijl hij hun
concurrent was. Een nette zindelijke uit
stalling achter een held-ere winkelruit trok
zijn aandacht. Achter de toonbank was
een aanminnige blondine bezig 't een. en
ander in orde te brengen. Hier wilde hij
nogmaals zijn geluk beproeven.
In een wip was hij binnen en boog zeer
bevallig voor de jonge dame:
„Heb ik de eer de eigenares dezer zaak
te spreken
nu ook de Njemen daar overtrekken en in
den rug komen van een deel van het Rus
sische leger.
De toestand in dit gebied van het
oorlogs terrein wordt steeds gunstiger.
De Duitsch-Oostenrijksche troepen staan
nu reeds op ongeveer 20 i» 30 K.M.
van Brest-Litowsk, zoowel in het
Noorden en 't Zuiden, als in het Westen:
voor de 'Rus3en, die reeds tot aan den
vestingordel zijn teruggedrongen, staat dus
nu alleen nog den weg open naar het. Oosten,
d.w.z, nog verder het binnenland in. Of de
Duitschers hen ook nog achte^Brest-Litowsk.
in de achterliggende moerassen zullen ver
volgen, is de vraag. Voorloopig zullen zij
wei hun best doen om de Russen daar
te omsingelen, en onmogelijk is dit op
het oogenblik niet meer. Doch met Brest-
Litowsk beheerschen de bondgenooten ook
de voornaamste spoorwegverbindingen en zal
het don Russen moeilijk valleD, zelfs als weer
do winter komt, ook maar een deel van het
verloren terrein te herwinnen.
Het is best mogelijk, dat de Duitschers.
als zij de sterke vesting aan den Boeg in
hun macht hebben, hun krachten verder
zullen inspannen in Koerland in 't noorden
om zich daar meester te maken van Riga,
Wilna, DUnaburg, zoodat de weg naar Peters
burg voor hen open ligt, al is dit nog
een lange, lange weg. De Duitsche plannen
liggen voorloopig nog in het duister, maar
het lijkt er wel op, dat zij thans eerst willen
'afrekenen met Rusland en het succes daar
zoover mogelijk vervolgen.
Dit succes is groot, en men moet zich er
steeds opnieuw over verbazen, dat er op
de andere fronten zoo weinig geschiedt. Bij
zoo ontzaglijke krachtsontwikkeling in
't Oosten, zouden de Duitschers toch wel ver
zwakt moeten zijn, zou men zeggen, aan het
Westerfront en de Oostenrijkers aan de Ita-
liaansche grens en "t moest de Engelschen en
Franschen niet moeilijk vallen drukkinguit te
oefenen in Noord-Frankrijk en België, en
de Italiénen zouden de Oostenrijkers nu juist
slagen kunnen toebrengen. Maar er ge
beurt niets van belang op die beide fronten.
Uit Parijs en Rome komt eiken dag meer
dan één communiqué, maar wat zij melden
is maar van heel weinig beteekenis. De
Dnitschers erkennen, dat de Franschen een
klein voordeel hebben behaald in de Vogezen,
maar dat is ook allc-s.
En eigenaardig zijn ook de stoute tochten
van onderzeeërs en luchtschepen naar En
geland. Dezer dagen beschoot een Duitsche
onderzeeër eenigc kustplaatsen in d.-T-irsche
Zee aan Engeland's Oostkust, en hebben
weer Zeppelins bommen geworpen op de
Oostelijke gruafschappen in Engeland. Dat
zij ook boven Londeu hebben gezweefd, wil
len de Engelsche berichten niet toegeven,
maar het lijkt er wel op. De berichten uit
Londen zijn schaarsch en vaag. Er moeten
menschen zijn omgekomen en gewond, maar
hoeveel is niet geheel duidelijk. Ook ge
bouwen ziju beschadigd. De Zeppelins schij
nen onbeschadigd teruggekeerd te zijn.
QUfTSCHLAND.
De Duitsche Rijksdag.
Donderdag is de zitting van den Duit-
schen Rijksdag geopend. De voorzitter
opende haar met een toespraak, waarin' hij
wees op de groote successen, met welke het
tweede oorlogsjaar voor het Duitsche volk
begon.
