No. 76. Woensdag 10 Februari 1915 Oorlogsnieuws. Orgaan voor Leger en Vloot. Onder redactie van D. MANASSEN. Mededeeling. Het verraad van Lampaggar. Gezondheidsleer, België. Oplaag 40,000 exemplaren. SOLDATENCOURANT ADRES DER REDACTIE PALESTRINASTRAAT 10, AMSTERDAM, TELE FOON Z. 4968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-MILITAIREN 3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. Voor AdvortentiCn wende men rich tot het A!g. Ad verten tic-Bureau BOUMA Co Heerengracht 220 Amsterdam of tolde Drukkery „Jacob van Campen* N. Z. Yoorburgwa 234-240 (Keizerrijk D) Amsterdam, Prijs der Advertentifn per regel 30 cent. Bj abonnement reductie. Hier zijn Fransclie soldaten, die terugkeeren uit de loopgraven. Zij marcheeren door sneeuw en wind en er zijn er bij, die een herinnering meedragen aan de Duitschers. Maar dat alles doet er niet toe, zij zien er opgewekt uit en rooken hun sigaret of hun hun pijpje, zoo smakelijk, alsof ze alleen een grooten marsch hebben gemaakt en nu naar huis tos gaan. Trouwens, er wordt veel goeds verteld van de Fransche troepen zij zijn geduldiger en volhardender, dan men van hun landaard zou verwachten en bovendien moedig en strijdlustig, zooals deFranschenvan oudsheetten. Dringend verzoeken wij nogmaals cm bij correspondentie over „DE SOLDATENGGURANT" toch zorgvuldig te vermeiden, hoe het adres luidt van het pakket SoldatenGouranten dat men ontvangt. Aan verzoeken om wijziging te b.engen in den inhoud der pakketten, kan geen gevolg werden gegeven worden, wanneer men ons niet precies mededeelt, hoe deze pakketten geadresseerd worden. Namen en plaatsen komen op onze expeditie- lijst niet voor, maar wel volledige aanduiding van de onderdeelsn, waaraan wij toezenden. Men houde toch met dit verzoek dat wij re9ds vele malen deden rekening, om zich zalf en ons in onze drukke werkzaamheden, noodelooze moeito en correspondentie te be sparen. Het eenvoudigste is, om ons bij de correspon dentie over den inhoud der pakketten, steeds tegelijkertijd de adresstrook toe te zenden. Geen audiëntie. Blijkens bericht in de „Staatscourant" wordt Donderdag a.s. door den Minister van Oorlog geen audiëntie verleend. Langer in dienst houden van dienstplichtigen bij de Landweer. Na den minister van oorlog hield de minister-president mr. Cort van der Linden, als minster van binnenl. zaken, een rede over bovengenoemde quaestie in de Tweede Hamer. De minister sprak als volgt Mijnheer de Voorzitter! De geachte afge- vaardigde uit Winschoten, de heer Bos, heeft terecht gezegd, dat liet hier niet alleen gold het beleid van den Minister van Oorlog, maar dat liet bij deze zaak geldt het beleid van het gansche Kabinet. Ik meen daarom dat het ge past is aan hetgeen de Minister van Oorlog heeft gezegd, mijnerzijds enkele opmerkingen toe te voegen. Het is begrijpelijk en het behoort ook, n3ar het mij voorkomt, tot de taak van de Kamer, dat van haar zijde vooral de klemtoon is ge door (2 J. P. SOHOEMAKER, Majoor-Commandant Nijmeegeoh Vrijw. Korps. Wij vervolgen. In 't laatst van April 1876, bekwam 'zoo wordt beweerd de postcommandant van Lampagger, de kapitein Hoynk van Papen drecht, de medcdeeling, dat in de 4 en 6 Moe» kims, veel kwaad volk schuilde. Vreemd echter, dat de Atjehsche vrienden van Lampagger, nooit dien kapitein of zijne beide officieren (de luitenants Schuello en van de Roeïner) eenig bericht hebben gedaan, omtrent do aanwezigheid des vijands. Ook hebben zij zooals later bleek nim mer den