No. 56. Vrijdag 25 December 1914. Orgaan voor Leger en Vloot. Voor 't goede doeJ. Oplaag 50,000 exemplaren. DE SOLDATENCOURANT ADRES DER REDACTIE PALESTRIN'ASTRA AT 10, AMSTERDAM. TELE- FOON Z. '19K8. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL I'ER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT. VOOR NEET-MILITAIREN 3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. Voor AdvertontiHD wende men rich tot ome AdminSctmtle Drukkerij„Jtcob van Compen* N.Z. Voorburgwal 234-240 .Keizerr^k 9) An:«t !an>. Tel. Noord 1775, of tot de advertentie bureaux. Prijs der AdvertentiEn per regel 25 cent. Wat in geen eeuwen gezien is, ziet men nu: Engelsche gewapende troepen in Frankrijk. Moeten we daarvoor niet terugkeeren tot de tijden van Willem den eroveraar en van Jeanne d'Are Maar de Engelsche soldaten in Frankrijk zijn nu de vrienden der Franschen en trekken door do Fransche dorpen en steden, toegejuicht door allen. Hierboven zien wij don doormarsch van de Oxfordshire- huzaren, het regiment der Koningin .van Edgeland. BERICHT. Onze Soldatencourant verschijnt deze en ook de volgende week op den gewonen tijd. Er val len dus geen nummers tusschen uit. Kerstklokken luien... Kerstklokken luien haar lied over 't land, Zwaar en gedragen, in galmende toneu, Spreiden ze baar klanken naar allen kant. Roepend en wenkend waar menscken wonen. Holder en luide nu, hoog in de lucht-, Tink'lend in stilte van wintorscbe dagen, Zacht dan en verre, als ruisebte een zucht-, Zucht van verlichting in lijden en klagen. Hoort naar die klokken, vol liefde en vol hoop, Luiend ver boven 't knnonnengedondor, Waar ook.de angst onze harten besloop', Hier klinkt do vrede als liet heerlijkste wonder! Hpoger verheffen do klokken haar lied, Stijgend en zwellend in volheid van klanken, Troostend, wio leden, met blijder verschiet, Jub'lcnd in vreugde, als stemmen, die danken. Hoort naar de Boodschap, zoo heerlijk eu waard, Die zij door steden en dorpen dragen: ,.I£era zij God, en vrede op aard, En in den mcnschen oen welbehagen!" Kerstmis 1914. FOKKO BOS. DOOB LILY A. LONG. (Slot. J Cottle heette den aangekomene harte lijk welkom en stelde hem voor aan mevrouw Cofcbic (oen dame wier opge ruimde, hartelijke manieren niet zoo heel veel verschilden van die van juf frouw Lane), en aan zijn schoonzuster, juffrouw Archer, oen slanke* jonge dame, die rilleiid bij den open haard zat, en die de voorstelling met een koele buiging be antwoordde. Blijkbaar deelde zij niet in de denkbeelden van haar broeder ten opzichte van vreemde gasten. „Als ik gisteravond geweten had, Wes ton. dat je verkwisting zich in deze richting uitstrekte," zeide Cottle vroolijk, ,,dau had ik mij tweemaal bedacht, eer ik je te hulp was gekomen. Heb ik je al verteld, Ellen, dal i? zonder mij die rozen niet gekregen hadt?" Ik dank u wel, mijnheer Weston", zeido mevrouw Cottle. ..Het was allerliefst vau u. Ik hoop, dat wij de bloemen volgens uw bedoeling verdeeld hebben. Ik heb de rozen gonomen, zooals u ziet, en mijn zuster zeg. Bets," waar is jouw bouquet?" ,,Ik dacht dat ze wol aardig zouden staan op tafel," zeide de kouwelijke jonge dame bij het vuur. Haar stem en de arme Weston was zoo gevoe'ig voor geluiden! was lieesch en nauwelijks verstaanbaar. Hij voelde een zemiwachtigen lust om te lachen bij de ge dachte, dat zijn veelzeggende bouquet- in handen was gekomen van zulk een onvrien De praktijk van den modernen De Zwitsersche