Na hem kwam de rijkskanselier aan het
woord. Hij ging in 't kort de geschiedenis
van het „voorbijgane jaar na en vervolgde
toe n
Te midden van de oorlogsverschrikkin
„Ja, ik ben mede in de zaak betrokken,"
was liet ietwat bedeesd antwoord.
„Neem mij niet kwalijk, mijn naam is
Knipschaar, vertegenwoordiger van het huis
Kamp en Co. te Hamburg, ik wilde vra
gen of er iets noodig was van koffie, thee,
rijst, sigaren, enz."
,,'b Spijt mij zeer, we hebben niets noo
dig, eerst gisteren hebben wij de zaak ge
opend en zijn van alles ruim voorzien."
„Mijn monsters mag ik toch wel even
laten zien, 't kost niets en verplicht tot
niets," was Knipschaars gevat antwoord en
meteen maakte hij zijn koffers reeds open,
de stalen op de toonbank eta-leerende, en
ze met. een vloed van woorden aanbevelend
als puik, puike waar.
In zijn bedrijvigheid had Knipschaar
niet bemerkt, dat voor de deur eener zij
kamer eene andere dame stond, die hem
zoo lang met verbazing aanstaarde, dat
eindelijk zijn oog op haar viel. Met een
buiging die de veronderstelling a^n het
gemis van een ruggegraat kon opwekken
en: „Uw onderdanige dienaar, dame,"
groette Knipschaar de juffrouw.
Naderend vraagde deze:
„Met wien heb ik de eer?"
„Knipschaar van het huis Ka..."
„Knipschaar, welja, nu dan zie ik,
dat ik mij niet vergist heb."
Heel joviaal trad zij op hem toe en zei:
„Kent gc me niet meer, herinnert ge u
niet meer, dat gij op ïrt laatste bal der
zangvereeniging met mij gedanst hebt?"
Daar hadt ge 't nu. Knipschaar was her
kend.
Hij stamelde, terwijl hij zijne stalen ver
plaatste: „Ach ja, nu herinner ik mij, ik
had de groote eer!"
„Maar werdt. gij mij toen niet voorge
steld als kleermakersbaas?" vroeg de dame,
die op het spoor meende te zijn van eene
geheime ontdekking.
Knipschaar stond bedremmeld, keek de
over hare sluwheid Innerlijk lachende dame
verlegen aan. stamelde opnieuw zoo iet-s
van maagkrampen, betere existentie,
slechte tijden en al wat meer- Intusschen
borg hij zijn monsters te zamen, sloot zijn
gen gedenken wij dankbaar do krachtdadige
menschen liefde, welke de naburige neu
trale. staten betoonden bij den terugkeer
van burgers uit het vijandelijke buitenland
en bij de uitwisseling van krijgsgevangenen.
(Jiijval.) Nederland wijdde reeds ter!
tweeden male den uit Engeland terug
keerenden zwaargewonden offer- en hulp
vaardig de noodige zorg. (Jiijval.)
„Ik breng dat volk den innigon dank van
de Duitsche natie. (Jiijval:) Ik voeg
daarbij oen woord van bijzoudéren dank
voor don Paus (bijvalj, die het denkbeeld
van do uitwisseling van gevangenen en zoo
vel© werken van menschen liefde gedurende,
den oorlog voortdurend steunde en zich
bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt bij
verwezenlijking ervan".
Doch verder was de rede van den rijks
kanselier één groote pleitrede togen do
beschuldiging, dat de Duitsche regoering den
oorlog zou zijn begonnen en één groote aan
klacht. tegen de Engelschen, die van geen
toenadering hebben wilien weten in de laat
ste jaren. Was die toenadering gekomen,
d.w.z. had Engeland gewild, dan zou deze
gruwelijk, moorddadige oorlog zijn uitge
bleven. De rijkskanselier gaf vervolgens de
gcscbiedenia van de onderhandelingen met
Engeland, van Haldane's bemoeiingen om
Duitschland en Engeland tot elkaar te
brengén, van de gedachtenwiaseling kort
vóór den oorlog, en de spreker kwam in zijn
zeer lange rede tot het besluit, dat de oor
log onvermijdelijk waa geworden door de
mobilisatie van Rusland.
Uit het verloop van de rode blijkt nog,
dat de rijkskanselier zich voorstelt ons
Po'en in te lijven bij het Duitsche Rijk.