postcommandant gewaarschuwd, dat de kampong Lamtjoet onbewoond bleef, niet tegenstaande de huizen op last van den gene raal Pel niet aan vernieling waren prijs gego- ven. Op den len Mei kwam de luitenant van de Roemer van een transport terug en rappor teerde den kapitein Hoynck van Papendrecht, dat een goed gekleedo inlander hern to Olch- leh beloofd groetend had staande gehoudeh, en ongeveer 'het volgende zeide: „Heer, U is van Lampagger; wees voorzich tig, want daar beweegt zich veel j|waad volk legd op de groote verstoring van het econo misch leven en op de zware offers, die van een groot deel van ons volk worden gevergd ten gevolg© van den mobilisatietoestand. Maar daaruit mag niet worden afgeleid, dat er een tegenstelling zou bestaan tusschen de Kamer en de Regeering, zoodat de Kamer alleen oog zou hebben voor de economische bezwaren en de Regeering alleen oog zou hebben voor de be langen van de defensie. Dat is niet het geval, en ik sluit mij daarom gaarne aan bij mijn ambtgenoot van Oorlog: de Regeering is zich levendig bewust van de groote offers, die van de natie moeten worden geëischt. Zij is er zich levendig van bewust, dat die offers hoe langer hoe zwaarder wegen naarmate de mobi lisatie langer duurt, maar do Regeoring meent, dat het onvermijdelijk is in 's lands belang, dat deze offers worden gebracht. De Regee ring heeft getracht zooveel mogelijk den nood van velen te verzachten. Zij zal daarmede voortgaan zooveel in haar vermogen is, en zij zal daarbij rekening houden~met de grieven en wenken, die uit den boezem der Kamer tot haar gericht zijn. In zooverre zal het debat, dat hier gevoerd is, niet vruchteloos voorbij gaan, maar wanneer men allerlei voorbeelden aanhaalt, zooals door den geachten afgevaar digde den heer Terlaan is gedaan, meen ik toch dat die wijze, om den nood, die geleden wordt te adstrueeren, niet do juiste is, want er is geen onfeilbare organisatie. Iedere orga nisatie, door welk Ministerie 4 of door welken Minister ook tot stand gebracht, zal medebren gen, dat er fouten worden begaan en dat men kan aantoonen, dat in dit of in dat speciale geval noodeloos geleden wordt. De Minister van Oorlog heeft gezegd, dat aan de natie geen offers zullen worden ge vraagd langer dan naar het oordeel van de Re geering in den volsten zin des woords onver mijdelijk is. Ik onderschrijf dat. maar over die onvermijdelijkheid behoudt da Regeering zich haar oordeel voor. Het is op dit oogenblik in deze tijden nog de tijd van regeeren, en de tijd van rekenschap komt later. De Regeering neemt de verantwoordelijkheid niet op zich, dat thans onze weermacht maar met één man wordt vetminderd. Heeft nu de Regeering, gelijk de heer Troel stra schijnt bewec-rd te hebben, het debat met deze Kamer willen afsnijden, heeft zij getracht de Kamer uit te schakelen! Allerminst. "Wat de geachte afgevaardigde, de lieer Troelstra, daaromtrent beweerd heeft, acht ik onjuist. De Regeering heeft eerder dit debat gezocht dan het afgesneden. Maar do Regeering heeft ook argumenten gegeven aan de Kamer waar om naar haar oordeel de weermacht niet mocht in het gebergte. Men wil den pas afsluiten en uwe post bedreigen." Voordat luitenant Va nde Roemer, die de ooren spitste, om nadere uitlegging kon vra gen, had zijn zegsman zich haastig verwijderd. Deze verontrustende tijding gaf don post commandant aanleiding om genoemden offi cier, in den vroegen morgen van den 2en Mei, met een detachement van 3 Oman, eene verken ning