No. 76.
Woensdag 10 Februari 1915
Oorlogsnieuws.
Orgaan voor Leger en Vloot.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Mededeeling.
Het verraad van Lampaggar.
Gezondheidsleer,
België.
Oplaag 40,000 exemplaren.
SOLDATENCOURANT
ADRES DER REDACTIE PALESTRINASTRAAT 10, AMSTERDAM, TELE
FOON Z. 4968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN.
LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-MILITAIREN
3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
Voor AdvortentiCn wende men rich tot het A!g. Ad verten tic-Bureau BOUMA Co
Heerengracht 220 Amsterdam of tolde Drukkery „Jacob van Campen* N. Z. Yoorburgwa
234-240 (Keizerrijk D) Amsterdam, Prijs der Advertentifn per regel 30 cent. Bj
abonnement reductie.
Hier zijn Fransclie soldaten, die terugkeeren uit de loopgraven. Zij marcheeren
door sneeuw en wind en er zijn er bij, die een herinnering meedragen aan de
Duitschers. Maar dat alles doet er niet toe, zij zien er opgewekt uit en rooken hun
sigaret of hun hun pijpje, zoo smakelijk, alsof ze alleen een grooten marsch hebben
gemaakt en nu naar huis tos gaan. Trouwens, er wordt veel goeds verteld van de
Fransche troepen zij zijn geduldiger en volhardender, dan men van hun landaard
zou verwachten en bovendien moedig en strijdlustig, zooals deFranschenvan oudsheetten.
Dringend verzoeken wij nogmaals cm bij
correspondentie over „DE SOLDATENGGURANT"
toch zorgvuldig te vermeiden, hoe het adres
luidt van het pakket SoldatenGouranten dat
men ontvangt. Aan verzoeken om wijziging te
b.engen in den inhoud der pakketten, kan geen
gevolg werden gegeven worden, wanneer men
ons niet precies mededeelt, hoe deze pakketten
geadresseerd worden.
Namen en plaatsen komen op onze expeditie-
lijst niet voor, maar wel volledige aanduiding
van de onderdeelsn, waaraan wij toezenden.
Men houde toch met dit verzoek dat wij
re9ds vele malen deden rekening, om zich
zalf en ons in onze drukke werkzaamheden,
noodelooze moeito en correspondentie te be
sparen.
Het eenvoudigste is, om ons bij de correspon
dentie over den inhoud der pakketten, steeds
tegelijkertijd de adresstrook toe te zenden.
Geen audiëntie.
Blijkens bericht in de „Staatscourant"
wordt Donderdag a.s. door den Minister van
Oorlog geen audiëntie verleend.
Langer in dienst houden van dienstplichtigen
bij de Landweer.
Na den minister van oorlog hield de
minister-president mr. Cort van der Linden,
als minster van binnenl. zaken, een rede
over bovengenoemde quaestie in de Tweede
Hamer. De minister sprak als volgt
Mijnheer de Voorzitter! De geachte afge-
vaardigde uit Winschoten, de heer Bos, heeft
terecht gezegd, dat liet hier niet alleen gold
het beleid van den Minister van Oorlog, maar
dat liet bij deze zaak geldt het beleid van het
gansche Kabinet. Ik meen daarom dat het ge
past is aan hetgeen de Minister van Oorlog
heeft gezegd, mijnerzijds enkele opmerkingen
toe te voegen.
Het is begrijpelijk en het behoort ook, n3ar
het mij voorkomt, tot de taak van de Kamer,
dat van haar zijde vooral de klemtoon is ge
door (2
J. P. SOHOEMAKER,
Majoor-Commandant Nijmeegeoh Vrijw. Korps.
Wij vervolgen.
In 't laatst van April 1876, bekwam 'zoo
wordt beweerd de postcommandant van
Lampagger, de kapitein Hoynk van Papen
drecht, de medcdeeling, dat in de 4 en 6 Moe»
kims, veel kwaad volk schuilde.
Vreemd echter, dat de Atjehsche vrienden
van Lampagger, nooit dien kapitein of zijne
beide officieren (de luitenants Schuello en
van de Roeïner) eenig bericht hebben gedaan,
omtrent do aanwezigheid des vijands.
