de HOL.D ATElVCOUttA nxri" van "Vrijdag1 -3= December 1 014.
3
te helpen zich zelf gevend, hun kracht, kennis menigerlei wijze wordt gezinspeeld op de
en leven. Of kent gij ze niet, die mannen id u—i-: i-ii»« a~
jongelingen, behoorcnde tot de ambulances,
die zien henenspoeden naur dat vreesehjk
stiijdtooaeel, alleen geroepen door den drang
van hun hart om hun vrienden en makkers te
helpen en te verplegen.
Goddank, nog is met geweken de alomvat
tende, onbaatzuchtige lietde, die alle ellende
doet vergoten, ja zich zelf niet ontaien.
anderen to steunen.
En toch, van hen zwijgen allo bladen, over
hen zal men niet spreken. Ja, erger nog,
men ontziet zion niet, vooral in vredestijd, hen
to belagen, miuaclitend de schouders op
halen.
Maar meer dan ooit zal thans blijken, in
deze droevige tijden, waar 's menschen hart
wordt bezig gehouden en bewogen door do
groote en meest tragische gebeurtenissen van
oorlogsgeweld en vermelingszucht, hoe heerlijk
en sonoon het is tot dat korps te belmoren,
dat zich tot taak gekozen heeft do Uhantas
openlijk en in haar volle werkdadigheid ten
toon to spreiden. Nu zal 't te vermelden zijn,
hoe grootse li ou indrukwekkend lmar geheel
to voorschijn treedt en hoo zij haar zegenrijken
arbeid verricht trots allo vijandelijke lagen,
welke men haar zal pogen te leggen.
Want het is een met te ontkennen waar
heid. dat haar arbeid indruk maakt op aller
harten.
Ol' heeft de officier niet evenals de eenvou
dige soldaat 't moeten erkennen, dat haar
arDoid grenst aan 't ongelooflijke en dat zij
't is, dio haar eens zoo zwakke vleugelen kan
en ook heeft uitgespreid, sterk en weldadig
over den eens sterken, nu zwakken en hulp
behoevenden soldaat
Vraagt het hun, die het hebben gezien.
Vraagt het hun die reeds de troebel© verwik
keling in den verren Balkan hebben medege
maakt, hoe die dappere mannen hebben go-
arbeid in stilte en met onbegrijpelijke inspan-
lk ze": onbegrijpelijke inspanning1'. Maar
neen is er iets schooner dan te kunnen arbei
den 'uit iietde, gedrongen door innig mede
lijden? Is er iets verhevenere dan 't staan bowu
alle partijen en te arbeiden aan het heil der
volkeren
Ook zij zijn soldaten.
Zij staan daar te midden van allo gevaren,
terwijl vaak het dak hunner woning, do ver
blijfplaats voor de gewonde makkers wordt
weggerukt, den dood trotseereud, overal lief
de ademend, hier vertroosting, daar verzach
ting brengend. Redden, wat gered kan wor
den" en steeds strijdend tegen de ziekte, welke
den zwaargewonden soldaat ten grave wil sle-
Pen-
Dat heerlijk ideaal, verheven door de lief
de tot zijn arm medemensch is do roeping, de
schoone taak van een hospitaal-soldaat. Niets
zoekend voor zich zelf, doch alles voor anderen.
0, mocht ieder dat beseffen, vooral gij bui
tenstaanders, die vaak de schouders ophalen
durft, gij mede-soldaten, dio het grooto nut
en de zelfopoffering niet kent, welke zij zich
moeten getroosten. Uw leven hangt dikwerf
van hun arbeid af. Eén minuut, een goede,
vlugge behandeling zal menigmaal een leven
redden, geeft de vrouw haren man, de kinde
ren een vader weer en doet de bruid hot geluk
smaken haar bruidegom weer te zien.
Ook ons'land bezit zoo'n korps. Nog is Ne
derland vrij, maar zoo noodig zullen ook zij
op de bres staan om hulp te verleenen waar
zulks noodig is.
En gij, kameraden en collega s, kent uW
plicht, toont uw uitverkiezing waardig, be
grijpt waar het om gaat: de strijd om een men-
schenleven. Wanneer «en leven door uw toe
doen, door slecht of te laat ingrijpen is verlo
ren gegaan, dan zat altijd en overal die last,
dat verwijt u drukken en nooit zult gij dat
kunnen afschudden.
Zoo zal als het uur daar is, ook van ons Tse-
derlandsch korps een heerlijk voorbeeld uit
gaan en zal door alle eeuwen heen hare arbeid
gezegend worden.
L. J. G. FERTOOLEN.
Gorcum, 30 Nov. 1914.
Kantteekenlngcn op do onzedelijkheid.