te doen maken naar den kant van het gebergte. Tegen 11 v.m. was het detachement terug, zonder een enkelen vijand te hebben gezien. Wel had men liier en daar op de hellingen hutten aangetroffen en getuigden verscho voet sporen naar den kant van den bergpas, dat die hutten bewoond waren, doch niets ver ried, dat een sterke bende zich in het geberg te had genesteld. Het gebergte was in verschil lende richtingen verkend, het bergpad bijna in zijne gansche lengte doorloopcn vele holen en spelonken, welke cere hinderlaag konden herbergen, waren doorzocht, doch nergens had men een menschelijk wezen ontdekt. De uitslag van deze verkenning heeft den kapitein Hoynck van Papendrecht blijkbaar doen twijfelen aan do gegrondheid van het be richt. Het valt niet to ontkennen, dat men op «orlogsterrein nooit met juistheid kan we- teu wat er waars of onwaars is in do geruch ten, wolke men evrncemt Toch is het raad zaam, daaraan niet alle beleckenis te ontzeg gen, vooral niet, indien men ccn verantwoor worden verminderd. Nu kan men dio argu menten onvoldoende achten en niet goedkeu ren, maar men mag niet zeggen, dat de Re geering het debat heeft ontweken, want dat. is niet juist. De Regeering heeft echter behalve de redenen, die zij gegeven heeft, en die ,op zich zelf reeds naar haar oordeel klenimemü zijn, nog andere gegevens, waarop haar oordeel berust, en omtrent die gegevens, welke mode bij haar wegen, weigert zij een debat. Zij aan vaardt het debat niet, noch in het publiek, noch in comité-generaal. En waarom niet!' Vooreerst hierom, dat een opening van zaken, wanneer zij volledig zou zijn, vertrouwelijke mededeolingen en besprekingen zoude omvat ten, die de Regeering niet het recht heeft «in mede to deelen aan de Kamer. En ten tweede, omdat zij zoude moeten omvatten feiten, wair- van do mededeeling ton eenenmale in strijd zou zijn met 's lands belang. De heer Troelstra heeft met verontwaardi ging afgewezen, dat een lid van de Kamer zich zou laten vinden om iets, wat in het geheim was medegedeeld, openbaar te maken. Die ver ontwaardiging was volkomen overbodig. Do Re geering wantrouwt geen enkel lid der Kamer, en wanneer zij weigert deze feiten in comité- generaal mede te deelen, dan is dat niet om dat zij eenigen den minsten twijfel koestert a-iu de integriteit van de leden van de Kamer. Niet het minst, maar het bewaren van een ge heim hangt niet alleen af van de integriteit van de leden. Het is toch notoir, dat dikwijls bij vergissing mededeelingen worden gedaan van hetgeen men weet, en dat men er nader hand spijt van heeft, dat men uitdrukkingen! heeft gebezigd, die tot vermoedens en misvat ting aanleiding kunnen geven. Het is ,en daarmede behoef ik niemand, wien ook, te krenken notoir, dat het niet zeker is dat een geheim, dat aan honderd menschen wordt medegedeeld, een geheim blijft. Ik zou ook nog dit willen zeggen. Gesteld dat 's lands belang zich niet verzette tegen een volkomen openhartige bespreking van alles wat do Regeering weet, welk nut zou dan ecno dergelijke bespreking kunnen hebben? En dio vraag zou ik ook in het bijzonder kunnen doen aan don geachten afgevaardigde uit Winscho ten. Nu niet meer, zegt de geachte afgevaar digde uit Winschoten, maar wij spreken bij dit debat alleen over hetgeen nu nog mogelijk is. En het oordeel van de Regeering berust nfot alleen op feiten, maar ook op de beteekenis, die do Regeering aan dio feiten hecht. En nu zou ik toch willen vragen of men inderdaao zou meenen, dat do