kolonel Feyler, die in de Fransche bladen herhaaldelijk belangwek kende militaire beschouwingen levert naar aanleiding van het verloop van de opera ties op de verschillende slagvelden, wijst thans in de „Journal" op het feit, dat de gevechtsfronten zulk een verrassend weer standsvermogen blijken te bezitten. Na den slag aan de Marne had men kunnen verwachten, dat de verslagen Duitschers pas aan de Maas zich zouden herstellen de krijgsgeschiedenis wettig de zulk een onderstelling. Maar nog staan zij aan de Aisne. Bij de ontwikkeling van de omvattende operaties aan do Oise en de Somnie, had men van dag tob dag den terugtocht der Duitschers van de Aisne kunnen verwach ten. Maar in plaats daarvan vormde zich een nteuw front, dat nog weerstand biedt. Aan de Leie en Yser hadden de inzot van de geweldige Duitsche troepenmassa's en hun verwoede aanvallen, volgens de metho den en gegevens van vroegere oorlogen, ongetwijfeld een baan moeten breken door de stellingen van den vijand, die nume riek zwakker was. Maar elk élan brak op die stellingen. delijk schepseltje. Iu ieder geval was het mandje goed terecht gekomen, en daar was hij blijde om, heel blijdeOpeens voelde hij do kracht om allen te tarten, al-zouden zij hem ook voorgoed do deur wijzen. Dit nieuwe gevoel van vrijheid veroorloofde hem zelfs, vroolijk te praten. „Als de romanheld, die altijd onver wacht zijn beurs aan een bedelaar toewerpt, had ik mijn goudstuk in den ijzeren pot van het Heilsleger geworpen", zeide hij. „Maar in mijn geval was het erger dan on verwacht; het was onwetend gebeurd. Daardoor bevond ik mij in de financïeèle moeilijkheden, waaruit de heer Cottle mij redde." „Die Heilslegerposten moesten niet op straat mogen staan", zeide Cot-tlo heft-ig*. „Het is zuivere bedelarij. Het werkt- demo- ralisecreud." Mevrouw Cott-le maakte een eind aan de dreigende rede, door aan haar zuster te vragen „Bemoeit Katie Lane zich nog met het werk voor het Leger des Heils?" Weston's hart begon zoo te bonzen, dat zij het, naar hij meende, wel konden hooren. „Ja, dat geloof ik wel", antwoordde juf frouw Archer onverschillig. „Zij was een tweede meisje bij ons", leg de mevrouw Cottle uit tegen Weston. „Een uitstekend meisje, met aangename manieren en een lieve, zachte stem. Ik vond, dat zij voor een dienstmeisje al een heel mooie stem had, nietwaar, Bets?" „O ja, voor een dienstmeisje", antwoord de juffrouw Archer uit de hoogte. Weston was inwendig woedend. Wat een onbeschaamdheid! Zij had de stem en het hart van een engelWie gaf die vrouwen het recht-, haar te beoordeelen? Wie zou vóór den oorlog hebben gedactx, i dat de aanvaller voor Nancy tot staan zou worden gebracht, toen zijn legers Teeds Parijs bedreigden? Wie had kunnen ver onderstellen, dat na ruim vier maanden oorlogvoeren vestingen als Belfort, Epinal en Verdun bij wijze van spreken nog geen kanonschot gelost zouden hebben En wie zou ooit hebben geloofd, dat zulk een krachtige convergeerende aanval als die van do Duitschers op Yperen zou falen, niettegenstaande het front van den ver dediger een halven cirkel vormde? Evenals deze militaire schrijver tot de conclusie komt, dat vele beproefde rege len door dezen oorlog te niet worden ge daan, zoo constateert ook de deskundige schrijver van het maandelijksche overzicht van den „Grooten Europeeschen Krijg" in de laatste aflevering vau de „Militaire Spectator", dat ,,de lengte, de veerkracht van bet front in