Ook hebben zij zooals later bleek nim
mer den postcommandant gewaarschuwd, dat
de kampong Lamtjoet onbewoond bleef, niet
tegenstaande de huizen op last van den gene
raal Pel niet aan vernieling waren prijs gego-
ven.
Op den len Mei kwam de luitenant van de
Roemer van een transport terug en rappor
teerde den kapitein Hoynck van Papendrecht,
dat een goed gekleedo inlander hern to Olch-
leh beloofd groetend had staande gehoudeh, en
ongeveer 'het volgende zeide:
„Heer, U is van Lampagger; wees voorzich
tig, want daar beweegt zich veel j|waad volk
legd op de groote verstoring van het econo
misch leven en op de zware offers, die van een
groot deel van ons volk worden gevergd ten
gevolg© van den mobilisatietoestand. Maar
daaruit mag niet worden afgeleid, dat er een
tegenstelling zou bestaan tusschen de Kamer
en de Regeering, zoodat de Kamer alleen oog
zou hebben voor de economische bezwaren en
de Regeering alleen oog zou hebben voor de be
langen van de defensie. Dat is niet het geval,
en ik sluit mij daarom gaarne aan bij mijn
ambtgenoot van Oorlog: de Regeering is zich
levendig bewust van de groote offers, die van
de natie moeten worden geëischt. Zij is er
zich levendig van bewust, dat die offers hoe
langer hoe zwaarder wegen naarmate de mobi
lisatie langer duurt, maar do Regeoring meent,
dat het onvermijdelijk is in 's lands belang,
dat deze offers worden gebracht. De Regee
ring heeft getracht zooveel mogelijk den nood
van velen te verzachten. Zij zal daarmede
voortgaan zooveel in haar vermogen is, en zij
zal daarbij rekening houden~met de grieven en
wenken, die uit den boezem der Kamer tot
haar gericht zijn. In zooverre zal het debat,
dat hier gevoerd is, niet vruchteloos voorbij
gaan, maar wanneer men allerlei voorbeelden
aanhaalt, zooals door den geachten afgevaar
digde den heer Terlaan is gedaan, meen ik
toch dat die wijze, om den nood, die geleden
wordt te adstrueeren, niet do juiste is, want
er is geen onfeilbare organisatie. Iedere orga
nisatie, door welk Ministerie 4 of door welken
Minister ook tot stand gebracht, zal medebren
gen, dat er fouten worden begaan en dat men
kan aantoonen, dat in dit of in dat speciale
geval noodeloos geleden wordt.
De Minister van Oorlog heeft gezegd, dat
aan de natie geen offers zullen worden ge
vraagd langer dan naar het oordeel van de Re
geering in den volsten zin des woords onver
mijdelijk is. Ik onderschrijf dat. maar over die
onvermijdelijkheid behoudt da Regeering zich
haar oordeel voor. Het is op dit oogenblik in
deze tijden nog de tijd van regeeren, en de tijd
van rekenschap komt later. De Regeering
neemt de verantwoordelijkheid niet op zich,
dat thans onze weermacht maar met één man
wordt vetminderd.
Heeft nu de Regeering, gelijk de heer Troel
stra schijnt bewec-rd te hebben, het debat met
deze Kamer willen afsnijden, heeft zij getracht
de Kamer uit te schakelen! Allerminst. "Wat
de geachte afgevaardigde, de lieer Troelstra,
daaromtrent beweerd heeft, acht ik onjuist.
De Regeering heeft eerder dit debat gezocht
dan het afgesneden. Maar do Regeering heeft
ook argumenten gegeven aan de Kamer waar
om naar haar oordeel de weermacht niet mocht
in het gebergte. Men wil den pas afsluiten en
uwe post bedreigen."
Voordat luitenant Va nde Roemer, die de
ooren spitste, om nadere uitlegging kon vra
gen, had zijn zegsman zich haastig verwijderd.
Deze verontrustende tijding gaf don post
commandant aanleiding om genoemden offi
cier, in den vroegen morgen van den 2en Mei,
met een detachement van 3 Oman, eene verken
ning te doen maken naar den kant van het
gebergte.