Regeering, die de gebeur tenissen van de laatste vijf maanden als het ware van dag tot dag heeft medegeleefd, waai de zou kunnen hechten, zoo groote waarde dat zij op grond daarvan van opinie zou verande ren, aan het oordeel van Kamerleden, dio niet over de ervaring beschikken, en die evenmin i- plomatieke en strategische kennis hebben," in staat om aan hun oordeel autoriteit te verlee- nen. Ik meen, dat dit uitgesloten is. Wanneer een arts tot een operatio raadt, zal hij dan zijn verantwoordelijkheid gedekt achten omdat de patiënt meent, dat de ope ratie niet noodig is? Welnu, dat is ook het geval met de verantwoordelijkheid der Regee ring. De Regeering kan de verantwoordelijk heid niet van zich afschuiven en de Kamer kan de verantwoordelijkheid niet overnemen. Die ledon van de Kamer die de verantwoordelijk heid opeischen, wie het ook zijn, moeten dan ook bereid zijn om de Regeering te aanvaar den. Men kan' niet zeggen, zooals gezegd is: wij eischen de verantwoordelijkheid op, maar wij wenschen te gelijker tijd dat gij blijft le- geeren. Dat gaat niet. De Regeering draagt haar eisen verantwoordelijkheid, onafhankelijk van de Kamer: de Regeering is niet de manda taris van de Kamer. (Slot volgt.) doof J. P. BIJL, officier van gezondheid. manier een schoenkrahber voor de deur ge maakt had. In andere gevallen hadden de manschappen eigengemaakte matten in het portaal gelegd. Maar desondanks zal door de soldaten toch met kleeren en uitrusting een groote hoeveel heid stof van buiten worden meegenomen en ze zullen dus moeten zorgen, dat do reiniging daarvan zooveel mogelijk buiten het kwartier gebeurt. In sommige gevallen is dit niet goed mogelijk, maar meestal is het luiheid en on verschilligheid wanneer de manschappen in hun kwartier en niet in de buitenlucht hun kleeren afborstelen en Echoenen schoonmaken. Het is een kleine moeito en men voorkomt daardoor dat een groote hoeveelheid stof in het kwartier terecht komt. Niet minder zorg moet eraan besteed wor den om de stofvorming in het kwartier zelf tegen te gaan en ook hier wijst het zich van zelf wat gedaan moet worden en wat gelaten. Wanneer men op een kamer komt en daar eenige soldaten bezig ziet elkaar op do stroo- zakken af te rossen, zoodat zo in een heele wolk van stof gehuld zijn, kan ieder gewoon mensch begrijpen dat de lucht voor de overige kameraden er niet frisscher op wordt. Wanneer iemand zich niet schaamt om op den vloer van het kwartier to spuwen, er uit gekauwde pruimen neer te gooien, afgekloven eindje sigaar er neer te werpen, in 't kort den gekeelen vloer als één groot vuilnisvat te be schouwen, dan kan hij toch begrijpen, dat al dat vuil opdroogt en gedeeltelijk verstuift en door anderen ingeademd wordt. Zoo iemand levert dus gevaar voor zijn kameraden op. Van veel beteekenis is verder het reinigen van den vloer. Vooral in groote kwartieren, waar veel manschappen zija ondergebracht en de vloer in een slechten staat verkeert, moet dit met de noodige zorg gebeuren. Dergelijke vloeren herbergen gewoonlijk een groote hoeveelheid stof en wanneer men door gewoon droog bij te vegen zoo'n vloer tracht te reinigen, doet men een zeer onvolledig, in sommige op'zichten zelfs nadeelig werk. Dit reinigen toch, dat volgen" den ..Inwendigen Dienst" na afloop van~het eersto of morgen- appèl, het vouwen der dekens enz., moet ge schieden en ook tijdens het verblijf te velde geregeld zal moeten plaats hebben, moet ten doel hebben om werkelijk te reinigen en