Mil. H. Schilp schrijft ons uit Ede:
In Schiller's „Das Lied von der Glocke''
komt een gedeelte voor, waarin het vuur be
zongen wordt. Zoolang de mensch het be-
heerscht, is het de gewillige slaaf, die den
moeilijksten arbeid met geduld verrichtmaar
o wee, wanneer het zijn boeien verbreekt, en
allen moeitevollen arbeid in zijn woede ver
nielt. De mensch staat er hopeloos bij. Dan
blijkt, dat vergeefs schut, die schutten wil den
•terken vloed.
Do geslachtsdrift lijkt op het vuur. Met
wijsheid gebruikt is het de bewerker van een
blij-lachenden kinderstoet, ontkomen aan alle
beteugeling, de bewerker van vooze lichamen
en verkommerde zielen. Dat ze machtig is in
den mensch, behoeft niet vermeld. Vooral in
den natuurmenscli, vreemd aan alle innerlijke
beschaving, komt het dierlijke op de meest
sprekende wijze tot uiting. Maar iu ieder
mensch sluimeren de begeerten eu verlangens,
die door het geringste gewekt, uitbreken en
tot de ergste en later meest betreurde daden
voeren. Daarom is liet goed, dat een mensch
steeds wakende zij, en als in eeuwige mobili
satie, steeds gereed sta, alle zwakke en be
dreigde punten te versterken, en zich te wape
nen voortdurend tegen listige vijanden. Augus-
tinus, de vrome bisschop van Hippo, erkent,
hoe hij in zijn dioomen dadon verrichtte, waar
toe hij wakende in liet allerminst komen zou;
nel een bewijs, dat ook bij den vroorasten en
heiligsten mensch, diep in hem do begeerten
woelen, die onder bedwang van wil en verstand
zich bij vol bewustzijn niet uiten kunnen,
maar zich in den slaap meester gevoelen over
de ondanks alle grootheid toch zoo zwakke
ziel. Gelukkig degene, die zichzelf in alle din
gen beheerschen kan.
Men zou meenen, dat waar het zoo'n ern
stige zaak geldt, een ieder in clezcn wol zou
helpen zich zelf en anderen te vrijwaren tegen 1 kranige overwinning te noemen eü is het te
de gevolgen van ten ontijdig toegeven aan hopen, dat op den eenmaal ingeslagen weg ook
zulke gevaarlijke hartstochten. Maar in de verder wordt gegaan.
practijk van het leven blijkt anders. Op M. V. V. „Mobilisatie 1914".
uitingen van allerlei kwade begeerten, de
meest gewaagde, wordt vaak het mee«.t
toegejuicht. Twee derden van do mop-
penwereld is bevolkt met do wanstaltige kin
dertjes van even wanstaltige geestelijke
vaders, die hun eigen ziel bederven voor den
prijs van eeu geveinsden lachpoovere tooi
der kransen, die we den doode nadragen, waar
do smartelijke roep om bet leven weerklinkt.
De ontzenuwende kracht, b.v. die Tan som
mige liedjes uitgaat, moet ge ervaren hebben,
als daar toevallig een regel met de eigenaar
dige wys in je hoofd blijft hangen, en je
morgens bij het ontwaken, ondanks jezelf be
paald wordt bij„In de nachtkroeg moet je
wezen", of: „Stap er maar in, het is kadin".
Nu, ze schrijvende, gevoel ik den slechten in
vloed op de goede gedachten, en met weemoed
bedenk ik hoevele van die regels do wereld in
gezongen worden, tot verderf van menige on
schuldige fantasie.
Ze hebben het prikkelende van gesluierde
naaktheid, waarbij de nieuwsgierigheid de zin
nelijkheid voedt. Er schuilt hier vergif in
schoone bloemen, en het behoeven niet enkel
„onschuldige" zielen te zijn, die in de broei-
atmosfeer waar zulke bloemen tieren, verstand
en wil ontrouw worden, en zich storten in de
weak© armen van de verleiding.
Het berouw is het bewijs van de ondeugd-
Beter dan allo redeneering getuigt de wraken
de stem van het geweten. Geen geweten is zoo
verstompt, of er komen ©ogenblikken van aan
voeling met het heilige leven.
He-ne, de man, die in de zonde zwom, ge
tuigde ongeveer
„Het was mijn ziél tot vreugd, wanneer met
kracht,
Ik had bedwongen de zondige macht",
al Iaat hij er ironisch, maar tegelijk verschrik
kelijk van werkelijkheid, op voigen:
„Maar wanneer w' ons minder goed ge
droegen,
Zoo hadden we toch een groot genoegen."
Wij moeten ons geweten steunen in de moei
lijke taak richting te geven aan ons leven. Üp
ons verstand zijn we daarin aangewezen. Dat
vangt de ideeën op, die het geweten proeft.