Tegen 11 v.m. was het detachement terug,
zonder een enkelen vijand te hebben gezien.
Wel had men liier en daar op de hellingen
hutten aangetroffen en getuigden verscho voet
sporen naar den kant van den bergpas, dat
die hutten bewoond waren, doch niets ver
ried, dat een sterke bende zich in het geberg
te had genesteld. Het gebergte was in verschil
lende richtingen verkend, het bergpad bijna
in zijne gansche lengte doorloopcn vele holen
en spelonken, welke cere hinderlaag konden
herbergen, waren doorzocht, doch nergens had
men een menschelijk wezen ontdekt.
De uitslag van deze verkenning heeft den
kapitein Hoynck van Papendrecht blijkbaar
doen twijfelen aan do gegrondheid van het be
richt. Het valt niet to ontkennen, dat men
op «orlogsterrein nooit met juistheid kan we-
teu wat er waars of onwaars is in do geruch
ten, wolke men evrncemt Toch is het raad
zaam, daaraan niet alle beleckenis te ontzeg
gen, vooral niet, indien men ccn verantwoor
worden verminderd. Nu kan men dio argu
menten onvoldoende achten en niet goedkeu
ren, maar men mag niet zeggen, dat de Re
geering het debat heeft ontweken, want dat. is
niet juist. De Regeering heeft echter behalve
de redenen, die zij gegeven heeft, en die ,op
zich zelf reeds naar haar oordeel klenimemü
zijn, nog andere gegevens, waarop haar oordeel
berust, en omtrent die gegevens, welke mode
bij haar wegen, weigert zij een debat. Zij aan
vaardt het debat niet, noch in het publiek,
noch in comité-generaal. En waarom niet!'
Vooreerst hierom, dat een opening van zaken,
wanneer zij volledig zou zijn, vertrouwelijke
mededeolingen en besprekingen zoude omvat
ten, die de Regeering niet het recht heeft «in
mede to deelen aan de Kamer. En ten tweede,
omdat zij zoude moeten omvatten feiten, wair-
van do mededeeling ton eenenmale in strijd
zou zijn met 's lands belang.
De heer Troelstra heeft met verontwaardi
ging afgewezen, dat een lid van de Kamer zich
zou laten vinden om iets, wat in het geheim
was medegedeeld, openbaar te maken. Die ver
ontwaardiging was volkomen overbodig. Do Re
geering wantrouwt geen enkel lid der Kamer,
en wanneer zij weigert deze feiten in comité-
generaal mede te deelen, dan is dat niet om
dat zij eenigen den minsten twijfel koestert a-iu
de integriteit van de leden van de Kamer.
Niet het minst, maar het bewaren van een ge
heim hangt niet alleen af van de integriteit
van de leden. Het is toch notoir, dat dikwijls
bij vergissing mededeelingen worden gedaan
van hetgeen men weet, en dat men er nader
hand spijt van heeft, dat men uitdrukkingen!
heeft gebezigd, die tot vermoedens en misvat
ting aanleiding kunnen geven. Het is ,en
daarmede behoef ik niemand, wien ook, te
krenken notoir, dat het niet zeker is dat
een geheim, dat aan honderd menschen wordt
medegedeeld, een geheim blijft.
Ik zou ook nog dit willen zeggen. Gesteld
dat 's lands belang zich niet verzette tegen een
volkomen openhartige bespreking van alles
wat do Regeering weet, welk nut zou dan ecno
dergelijke bespreking kunnen hebben? En dio
vraag zou ik ook in het bijzonder kunnen doen
aan don geachten afgevaardigde uit Winscho
ten. Nu niet meer, zegt de geachte afgevaar
digde uit Winschoten, maar wij spreken bij dit
debat alleen over hetgeen nu nog mogelijk is.