het Westen en de tijds duur gedurende welken het zich hand- haafd, spotten met alle bekende strategi sche regelen". „Ja werkelijk", schrijft hij o.a., „waarom zou men het met de feiten voor oogen niet erkennen, dat daarop alle stra tegische operatiën, welke den veldheeren van vroeger dagen roem en succes brach ten, mislukten? Zoowel de strategische om vatting als doorbreking leden bij herhaling neerlaag, men zou er waarlijk toe komen te gelooven, dat deze vroeger zoo bij uitstek beslissende handelingen hebben afgedaan en slechte tot historische begrippen, die in den modernen oorlog geen beteekenis meer bezitten, zijn géworden. „Wie herinnert zich niet zoo menig voor beeld uit de Napoleontische veldtochten, waarin de Groote Keizer vooral tegenover bondgenoot-schappelijke legers in uitge breide opstellingen met zijn heimelijk voor bereide, bliksemsnel doorgevoerde doorbre kingen een schitterend succes, een afdoende beslissing bevocht „En hoe vaak niet hadden hij en ook groote véldheeren uit later eeuwen hunne overwinning aan een welgeslaagde omvat ting te danken? En thans? Beide procédés blijven zonder noemenswaardige uitwerking. „De doorbreking stokt te midden van haar ontwikkeling en kan niet worden door gevoerd men denke aan St. Mihiel, aan Roye en Albert de omtrekking wordt hoogstens tot omvatting en bereikt als zoor danig geen ander succes dan de verlenging van het vijandelijk front. „De verklaring van deze eigenaardige, doch hoogstgewichtige strategische evolutie wil mij voorkomen de volgende te zijn. „De omtrekking is na de toepassing der vliegtuigen, dus door verkenning uit de lucht, eenvoudig onmogelijk geworden. „Een omtrekking toch wordt geheel bui ten 'svijands waarnemingskring op dag- marschen afstands aangezet en zoodanig doorgevoerd, dat de daarvoor bestemde groep op het juiste oogenblik uit een geheel onverwachte en voor den vijand zeer ge vaarlijke richting (rug en flanken) tot uit werking komt; men denke o. a. aan Koninggratz. "Vliegtuigen maken derge lijke pogingen geheel illusoir, omdat- zij den waarnemingskring zoover uitbreiden, dat dergelijke pogingen buiten 's vijands ge- zichtsbereik eenvoudig onuitvoerbaar zijn. j Terwijl zijn omtrekkende groepen nog eenige geforceerde dagmarschen moeten af leggen. om ter plaatse te komen, heeft de vliegenier binnen enkele uren het booze op zet gemeld en blijft alle tijd beschikbaar voor het nemen van tegenmaatregelen. „Maar de doorbreking dan? Ook deze de krijgsgeschiedenis, die op 't oogenblik iu Noord-Frankrijk wordt gemaakt, bewijst het lijdt eenvoudig schipbreuk. Tracht de aanvaller op ©enigerlei punt door te bre ken, dan geeft des tegenstanders front veer- krachtig na, doch tevens is er ruimschoots tijd beschikbaar, om dit op het zwakke punt te versterken. „Om dit punt concentreert zieh dan een zoo groote vuurkracht van gewereü, mitrail leurs en snelvuurkanonnen, dat spoedig van elke verdere poging tot verder doordringen moet worden afgezien. „Zoo zeker als het moderne oorlogsmid del der luclitverkenning elke poging tot omtrekking verijdelt, zoo goed is de enorme uitwerking der moderne oorlogswapens oor zaak, dat do doorbreking, wanneer het op do doorvoering aankomt, mislukt. Mochten dit de strategische lessen zijn, welke deze ultra-moderne oorlog ons biedt, dan zal daarvan een gansche evolutie het gevolg zijn. ..De eenige strategische handeling, welke in dit geval nog toepassing kan vinden, is de