No. 56.
Vrijdag 25 December 1914.
Orgaan voor Leger en Vloot.
Voor 't goede doeJ.
Oplaag 50,000 exemplaren.
DE SOLDATENCOURANT
ADRES DER REDACTIE PALESTRIN'ASTRA AT 10, AMSTERDAM. TELE-
FOON Z. '19K8. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL I'ER WEEK VERSCHIJNEN.
LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT. VOOR NEET-MILITAIREN
3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
Voor AdvertontiHD wende men rich tot ome AdminSctmtle Drukkerij„Jtcob van Compen*
N.Z. Voorburgwal 234-240 .Keizerr^k 9) An:«t !an>. Tel. Noord 1775, of tot de advertentie
bureaux. Prijs der AdvertentiEn per regel 25 cent.
Wat in geen eeuwen gezien is, ziet men nu: Engelsche gewapende troepen in Frankrijk.
Moeten we daarvoor niet terugkeeren tot de tijden van Willem den eroveraar en van
Jeanne d'Are Maar de Engelsche soldaten in Frankrijk zijn nu de vrienden
der Franschen en trekken door do Fransche dorpen en steden, toegejuicht
door allen. Hierboven zien wij don doormarsch van de Oxfordshire-
huzaren, het regiment der Koningin .van Edgeland.
BERICHT.
Onze Soldatencourant verschijnt deze en ook
de volgende week op den gewonen tijd. Er val
len dus geen nummers tusschen uit.
Kerstklokken luien...
Kerstklokken luien haar lied over 't land,
Zwaar en gedragen, in galmende toneu,
Spreiden ze baar klanken naar allen kant.
Roepend en wenkend waar menscken wonen.
Holder en luide nu, hoog in de lucht-,
Tink'lend in stilte van wintorscbe dagen,
Zacht dan en verre, als ruisebte een zucht-,
Zucht van verlichting in lijden en klagen.
Hoort naar die klokken, vol liefde en vol hoop,
Luiend ver boven 't knnonnengedondor,
Waar ook.de angst onze harten besloop',
Hier klinkt do vrede als liet heerlijkste wonder!
Hpoger verheffen do klokken haar lied,
Stijgend en zwellend in volheid van klanken,
Troostend, wio leden, met blijder verschiet,
Jub'lcnd in vreugde, als stemmen, die danken.
Hoort naar de Boodschap, zoo heerlijk eu waard,
Die zij door steden en dorpen dragen:
,.I£era zij God, en vrede op aard,
En in den mcnschen oen welbehagen!"
Kerstmis 1914. FOKKO BOS.
DOOB
LILY A. LONG.
(Slot. J
Cottle heette den aangekomene harte
lijk welkom en stelde hem voor aan
mevrouw Cofcbic (oen dame wier opge
ruimde, hartelijke manieren niet zoo
heel veel verschilden van die van juf
frouw Lane), en aan zijn schoonzuster,
juffrouw Archer, oen slanke* jonge dame,
die rilleiid bij den open haard zat, en die
de voorstelling met een koele buiging be
antwoordde. Blijkbaar deelde zij niet in de
denkbeelden van haar broeder ten opzichte
van vreemde gasten.
„Als ik gisteravond geweten had, Wes
ton. dat je verkwisting zich in deze richting
uitstrekte," zeide Cottle vroolijk, ,,dau had
ik mij tweemaal bedacht, eer ik je te hulp
was gekomen. Heb ik je al verteld, Ellen,
dal i? zonder mij die rozen niet gekregen
hadt?"
Ik dank u wel, mijnheer Weston", zeido
mevrouw Cottle. ..Het was allerliefst vau
u. Ik hoop, dat wij de bloemen volgens uw
bedoeling verdeeld hebben. Ik heb de rozen
gonomen, zooals u ziet, en mijn zuster
zeg. Bets," waar is jouw bouquet?"
,,Ik dacht dat ze wol aardig zouden staan
op tafel," zeide de kouwelijke jonge dame
bij het vuur.