En het oordeel van de Regeering berust nfot
alleen op feiten, maar ook op de beteekenis,
die do Regeering aan dio feiten hecht. En nu
zou ik toch willen vragen of men inderdaao
zou meenen, dat do Regeering, die de gebeur
tenissen van de laatste vijf maanden als het
ware van dag tot dag heeft medegeleefd, waai
de zou kunnen hechten, zoo groote waarde dat
zij op grond daarvan van opinie zou verande
ren, aan het oordeel van Kamerleden, dio niet
over de ervaring beschikken, en die evenmin i-
plomatieke en strategische kennis hebben," in
staat om aan hun oordeel autoriteit te verlee-
nen. Ik meen, dat dit uitgesloten is.
Wanneer een arts tot een operatio raadt,
zal hij dan zijn verantwoordelijkheid gedekt
achten omdat de patiënt meent, dat de ope
ratie niet noodig is? Welnu, dat is ook het
geval met de verantwoordelijkheid der Regee
ring. De Regeering kan de verantwoordelijk
heid niet van zich afschuiven en de Kamer kan
de verantwoordelijkheid niet overnemen. Die
ledon van de Kamer die de verantwoordelijk
heid opeischen, wie het ook zijn, moeten dan
ook bereid zijn om de Regeering te aanvaar
den. Men kan' niet zeggen, zooals gezegd is:
wij eischen de verantwoordelijkheid op, maar
wij wenschen te gelijker tijd dat gij blijft le-
geeren. Dat gaat niet. De Regeering draagt
haar eisen verantwoordelijkheid, onafhankelijk
van de Kamer: de Regeering is niet de manda
taris van de Kamer.
(Slot volgt.)
doof J. P. BIJL, officier van gezondheid.
manier een schoenkrahber voor de deur ge
maakt had. In andere gevallen hadden de
manschappen eigengemaakte matten in het
portaal gelegd.
Maar desondanks zal door de soldaten toch
met kleeren en uitrusting een groote hoeveel
heid stof van buiten worden meegenomen en
ze zullen dus moeten zorgen, dat do reiniging
daarvan zooveel mogelijk buiten het kwartier
gebeurt. In sommige gevallen is dit niet goed
mogelijk, maar meestal is het luiheid en on
verschilligheid wanneer de manschappen in
hun kwartier en niet in de buitenlucht hun
kleeren afborstelen en Echoenen schoonmaken.
Het is een kleine moeito en men voorkomt
daardoor dat een groote hoeveelheid stof in
het kwartier terecht komt.
Niet minder zorg moet eraan besteed wor
den om de stofvorming in het kwartier zelf
tegen te gaan en ook hier wijst het zich van
zelf wat gedaan moet worden en wat gelaten.
Wanneer men op een kamer komt en daar
eenige soldaten bezig ziet elkaar op do stroo-
zakken af te rossen, zoodat zo in een heele
wolk van stof gehuld zijn, kan ieder gewoon
mensch begrijpen dat de lucht voor de overige
kameraden er niet frisscher op wordt.
Wanneer iemand zich niet schaamt om op
den vloer van het kwartier to spuwen, er uit
gekauwde pruimen neer te gooien, afgekloven
eindje sigaar er neer te werpen, in 't kort den
gekeelen vloer als één groot vuilnisvat te be
schouwen, dan kan hij toch begrijpen, dat al
dat vuil opdroogt en gedeeltelijk verstuift en
door anderen ingeademd wordt. Zoo iemand
levert dus gevaar voor zijn kameraden op.
Van veel beteekenis is verder het reinigen
van den vloer. Vooral in groote kwartieren,
waar veel manschappen zija ondergebracht en
de vloer in een slechten staat verkeert, moet
dit met de noodige zorg gebeuren.
Dergelijke vloeren herbergen gewoonlijk een
groote hoeveelheid stof en wanneer men door
gewoon droog bij te vegen zoo'n vloer tracht te
reinigen, doet men een zeer onvolledig, in
sommige op'zichten zelfs nadeelig werk. Dit
reinigen toch, dat volgen" den ..Inwendigen
Dienst" na afloop van~het eersto of morgen-
appèl, het vouwen der dekens enz., moet ge
schieden en ook tijdens het verblijf te velde
geregeld zal moeten plaats hebben, moet ten
doel hebben om werkelijk te reinigen en niet
om stof en vuil van de vloer te doen opdwar
relen en naar de stroozakken te doen ver
plaatsen.