Het is er mee als met de oogen, die de beel
den der voorwerpen om ons heen opvangen en
heeneturen naar die plaats in onze ziel, waar
ze gezien worden. Docde oogen zullen nog wel
dezelfde beelden vangen, maar de ziel, die
opmerkt, is er niet. Verstand en geweten doen
beiden het werkhet verstand is het kompas,
het oog en de hand van den stuurman, het
geweten de goede overwogenheid. Het is uit
Godde goede geleigeest, ons meegegeven in
den doolhof van dit tijdelijke leven. Dat het
-na tot oogenschijnlijk onbegrijpelijke daden
oert, is bekend. Ik herinner me een gebeurte
nis uit het hospitaal in Den Haag, waar een
jonge man aan een geslachtsziekte lag, die hij
had opgonoopen, toen hij. dronken zijnde, een
rerdacht huis had bezocht. Zijn ouders en
meisje kwamen hem opzoeken, maar hij wees
zijn bed af, wilde niet met hun spre
ken, omdat de schrijnende wond in zijn ziel liem
steeds herinnerde aan de daad, waardoor hij
getreden was buiten den vromen kring van
familie en teere genegenheid. Hij gaf zijn
meisje haar ring terugkroop onder de dekens
en snikte, snikte, tot vermurwens der hardste
harten toe. Armé jongen, die zoo boette voor
m onbezonnen daad.
Maar de andere gevolgen van slechte daden
laten vaak bloediger striemen na, dan enkel
de slagen van het berouw. Een geschied en i.s'
uit deze mobilisatiedagen levert een droevig
perspectief.
Het geldt een jongen man van goede vermo
gens en uitstekenden aanleg. Op negentien-
jarigen leeftijd stond hij reeds aan het hoofd
van een groote industriëele onderneming; twee
jaar voor ziin leeftijd was hij daartoe al mee-
derjarig verklaard. Wat hij ondernam, gelukte
door zijn energieke vasthoudendheid. Zijn
ouders koesterden de schoonste verwachtingen
van hem
Tot de ziekte na de uitspattingen kwam.
Men hield het verborgen voor zijn vader en
moeder, die hem met tranen smeekten toch
niet toe te geven aan de vlagen van onver
schilligheid, die zijn energie verlamden en ie
vlucht naar hooger stuitten. Alles tevergeefs.
Hij werd ontslagen, kwam wat later met de mo
bilisatie onder de wapenen, verviel in dronken
schap, bleef nachten uit, zocht dan onderdak
bij Belgische vluchtelingen, maakte provoost-
na provoostnacht door, zou weggejaagd wor
den. maar om zijn ouders dit leed te besparen,
heeft men hem wegens zielsziekte afgekeurd.
Zoo waart de wonderlijke geest rond, die -n
den mensch de machten oproept tegen den
menschen het zijn de slechtste vruchten niet,
waaraan de wespen knagen. S.
Voetballen.
Mil. De Regt schrijft ons:
Reeds ecnigen tijd geleden meldden wij de
oprichting eener militaire voetbalvereeniging
onder de in Delft in garnizoen liggende mili
tairen onder den naam „Mobilisatie 1914.
Sedert het oprichten der vereeniging worden
reeds eenge wedstrijden gespeeld, die hoofdza
kelijk als oefenings-wedstrijden te beschouwen
waren. Was het niet mogelijk tot nu toe een
overwinning te behalen, zoo werden de ver-
geefsehe pogingen nu met een 121-overwin-
ning bekroond, die op de D. V. V. „Sparta"
Zondag den 29en November behaald werd.
Het spel der militairen begon nu een heter
aanzien te krijgen en werd af en toe ook mooi
samenspel ten beste gegeven. In het begin van
den wedstrijd, die zeer onder hevigen wind to
lijden had, kwam het doel der militairen nogal
eens in verdrukking, doch wist de doelverdedi-
ger zijn doel zuiver te houden, totdat een
strafschopbal ongelukkig door zijn vingers
gleed en kalm in het doel liep. Toen kwamen
de militairen echter opzetten en regende het,
vooral na de rust, bal op bal op het doel van
Sparta.
Werden de militairen vooral na de rust
nogal door den wind gesteund, toch is liet een
Schermen.
Mil. Mesker schrijft ons:
Eenige militairen te Bodegraven ingekwar
tierd, dio sympathie gevoelen voor het scher
men, zijn er in geslaagd een vereeniging op te
richten. Bedoelde vereeniging draagt den
naam van de tijdelijke schermverecniging
„Mobilia". Zij stelt zich ten doel de sport ('t
«©hermen) onder de militairen te beoefenen.
Deze vereeniging staat onder de goede leiding
van den korp. Doodhagen als instructeur en is
opgericht den 27sten November 1914. De deel
neming van de militairen is zeer bevredigend.
