de HOL.D ATElVCOUttA nxri" van "Vrijdag1 -3= December 1 014. 3 te helpen zich zelf gevend, hun kracht, kennis menigerlei wijze wordt gezinspeeld op de en leven. Of kent gij ze niet, die mannen id u—i-: i-ii»« a~ jongelingen, behoorcnde tot de ambulances, die zien henenspoeden naur dat vreesehjk stiijdtooaeel, alleen geroepen door den drang van hun hart om hun vrienden en makkers te helpen en te verplegen. Goddank, nog is met geweken de alomvat tende, onbaatzuchtige lietde, die alle ellende doet vergoten, ja zich zelf niet ontaien. anderen to steunen. En toch, van hen zwijgen allo bladen, over hen zal men niet spreken. Ja, erger nog, men ontziet zion niet, vooral in vredestijd, hen to belagen, miuaclitend de schouders op halen. Maar meer dan ooit zal thans blijken, in deze droevige tijden, waar 's menschen hart wordt bezig gehouden en bewogen door do groote en meest tragische gebeurtenissen van oorlogsgeweld en vermelingszucht, hoe heerlijk en sonoon het is tot dat korps te belmoren, dat zich tot taak gekozen heeft do Uhantas openlijk en in haar volle werkdadigheid ten toon to spreiden. Nu zal 't te vermelden zijn, hoe grootse li ou indrukwekkend lmar geheel to voorschijn treedt en hoo zij haar zegenrijken arbeid verricht trots allo vijandelijke lagen, welke men haar zal pogen te leggen. Want het is een met te ontkennen waar heid. dat haar arbeid indruk maakt op aller harten. Ol' heeft de officier niet evenals de eenvou dige soldaat 't moeten erkennen, dat haar arDoid grenst aan 't ongelooflijke en dat zij 't is, dio haar eens zoo zwakke vleugelen kan en ook heeft uitgespreid, sterk en weldadig over den eens sterken, nu zwakken en hulp behoevenden soldaat Vraagt het hun, die het hebben gezien. Vraagt het hun die reeds de troebel© verwik keling in den verren Balkan hebben medege maakt, hoe die dappere mannen hebben go- arbeid in stilte en met onbegrijpelijke inspan- lk ze": onbegrijpelijke inspanning1'. Maar neen is er iets schooner dan te kunnen arbei den 'uit iietde, gedrongen door innig mede lijden? Is er iets verhevenere dan 't staan bowu alle partijen en te arbeiden aan het heil der volkeren Ook zij zijn soldaten. Zij staan daar te midden van allo gevaren, terwijl vaak het dak hunner woning, do ver blijfplaats voor de gewonde makkers wordt weggerukt, den dood trotseereud, overal lief de ademend, hier vertroosting, daar verzach ting brengend. Redden, wat gered kan wor den" en steeds strijdend tegen de ziekte, welke den zwaargewonden soldaat ten grave wil sle- Pen- Dat heerlijk ideaal, verheven door de lief de tot zijn arm medemensch is do roeping, de schoone taak van een hospitaal-soldaat. Niets zoekend voor zich zelf, doch alles voor anderen. 0, mocht ieder dat beseffen, vooral gij bui tenstaanders, die vaak de schouders ophalen durft, gij mede-soldaten, dio het grooto nut en de zelfopoffering niet kent, welke zij zich moeten getroosten. Uw leven hangt dikwerf van hun arbeid af. Eén minuut, een goede, vlugge behandeling zal menigmaal een leven redden, geeft de vrouw haren man, de kinde ren een vader weer en doet de bruid hot geluk smaken haar bruidegom weer te zien. Ook ons'land bezit zoo'n korps. Nog is Ne derland vrij, maar zoo noodig zullen ook zij op de bres staan om hulp te verleenen waar zulks noodig is. En gij, kameraden en collega s, kent uW plicht, toont uw uitverkiezing waardig, be grijpt waar het om gaat: de strijd om een men- schenleven. Wanneer «en leven door uw toe doen, door slecht of te laat ingrijpen is verlo ren gegaan, dan