niet om stof en vuil van de vloer te doen opdwar relen en naar de stroozakken te doen ver plaatsen. Veelal is het in een kwartier nooit stoffiger dan wanneer er schoongemaakt wordt en toch is het zoo eenvoudig om een vloer te reinigen zonder het geheele vertrek in een stofwolk te hullen. Het meest gewone middel daartoe is het gebruik van theebïaren, maar aangezien die te velde natuurlijk niet te verkrijgen zijn, kan men nat zand of water gebruiken of beter nog een natte dweil. Een beetje overleg is daarbij noodig. Maakt men een vloer kletsnat, dan is het gevolg, dat zo eerder rotten gaat en vocht afgeeft. Ook hier betrachte men dus den gulden middenweg. Als middel om do vloeren minder stoffig te maken, worden tegenwoordig verschillende stofbindende middelen aanbevolen. Ze zijn evenwel vrij duur en hebben bovendien enkele andere bezwaren. Het beste middel, dat de manschappen te velde kunnen toepassen om geen last te heb ben van het stof dat van do vloer komt, is dus in de^erste plaats zorgen dat er geen onnoodig vuil opgeworpen wordt en in de tweede plaats, dat de reiniging op behoorlijke wijze en gere geld geschiedt. Voor het eerste is noodig, dat op iedere kamer waar een aantal soldaten zijn, eenige bakken staan, waarin allerlei vuil geworpen kan worden. Dergelijke spuwbakjes zijn te maken van \Uerlei oude kistjes, potten, pan nen. Men doet er wat zand met creoline en water in, zoodat ze niet kunnen omvallen en gemakkelijk gereinigd kunnen worden. (Wordt vervolgd.) xxvn. Kwartier V. Wanneer men nu weet op welke wijze het stof in de lokalen ontstaat, kan iedereen, die zijn verstand gebruikt, bedenken wat hij doen en laten moet om het stof in de kwartieren zooveel mogelijk tegen te gaan. Tegen het ont staan van stof op straat kan de soldaat na tuurlijk weinig of niets beginnen. Bijna alles wat dat betreft is afhankelijk van plaatselijke omstandigheden. AA'el daarentegen kan hij veel doen om te zorgen, dat zoo weinig mogelijk stof van bui ten in het kwartier komt. Jongens, die thuis niet binnen zouden durven komen zonder hun schoenen behoorlijk afgeveegd te hebben of hun klompen te hebben uitgetrokken, stappen hnn kwartier binnen met laarzen waar een dikke laag modder aanzit. Als dit geschiedt wanneer men vermoeid na een langen marsch thuis komt is het begrijpelijk, maar niet te verdedigen is het wanneer men bij iedere gele genheid, dat het kwartier betreden wordt, een dikke laag vuil meeneemt. Ook hier kunnen de manschappen zelf veel doen. Bij sommige kwartieren heb ik b.v. ge zien, dat men op zeer handige en eenvoudige delijke functie bekleedt. Tegen den namiddag, omstreeks 5 uur, kwa men twee bevriende hoofden in het kampe mentHadji-Soliman, het hoofd van Lampag ger ©n Toekoe Aruat. Als gewoonlijk vroegen •zij 't eerst naar don heer -Van do Roemer, die veel slag had, om met hen om te gaan. Bij derge lijk bezoeken kwamen de andere officieren, beleefdheidshalve, de hoofden groeten, en ook op dien namiddag moesten zij zich tegen wil ©u dank laten zien en een gesprek aanknoo- pcn. dat in den regel onbeduidend was. Maar de welwillende en goedhartige luitenant Van de Roemer verstond de kunst om in hun trant te spreken en die bezoekers bezig te houden. Ditmaal echter gold iiun bezoek een ernstige medcdeeling. Beide hoofden gaven hunne vrees te kennen omtrent zekere Hadji-Aboe. daar dezen, volgens geruciit, het voornomen werd toegeschreven, om de bevolking der zes Mookims te benadeelen en onzen post te Lam pagger