Evenwel doet zich het gebrek voor dat we geen
voldoende maskers, sabels, handschoenen en
fleuretten te onzer beschikking hebben. Mo
gelijk dat eenige onderofficiers- of burgerlijke
schermveroeuigingen ons daaraan wilden hel
pen door ons ecnigen van dio voorwerpen in
bruikleen af te staan. We vertrouwen, dat
vele aanbiedingen ons mogen bereiken, waartoe
men zich s.v.p. wende tot den secretaris der
vereeniging, mil. P. J. K. Mesker Jr. te
Bodegraven.
Uit Dinteloord.
Mil.-korp, Vossen schrijft ons:
Op den 26 November j.l. was het voor de
alhier liggende militairen een feestavond,
wegens liet vertrek van een afdeeling naar
een andere gemeente. De uitvoering zoowel
komisch als instrumentaal, in een woord prach
tig werd gehouden in de concertzaal van
den lieer C. v. d. Merbel die daarvoor zijne
zaal geheel belangeloos had afgestaan. Als
eerste nummer van het programma, het Wil
helmus, dat door alle aanwezige officieren en
onderofficieren en minderen staande werd
aangehoord. Allen militairen, die dezen avond
hebben medegewerkt, onzen oprechten dank.
Dat de heer L. v. d. Weyden een bekwaam
musicus is, heeft hij ook weer dezen feest
avond laten hooren, ten eerste als kapelmees
ter en ten tweede met de begeleiding op viool
en pianostukken en door de komiek© voordrach
ten.
De milicien-korporaal Snelders was dezen
avond ook in buitengewone conditie. Dat bleek
doordat geheel de zaal zonder ophouden was
met lachen.
De milicien Jacq. Proot gaf blijk over een
buitengewoon mooie stem te kunnen beschik
ken door te zingen een stuk uit de opera
Tonnhauser, wat met daverend applaus door de
aanwezigen werd begroet. Het leeuwenaandeel
in dezen feestavond had de milicien Varion
met zijno komieke voordrachten. Deze scheen
geheel onuitgeput te geraken.
Onder de aanwezigen merkten wij op den len
luit .-adj. Huijnen, luit. Seijn, reserve le luit.
J. M. Kolff en den len luit. v. d. Heuvel. Hier
mede brengen wij den luitenant Seijn onzen
kartel ij ken dank, op wiens initiatief de avond
was georganiseerd. Als blijk welk eene goede
verstandhouding er is tusschen de Nederland-
sclie burgers en de militairen het volgende:
de heer Mijntjes uit Rotterdam, alhier liggen
de met zijn sleepboot, gaf aan de aanwezige
militairen een gratis consumptie. De milicien
Y\erj gaf ons nog eenige prachtig© viool
solo's te hooren en was weer in goede conditie.
Omstreeks half elf gingen allen voldaan huis
waarts.
Namens de miliciens:
Milicien-korporaal L. VOSSEN.
Reed* menigmaal heb ik In uw blad dank
betuigingen gelezen van militairen, die be
dankten voor uitvoeringen van verschillenden
aard. Ook heb ik gelezen dat er voor do mili
tairen gratis n gegeven worden, b.v. in
Franacb, Engclach, Duitach. Ik moet het na
tuurlijk golooren maar ik kan liet haast niet.
Nooit toch is hét ona nog gebeurd, dat wij
aanbiedingen kregen, voor zoo iete nuttigs
onder billijke voorwaarden. Nu kan het mis
schien zijn, dat er gedacht wordt, dat wij daar
gren belang in atollen, maar dan denkt men
toch verkeerd, er zijn er hier evengoed, die
wat geestelijke ontwikkeling zeer op prijs zou
den stellen. Ik geloof toch wel, dat wij als
grensbewakers er ook w*>l ©enigszins onze rech-
t©D op kunnen doen gelden, daar ons regt.
toch ook tot bet Xcderlandsche leger behoort:
ik hoop daarom, dat dit stukje iete tot verbe
tering zal bijdragen en eindig met dank voor
plaatsing.
A. v. HERWIJNEN, Putte.
Uit Celdrop.
Mil. D. Teerlink echryft ons:
Zaterdagavond 28 Nov. jl. werd een muziek
avond gegeven door Geldrop'6 liedertafel. Dit
mag een zeer mooi geslaagde avond heeten,
prachtige nummers werden ton beste gegeven,
die zeer in dun smaak vielen der militairen
Men zag zich verplaatst in een concertzaal,
vooral de heer Keinman Philips alhier gat
eenige nummers prachtige schoolmuziek, die
aoer boeiend was, en zeer zuiver spel, een da
verend applaus viel hem dat ook ten deel. Ook
hét zangkoor oogstte vele lauweren. Ik wensch
dan ook namens militairen den directeur zeer
veel succes in do toekomst, tevens den heer
Roinman Philips en dank allen die hiervoor
medegewerkt hebben, om ons allen een pleizie-
rigen en aangenamen avond te bezorgen. Tot
slot en ter bekroning van den avond word ge
zongen: ..Das unterbrochene Standeben oder
Der bckohrte Nachtwachter", een prachtig
spel dat zeer mooi was. Verder wenschen wjj
den heeren een tot neerziens.