Haar stem en de arme Weston was
zoo gevoe'ig voor geluiden! was lieesch
en nauwelijks verstaanbaar. Hij voelde een
zemiwachtigen lust om te lachen bij de ge
dachte, dat zijn veelzeggende bouquet- in
handen was gekomen van zulk een onvrien
De praktijk van den modernen
De Zwitsersche kolonel Feyler, die in de
Fransche bladen herhaaldelijk belangwek
kende militaire beschouwingen levert naar
aanleiding van het verloop van de opera
ties op de verschillende slagvelden, wijst
thans in de „Journal" op het feit, dat de
gevechtsfronten zulk een verrassend weer
standsvermogen blijken te bezitten.
Na den slag aan de Marne had men
kunnen verwachten, dat de verslagen
Duitschers pas aan de Maas zich zouden
herstellen de krijgsgeschiedenis wettig
de zulk een onderstelling. Maar nog staan
zij aan de Aisne.
Bij de ontwikkeling van de omvattende
operaties aan do Oise en de Somnie, had
men van dag tob dag den terugtocht der
Duitschers van de Aisne kunnen verwach
ten. Maar in plaats daarvan vormde zich
een nteuw front, dat nog weerstand biedt.
Aan de Leie en Yser hadden de inzot van
de geweldige Duitsche troepenmassa's en
hun verwoede aanvallen, volgens de metho
den en gegevens van vroegere oorlogen,
ongetwijfeld een baan moeten breken door
de stellingen van den vijand, die nume
riek zwakker was. Maar elk élan brak op
die stellingen.
delijk schepseltje. Iu ieder geval was het
mandje goed terecht gekomen, en daar was
hij blijde om, heel blijdeOpeens voelde hij
do kracht om allen te tarten, al-zouden zij
hem ook voorgoed do deur wijzen. Dit
nieuwe gevoel van vrijheid veroorloofde
hem zelfs, vroolijk te praten.
„Als de romanheld, die altijd onver
wacht zijn beurs aan een bedelaar toewerpt,
had ik mijn goudstuk in den ijzeren pot
van het Heilsleger geworpen", zeide hij.
„Maar in mijn geval was het erger dan on
verwacht; het was onwetend gebeurd.
Daardoor bevond ik mij in de financïeèle
moeilijkheden, waaruit de heer Cottle mij
redde."
„Die Heilslegerposten moesten niet op
straat mogen staan", zeide Cot-tlo heft-ig*.
„Het is zuivere bedelarij. Het werkt- demo-
ralisecreud."
Mevrouw Cott-le maakte een eind aan de
dreigende rede, door aan haar zuster te
vragen
„Bemoeit Katie Lane zich nog met het
werk voor het Leger des Heils?"
Weston's hart begon zoo te bonzen, dat
zij het, naar hij meende, wel konden
hooren.
„Ja, dat geloof ik wel", antwoordde juf
frouw Archer onverschillig.
„Zij was een tweede meisje bij ons", leg
de mevrouw Cottle uit tegen Weston. „Een
uitstekend meisje, met aangename manieren
en een lieve, zachte stem. Ik vond, dat zij
voor een dienstmeisje al een heel mooie
stem had, nietwaar, Bets?"
„O ja, voor een dienstmeisje", antwoord
de juffrouw Archer uit de hoogte.
Weston was inwendig woedend. Wat een
onbeschaamdheid! Zij had de stem en het
hart van een engelWie gaf die vrouwen
het recht-, haar te beoordeelen?
Wie zou vóór den oorlog hebben gedactx,
i dat de aanvaller voor Nancy tot staan zou
worden gebracht, toen zijn legers Teeds
Parijs bedreigden? Wie had kunnen ver
onderstellen, dat na ruim vier maanden
oorlogvoeren vestingen als Belfort, Epinal
en Verdun bij wijze van spreken nog geen
kanonschot gelost zouden hebben En wie
zou ooit hebben geloofd, dat zulk een
krachtige convergeerende aanval als die
van do Duitschers op Yperen zou falen,
niettegenstaande het front van den ver
dediger een halven cirkel vormde?