zoo versmade, onmogelijk genoemde frontaanval. Het valt niet te ontkennen, dat men, toen de beide andere proeédé's ten koste van groote otiere mislukten, den strijd front tegen front weer hervatte. Hij, die het snelst en het overvloedigst reserv. s weet aan te voeren, heeft nog de meeste kans met den zuiveren frontaanval succes te bereiken." En wat men nu in Vlaanderen ziet ge beuren, schijnt deze laatste meening te be vestigen Na den val van Antwerpen, werd door de Duitschers de sterkste druk geoefend op het Yserfrontna het stellen van de inundatie werd die druk overgebracht op het front tusschen Yser en Leie (vooral op Yperen) en nu zien wij, hoe na een hara- nekkige worsteling op de plaats, de bond- gonooten op hun beurt tot het offensief overgaan, waartoe waarschijnlijk inmiddels aangekomen versterking hen in staat stel len. Met meer dan gewone belangstelling mogen vooral wij, Nederlanders, het ver loop van de operaties in dat vlakke water land daar in Vlaanderen gadeslaan. De toestand in den reuzenstrijd. Heel veel bemerken we nog niet van de aanvallende beweging, die de Fransche generalissimus Joffre uu in den zin zou hebben op heb Westelijk oorlogsterrein. Er wordt» wel iets heviger gevochten aan dat ^ont, en op heel verschillende punten, naar schijnt-, van do Noordzee tot in de'Voge zen. Doch veel vorderingen maken de geal lieerden blijkbaar nog niet. 't Gaat nog niet zooals bij de Marne, toen zij de Duitschers meer dan 60 K.M. achteruit dreven. Doch wat niet is, kan nog komen. Iets vooruit gekomen zijn de Franschen wel, volgens hun eigen telegrammen, en die zijn, dat moet men hun ter eere nageven, in den re gel objectief en sober gesteld. Daarin wordt gesproken van hevige gevechten op ver schillende punten, van krachtige tegen aanvallen der Duitschers, van de verove ring van een loopgraven front van 1500 M. in den omtrek van Perthes-les-IIurlus, enz. Dat. van zulke zegepralen gewag wordt ge maakt wat is een 1500 meter op een front van eenige honderden kilometers? geeft weer een eigenaardig bewijs van den bijzonderen aard van dezen oorlog, waarin, althans op dit front, geen hevige slagen worden geleverd. Van het Oostelijk terrein is het nieuwe nog schraler. De krijg schijnt daar weer voor een poosje stil te liggen, even alsof de tegenstanders van beide kanten kracht ver zamelen tot nieuwe inspanning. Alleen in de Karpathen moet in de laatste dagen ge vochten zijn, maar de Oostenrijksche tele grammen maken geen melding van over winningen van belang. Wel vermelden zij, dat in Galicië de Russen weer tot den aan val zijn overgegaan, wat dan zou beteeke- nen, dat zij toch niet zoo hard terugtrek ken. Aan de Beneden-Dunajec zouden de Russen zware verliezen hebben geleden. Elders hebben kleine gevechten plaats, ook in do buurt van Przeanysl, dat nog altijd in handen der Oostenrijkers is, maar ook nog altijd ingesloten door de Russen. Over 't geheel, kunnen we zeggen, is er nog geenerlei verandering in don algemee- nen toestand. Bijna vijf maanden duurt nu de groote oorlog en nog altijd is hij fei telijk onbeslist. In 't Oosten gaat de strijd steeds weder op en neer, komt men dus tot geen beslissingin 't Westen duurt nog altijd de loopgraven-oorlog, die "t best te vergelijken is rnet de vroegere belegerings- ooriogen, en die eindigen inoet met de uit putting van een d&r beide tegenstanders. In tusschen poogt men elkaar zooveel mo gelijk afbreuk te doen. Door aanvallen