D. TEERLINK.
Gel drop.
Uit Weesp.
Mil. W. J. Vogel schrijft ons:
Te "Weesp is gisteravond, op initiatief van
den milicien-hoornblazer Binnendijk, opge
richt een mobilisatieclub, waartoe onmiddel
lijk reeds bijna 70 leden uit kader en man
schappen toetraden. De club stelt zich ten
doel ts werken zoowel voor ontspanning als
ontwikkeling der militairen, die hier gedeta
cheerd zijn. Hiervoor staan op het programma
muziek- en sportavonden alsmede lezingen,
te houden door wapenbroeders, als door spre
kers hiertoe uitgenood.gd. Het bestuur heeft
zich reeds de medewerking werzekerd van het
hier gevormde soldaten quartet ,,de jovele pisto
lets" (viool, fluit, cello en piano), een zang-
quartet en mannenkoor is druk aan het
oefenen, zoodat de eerste bijeenkomst spoedig
tegemoet gezien kan worden. Verschillende
supérieuren gaven verzekering van hun steun
en medewerking.
Kameraadsohap. Eerlijkheid.
Dezer dagen werd door mij de reis van Vlis-
singen naar Den Haag ondernomen. Bij het
overstappen to Roosendaal in een andereu
Twee Duitsche luclit-dreadnonghts „voor anker" op hun vaste standplaats. De
machtige gevaarten geven een grootschen indruk.
Wie denkt aan 1 I. 3 R. 1.7
Mil. van Dallcne schrijft ons:
In vele steden van ons Nederland staan in
verschillende winkels grooto circulaire» in
geplakt in oranje-kleur met den oproep „Voor
onze jongens aan de grens" tot het verzamelen
van sigaren enz. enz., om deze uit te geven
aan onzo jongens aan do grens. Nu is mijn ge
dachte, dat er nu toch wel een voorraad van
al datgene zal zijn. maar wij jongens zien daar
niets van. toch waar, zegge 3 sigaren in
;il dien tijd. Dat zijn de eenige van dat al.
Nu is in'j" vraag of er door middel van de Sol-
datencou'rant eons een ernstige aanbeveling
mocht komen om deze jongens ook ©ens te mo
gen sturen. Dit weet een ieder dat het 1 bat.
van het 3e reg. infanterie zware dagpn heeft
medegemaakt.
Dat men dikwijls leest fort of stelling die en
die heeft wedor een toezending sigaren en ta
bak gekregen, stuit ons wel eens voor de borst.
Waarom zij en wij niet?
Met dankzegging voor het plaateen van het
stuk
M. v. DALLENE,
3 reg. infant. 1 bat. 1 comp.
3de divisie veldleger.
Ill 3e R. 1.7
Wie denkt aan 3
Mil- J. Stout schrijft ons:
Met zeer veel genoegen mochten ik en vele
anderen, telkens in uw blad lezen, dat onze
oollecn's op verschillende plaatsen en forten,
onthaald worden op sigaren, tabak of gezellige is
trein liet ik een pakje achter, hetgeen door
collega A. v. d. Heiden van het 18 regiment
infanterie le bataljon le compagnie werd ge
vonden, die het mij direct opzond. Mijn bedoe
ling is dan, in ons blad onder het oog te bren
gen de eerlijkheid van dezen collega, waarvoor
ik hem nogmaals mijn warmen dank breng.
M. L. VISSER.
Dankbetuiging.
Ondergeteekende betuigt hiermede zijn op
rechten dank voor het aardige geschenk en de
bewijzen van belangstelling welke hem bij zijn
huwelijk, door zijn kameraden betoond zijn.
H. DE BOER.
4e Regt 3e Batt. Veld-Art.
Ondergeteekende betuigt, namens de deel
nemers aan den cursus in 't boekhouden, welke
te Westervoort gehouden wordt, zijn welge-
meenden dank aan den heer G. Delwei, uitge
ver te 's Gravenhage, voor de onbekrompen
gift studieboeken.
nogmaals dankend,
G. M. VAN ANDEL,
Korporaal te Westervoort..
Koninklijk Nationaal Steuncomité.