zat altijd en overal die last, dat verwijt u drukken en nooit zult gij dat kunnen afschudden. Zoo zal als het uur daar is, ook van ons Tse- derlandsch korps een heerlijk voorbeeld uit gaan en zal door alle eeuwen heen hare arbeid gezegend worden. L. J. G. FERTOOLEN. Gorcum, 30 Nov. 1914. Kantteekenlngcn op do onzedelijkheid. Mil. H. Schilp schrijft ons uit Ede: In Schiller's „Das Lied von der Glocke'' komt een gedeelte voor, waarin het vuur be zongen wordt. Zoolang de mensch het be- heerscht, is het de gewillige slaaf, die den moeilijksten arbeid met geduld verrichtmaar o wee, wanneer het zijn boeien verbreekt, en allen moeitevollen arbeid in zijn woede ver nielt. De mensch staat er hopeloos bij. Dan blijkt, dat vergeefs schut, die schutten wil den •terken vloed. Do geslachtsdrift lijkt op het vuur. Met wijsheid gebruikt is het de bewerker van een blij-lachenden kinderstoet, ontkomen aan alle beteugeling, de bewerker van vooze lichamen en verkommerde zielen. Dat ze machtig is in den mensch, behoeft niet vermeld. Vooral in den natuurmenscli, vreemd aan alle innerlijke beschaving, komt het dierlijke op de meest sprekende wijze tot uiting. Maar iu ieder mensch sluimeren de begeerten eu verlangens, die door het geringste gewekt, uitbreken en tot de ergste en later meest betreurde daden voeren. Daarom is liet goed, dat een mensch steeds wakende zij, en als in eeuwige mobili satie, steeds gereed sta, alle zwakke en be dreigde punten te versterken, en zich te wape nen voortdurend tegen listige vijanden. Augus- tinus, de vrome bisschop van Hippo, erkent, hoe hij in zijn dioomen dadon verrichtte, waar toe hij wakende in liet allerminst komen zou; nel een bewijs, dat ook bij den vroorasten en heiligsten mensch, diep in hem do begeerten woelen, die onder bedwang van wil en verstand zich bij vol bewustzijn niet uiten kunnen, maar zich in den slaap meester gevoelen over de ondanks alle grootheid toch zoo zwakke ziel. Gelukkig degene, die zichzelf in alle din gen beheerschen kan. Men zou meenen, dat waar het zoo'n ern stige zaak geldt, een ieder in clezcn wol zou helpen zich zelf en anderen te vrijwaren tegen 1 kranige overwinning te noemen eü is het te de gevolgen van ten ontijdig toegeven aan hopen, dat op den eenmaal ingeslagen weg ook zulke gevaarlijke hartstochten. Maar in de verder wordt gegaan. practijk van het leven blijkt anders. Op M. V. V. „Mobilisatie 1914". uitingen van allerlei kwade begeerten, de meest gewaagde, wordt vaak het mee«.t toegejuicht. Twee derden van do mop- penwereld is bevolkt met do wanstaltige kin dertjes van even wanstaltige geestelijke vaders, die hun eigen ziel bederven voor den prijs van eeu geveinsden lachpoovere tooi der kransen, die we den doode nadragen, waar do smartelijke roep om bet leven weerklinkt. De ontzenuwende kracht, b.v. die Tan som mige liedjes uitgaat, moet ge ervaren hebben, als daar toevallig een regel met de eigenaar dige wys in je hoofd blijft hangen, en je morgens bij het ontwaken, ondanks jezelf be paald wordt bij„In de nachtkroeg moet je wezen", of: „Stap er maar in, het is kadin". Nu, ze schrijvende, gevoel ik den slechten in vloed op de goede gedachten, en met weemoed bedenk ik hoevele van die regels do wereld in gezongen worden, tot verderf van menige on schuldige fantasie. Ze hebben het prikkelende van gesluierde naaktheid, waarbij de nieuwsgierigheid de zin nelijkheid voedt. Er schuilt hier vergif in schoone bloemen, en het behoeven niet enkel „onschuldige" zielen te zijn, die in de