Evenals deze militaire schrijver tot de
conclusie komt, dat vele beproefde rege
len door dezen oorlog te niet worden ge
daan, zoo constateert ook de deskundige
schrijver van het maandelijksche overzicht
van den „Grooten Europeeschen Krijg" in
de laatste aflevering vau de „Militaire
Spectator", dat ,,de lengte, de veerkracht
van bet front in het Westen en de tijds
duur gedurende welken het zich hand-
haafd, spotten met alle bekende strategi
sche regelen".
„Ja werkelijk", schrijft hij o.a.,
„waarom zou men het met de feiten voor
oogen niet erkennen, dat daarop alle stra
tegische operatiën, welke den veldheeren
van vroeger dagen roem en succes brach
ten, mislukten? Zoowel de strategische om
vatting als doorbreking leden bij herhaling
neerlaag, men zou er waarlijk toe komen te
gelooven, dat deze vroeger zoo bij uitstek
beslissende handelingen hebben afgedaan
en slechte tot historische begrippen, die in
den modernen oorlog geen beteekenis meer
bezitten, zijn géworden.
„Wie herinnert zich niet zoo menig voor
beeld uit de Napoleontische veldtochten,
waarin de Groote Keizer vooral tegenover
bondgenoot-schappelijke legers in uitge
breide opstellingen met zijn heimelijk voor
bereide, bliksemsnel doorgevoerde doorbre
kingen een schitterend succes, een afdoende
beslissing bevocht
„En hoe vaak niet hadden hij en ook
groote véldheeren uit later eeuwen hunne
overwinning aan een welgeslaagde omvat
ting te danken? En thans? Beide procédés
blijven zonder noemenswaardige uitwerking.
„De doorbreking stokt te midden van
haar ontwikkeling en kan niet worden door
gevoerd men denke aan St. Mihiel, aan
Roye en Albert de omtrekking wordt
hoogstens tot omvatting en bereikt als zoor
danig geen ander succes dan de verlenging
van het vijandelijk front.
„De verklaring van deze eigenaardige,
doch hoogstgewichtige strategische evolutie
wil mij voorkomen de volgende te zijn.
„De omtrekking is na de toepassing der
vliegtuigen, dus door verkenning uit de
lucht, eenvoudig onmogelijk geworden.
„Een omtrekking toch wordt geheel bui
ten 'svijands waarnemingskring op dag-
marschen afstands aangezet en zoodanig
doorgevoerd, dat de daarvoor bestemde
groep op het juiste oogenblik uit een geheel
onverwachte en voor den vijand zeer ge
vaarlijke richting (rug en flanken) tot uit
werking komt; men denke o. a. aan
Koninggratz. "Vliegtuigen maken derge
lijke pogingen geheel illusoir, omdat- zij den
waarnemingskring zoover uitbreiden, dat
dergelijke pogingen buiten 's vijands ge-
zichtsbereik eenvoudig onuitvoerbaar zijn. j
Terwijl zijn omtrekkende groepen nog
eenige geforceerde dagmarschen moeten af
leggen. om ter plaatse te komen, heeft de
vliegenier binnen enkele uren het booze op
zet gemeld en blijft alle tijd beschikbaar
voor het nemen van tegenmaatregelen.
„Maar de doorbreking dan? Ook deze
de krijgsgeschiedenis, die op 't oogenblik iu
Noord-Frankrijk wordt gemaakt, bewijst
het lijdt eenvoudig schipbreuk. Tracht
de aanvaller op ©enigerlei punt door te bre
ken, dan geeft des tegenstanders front veer-
krachtig na, doch tevens is er ruimschoots
tijd beschikbaar, om dit op het zwakke
punt te versterken.
„Om dit punt concentreert zieh dan een
zoo groote vuurkracht van gewereü, mitrail
leurs en snelvuurkanonnen, dat spoedig van
elke verdere poging tot verder doordringen
moet worden afgezien.
„Zoo zeker als het moderne oorlogsmid
del der luclitverkenning elke poging tot
omtrekking verijdelt, zoo goed is de enorme
uitwerking der moderne oorlogswapens oor
zaak, dat do doorbreking, wanneer het op
do doorvoering aankomt, mislukt. Mochten
dit de strategische lessen zijn, welke deze
ultra-moderne oorlog ons biedt, dan zal
daarvan een gansche evolutie het gevolg
zijn.