Door officieren, onderofficieren, korporaals
i manschappen van de 3e oomp., le bat.,
i reg. vesting-artillerie (leger en landweer)
over de maand November afgedragen
De veel genoemde Generaal Von Hindenberg, die de Russen in het Oosten van net
Dnitsohe Rjjk tegenhoudt, begeeft zich weer in zijn auto naar het front. Keizer Wilhelm
bwieemde hem, wegens zijn geslaagde operaties tegen de Russen. veldmaarschalk.
avonden, wat ik zeer waardeer, dat er zooveel I 127.02.
gedaan wordt en vooral is het een genot voor
vel©, die het nu in deze omstandigheden niet' Othcieren, onderofficieren, korporaals en
betalen kunnen, om deze versnaperingen zelf manschappen van het detachement torpedisten
aan te schaffen. Wij echter, soldaten van het ^ort Sabina zonden 42,13 aan het Kon.
- Nat. Steuncomité.
3e rog. 3e bat. 3e comp. hebben dat genot nog
niet mogen smaken, om ook eens iets te ont
vangen Bijna liggen wij vier maanden aan de
grens, ©n liebben, wanneer wij geen wacht heb
ben of na den dienst, een zeer eentonig leven,
zoodat een pijp tabak of een sigaartje ons dan P z-|n. re. 3 yan
Z? wat verstrooiing kan ven. den trein b^en <3o kinase)
Sn is mijn vrieSdelijk vorsoek, nit nssm jattende een veili.he.dsscheermes met toebe-
van vele milicien», ef wij ook een, iets mogen X P0^'™110 "<,t
ontvangen.ook eenige .pelen aonden ona „er
11.ilooi. s\r\c Anmia rl.W mof rar. - ICU.
Verloren voorwerpen.
Ondergeteekende liet den 23sten Nov. j.l.
van Roosendaal naar Rotterdam
Een van de groote cavalerie-chargea in den grooten slag in Frankrijk werd uit-
fevoerd door de Beiersche cavalerie, onder aanvoering van Prins Heinrich, tegen de
ransche dragonders, die ernstige verliezen leden.
Alle Vier.
Vrij nit 't Duitsch naar Walter Nithack
fstahn.
(Van serg. E. C.)
Zet niet too treurige oogen, man!
Denk aan de jongen», alle vier!
Is 't vreemd uat ik nog lachen kan
Als steeds ik zit te breien hier?
Natuurlijk, dat hoef je mij niet te vragen;
„De tijden zijn zwuar en vod leed valt te
dragen l"
Met de grootste kous maak den oudste ik blij I
Reeds zio ik z n opgeruimd gezicht,
Als lnj daarmede in u loopgraaf ligt
En kijk, ik wed: hij droomt van mijl
Dat is nu een reus \ol moed en kracht.
En toch heb ik hem tor wereld gebracht.
Dit is voor den grappenmaker der vierl
Onzen dapperen vroolijkeu Vliegenier,
Let op! die lacht ons weer allemaal uit,
Brengt 'n ridderkruis huiswaarts als oorlogs
buit.
En nu komt m'n „Blauwe", die in storm en
nood.
Den vijand bevecht op een torpedoboot.
Dit pakje trekt strakB onze jongste aan,
Dien liet ik met rouw iu het harte gaan.
Ras zeventien jaar is dat leyke kadetje,
Zou 't passen dat poppenhemdjei Wat
wed jel...
Maar man... Nu toevallig eens lang ze niet
schreven P..
De langzame veldpost uitgebleven?
welkom zijn, daar in ons dorpje die niet ver-
3e Reg. 3e Bat! 3e Comp
'"HopmdeXt it niet te veej heb geraagd JI»™vich 3e l!eg. 3e Bat. 3e Comp. le Sec-
van de mild© gevers(stera) en van u mijnheer
de redacteur niet te veel plaatsruimte heb ge
vraagd. zoo neem ik mij
J. STOUT,
mil. sold. 3e inf. brig. 3e reg.
3e batt. 3e oomp.
Een stem uit het verre Zuiden.
Mil. A* v. Herwijnen schrijft ons uit Putte
(Noord-Br.)
't Is met weerzin, dat ik mij neerzet te
schrijven, daar in mijn stukje de zgn. Neder-
Jandiehe welbekende moppergeest weer in op
tima forma uit lijkt te komen. Wanneer u ech
ter mijn stukje met aandacht gelezen hebt
«uit ii ona mopperen wel te rechtvaardigen
achten!
le Sectie Infanterie. Bericht verzocht door A.
Macovich 3e 1
tie Infanterie.
Maandagavond 30 Nov. gaande van Helle-
voetsluis naar Nieuw-Hclvoct, is door onderge
teekende verloren een portefeuille, inhoudende
brieven, portretten, enz. Gaarne zou hij deze
van de(n) eerlijke(n) vinder(ster) terug ont
vangen, des gewenscht tegen eenige belooning.