broei- atmosfeer waar zulke bloemen tieren, verstand en wil ontrouw worden, en zich storten in de weak© armen van de verleiding. Het berouw is het bewijs van de ondeugd- Beter dan allo redeneering getuigt de wraken de stem van het geweten. Geen geweten is zoo verstompt, of er komen ©ogenblikken van aan voeling met het heilige leven. He-ne, de man, die in de zonde zwom, ge tuigde ongeveer „Het was mijn ziél tot vreugd, wanneer met kracht, Ik had bedwongen de zondige macht", al Iaat hij er ironisch, maar tegelijk verschrik kelijk van werkelijkheid, op voigen: „Maar wanneer w' ons minder goed ge droegen, Zoo hadden we toch een groot genoegen." Wij moeten ons geweten steunen in de moei lijke taak richting te geven aan ons leven. Üp ons verstand zijn we daarin aangewezen. Dat vangt de ideeën op, die het geweten proeft. Het is er mee als met de oogen, die de beel den der voorwerpen om ons heen opvangen en heeneturen naar die plaats in onze ziel, waar ze gezien worden. Docde oogen zullen nog wel dezelfde beelden vangen, maar de ziel, die opmerkt, is er niet. Verstand en geweten doen beiden het werkhet verstand is het kompas, het oog en de hand van den stuurman, het geweten de goede overwogenheid. Het is uit Godde goede geleigeest, ons meegegeven in den doolhof van dit tijdelijke leven. Dat het -na tot oogenschijnlijk onbegrijpelijke daden oert, is bekend. Ik herinner me een gebeurte nis uit het hospitaal in Den Haag, waar een jonge man aan een geslachtsziekte lag, die hij had opgonoopen, toen hij. dronken zijnde, een rerdacht huis had bezocht. Zijn ouders en meisje kwamen hem opzoeken, maar hij wees zijn bed af, wilde niet met hun spre ken, omdat de schrijnende wond in zijn ziel liem steeds herinnerde aan de daad, waardoor hij getreden was buiten den vromen kring van familie en teere genegenheid. Hij gaf zijn meisje haar ring terugkroop onder de dekens en snikte, snikte, tot vermurwens der hardste harten toe. Armé jongen, die zoo boette voor m onbezonnen daad. Maar de andere gevolgen van slechte daden laten vaak bloediger striemen na, dan enkel de slagen van het berouw. Een geschied en i.s' uit deze mobilisatiedagen levert een droevig perspectief. Het geldt een jongen man van goede vermo gens en uitstekenden aanleg. Op negentien- jarigen leeftijd stond hij reeds aan het hoofd van een groote industriëele onderneming; twee jaar voor ziin leeftijd was hij daartoe al mee- derjarig verklaard. Wat hij ondernam, gelukte door zijn energieke vasthoudendheid. Zijn ouders koesterden de schoonste verwachtingen van hem Tot de ziekte na de uitspattingen kwam. Men hield het verborgen voor zijn vader en moeder, die hem met tranen smeekten toch niet toe te geven aan de vlagen van onver schilligheid, die zijn energie verlamden en ie vlucht naar hooger stuitten. Alles tevergeefs. Hij werd ontslagen, kwam wat later met de mo bilisatie onder de wapenen, verviel in dronken schap, bleef nachten uit, zocht dan onderdak bij Belgische vluchtelingen, maakte provoost- na provoostnacht door, zou weggejaagd wor den. maar om zijn ouders dit leed te besparen, heeft men hem wegens zielsziekte afgekeurd. Zoo waart de wonderlijke geest rond, die -n den mensch de machten oproept tegen den menschen het zijn de slechtste vruchten niet, waaraan de wespen knagen. S. Voetballen. Mil. De Regt schrijft ons: Reeds ecnigen tijd geleden meldden wij de oprichting eener militaire voetbalvereeniging onder de in Delft in garnizoen liggende mili tairen onder den naam „Mobilisatie 1914. Sedert het oprichten