op de vijandelijke kust, zooah een Duitech eskader onlangs waagde, door bommen uit luchtvaartuigen te laten vallen, enz. Wat dit laatste betreft zijn nu weer bomaansia- fen gepleegd tegen Dover, aan de Engelsche ust, en tegen Straatsburg iu Elzas-Lotha- ringen. Door geen van beide schijnt echter ernstige schade aangericht. Egypte is nu een van Turkije onafhanke lijk sultanaat geworden, onder bescherming van Engeland. Dat wil zeggen, dat dit er feitelijk de macht in handen zal houden, die het er tot nog toe had. Veel zal de toe-1 stand er wel niet veranderen. Dcch Turkije schijnt die afscheiding maar niet zoo zonder meer goed te keuren, we lezen ten minste, dat het een leger naar bet Suez-kanaal heeft gezondeonhet wil Egypte weer ver- België. In Dixmuidrn. De oorlogscorrespondent van het „Ber liner Tagebiatt", Heinrich Binder, vertelt van een bezoek, dat hij en andere journa listen aan Dixmuiden heeft gebracht. Na een gevaarlijke wandelirig onder het ge weervuur der Franschen, bereikten zij de puinhoopen van de stad. Daar waren zij vi ijwel in veiligheid, want slechte enkele straten, en vooral het marktplein, liggen open voor het vuur van den vijand. Zoo in elkaar geschoten als Dixmuiden, zegt hij, ligt geen andere stad op de slagvelden van dezen afschuwelijken oorlog. In de omgewoelde straten ligt meterdik de modder. Misschien is nog een huis in de plaats, dat niet door de granaten getroffen is. Ik weet het niet. Want als men voor zichtig van steen op steen moet stappen, voorzichtig om den hoek van een straat moet kijken, omdat daar do kogels door vliegen, blijft weinig tijd over om rond te zien. Do puinhoopen vormen kleine, glib berige bergen, waar men overheen moot. Daar iigt reeds het marktplein, waarover onophoudelijk de kogels fluiten. In een sprong naar den overkant onder de dekkiug van het stadhuis en naar de geweldige Si ut Nikolaaskork, die een enkele reusachtige ruïne is en die men nog slechte aan oen paar stukken muur en aan een pilaar is kerk kan herkennen. En toch is er een ge luidloos loven in de stuk geschoten huizen. Daar hebben zich onze soldaten in do kol ders ingekwartierd, maar geen opstijgende rook mag den vijand verraden in welke huizon onze troepen wonea.. Do commandant begroet ons. Hij is blij Diouwe gezichten to zien in dezo woestenij. Terwijl hij ons den toe3tand staat uit te leggen, slaai links en rechte onafgebroken do koge.s in muren en gevels. Binnen do minuut tellen wij vijf en veertig schoten tegen den muur van een naburig huis. Dag er nacht door slingert de vijand nutteloos zijn ammunitie in de doode stad. Ajs eenige levende wo-ens vonden onze soldaten oen hond en drie katten. Dat was alles. Drie, vier malen is om Dixmuiden gevochten. Thans is do reusachtige puinhoop in ons bezit eu ouze stellingen zijn vooruit ge schoven tot aan het Yser-kanoal, dab in het wasten der stad voorbij de laatste bui zen loopt. Nu gaan wij naar de loopgraven. De weg e- heen gaat door een toegangricoograaf van ongeëvenaarde wilde romantiek. We gaan door in elkaar geschoten huizon, donkere aardholen en kelder?, door paardenstallen, reeksen van kamers, waar in nog al de meubelen uit gelukkige tijden staan. Een snelle sprong brengt ons dan in een nauwe steeg, die in de vuurlijn van don rij and ligt. Dan gaan we weer door kamers en over binnenplaatsen tot we in een lango cnderaardsche, kletsnatte gang komen, aan het eind waarvan, evenals in oen