..De eenige strategische handeling, welke
in dit geval nog toepassing kan vinden, is
de zoo versmade, onmogelijk genoemde
frontaanval. Het valt niet te ontkennen,
dat men, toen de beide andere proeédé's ten
koste van groote otiere mislukten, den
strijd front tegen front weer hervatte. Hij,
die het snelst en het overvloedigst reserv. s
weet aan te voeren, heeft nog de meeste
kans met den zuiveren frontaanval succes
te bereiken."
En wat men nu in Vlaanderen ziet ge
beuren, schijnt deze laatste meening te be
vestigen
Na den val van Antwerpen, werd door
de Duitschers de sterkste druk geoefend
op het Yserfrontna het stellen van de
inundatie werd die druk overgebracht op
het front tusschen Yser en Leie (vooral op
Yperen) en nu zien wij, hoe na een hara-
nekkige worsteling op de plaats, de bond-
gonooten op hun beurt tot het offensief
overgaan, waartoe waarschijnlijk inmiddels
aangekomen versterking hen in staat stel
len.
Met meer dan gewone belangstelling
mogen vooral wij, Nederlanders, het ver
loop van de operaties in dat vlakke water
land daar in Vlaanderen gadeslaan.
De toestand in den reuzenstrijd.
Heel veel bemerken we nog niet van de
aanvallende beweging, die de Fransche
generalissimus Joffre uu in den zin zou
hebben op heb Westelijk oorlogsterrein. Er
wordt» wel iets heviger gevochten aan dat
^ont, en op heel verschillende punten, naar
schijnt-, van do Noordzee tot in de'Voge
zen. Doch veel vorderingen maken de geal
lieerden blijkbaar nog niet. 't Gaat nog niet
zooals bij de Marne, toen zij de Duitschers
meer dan 60 K.M. achteruit dreven. Doch
wat niet is, kan nog komen. Iets vooruit
gekomen zijn de Franschen wel, volgens
hun eigen telegrammen, en die zijn, dat
moet men hun ter eere nageven, in den re
gel objectief en sober gesteld. Daarin wordt
gesproken van hevige gevechten op ver
schillende punten, van krachtige tegen
aanvallen der Duitschers, van de verove
ring van een loopgraven front van 1500 M.
in den omtrek van Perthes-les-IIurlus, enz.
Dat. van zulke zegepralen gewag wordt ge
maakt wat is een 1500 meter op een
front van eenige honderden kilometers?
geeft weer een eigenaardig bewijs van den
bijzonderen aard van dezen oorlog, waarin,
althans op dit front, geen hevige slagen
worden geleverd.
Van het Oostelijk terrein is het nieuwe
nog schraler. De krijg schijnt daar weer
voor een poosje stil te liggen, even alsof de
tegenstanders van beide kanten kracht ver
zamelen tot nieuwe inspanning. Alleen in
de Karpathen moet in de laatste dagen ge
vochten zijn, maar de Oostenrijksche tele
grammen maken geen melding van over
winningen van belang. Wel vermelden zij,
dat in Galicië de Russen weer tot den aan
val zijn overgegaan, wat dan zou beteeke-
nen, dat zij toch niet zoo hard terugtrek
ken. Aan de Beneden-Dunajec zouden de
Russen zware verliezen hebben geleden.
Elders hebben kleine gevechten plaats, ook
in do buurt van Przeanysl, dat nog altijd
in handen der Oostenrijkers is, maar ook
nog altijd ingesloten door de Russen.
Over 't geheel, kunnen we zeggen, is er
nog geenerlei verandering in don algemee-
nen toestand. Bijna vijf maanden duurt
nu de groote oorlog en nog altijd is hij fei
telijk onbeslist. In 't Oosten gaat de strijd
steeds weder op en neer, komt men dus tot
geen beslissingin 't Westen duurt nog
altijd de loopgraven-oorlog, die "t best te
vergelijken is rnet de vroegere belegerings-
ooriogen, en die eindigen inoet met de uit
putting van een d&r beide tegenstanders.