der vereeniging worden reeds eenge wedstrijden gespeeld, die hoofdza kelijk als oefenings-wedstrijden te beschouwen waren. Was het niet mogelijk tot nu toe een overwinning te behalen, zoo werden de ver- geefsehe pogingen nu met een 121-overwin- ning bekroond, die op de D. V. V. „Sparta" Zondag den 29en November behaald werd. Het spel der militairen begon nu een heter aanzien te krijgen en werd af en toe ook mooi samenspel ten beste gegeven. In het begin van den wedstrijd, die zeer onder hevigen wind to lijden had, kwam het doel der militairen nogal eens in verdrukking, doch wist de doelverdedi- ger zijn doel zuiver te houden, totdat een strafschopbal ongelukkig door zijn vingers gleed en kalm in het doel liep. Toen kwamen de militairen echter opzetten en regende het, vooral na de rust, bal op bal op het doel van Sparta. Werden de militairen vooral na de rust nogal door den wind gesteund, toch is liet een Schermen. Mil. Mesker schrijft ons: Eenige militairen te Bodegraven ingekwar tierd, dio sympathie gevoelen voor het scher men, zijn er in geslaagd een vereeniging op te richten. Bedoelde vereeniging draagt den naam van de tijdelijke schermverecniging „Mobilia". Zij stelt zich ten doel de sport ('t «©hermen) onder de militairen te beoefenen. Deze vereeniging staat onder de goede leiding van den korp. Doodhagen als instructeur en is opgericht den 27sten November 1914. De deel neming van de militairen is zeer bevredigend. Evenwel doet zich het gebrek voor dat we geen voldoende maskers, sabels, handschoenen en fleuretten te onzer beschikking hebben. Mo gelijk dat eenige onderofficiers- of burgerlijke schermveroeuigingen ons daaraan wilden hel pen door ons ecnigen van dio voorwerpen in bruikleen af te staan. We vertrouwen, dat vele aanbiedingen ons mogen bereiken, waartoe men zich s.v.p. wende tot den secretaris der vereeniging, mil. P. J. K. Mesker Jr. te Bodegraven. Uit Dinteloord. Mil.-korp, Vossen schrijft ons: Op den 26 November j.l. was het voor de alhier liggende militairen een feestavond, wegens liet vertrek van een afdeeling naar een andere gemeente. De uitvoering zoowel komisch als instrumentaal, in een woord prach tig werd gehouden in de concertzaal van den lieer C. v. d. Merbel die daarvoor zijne zaal geheel belangeloos had afgestaan. Als eerste nummer van het programma, het Wil helmus, dat door alle aanwezige officieren en onderofficieren en minderen staande werd aangehoord. Allen militairen, die dezen avond hebben medegewerkt, onzen oprechten dank. Dat de heer L. v. d. Weyden een bekwaam musicus is, heeft hij ook weer dezen feest avond laten hooren, ten eerste als kapelmees ter en ten tweede met de begeleiding op viool en pianostukken en door de komiek© voordrach ten. De milicien-korporaal Snelders was dezen avond ook in buitengewone conditie. Dat bleek doordat geheel de zaal zonder ophouden was met lachen. De milicien Jacq. Proot gaf blijk over een buitengewoon mooie stem te kunnen beschik ken door te zingen een stuk uit de opera Tonnhauser, wat met daverend applaus door de aanwezigen werd begroet. Het leeuwenaandeel in dezen feestavond had de milicien Varion met zijno komieke voordrachten. Deze scheen geheel onuitgeput te geraken. Onder de aanwezigen merkten wij op den len luit .