tunnel, eindelijk het licht ons begroet: In de voor- rte loopgraven Er mag niet gesprokon worden, want ginds, ongeveerhonderd me ter verder, ligt de vijand. Nauwelijks ver toont zich de punt van een helm, nauwelijks wil men zijn stijve ledematen, stijf van bet eeuwige bukken, ieta uitrekken, of een hagel van kogels klettert neer op do schans. In do loopgraven, waar natte, gele mod der. naar beneden druipt, staan onze daten. Acht uren blijven zij zoo staan. Dan komt de aflossing aangeslopen. In gebukte houding gaat het dan terug naar de muffige maar beschermende kelders, 's Nachts wijzen Een dienstmeisje verscheen in de deur. „Er is een politieagent in de hal, die mijnheer Cott-le graag sou willen spreken", zeide zij op een toon van ontzag. Met verbaasde waardigheid ging Cottle naar don man toe. Zij hoorden, hoe hij liem in de bibliotheek liet. „Ja, Katie was een goed meisje, met een warm hart", ging mevrouw Cottle voort, ofschoon zij blijkbaar meer belangstelde in liet gesprek aan den anderen kant van de hal. „Zij hielp graag alle armen die zij kende. Daarom is zij ook bij het Heils wat komt hij doen, Horace?" Cottle stond op den drempel. Weston had hem nog nooit verbijsterd gezien en hij begreep, dat- hier een bijzondere aanleiding voor moest zijn. Cottle keek ontsteld eerst j zijn vrouw cu toen juffrouw Archer aan. „Bets, wil je even hier komen?" Bets verroerde zich niet. Zij staarde haar i schoonbroeder even strak aan, als hij haar. „Wat is er, Horace?" herhaalde me- vrouw Cott-le. „Die man de politieagent wil Bets spreken. Het is iets over Katie Lane", zei- j de hij langzaam. Juffrouw Archer sprong op uit haar lagen stoel bij het vuur. Toen keerde zij zich om, en keek Weston aan, dien zij tot dusverre nauwelijks met een blik vereerd had. „Kom mee," zeide zij gebiedend. En Weston, iets vermoedend, maar nog niets begrijpend, ging mee naar de biblio theek. De heer Cottle, en natuurlijk zijn vrouw ook, volgden. „Wat is er? Wat verlangt u?" vroeg juffrouw Archer haastig. De forsche agent keek haar nieuwsgierig en belangstellend aan. „Katie Lane vertelde mij, dat u gister avond in haar plaats bij den ijzeren pot van het Heilsleger in Aberlestreet had gestaan omdat zij ziek was." „Ja." zeide zij. „Wat zou dat?" „De klein© rakker, die het geld wegpakte en wegliep, ik bedoel, den jongen, aien ik bij u bracht, en dien u niet herkende ik hield hem in het oog, en vanmorgen vond ik hem met een gouden twintig dollarstuk in zijn zak. Natuurlijk nam ik hem mee naar het bureau. En nu wilde ik weten, of er eeu goudstuk van twintig dollars in den pot was, toen u bestolen werd. Dat weet u na tuurlijk wel." Juffrouw Archer had hem al dien tijd stijf aangekeken, doch nu wierp zij een snel len blik op Weston. „O, hier moet ik ecu woordje meesrpe- ken," viel deze haastig in. „Ik heb gister avond voor Sinterklaas gespeeld zooals u weet, heb ik hier geen familie. Ik zag, dat die jongen bij zijn kraag gepakt werd die havelooze stumperd. Waarschijnlijk had ik beter gedaan, voor die twintig dolla'r het een en ander voor hem te koopen, in plaats Jiem het geld op zijn eigen manioer te laten besteden, maar het was Kerstavond, niet waar? Is er anders niets tegen den knaap is, laat hem dan maar loopen. want dat goudstuk was een Korst- en Nieuwjaars geschenk voor hem van mij." D© politieagent luisterde met aandacht en keek toen nadenkend juffrouw Archer aan. „Als u het zegt, zal het wel zoo wezen. Ik