In tusschen poogt men elkaar zooveel mo
gelijk afbreuk te doen. Door aanvallen op
de vijandelijke kust, zooah een Duitech
eskader onlangs waagde, door bommen uit
luchtvaartuigen te laten vallen, enz. Wat
dit laatste betreft zijn nu weer bomaansia-
fen gepleegd tegen Dover, aan de Engelsche
ust, en tegen Straatsburg iu Elzas-Lotha-
ringen. Door geen van beide schijnt echter
ernstige schade aangericht.
Egypte is nu een van Turkije onafhanke
lijk sultanaat geworden, onder bescherming
van Engeland. Dat wil zeggen, dat dit er
feitelijk de macht in handen zal houden,
die het er tot nog toe had. Veel zal de toe-1
stand er wel niet veranderen. Dcch Turkije
schijnt die afscheiding maar niet zoo zonder
meer goed te keuren, we lezen ten minste,
dat het een leger naar bet Suez-kanaal
heeft gezondeonhet wil Egypte weer ver-
België.
In Dixmuidrn.
De oorlogscorrespondent van het „Ber
liner Tagebiatt", Heinrich Binder, vertelt
van een bezoek, dat hij en andere journa
listen aan Dixmuiden heeft gebracht. Na
een gevaarlijke wandelirig onder het ge
weervuur der Franschen, bereikten zij de
puinhoopen van de stad. Daar waren zij
vi ijwel in veiligheid, want slechte enkele
straten, en vooral het marktplein, liggen
open voor het vuur van den vijand. Zoo in
elkaar geschoten als Dixmuiden, zegt hij,
ligt geen andere stad op de slagvelden van
dezen afschuwelijken oorlog.
In de omgewoelde straten ligt meterdik
de modder. Misschien is nog een huis in de
plaats, dat niet door de granaten getroffen
is. Ik weet het niet. Want als men voor
zichtig van steen op steen moet stappen,
voorzichtig om den hoek van een straat
moet kijken, omdat daar do kogels door
vliegen, blijft weinig tijd over om rond te
zien. Do puinhoopen vormen kleine, glib
berige bergen, waar men overheen moot.
Daar iigt reeds het marktplein, waarover
onophoudelijk de kogels fluiten. In een
sprong naar den overkant onder de dekkiug
van het stadhuis en naar de geweldige Si ut
Nikolaaskork, die een enkele reusachtige
ruïne is en die men nog slechte aan oen
paar stukken muur en aan een pilaar is
kerk kan herkennen. En toch is er een ge
luidloos loven in de stuk geschoten huizen.
Daar hebben zich onze soldaten in do kol
ders ingekwartierd, maar geen opstijgende
rook mag den vijand verraden in welke
huizon onze troepen wonea..
Do commandant begroet ons. Hij is blij
Diouwe gezichten to zien in dezo woestenij.
Terwijl hij ons den toe3tand staat uit te
leggen, slaai links en rechte onafgebroken
do koge.s in muren en gevels. Binnen do
minuut tellen wij vijf en veertig schoten
tegen den muur van een naburig huis. Dag
er nacht door slingert de vijand nutteloos
zijn ammunitie in de doode stad. Ajs eenige
levende wo-ens vonden onze soldaten oen
hond en drie katten. Dat was alles. Drie,
vier malen is om Dixmuiden gevochten.
Thans is do reusachtige puinhoop in ons
bezit eu ouze stellingen zijn vooruit ge
schoven tot aan het Yser-kanoal, dab in
het wasten der stad voorbij de laatste bui
zen loopt.
Nu gaan wij naar de loopgraven. De weg
e- heen gaat door een toegangricoograaf
van ongeëvenaarde wilde romantiek. We
gaan door in elkaar geschoten huizon,
donkere aardholen en kelder?, door
paardenstallen, reeksen van kamers, waar
in nog al de meubelen uit gelukkige tijden
staan. Een snelle sprong brengt ons dan in
een nauwe steeg, die in de vuurlijn van don
rij and ligt. Dan gaan we weer door kamers
en over binnenplaatsen tot we in een lango
cnderaardsche, kletsnatte gang komen, aan
het eind waarvan, evenals in oen tunnel,
eindelijk het licht ons begroet: In de voor-
rte loopgraven Er mag niet gesprokon
worden, want ginds, ongeveerhonderd me
ter verder, ligt de vijand. Nauwelijks ver
toont zich de punt van een helm, nauwelijks
wil men zijn stijve ledematen, stijf van bet
eeuwige bukken, ieta uitrekken, of een
hagel van kogels klettert neer op do schans.