J. A. v Dongen, art. Hellevoeteluis.
Beleefd verzoek ik n in onze Soldatenoou-
rant te willen vragen of iemand 6oms een
bajonet (artillerie) No. 6069 heeft gevonden,
eenigen tijd geleden door mij verloren, ver
moedelijk op de 2e Maasbrug te Rotterdam.
H. Taa&en, mil.-korp.t Doelekazerne, kamer
öd Den Brie!,
Ik brei en bid maar 0
Bij elk stuk m'n „wees gegroet".
Ik brei en bid, wil me niet 6toren!
Een moeder, toch, moet God verhooren.
Wacht maarals 't straks weer Kerstmis is,
Dan gaan ze met ons naar de Heilige Misl
Die donkere mist maakt Je koud als ijsl
Én manl zeg, wat zie ik, je haar wordt al
grijs!...
Wat fluistert er toch wel zoo angstig door 't
huis?
En buurvrouw doet vreemd, zo lijkt wel niet
pluis,
En ook de portier, 't is warempel te dom,
Die draaide, toen 'k gisteren wou groeten,
zich oml
Verberg nu maar niet zoo die lijst der dooden.
Mij dunkt als je leest al die ongeluksboden
Is 't of je dien jammer zelf voor je zag...
En morgen is 't Allerzielendag.
Wat doet je? Man! zeg eens! Kom blijf nou
eens hier
Is... een van de jongens!? God!... alle
Vier?!
E. G.
Uit het „Berliner Tageblatt".
Uit Zwartewaal.
(Van een.ge recruten.)
Mijnheer de redacteur, is 't ons vergund u even
aan te toonen,
Welk een voorrecht 't is om in Zwartewaal te
wonen.
We zijn hier onderdak gebracht,
En moet je naar boven, dan kost dat ons veel
kracht.
Want de trap die er staat, heeft al heel wat
geleden.
Er zijn er al een paar afgegleden.
Maar een big zooals wij, frisch en gezond.
Komt altijd met zijn boenen op den grond.
Wij kennen geen verdriet en voelen geen pijn,
Omdat wij flinke biggen zijn.
Onzo woning heot Villa Recrutenburg.
Wij leven op zijn boers gezegd zonder zurg.
Wij doen weinig wacht, en eten veel,
En de bakker hier bakt zijn brood van het
beste meel?
Is Zwartewaal zonder water wat nogal eens
gebeurd,
Dan wordt daar niet erg om getreurd.
Dan wordt dit van elders aangevoerd,
En dan wordt even de trom geroerd.
En dan staan alle recruten klaar;
En dan rijden we den wagen leeg in een paar
uurtjes maar.
De oudere soldaten zien dan toe.
En zeggen: die recruten zijn toch maar nim
mer moe
Staan bij het jassen de ouden hun tijd te ver-
pruimen,
De recruten jassen ijverig door,
En zullen de schillen wel ruimen hoor.
Het is ons niet te doen om op de ouderen te
schelden.
En al zijn wij in 't rijmen niet volleerd,
Wij weten toch dat het netjes is als men
ouden eert.
En daarom eindigen wij met hoera voor ouden
en jongen.
Zoo nu en dan wordt bal gespeeld en gezongen.
Zoo wordt nu in Zwartewaal met den tijd rond
gesprongen.
Wij hopen en willen u bij voorbaat reeds
danken,
Als u ons gedicht, gemaakt tusschen deze
planken,
Met een klein plaatsje zoudt willen vereeren
En daarbij denken: wij moeten het rijmen nog
leeren.
Recruten J. GARDENIER en W. BOUTER.
Villa Recrutenburg,
Zwartewaal.
Het leven van twee oppassers.
(Van de oppassers Vlessert en Linzen.)
Des morgens als de tamboer blaast,
Zijn wij, oppasser, al in haast.
Dan gaan wij op den vroegen morgen,
Samen voor de officieren zorgen.
Piet gaat dan naar den bakker,
En voor 't ontbijt zorgt zijn andere makker.
Is hij klaar met tafel dekken.
Staat de thee al lang te trekken.
De officieren gaan dan sarren bikken,
En na afloop zouden wij ia de resten haast
stikken.
Dus wij hebben het niet slecht,
En dat meenen wij oprecht.
Ja, dat bun ik je bezweren.
Wij krijgen per week één gulden
Zjjn de officieren uitgerukt,
Hebben wij het altijd druk.
Dq één reegt milnia bjj elkaejC
te ver
teren.
De andere maakt de bedden klaar.
Als dit werk weer is geschied,
Vergeten wij liet poetsen niet;
En daarna gaan wij naar de keuken,
Want onze magen beginnen te jeuken.