te verontrusten. Zij verklaarden aan do waarheid van dat ge rucht niet te twijfelen en vreesden dat het vuur van onzen post, bij een vijandelijken aan- ral bun kampong voel kwaad zoude doen. Als bewijs van hunne goede gezindheid, zou den zij den géheelen nacht de bevolking laten patrouillceren, en daar deze patrouilles wel licht in de. nabijheid van het kampement kon den komen, verzochten zij om onze, aan de noordzijde geplaatste schildwachten, te waar schuwen, niet te spoedig te schieten-- De toestand in dsn reuzenstrijd TsaarNieolaas van Rusland is aan het front van zijn troepen in Polen; keizer Wilhelm is naar het Oosterfront vertrokken, zoo meldden de telegrammen. Valt daaruit op te maken, dat de strijd heviger zal wor den op het Oostelijk oorlogsterrein? Ge woonlijk dienen dergelijke vorstelijke bezoeken om de troepen aan te moedigen en voorziet men dus krachtiger en hardnekkiger aan vallen Totnogtoe hooren we daarvan niet in Galicië. Men strijdt er, zeker, zoowel daar als in Polen, en de Rus sische regeering heeft een uitvoerig com muniqué uitgegeven over de gevechten der laatste dagen in het Oosten rij ksch gebied, maar er valt niets te vertellen van eenig beslissend feit. Wel wordt er in bekend gemaakt, dat de Russen in den laatsten tijd, feitelijk reeds sedert weken, teruggetrokken Gedurende dit onderhoud meldde de wacht, 15 ongewapende Atjehers, die toegang ver zochten tot het kampement. Deze Jieden wa ren op hertenjacht geweest en wenschtcn den officiereu een stuk liertenvleeseli aan te bie den. De postcommandant vond geen bezwaar deze ongewapende bewoners der bevriende kampongs toe te laten en verzocht <Jen luite nant Van de Roemer, dien lieden den dank over te brengen der officieren. Toen Hadji-Soliman en Toekoe Arnat afscheid baden genomen, vertrokken ook de hertenja gers. Een hunner, denkelijk het hoofd, zeide toe den commandant der wacht, bij het verlaten van het kampement, dat de hertenjacht niet veel had opgeleverd, doch dat hij een volgende maal gelukkiger hoopte zijn, ton einde ook de Europeesch© militairen, op- hertenvleesch te kunnen onthalen. Luitenant .Schnelle, die gewoonlijk met wan trouwige blikken de Atjehers in t' oog lneld. verklaarde, dat hem dit bezoek te denken gaf. Naar zijne- mcening broeide er iets, en "t was hem, alsof Toekoe Amat, wiens verraderstronie toch reeds weinig vertrouwen inboezemde, te veel rondloerde. Luitenant Van de Roemer was ook niet geru6t en meende, dat dc hoofden geen open kaart speelden. Jammer genoeg, deelde de postcommandant niet in het wantrouwen zijner officieren cn verklaarde geeu beteekenis te hechten aan het bezoek der Atjehsche hoof den, wier verzoek uiet kon doen denken aan een verborgen bedoeling. Zij zijn zoo zeide De blokkade van Engeland, Zoo allengs wordt deze krijg toch ook een zeeoorlog, met al zijn gevolgen. Onder die gevolgen behoort ook, zoo mogelijk, een blokkade der vijandelijke kusten. Daartoe wil Duitschland nu overgaan. Het wil de kusten van Frankrijk en van Engeland blokkeeren, verhinderen in de eerste plaats, dat dit laatste land meer hulptroepen zendt naar zijn bondgenoot aan den overkant van het Kanaal, maar verder ook de handels schepen onder Britsche of Fransche vlag aanvallen 6n vernietigen, zoo noodig. Deze nieuwe actie op zee van Duitsch land is van zeer groot belang en ongetwij feld zal zij van wijden invloed zijn. Niet alleen op. den toestand der oorlogvoerenden, ook op dien der neutralen, wier handel er wel onder