In do loopgraven, waar natte, gele mod
der. naar beneden druipt, staan onze
daten. Acht uren blijven zij zoo staan. Dan
komt de aflossing aangeslopen. In gebukte
houding gaat het dan terug naar de muffige
maar beschermende kelders, 's Nachts wijzen
Een dienstmeisje verscheen in de deur.
„Er is een politieagent in de hal, die
mijnheer Cott-le graag sou willen spreken",
zeide zij op een toon van ontzag.
Met verbaasde waardigheid ging Cottle
naar don man toe. Zij hoorden, hoe hij
liem in de bibliotheek liet.
„Ja, Katie was een goed meisje, met een
warm hart", ging mevrouw Cottle voort,
ofschoon zij blijkbaar meer belangstelde in
liet gesprek aan den anderen kant van de
hal. „Zij hielp graag alle armen die zij
kende. Daarom is zij ook bij het Heils
wat komt hij doen, Horace?"
Cottle stond op den drempel. Weston had
hem nog nooit verbijsterd gezien en hij
begreep, dat- hier een bijzondere aanleiding
voor moest zijn. Cottle keek ontsteld eerst j
zijn vrouw cu toen juffrouw Archer aan.
„Bets, wil je even hier komen?"
Bets verroerde zich niet. Zij staarde haar i
schoonbroeder even strak aan, als hij haar.
„Wat is er, Horace?" herhaalde me-
vrouw Cott-le.
„Die man de politieagent wil Bets
spreken. Het is iets over Katie Lane", zei- j
de hij langzaam.
Juffrouw Archer sprong op uit haar lagen
stoel bij het vuur. Toen keerde zij zich om,
en keek Weston aan, dien zij tot dusverre
nauwelijks met een blik vereerd had.
„Kom mee," zeide zij gebiedend.
En Weston, iets vermoedend, maar nog
niets begrijpend, ging mee naar de biblio
theek. De heer Cottle, en natuurlijk zijn
vrouw ook, volgden.
„Wat is er? Wat verlangt u?" vroeg
juffrouw Archer haastig.
De forsche agent keek haar nieuwsgierig
en belangstellend aan.
„Katie Lane vertelde mij, dat u gister
avond in haar plaats bij den ijzeren pot van
het Heilsleger in Aberlestreet had gestaan
omdat zij ziek was."
„Ja." zeide zij. „Wat zou dat?"
„De klein© rakker, die het geld wegpakte
en wegliep, ik bedoel, den jongen, aien ik
bij u bracht, en dien u niet herkende ik
hield hem in het oog, en vanmorgen vond
ik hem met een gouden twintig dollarstuk
in zijn zak. Natuurlijk nam ik hem mee naar
het bureau. En nu wilde ik weten, of er eeu
goudstuk van twintig dollars in den pot
was, toen u bestolen werd. Dat weet u na
tuurlijk wel."
Juffrouw Archer had hem al dien tijd
stijf aangekeken, doch nu wierp zij een snel
len blik op Weston.
„O, hier moet ik ecu woordje meesrpe-
ken," viel deze haastig in. „Ik heb gister
avond voor Sinterklaas gespeeld zooals u
weet, heb ik hier geen familie. Ik zag, dat
die jongen bij zijn kraag gepakt werd die
havelooze stumperd. Waarschijnlijk had ik
beter gedaan, voor die twintig dolla'r het
een en ander voor hem te koopen, in plaats
Jiem het geld op zijn eigen manioer te laten
besteden, maar het was Kerstavond, niet
waar? Is er anders niets tegen den knaap
is, laat hem dan maar loopen. want dat
goudstuk was een Korst- en Nieuwjaars
geschenk voor hem van mij."
D© politieagent luisterde met aandacht
en keek toen nadenkend juffrouw Archer
aan.
„Als u het zegt, zal het wel zoo wezen.
Ik herinner mij, dat u er gisteravond bij
waart."