Dan begint de grootste pret,
De koffiekan wordt opgezet.
Een ieder neemt zijn kugje dan
En muist er van zoo hard hij kan. B
Wanneer dit eten is afgeloopen,
Gaat Jan naar Cool om in te koopen.
De officieren zijn onderwijl weer thuij
En Piet rtaat dan voor 't fornuis.
Hij braadt dan fijne karbonaad,
Terwijl Jan's neus te gast eens gaat.
Als het braden i* gedaan
Moeten wij tafel dekk>-:: gaan.
Nu, waarde lexers van deze courant,
Bij ons is nooit iets aangebrand.
J. VLESSERT en P. LINZEN,
3e Cie. Ie Bat. lie R. I.
De vredesvaenl
(Van drie miliciens.)
Wijze: Naatje van den Dam.
Ik was een jongeling van 20 jaren;
Maanden lang was ik aan 't sparen;
Toen werd ik soldaat,
Maakte ik mij kwaad.
Vond bij 't mopperen geen baat.
En in Gouda aangekomen,
Stond te wachten een hoog© oome.
Die sprak met veel vertier,
„Vriend, kom jij maar liicr
En gaat mede met den fourier.'*
'k Kreeg een uniform aan,
't Was met de burgerpet ge-daan.
Refrein:
Toen dacht je nog niet aan Mobilisatie,
Je kon iedere week naar imis toe gaan,
Hoog woei toen nog do vredesvaan.
Ik oefende het eierceeren,
Enook het attakeeren,
En een fijne mar&ch.
Zat me ook nooit dwars
Al was de majoor soms bar&oh
Maar wie een goed soldaat wil wezen
Ja, die moet dan ook niet Freezen,
Als hij welgemoed
Met een burgerhoed,
Zijn Sectie-Commandant ontmoet.
Want wie gaaL naar Rotterdam
Houdt zijn militaire pakje an.
(Refrein van 't eerste couplet.)
't Was op een frisschen zomermorgen,
't Hoofd nog vrij van alle zorgen.
Het bericht kwam daar:
Mogendheden klaar,
Vlogen elkander in het haar.
Ik dacht nog eerst te droomen,
Toen ik de Landweer zag komen;
't Was een beroerd gezicht
Dat je in een schuur nu ligt,
Is je vaderlandsche plicht,
En met een vrachtje op je rug
Slaakt menigeen een zucht!
Refrein
Toen dacht een ieder aan Mobilisatie,
Je kon niet meer naar huis toe gaan,
Aan flarden was de rredesvaan.
Maar al zitten we in de pienarie,
Aan den oorlog hebben we larie;
Al is de toekomst zwart,
Of heb je minnesmart,
Ons blijft een vroolijk hart.
Al loop je nu weer groote blaren,
Je krijg: daarvan geen grijze haren;
En hij was goed gestemd,
De Generaal content,
Verdubbelde je traktement,
En waar je nooit aan had gedacht,
Wij klopten al kustwacht.
(Refrein van 't derde couplet.)
Komt vrienden, wilt niet treuren,
Eens gaat het toch gebeuren.
Dat het oorlogswee,
Wijkt heel gedweé
Voor de schoone vredesfee.
Ik kan de vreugde denken,
Als we weer naar huis toe zwenken,
En je vrouw of meisje vol vreugde kust,
En 't hart is weer gerust.
Want dat zal de waarheid zijn:
Na regen komt zonneschijn..
Refrein
Dan denkt niemand meer aan Mobiliaatie,
Je kan weer naar huis toe gaan,
Hoog waait een nieuwe vredesvaan.
A. A.
J. H. V.
A. S.
Detachement Dishoek.
(Van Mil. v. Krimpen.)
D is 't detachement,
kloek en vol moed.
E is het eten,
dat is hier drommels goed.
T is de tijd,
hier reeds versleten,
A is de arbeid,
dien wij haast zijn vergeten.
C is onze commandant,
een man goed en kloek.
H is mijn horloge,
waar 'k op wacht op kek.
E is mijn ega.
die met m'n kroost me wacht.
M is de mobilisatie,
die ver van hen me bracht.
E is de eerlijkheid.
die bij ons wordt gevonden.
N is onze neutraliteit,
strikt en ongeschonden.
T is het tractement,
dat wij zoo graag ontvangen.
D is de dienst.
dien ze van on6 Terlangea.
I is de inundatie,
een deel van onze macht.
S zijn onze sergeants,
toonbeelden van kracht.
H is de hartelijkheid
van hen, die ons bezoekao.
0 is Onze Vloot,
die stuurde ons mooie boeken.
E is de letter,
waar ik bij steken bleef.
K is van Krimpen,
die dit rijmpje schreef.
A. I, KRTMRE^.