moet lijden. Wat er van deze actie terechtkomt en wat zij zal uitwerken is af te wachten, zij begint, volgens de Duiftche marine-autoriteiten, op 18 Febru arimaar in elk geval is een kaartje van de Noordzee, het Kanaal en do omliggende landen nu wel op zijn plaats in ons blad. zijn in Galicië, doch deze terugtocht was een tactische maatregel. Ook de Oostenrijkcuho berichten spreken van geen verandering in den toestand in Gaiicié, doch zij erkennen eveneens, dat er wel hevig gestreden wordt. Ontzettender echter moeten de gevechten zrjn in Polen. Het lijkt er op, dat men daar tot een be slissing wil kernen; het gaat er om, of de Duitschers uit Polen zullen worden terug gedrongen, of dat zij Warschau zullen in nemen. Om die sterke vesting gaat hetkvan Duitschen kant. De strijd daarvoor neemt, het is een Italiaansch correspondent, die het bericht, reusachtige en ongekende afmetingen aan. Telkens weer hebben er bloedige bajonetaanvallen plaats en de man schappen vallen bij duizenden. De verliezen zouden zoo talrijk zijn, volgens dezen cor respondent, dat de lijken hier en daar tot drie voet hoegte zijn opgestapeld. Men ziet in de laatste dagen in Polen den oorlog in ai zijn werkelijkheid. Op het Westelijk terrein duurt de strijd insgelijks voort, zij het niet zoo hevig en verwoestend. Het is daar. weer de artillerie, die vooral het woord 7oert. Doch ook daar hebben er bajonet-gevechten plaats. Geen verandering daar: steeds worden er dezelfde namen genoemd als sedert weken, sedert maanden, Een wijk van Soissons is weer gebombardeerd; ten zuidoosten van Yperen namen de Duitschers een Fransche loopgraaf; bij T ja Bassèe drongen de Franschen door in een loopgraaf der Duitschers; bij Qninchv vermeesterden de Engelsehen een steen fabriek tot dusver bezet door de Duitschers; in de streek van Nieuwpoort sloegen de Franachen tal van kleine aanvallen der tegenstanders af. Zoo zouden we voort kunnen gaan, maar dit is voldoende om te bewijzen, dat de strijd weinig verandert, wat de plaats, en geheel niet wat de wijze van vechten be treft. Geen der partijen ziet blijkbaar kaos eenig voordeel te behalen. Volgens sommige berichten zou er nu nog geen nieuw groot Engelsch leger geland zijn in Frankrijk, maar zou dit alleen worden verwacht. De Duitsche actie ter zee zou daarvoor dan niet te laat komen, en de bedreiging er mee op tijd. De vraag is nu, of die bedreiging hij wel eens meer om een praatje verlegen en doen gaarne gewichtig. De uitspjaak van den kapitein Hoynck van Pipendiecnt verbaasde do officieren in geen geringe mate, te meer omdat hij zich tegenover hen zeer ongunstig over de Atjehers had uitge laten. Hij noemde hen een volk van schelmen, bedriegers en verraders. Toen liet tegen tien avond liep, bekwamen de schildwachten aan den Noordkant het con signe, niet te spoedig te vuren, daar de be volking gedurende den nacht patrouille zoude lcoppn en wellicht ook het kampement aan den X.-zijde wilde verkennen. Ongelukkiger bevel kon niet worden gege ven, xe meer omdat daarbij geen maatregelen van veiligheid door den postcommandant wer den noodig geacht. AVel een bewijs, hoe hij, ondanks zijn ongun stig oordeel ten aanzien der Atjehers, ten slotte door hun gehuichel en vrienc^hjn. gedoe in den strik liep, welke zij hem spanden. Dc luitenant Van de Roemer had in den nacht van 2 op 3 Mei tot één uur de wacht, cn werd door den postcommandant zelve afgelost. De luitenant Schnelle had geen dienst, doch was te zeer ten prooi