„U rookt zeker?" vroeg Weston.
„Nu, het is vandaag Kerstmis," meende
de man.
Toen de deur achter hem dicht ging,
keerde juffrouw Archer zich om, en stond
met opgeheven hoofd voor haar zuster en
De strijd m Polen ie niet minder hevig en bolangrijk ook als die in België en
Frankrijk, maar wij hooren er niet zooveel van. Hierboven geven we onzen lezer» een
kijkje in Polen, het dikwijls mooie en romantische land. Wij zien hier, hoe Russische
transportwagens een rivier overtrekken; de paarden komen tot den buik in het water en
hebben het ook op het golvende land lang niet gemakkelijk.
haar schoonbroeder.
„Wel, Bets!" zeide haar zuster. „Wat
beteokent dit allemaal? Verklaar het- ons
in 's hemelsnaam.
„Er valt niet- veel te verklaren. Katie
was ziek, en toen heb ik voor een uur haar
plaats ingenomen."
Welke plaats? Wat moest je doen'"
„Wel, op één van de ijzeren potten pas
sen, die, zooals je weet, op de koeken
van de straten staan. De menschen gooien
er hun klein geld in, omdat het nu een
maal bij het Kerstfeest hoort, net als het
koopen van marentakken."
„Daardoor heb je die erge koude gevat!
Geen wonder, dat je geen geluid kunt
geven
„Begrijp ik het goed?" vroeg Cottle, die
verbijsterd van den een naar den ander
had gekeken. „Heb je geld gezameld in
een van die potten op straat?"
„Ja. Ik heb nog al veel ontvangen."
„Droeg je die uniform?"
„Ja. Dat was zoo iets als een Kerstmis-
n.askorade, zie je. Ik heb er niet over ge
sproken, omdat ik bang was dat jij en Ellen
er misschien iets verkeerds in zoudt vin
den."
„Lieve hemel!" Hij keek naar zijn
vrouw, maar die zweeg. „Hadt je een tam
boerijn in de hand?"
„Neen, ik tikte met een stok tegen den
pot."
Zijn lippen bewogen zich, doch hij zeide
niets. Gelukkig viel mevrouw Cottle's blik
juist op het dienstmeisje, dat bij de deur
stond te wachten.
„Het eten is klaar," meldde zij.
En Cottle had zoo'n haast om te weten
hoe zijn vrouw er over dacht, en zijn eigen
meening daarnaar te regelen, dat hij tegen
alle regelen der etiquette haar arm nam en
I haar meetrek naar de eetzaal.
Weston maakte onmiddellijk gebruik van
de gelegenheid, om haastig, verwijtend en
verheugd te vragen
„Zou u het mij niet verteld hebben
„Nooit."
„O, wat ia het dan gelukkig voor mij ge
loop© nIk zou u zeker niet herkend heb
ben."
„Ik wilde ook niet herkend worden, door
niemand. Ik bleef in de schaduw staan en
do hoed was groot. En de uniform was af
schuwelijk gemaakt."
Zij lachten beiden.
„llw stem
„Ik ben werkelijk verkouden, maar ik
maakte het erger, om niet door u herkend
te worden."
„Wist u het dan® Hoe kwam dat?"
„Toen u weg waart, las ik den naam op
de cheque, en zag dat het de gast was, waar
over Horace had gesproken. Ik was bang,
dat u
„Natuurlijk zou ik dat, dat wist u wel.
Vanmorgen vroeg heb ik bloemen gebracht
in Lafond-streetIk sprak juffrouw Lane
uw moeder, had ik bijna gezegd. Zelfs
dat verhelderde mijn hersens niet."
Weer lachten beiden heel onzinnig.
„Wat moet u wel van mij denkon?"
vroeg zij, met een poging, om het verloren
terrein te herwinnen.
Hij begreep, dat mevrouw Cottle op hen
wachtte. Dus trok hij haar hand onder zijn
arm door, maar eer zij bij de deur waren,
fluisterde hij haar in:
„Als u van Katie Lane gedaan kunt
krijgen, dat zij u mijn eersten liefdesbrief
laat lezen, zult u dat wel zien."
„O!" zeide zij met gesmoorde stem.