Hij sprak de, hoop uit, dat de bezetting
van de Oostelijke Poolsche grenzen hel
begin van eene ontwikkeling moge
zijn, die alle geschillen tusohen Duit
sche Polen uit den weg zal rui
men en het van het Russische juk bevrijde
land een gelukkige toekomst tegemoet voert,
waarin het zijn bijzondere nationale leven
kan verzorgen en ontwikkelen. Het door ons
bezette land zullen wij, bij een zooveel mo
gelijke samenwerking met de eigen bevolking
des lands., op rechtvaardige wijze besturen,
de onvermijdelijke, moeilijkheden, die .de
oorlog medebrengt, zullen wij trachten uit
den weg te ruimen en de wonden, die Rus
land het land geslagen heeft, zullen wij
trachten te genezen.
Omtrent, het verder doel van Duitschland,
zeide de rijkskanselier nog het volgende:
Tot ons eigeu heit zoowel als tot steun
van dat van allé volken, moeten wij de be
vrijding van de wereldzee afdwingen, niet
om die, zooals Engeland wil, alleen te be-
heerschen, maar opdat zij alle volkeren
in gelijke mate dienen kan. Wij willen zijn
en blijven de verdedigers der vrijheid van
groote en kleine volken. (J^cvendige toejui
chingen.)
Niet wij zijn het, die de kleine naties be
dreigen. Ik heb hier volstrekt niet alleen,
op volkeren van Germaansch ras het 002.
Hoe 6pannen de diplomaten van de Entente
zich in, om de Balkanvolkeren tot de mea
ning te brengen, dat de overwinning der
centrale mogendheden hen in knechtschap'
zou storten, terwijl die der Entente hun daar
entegen vrijheid, onafhankelijkheid, uit
breiding van grondgebied en economisch.
vooruitgang zou verzekeren. Het is pas wei
nige jaren geleden, dat de machthonger van
Rusland onder de zinspreuk: „de Balkan
voor de Balkanvolkeren" den Balkanbomi
schiep, maar dien toen door begunstiging
van de Servische contractbreuk jegens
Bulgarije weder uiteenvallen liet. De
koffer dicht, en met een binnensmonds
„excuseer, dat ik de dames heb lastig ge
vallen, begaf hij zich naar de deur.
Hij was uiterst zenuwachtig. Daardoor
kwam het, dab hij den emmer met vuil
water niet bemerkte, dien de werkmeid
naast de deur had geplaatst. Hij struikel
de er over.. Binnen klonk een angstgil. En
op heizelfde oogenblik lag de reiziger op
den grond, en de inhou 1 van den emmer
onder hem, oen vuile plas. Met een aap
achtige behendigheid sprong Knipschaar
overeind, doch dit belette niet, dat zijn
overhemd en halsdas, jas en vest en vooral
zijne lichtkleurige broek duidelijke sporen
droegen van zijnen val.
Onwillekeurig sloeg hij liet eerste zij-
s teeg je in, maakte daar zoo goed en kwaad
het kon zijne kleeren schoon, en spoedde
zich, zooveel mogelijk de drukke straten
ontwijkend, naar zijn woning. Hier viel hij
gansch afgemat op een stoel neder. Op de
tafel stond zijn middageten, koud en in het
vet gestold, want het was reeds lang over
den tijd. Hij liet het- onaangeroerd. Hij
voelde geen trek naar eten. Hij had be.
hoeft© aan rust.. Hij moest het gevoel van
schaamte over zich zelf overwinnen.
Geheel gekleed le-gde h.j zich te bed, en
Morpheus was goedig genoeg hem in zijn
armen op te nemen. Rust smaakte hij ech
ter niet. In een droomgezicht zag lltj hoe
roevers zich van zijn stalen meester maak
ten. hoe ze hem voor ee.i man brachten,
die hem een beursbericht voorhield, waarop
met reusachtige letters te lezen stond
„Good average Santos 87U'.
Deze man dwong hem met een dame te
dansen, die hem steeds met den naam of
titel: heer kleermaker, toesprak, zoodat
hij er akelig van. werd. Eindelijk kwam
een wouw, die hem van diefstal en bedrog
beschuldigde en zijnen dood verlangde.
Een ijskoude rilling veer door al zijn leder
maten. Knipschaar werd wakker, wreef
zich de oogen uit, erkende zijn toestand ea
zucht© hoorbaar
„Schoenmaker houdt u bij uwe leest."
IK) DE WIJK.