Veelal is het in een kwartier nooit stoffiger
dan wanneer er schoongemaakt wordt en toch
is het zoo eenvoudig om een vloer te reinigen
zonder het geheele vertrek in een stofwolk te
hullen. Het meest gewone middel daartoe is
het gebruik van theebïaren, maar aangezien
die te velde natuurlijk niet te verkrijgen zijn,
kan men nat zand of water gebruiken of beter
nog een natte dweil.
Een beetje overleg is daarbij noodig. Maakt
men een vloer kletsnat, dan is het gevolg, dat
zo eerder rotten gaat en vocht afgeeft. Ook
hier betrachte men dus den gulden middenweg.
Als middel om do vloeren minder stoffig te
maken, worden tegenwoordig verschillende
stofbindende middelen aanbevolen. Ze zijn
evenwel vrij duur en hebben bovendien enkele
andere bezwaren.
Het beste middel, dat de manschappen te
velde kunnen toepassen om geen last te heb
ben van het stof dat van do vloer komt, is dus
in de^erste plaats zorgen dat er geen onnoodig
vuil opgeworpen wordt en in de tweede plaats,
dat de reiniging op behoorlijke wijze en gere
geld geschiedt.
Voor het eerste is noodig, dat op iedere
kamer waar een aantal soldaten zijn, eenige
bakken staan, waarin allerlei vuil geworpen
kan worden. Dergelijke spuwbakjes zijn te
maken van \Uerlei oude kistjes, potten, pan
nen. Men doet er wat zand met creoline en
water in, zoodat ze niet kunnen omvallen en
gemakkelijk gereinigd kunnen worden.
(Wordt vervolgd.)
xxvn.
Kwartier V.
Wanneer men nu weet op welke wijze het
stof in de lokalen ontstaat, kan iedereen, die
zijn verstand gebruikt, bedenken wat hij doen
en laten moet om het stof in de kwartieren
zooveel mogelijk tegen te gaan. Tegen het ont
staan van stof op straat kan de soldaat na
tuurlijk weinig of niets beginnen. Bijna alles
wat dat betreft is afhankelijk van plaatselijke
omstandigheden.
AA'el daarentegen kan hij veel doen om te
zorgen, dat zoo weinig mogelijk stof van bui
ten in het kwartier komt. Jongens, die thuis
niet binnen zouden durven komen zonder hun
schoenen behoorlijk afgeveegd te hebben of
hun klompen te hebben uitgetrokken, stappen
hnn kwartier binnen met laarzen waar een
dikke laag modder aanzit. Als dit geschiedt
wanneer men vermoeid na een langen marsch
thuis komt is het begrijpelijk, maar niet te
verdedigen is het wanneer men bij iedere gele
genheid, dat het kwartier betreden wordt, een
dikke laag vuil meeneemt.
Ook hier kunnen de manschappen zelf veel
doen. Bij sommige kwartieren heb ik b.v. ge
zien, dat men op zeer handige en eenvoudige
delijke functie bekleedt.
Tegen den namiddag, omstreeks 5 uur, kwa
men twee bevriende hoofden in het kampe
mentHadji-Soliman, het hoofd van Lampag
ger ©n Toekoe Aruat. Als gewoonlijk vroegen
•zij 't eerst naar don heer -Van do Roemer, die
veel slag had, om met hen om te gaan. Bij derge
lijk bezoeken kwamen de andere officieren,
beleefdheidshalve, de hoofden groeten, en ook
op dien namiddag moesten zij zich tegen wil
©u dank laten zien en een gesprek aanknoo-
pcn. dat in den regel onbeduidend was. Maar
de welwillende en goedhartige luitenant Van
de Roemer verstond de kunst om in hun trant
te spreken en die bezoekers bezig te houden.
Ditmaal echter gold iiun bezoek een ernstige
medcdeeling. Beide hoofden gaven hunne
vrees te kennen omtrent zekere Hadji-Aboe.
daar dezen, volgens geruciit, het voornomen
werd toegeschreven, om de bevolking der zes
Mookims te benadeelen en onzen post te Lam
pagger te verontrusten.