-adj. Huijnen, luit. Seijn, reserve le luit. J. M. Kolff en den len luit. v. d. Heuvel. Hier mede brengen wij den luitenant Seijn onzen kartel ij ken dank, op wiens initiatief de avond was georganiseerd. Als blijk welk eene goede verstandhouding er is tusschen de Nederland- sclie burgers en de militairen het volgende: de heer Mijntjes uit Rotterdam, alhier liggen de met zijn sleepboot, gaf aan de aanwezige militairen een gratis consumptie. De milicien Y\erj gaf ons nog eenige prachtig© viool solo's te hooren en was weer in goede conditie. Omstreeks half elf gingen allen voldaan huis waarts. Namens de miliciens: Milicien-korporaal L. VOSSEN. Reed* menigmaal heb ik In uw blad dank betuigingen gelezen van militairen, die be dankten voor uitvoeringen van verschillenden aard. Ook heb ik gelezen dat er voor do mili tairen gratis n gegeven worden, b.v. in Franacb, Engclach, Duitach. Ik moet het na tuurlijk golooren maar ik kan liet haast niet. Nooit toch is hét ona nog gebeurd, dat wij aanbiedingen kregen, voor zoo iete nuttigs onder billijke voorwaarden. Nu kan het mis schien zijn, dat er gedacht wordt, dat wij daar gren belang in atollen, maar dan denkt men toch verkeerd, er zijn er hier evengoed, die wat geestelijke ontwikkeling zeer op prijs zou den stellen. Ik geloof toch wel, dat wij als grensbewakers er ook w*>l ©enigszins onze rech- t©D op kunnen doen gelden, daar ons regt. toch ook tot bet Xcderlandsche leger behoort: ik hoop daarom, dat dit stukje iete tot verbe tering zal bijdragen en eindig met dank voor plaatsing. A. v. HERWIJNEN, Putte. Uit Celdrop. Mil. D. Teerlink echryft ons: Zaterdagavond 28 Nov. jl. werd een muziek avond gegeven door Geldrop'6 liedertafel. Dit mag een zeer mooi geslaagde avond heeten, prachtige nummers werden ton beste gegeven, die zeer in dun smaak vielen der militairen Men zag zich verplaatst in een concertzaal, vooral de heer Keinman Philips alhier gat eenige nummers prachtige schoolmuziek, die aoer boeiend was, en zeer zuiver spel, een da verend applaus viel hem dat ook ten deel. Ook hét zangkoor oogstte vele lauweren. Ik wensch dan ook namens militairen den directeur zeer veel succes in do toekomst, tevens den heer Roinman Philips en dank allen die hiervoor medegewerkt hebben, om ons allen een pleizie- rigen en aangenamen avond te bezorgen. Tot slot en ter bekroning van den avond word ge zongen: ..Das unterbrochene Standeben oder Der bckohrte Nachtwachter", een prachtig spel dat zeer mooi was. Verder wenschen wjj den heeren een tot neerziens. D. TEERLINK. Gel drop. Uit Weesp. Mil. W. J. Vogel schrijft ons: Te "Weesp is gisteravond, op initiatief van den milicien-hoornblazer Binnendijk, opge richt een mobilisatieclub, waartoe onmiddel lijk reeds bijna 70 leden uit kader en man schappen toetraden. De club stelt zich ten doel ts werken zoowel voor ontspanning als ontwikkeling der militairen, die hier gedeta cheerd zijn. Hiervoor staan op het programma muziek- en sportavonden alsmede lezingen, te houden door wapenbroeders, als door spre kers hiertoe uitgenood.gd. Het bestuur heeft zich reeds de medewerking werzekerd van het hier gevormde soldaten quartet ,,de jovele pisto lets" (viool, fluit, cello en piano), een zang- quartet en mannenkoor is druk aan het oefenen, zoodat de eerste bijeenkomst spoedig tegemoet gezien kan worden. Verschillende supérieuren gaven verzekering van hun steun en medewerking. Kameraadsohap. Eerlijkheid. Dezer dagen werd door mij de reis van Vlis- singen naar Den Haag ondernomen. Bij het overstappen to Roosendaal in een andereu Twee Duitsche luclit-dreadnonghts „voor anker" op hun vaste standplaats. De machtige gevaarten geven een grootschen indruk. Wie denkt aan 1 I. 3 R. 1.7 Mil. van Dallcne schrijft ons: In vele steden van ons