herinner mij, dat u er gisteravond bij waart." „U rookt zeker?" vroeg Weston. „Nu, het is vandaag Kerstmis," meende de man. Toen de deur achter hem dicht ging, keerde juffrouw Archer zich om, en stond met opgeheven hoofd voor haar zuster en De strijd m Polen ie niet minder hevig en bolangrijk ook als die in België en Frankrijk, maar wij hooren er niet zooveel van. Hierboven geven we onzen lezer» een kijkje in Polen, het dikwijls mooie en romantische land. Wij zien hier, hoe Russische transportwagens een rivier overtrekken; de paarden komen tot den buik in het water en hebben het ook op het golvende land lang niet gemakkelijk. haar schoonbroeder. „Wel, Bets!" zeide haar zuster. „Wat beteokent dit allemaal? Verklaar het- ons in 's hemelsnaam. „Er valt niet- veel te verklaren. Katie was ziek, en toen heb ik voor een uur haar plaats ingenomen." Welke plaats? Wat moest je doen'" „Wel, op één van de ijzeren potten pas sen, die, zooals je weet, op de koeken van de straten staan. De menschen gooien er hun klein geld in, omdat het nu een maal bij het Kerstfeest hoort, net als het koopen van marentakken." „Daardoor heb je die erge koude gevat! Geen wonder, dat je geen geluid kunt geven „Begrijp ik het goed?" vroeg Cottle, die verbijsterd van den een naar den ander had gekeken. „Heb je geld gezameld in een van die potten op straat?" „Ja. Ik heb nog al veel ontvangen." „Droeg je die uniform?" „Ja. Dat was zoo iets als een Kerstmis- n.askorade, zie je. Ik heb er niet over ge sproken, omdat ik bang was dat jij en Ellen er misschien iets verkeerds in zoudt vin den." „Lieve hemel!" Hij keek naar zijn vrouw, maar die zweeg. „Hadt je een tam boerijn in de hand?" „Neen, ik tikte met een stok tegen den pot." Zijn lippen bewogen zich, doch hij zeide niets. Gelukkig viel mevrouw Cottle's blik juist op het dienstmeisje, dat bij de deur stond te wachten. „Het eten is klaar," meldde zij. En Cottle had zoo'n haast om te weten hoe zijn vrouw er over dacht, en zijn eigen meening daarnaar te regelen, dat hij tegen alle regelen der etiquette haar arm nam en I haar meetrek naar de eetzaal. Weston maakte onmiddellijk gebruik van de gelegenheid, om haastig, verwijtend en verheugd te vragen „Zou u het mij niet verteld hebben „Nooit." „O, wat ia het dan gelukkig voor mij ge loop© nIk zou u zeker niet herkend heb ben." „Ik wilde ook niet herkend worden, door niemand. Ik bleef in de schaduw staan en do hoed was groot. En de uniform was af schuwelijk gemaakt." Zij lachten beiden. „llw stem „Ik ben werkelijk verkouden, maar ik maakte het erger, om niet door u herkend te worden." „Wist u het dan® Hoe kwam dat?" „Toen u weg waart, las ik den naam op de cheque, en zag dat het de gast was, waar over Horace had gesproken. Ik was bang, dat u „Natuurlijk zou ik dat, dat wist u wel. Vanmorgen vroeg heb ik bloemen gebracht in Lafond-streetIk sprak juffrouw Lane uw moeder, had ik bijna gezegd. Zelfs dat verhelderde mijn hersens niet." Weer lachten beiden heel onzinnig. „Wat moet u wel van mij denkon?" vroeg zij, met een poging, om het verloren terrein te herwinnen. Hij begreep, dat mevrouw Cottle op hen wachtte. Dus trok hij haar hand onder zijn arm door, maar eer zij bij de deur waren, fluisterde hij haar in: „Als u van Katie Lane gedaan kunt krijgen, dat zij u mijn eersten liefdesbrief laat lezen, zult u dat wel zien." „O!" zeide zij met gesmoorde stem.

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 1