Zij verklaarden aan do waarheid van dat ge
rucht niet te twijfelen en vreesden dat het
vuur van onzen post, bij een vijandelijken aan-
ral bun kampong voel kwaad zoude doen.
Als bewijs van hunne goede gezindheid, zou
den zij den géheelen nacht de bevolking laten
patrouillceren, en daar deze patrouilles wel
licht in de. nabijheid van het kampement kon
den komen, verzochten zij om onze, aan de
noordzijde geplaatste schildwachten, te waar
schuwen, niet te spoedig te schieten--
De toestand in dsn reuzenstrijd
TsaarNieolaas van Rusland is aan het
front van zijn troepen in Polen; keizer
Wilhelm is naar het Oosterfront vertrokken,
zoo meldden de telegrammen. Valt daaruit
op te maken, dat de strijd heviger zal wor
den op het Oostelijk oorlogsterrein? Ge
woonlijk dienen dergelijke vorstelijke bezoeken
om de troepen aan te moedigen en voorziet
men dus krachtiger en hardnekkiger aan
vallen Totnogtoe hooren we daarvan
niet in Galicië. Men strijdt er, zeker,
zoowel daar als in Polen, en de Rus
sische regeering heeft een uitvoerig com
muniqué uitgegeven over de gevechten der
laatste dagen in het Oosten rij ksch gebied,
maar er valt niets te vertellen van eenig
beslissend feit. Wel wordt er in bekend
gemaakt, dat de Russen in den laatsten tijd,
feitelijk reeds sedert weken, teruggetrokken
Gedurende dit onderhoud meldde de wacht,
15 ongewapende Atjehers, die toegang ver
zochten tot het kampement. Deze Jieden wa
ren op hertenjacht geweest en wenschtcn den
officiereu een stuk liertenvleeseli aan te bie
den. De postcommandant vond geen bezwaar
deze ongewapende bewoners der bevriende
kampongs toe te laten en verzocht <Jen luite
nant Van de Roemer, dien lieden den dank
over te brengen der officieren.
Toen Hadji-Soliman en Toekoe Arnat afscheid
baden genomen, vertrokken ook de hertenja
gers. Een hunner, denkelijk het hoofd, zeide
toe den commandant der wacht, bij het verlaten
van het kampement, dat de hertenjacht niet
veel had opgeleverd, doch dat hij een volgende
maal gelukkiger hoopte zijn, ton einde ook de
Europeesch© militairen, op- hertenvleesch te
kunnen onthalen.
Luitenant .Schnelle, die gewoonlijk met wan
trouwige blikken de Atjehers in t' oog lneld.
verklaarde, dat hem dit bezoek te denken gaf.
Naar zijne- mcening broeide er iets, en "t was
hem, alsof Toekoe Amat, wiens verraderstronie
toch reeds weinig vertrouwen inboezemde, te
veel rondloerde. Luitenant Van de Roemer was
ook niet geru6t en meende, dat dc hoofden geen
open kaart speelden. Jammer genoeg, deelde
de postcommandant niet in het wantrouwen
zijner officieren cn verklaarde geeu beteekenis
te hechten aan het bezoek der Atjehsche hoof
den, wier verzoek uiet kon doen denken aan
een verborgen bedoeling. Zij zijn zoo zeide
De blokkade van Engeland,
Zoo allengs wordt deze krijg toch ook een
zeeoorlog, met al zijn gevolgen. Onder die
gevolgen behoort ook, zoo mogelijk, een
blokkade der vijandelijke kusten. Daartoe
wil Duitschland nu overgaan. Het wil de
kusten van Frankrijk en van Engeland
blokkeeren, verhinderen in de eerste plaats,
dat dit laatste land meer hulptroepen zendt
naar zijn bondgenoot aan den overkant van
het Kanaal, maar verder ook de handels
schepen onder Britsche of Fransche vlag
aanvallen 6n vernietigen, zoo noodig.