Nederland staan in verschillende winkels grooto circulaire» in geplakt in oranje-kleur met den oproep „Voor onze jongens aan de grens" tot het verzamelen van sigaren enz. enz., om deze uit te geven aan onzo jongens aan do grens. Nu is mijn ge dachte, dat er nu toch wel een voorraad van al datgene zal zijn. maar wij jongens zien daar niets van. toch waar, zegge 3 sigaren in ;il dien tijd. Dat zijn de eenige van dat al. Nu is in'j" vraag of er door middel van de Sol- datencou'rant eons een ernstige aanbeveling mocht komen om deze jongens ook ©ens te mo gen sturen. Dit weet een ieder dat het 1 bat. van het 3e reg. infanterie zware dagpn heeft medegemaakt. Dat men dikwijls leest fort of stelling die en die heeft wedor een toezending sigaren en ta bak gekregen, stuit ons wel eens voor de borst. Waarom zij en wij niet? Met dankzegging voor het plaateen van het stuk M. v. DALLENE, 3 reg. infant. 1 bat. 1 comp. 3de divisie veldleger. Ill 3e R. 1.7 Wie denkt aan 3 Mil- J. Stout schrijft ons: Met zeer veel genoegen mochten ik en vele anderen, telkens in uw blad lezen, dat onze oollecn's op verschillende plaatsen en forten, onthaald worden op sigaren, tabak of gezellige is trein liet ik een pakje achter, hetgeen door collega A. v. d. Heiden van het 18 regiment infanterie le bataljon le compagnie werd ge vonden, die het mij direct opzond. Mijn bedoe ling is dan, in ons blad onder het oog te bren gen de eerlijkheid van dezen collega, waarvoor ik hem nogmaals mijn warmen dank breng. M. L. VISSER. Dankbetuiging. Ondergeteekende betuigt hiermede zijn op rechten dank voor het aardige geschenk en de bewijzen van belangstelling welke hem bij zijn huwelijk, door zijn kameraden betoond zijn. H. DE BOER. 4e Regt 3e Batt. Veld-Art. Ondergeteekende betuigt, namens de deel nemers aan den cursus in 't boekhouden, welke te Westervoort gehouden wordt, zijn welge- meenden dank aan den heer G. Delwei, uitge ver te 's Gravenhage, voor de onbekrompen gift studieboeken. nogmaals dankend, G. M. VAN ANDEL, Korporaal te Westervoort.. Koninklijk Nationaal Steuncomité. Door officieren, onderofficieren, korporaals i manschappen van de 3e oomp., le bat., i reg. vesting-artillerie (leger en landweer) over de maand November afgedragen De veel genoemde Generaal Von Hindenberg, die de Russen in het Oosten van net Dnitsohe Rjjk tegenhoudt, begeeft zich weer in zijn auto naar het front. Keizer Wilhelm bwieemde hem, wegens zijn geslaagde operaties tegen de Russen. veldmaarschalk. avonden, wat ik zeer waardeer, dat er zooveel I 127.02. gedaan wordt en vooral is het een genot voor vel©, die het nu in deze omstandigheden niet' Othcieren, onderofficieren, korporaals en betalen kunnen, om deze versnaperingen zelf manschappen van het detachement torpedisten aan te schaffen. Wij echter, soldaten van het ^ort Sabina zonden 42,13 aan het Kon. - Nat. Steuncomité. 3e rog. 3e bat. 3e comp. hebben dat genot nog niet mogen smaken, om ook eens iets te ont vangen Bijna liggen wij vier maanden aan de grens, ©n liebben, wanneer wij geen wacht heb ben of na den dienst, een zeer eentonig leven, zoodat een pijp tabak of een sigaartje ons dan P z-|n. re. 3 yan Z? wat verstrooiing kan ven. den trein b^en <3o kinase) Sn is mijn vrieSdelijk vorsoek, nit nssm jattende een veili.he.dsscheermes met toebe- van vele milicien», ef wij ook een, iets mogen X P0^'™110 "<,t ontvangen.ook eenige .pelen aonden ona „er 11.ilooi. s\r\c Anmia rl.W mof rar. - ICU. Verloren voorwerpen. Ondergeteekende liet den 23sten Nov. j.l. van