aan kwellende ongerust heid om den slaap te kunnen vatten. Een somber voorgevoel dreef hem telkens uit het bed naar de Noorder-face, alwaar hjj, over den paggar gebogen, scherp luisterend^'gngen tijd in het duister tuurde. In de onmiddellijke nabijheid "bleef ha4 uitwerking zal hebben en de landing van nieuwe troepen verhinderen en verder, of de Duitschers haar zullen houden. Er wordt natuurlijk vau verschillende zijden tegen geprotesteerd, vooral van de jijde der neutralen, maar met het oorlogsrecht schijnt deze taktiek niet in strijd. De strijd In Vlaanderen. De correspondent van de „Daily Tel." seint uit Boulogne: De vijand schijnt een nieuwe aanval ?an te zetten tusschen Yperen en Nieuwpoort. De stellingen der bondgenooten daar worden heftig beschoten door de Duit sche artillerie, terwijl de Duiteche troepen aanzienlijk versterkt worden. Voortdurend vliegen Duitsche avia- teur3 over onze loopgraven. Achter hun gevechtelinie trekken de Duitachers versche troepen bijeen, die van Iseghem ko men. Regimenten, die zware verliezen heb ben geleden, worden hier op volle sterkte gebracht. De terugkeer van het koude weer werkt de hervatting van het offensief in Vlaanderen in de hand. De bondgenooten hebben belangrijk terrein gewonnen langs den veg naar Ostende. E n g ela n d. Tegen de stakingsnelglngen. LONDEN. Thoma3, arbeidersafgevaar digde in het Lagerhuis en Eecretari3 van den Bond van spoorwegpersoneel, heeft to Leicester een rede gehouden. Hij verklaarde, dat ieder die nu een sta king zou aanraden niet alleen zich schuldig maakte aan een misdaad, maar ook den arbeiders den grootsten ondienst bewees. Hij verdedigde de houding van het bestuur van den vakvereeniginsbond om het nationale program in oorlogstijd te laten rusten en was Qvertuigd, dat de onderhandelingen met de spoorwegmaatschappijen tot grootere tegemoetkomingen zouden leiden, dan ooit te voren verkregen waren. De vergadering nam mctie3 aan, de hou ding van het Bondsbestuur goedkeurend en aan de regeering de invoering van staats controle op de levensmiddelenvoorziening vragend. overal zonder gerucht, alleen in de verte, in de buurt der kampongs, weergalmde telkens het geblaf der wilde honden, dat aan de pa trouille-beweging der bevrienden werd toe geschreven. A'an tijd tot tijd kon zelfs de af lossing der schildwachten aan de kampong- randen worden gehoord. Waarlijk listiger kó medie. om de bezetting te misleiden, was moei lijk denkbaar. Tevergeefs had Schnelle ooren on oogen in gespannen, tevergeefs ec-n groot deel van zijn nachtrust opgeofferd. Niets verdachts liet zich zien, niets verontrustends werd gehoord. Teen het drie uur had geslagen, zonder dat het kampement door het minst was geallarmeerd, besloot hij naar bed te gaan, en was weldra ingedommeld. Het sloeg vb?r uur. Het omligend terrein lag nog immer in bet duister gehuld. Niets in den omtrek, dat tot nog toe de vrees van dien officier had gerechtvaardigd. Ook in de kampongs was het nu stil. AVel moenden de schildwachten aan de N.-zijde nu en dan eenig geritsel te booren, doch aan die zijde laar de groote klappertuin en 't was zeker de nachtwind die de palmkruinen mi- schend heen en weer slingerde. Maar nauwe lijks had de post voor t geweer den laatsten siag op de „tong-tong" aangegeven, of ee« woest, oorverdoovend geschreeuw en het schie ten der schildwachten deden 'V bezetting vat. Lamp,aggar in haren elaap rikken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1915 | | pagina 1