Deze nieuwe actie op zee van Duitsch
land is van zeer groot belang en ongetwij
feld zal zij van wijden invloed zijn. Niet
alleen op. den toestand der oorlogvoerenden,
ook op dien der neutralen, wier handel er
wel onder moet lijden. Wat er van deze
actie terechtkomt en wat zij zal uitwerken
is af te wachten, zij begint, volgens de
Duiftche marine-autoriteiten, op 18 Febru
arimaar in elk geval is een kaartje van de
Noordzee, het Kanaal en do omliggende
landen nu wel op zijn plaats in ons blad.
zijn in Galicië, doch deze terugtocht was
een tactische maatregel.
Ook de Oostenrijkcuho berichten spreken
van geen verandering in den toestand in
Gaiicié, doch zij erkennen eveneens, dat er
wel hevig gestreden wordt. Ontzettender
echter moeten de gevechten zrjn in Polen.
Het lijkt er op, dat men daar tot een be
slissing wil kernen; het gaat er om, of de
Duitschers uit Polen zullen worden terug
gedrongen, of dat zij Warschau zullen in
nemen. Om die sterke vesting gaat hetkvan
Duitschen kant. De strijd daarvoor neemt,
het is een Italiaansch correspondent, die
het bericht, reusachtige en ongekende
afmetingen aan. Telkens weer hebben er
bloedige bajonetaanvallen plaats en de man
schappen vallen bij duizenden. De verliezen
zouden zoo talrijk zijn, volgens dezen cor
respondent, dat de lijken hier en daar tot
drie voet hoegte zijn opgestapeld. Men
ziet in de laatste dagen in Polen den oorlog
in ai zijn werkelijkheid.
Op het Westelijk terrein duurt de strijd
insgelijks voort, zij het niet zoo hevig en
verwoestend. Het is daar. weer de artillerie,
die vooral het woord 7oert. Doch ook daar
hebben er bajonet-gevechten plaats. Geen
verandering daar: steeds worden er dezelfde
namen genoemd als sedert weken, sedert
maanden, Een wijk van Soissons is weer
gebombardeerd; ten zuidoosten van Yperen
namen de Duitschers een Fransche loopgraaf;
bij T ja Bassèe drongen de Franschen door
in een loopgraaf der Duitschers; bij Qninchv
vermeesterden de Engelsehen een steen
fabriek tot dusver bezet door de Duitschers;
in de streek van Nieuwpoort sloegen de
Franachen tal van kleine aanvallen der
tegenstanders af.
Zoo zouden we voort kunnen gaan, maar
dit is voldoende om te bewijzen, dat de
strijd weinig verandert, wat de plaats, en
geheel niet wat de wijze van vechten be
treft. Geen der partijen ziet blijkbaar kaos
eenig voordeel te behalen. Volgens sommige
berichten zou er nu nog geen nieuw groot
Engelsch leger geland zijn in Frankrijk,
maar zou dit alleen worden verwacht. De
Duitsche actie ter zee zou daarvoor dan
niet te laat komen, en de bedreiging er mee
op tijd. De vraag is nu, of die bedreiging
hij wel eens meer om een praatje verlegen
en doen gaarne gewichtig.
De uitspjaak van den kapitein Hoynck van
Pipendiecnt verbaasde do officieren in geen
geringe mate, te meer omdat hij zich tegenover
hen zeer ongunstig over de Atjehers had uitge
laten. Hij noemde hen een volk van schelmen,
bedriegers en verraders.
Toen liet tegen tien avond liep, bekwamen
de schildwachten aan den Noordkant het con
signe, niet te spoedig te vuren, daar de be
volking gedurende den nacht patrouille zoude
lcoppn en wellicht ook het kampement aan
den X.-zijde wilde verkennen.
Ongelukkiger bevel kon niet worden gege
ven, xe meer omdat daarbij geen maatregelen
van veiligheid door den postcommandant wer
den noodig geacht.
AVel een bewijs, hoe hij, ondanks zijn ongun
stig oordeel ten aanzien der Atjehers, ten
slotte door hun gehuichel en vrienc^hjn. gedoe
in den strik liep, welke zij hem spanden.
Dc luitenant Van de Roemer had in den
nacht van 2 op 3 Mei tot één uur de wacht, cn
werd door den postcommandant zelve afgelost.