Roosendaal naar Rotterdam Een van de groote cavalerie-chargea in den grooten slag in Frankrijk werd uit- fevoerd door de Beiersche cavalerie, onder aanvoering van Prins Heinrich, tegen de ransche dragonders, die ernstige verliezen leden. Alle Vier. Vrij nit 't Duitsch naar Walter Nithack fstahn. (Van serg. E. C.) Zet niet too treurige oogen, man! Denk aan de jongen», alle vier! Is 't vreemd uat ik nog lachen kan Als steeds ik zit te breien hier? Natuurlijk, dat hoef je mij niet te vragen; „De tijden zijn zwuar en vod leed valt te dragen l" Met de grootste kous maak den oudste ik blij I Reeds zio ik z n opgeruimd gezicht, Als lnj daarmede in u loopgraaf ligt En kijk, ik wed: hij droomt van mijl Dat is nu een reus \ol moed en kracht. En toch heb ik hem tor wereld gebracht. Dit is voor den grappenmaker der vierl Onzen dapperen vroolijkeu Vliegenier, Let op! die lacht ons weer allemaal uit, Brengt 'n ridderkruis huiswaarts als oorlogs buit. En nu komt m'n „Blauwe", die in storm en nood. Den vijand bevecht op een torpedoboot. Dit pakje trekt strakB onze jongste aan, Dien liet ik met rouw iu het harte gaan. Ras zeventien jaar is dat leyke kadetje, Zou 't passen dat poppenhemdjei Wat wed jel... Maar man... Nu toevallig eens lang ze niet schreven P.. De langzame veldpost uitgebleven? welkom zijn, daar in ons dorpje die niet ver- 3e Reg. 3e Bat! 3e Comp '"HopmdeXt it niet te veej heb geraagd JI»™vich 3e l!eg. 3e Bat. 3e Comp. le Sec- van de mild© gevers(stera) en van u mijnheer de redacteur niet te veel plaatsruimte heb ge vraagd. zoo neem ik mij J. STOUT, mil. sold. 3e inf. brig. 3e reg. 3e batt. 3e oomp. Een stem uit het verre Zuiden. Mil. A* v. Herwijnen schrijft ons uit Putte (Noord-Br.) 't Is met weerzin, dat ik mij neerzet te schrijven, daar in mijn stukje de zgn. Neder- Jandiehe welbekende moppergeest weer in op tima forma uit lijkt te komen. Wanneer u ech ter mijn stukje met aandacht gelezen hebt «uit ii ona mopperen wel te rechtvaardigen achten! le Sectie Infanterie. Bericht verzocht door A. Macovich 3e 1 tie Infanterie. Maandagavond 30 Nov. gaande van Helle- voetsluis naar Nieuw-Hclvoct, is door onderge teekende verloren een portefeuille, inhoudende brieven, portretten, enz. Gaarne zou hij deze van de(n) eerlijke(n) vinder(ster) terug ont vangen, des gewenscht tegen eenige belooning. J. A. v Dongen, art. Hellevoeteluis. Beleefd verzoek ik n in onze Soldatenoou- rant te willen vragen of iemand 6oms een bajonet (artillerie) No. 6069 heeft gevonden, eenigen tijd geleden door mij verloren, ver moedelijk op de 2e Maasbrug te Rotterdam. H. Taa&en, mil.-korp.t Doelekazerne, kamer öd Den Brie!, Ik brei en bid maar 0 Bij elk stuk m'n „wees gegroet". Ik brei en bid, wil me niet 6toren! Een moeder, toch, moet God verhooren. Wacht maarals 't straks weer Kerstmis is, Dan gaan ze met ons naar de Heilige Misl Die donkere mist maakt Je koud als ijsl Én manl zeg, wat zie ik, je haar wordt al grijs!... Wat fluistert er toch wel zoo angstig door 't huis? En buurvrouw doet vreemd, zo lijkt wel niet pluis, En ook de portier, 't is warempel te dom, Die draaide, toen 'k gisteren wou groeten, zich oml Verberg nu maar niet zoo die lijst der dooden. Mij dunkt als je leest al die ongeluksboden Is 't of je dien jammer zelf voor je zag... En morgen is 't Allerzielendag. Wat doet je? Man! zeg eens! Kom blijf nou eens hier Is... een van de jongens!? God!... alle Vier?! E. G. Uit het „Berliner Tageblatt". Uit Zwartewaal. (Van een.ge recruten.) Mijnheer de redacteur, is 't