De luitenant Schnelle had geen dienst, doch
was te zeer ten prooi aan kwellende ongerust
heid om den slaap te kunnen vatten. Een
somber voorgevoel dreef hem telkens uit het
bed naar de Noorder-face, alwaar hjj, over den
paggar gebogen, scherp luisterend^'gngen tijd
in het duister tuurde.
In de onmiddellijke nabijheid "bleef ha4
uitwerking zal hebben en de landing van
nieuwe troepen verhinderen en verder, of
de Duitschers haar zullen houden. Er
wordt natuurlijk vau verschillende zijden
tegen geprotesteerd, vooral van de jijde
der neutralen, maar met het oorlogsrecht
schijnt deze taktiek niet in strijd.
De strijd In Vlaanderen.
De correspondent van de „Daily Tel."
seint uit Boulogne:
De vijand schijnt een nieuwe aanval ?an
te zetten tusschen Yperen en Nieuwpoort.
De stellingen der bondgenooten daar
worden heftig beschoten door de Duit
sche artillerie, terwijl de Duiteche
troepen aanzienlijk versterkt worden.
Voortdurend vliegen Duitsche avia-
teur3 over onze loopgraven. Achter
hun gevechtelinie trekken de Duitachers
versche troepen bijeen, die van Iseghem ko
men. Regimenten, die zware verliezen heb
ben geleden, worden hier op volle sterkte
gebracht. De terugkeer van het koude weer
werkt de hervatting van het offensief in
Vlaanderen in de hand. De bondgenooten
hebben belangrijk terrein gewonnen langs
den veg naar Ostende.
E n g ela n d.
Tegen de stakingsnelglngen.
LONDEN. Thoma3, arbeidersafgevaar
digde in het Lagerhuis en Eecretari3
van den Bond van spoorwegpersoneel,
heeft to Leicester een rede gehouden.
Hij verklaarde, dat ieder die nu een sta
king zou aanraden niet alleen zich schuldig
maakte aan een misdaad, maar ook den
arbeiders den grootsten ondienst bewees. Hij
verdedigde de houding van het bestuur van
den vakvereeniginsbond om het nationale
program in oorlogstijd te laten rusten en
was Qvertuigd, dat de onderhandelingen
met de spoorwegmaatschappijen tot grootere
tegemoetkomingen zouden leiden, dan ooit
te voren verkregen waren.
De vergadering nam mctie3 aan, de hou
ding van het Bondsbestuur goedkeurend en
aan de regeering de invoering van staats
controle op de levensmiddelenvoorziening
vragend.
overal zonder gerucht, alleen in de verte, in
de buurt der kampongs, weergalmde telkens
het geblaf der wilde honden, dat aan de pa
trouille-beweging der bevrienden werd toe
geschreven. A'an tijd tot tijd kon zelfs de af
lossing der schildwachten aan de kampong-
randen worden gehoord. Waarlijk listiger kó
medie. om de bezetting te misleiden, was moei
lijk denkbaar.
Tevergeefs had Schnelle ooren on oogen in
gespannen, tevergeefs ec-n groot deel van zijn
nachtrust opgeofferd. Niets verdachts liet zich
zien, niets verontrustends werd gehoord. Teen
het drie uur had geslagen, zonder dat het
kampement door het minst was geallarmeerd,
besloot hij naar bed te gaan, en was weldra
ingedommeld.
Het sloeg vb?r uur. Het omligend terrein
lag nog immer in bet duister gehuld. Niets
in den omtrek, dat tot nog toe de vrees
van dien officier had gerechtvaardigd.
Ook in de kampongs was het nu stil. AVel
moenden de schildwachten aan de N.-zijde
nu en dan eenig geritsel te booren, doch aan
die zijde laar de groote klappertuin en 't was
zeker de nachtwind die de palmkruinen mi-
schend heen en weer slingerde. Maar nauwe
lijks had de post voor t geweer den laatsten
siag op de „tong-tong" aangegeven, of ee«
woest, oorverdoovend geschreeuw en het schie
ten der schildwachten deden 'V bezetting vat.
Lamp,aggar in haren elaap rikken.
(Wordt vervolgd.)