ons vergund u even aan te toonen, Welk een voorrecht 't is om in Zwartewaal te wonen. We zijn hier onderdak gebracht, En moet je naar boven, dan kost dat ons veel kracht. Want de trap die er staat, heeft al heel wat geleden. Er zijn er al een paar afgegleden. Maar een big zooals wij, frisch en gezond. Komt altijd met zijn boenen op den grond. Wij kennen geen verdriet en voelen geen pijn, Omdat wij flinke biggen zijn. Onzo woning heot Villa Recrutenburg. Wij leven op zijn boers gezegd zonder zurg. Wij doen weinig wacht, en eten veel, En de bakker hier bakt zijn brood van het beste meel? Is Zwartewaal zonder water wat nogal eens gebeurd, Dan wordt daar niet erg om getreurd. Dan wordt dit van elders aangevoerd, En dan wordt even de trom geroerd. En dan staan alle recruten klaar; En dan rijden we den wagen leeg in een paar uurtjes maar. De oudere soldaten zien dan toe. En zeggen: die recruten zijn toch maar nim mer moe Staan bij het jassen de ouden hun tijd te ver- pruimen, De recruten jassen ijverig door, En zullen de schillen wel ruimen hoor. Het is ons niet te doen om op de ouderen te schelden. En al zijn wij in 't rijmen niet volleerd, Wij weten toch dat het netjes is als men ouden eert. En daarom eindigen wij met hoera voor ouden en jongen. Zoo nu en dan wordt bal gespeeld en gezongen. Zoo wordt nu in Zwartewaal met den tijd rond gesprongen. Wij hopen en willen u bij voorbaat reeds danken, Als u ons gedicht, gemaakt tusschen deze planken, Met een klein plaatsje zoudt willen vereeren En daarbij denken: wij moeten het rijmen nog leeren. Recruten J. GARDENIER en W. BOUTER. Villa Recrutenburg, Zwartewaal. Het leven van twee oppassers. (Van de oppassers Vlessert en Linzen.) Des morgens als de tamboer blaast, Zijn wij, oppasser, al in haast. Dan gaan wij op den vroegen morgen, Samen voor de officieren zorgen. Piet gaat dan naar den bakker, En voor 't ontbijt zorgt zijn andere makker. Is hij klaar met tafel dekken. Staat de thee al lang te trekken. De officieren gaan dan sarren bikken, En na afloop zouden wij ia de resten haast stikken. Dus wij hebben het niet slecht, En dat meenen wij oprecht. Ja, dat bun ik je bezweren. Wij krijgen per week één gulden Zjjn de officieren uitgerukt, Hebben wij het altijd druk. Dq één reegt milnia bjj elkaejC te ver teren. De andere maakt de bedden klaar. Als dit werk weer is geschied, Vergeten wij liet poetsen niet; En daarna gaan wij naar de keuken, Want onze magen beginnen te jeuken. Dan begint de grootste pret, De koffiekan wordt opgezet. Een ieder neemt zijn kugje dan En muist er van zoo hard hij kan. B Wanneer dit eten is afgeloopen, Gaat Jan naar Cool om in te koopen. De officieren zijn onderwijl weer thuij En Piet rtaat dan voor 't fornuis. Hij braadt dan fijne karbonaad, Terwijl Jan's neus te gast eens gaat. Als het braden i* gedaan Moeten wij tafel dekk>-:: gaan. Nu, waarde lexers van deze courant, Bij ons is nooit iets aangebrand. J. VLESSERT en P. LINZEN, 3e Cie. Ie Bat. lie R. I. De vredesvaenl (Van drie miliciens.) Wijze: Naatje van den Dam. Ik was een jongeling van 20 jaren; Maanden lang was ik aan 't sparen; Toen werd ik soldaat, Maakte ik mij kwaad. Vond bij 't mopperen geen baat. En in Gouda aangekomen, Stond te wachten een hoog© oome. Die sprak met veel vertier, „Vriend, kom jij maar liicr En gaat mede met den fourier.'* 'k Kreeg een uniform aan, 't Was met de burgerpet ge-daan. Refrein: Toen dacht je nog niet aan Mobilisatie, Je kon iedere week naar imis toe gaan, Hoog woei toen nog do vredesvaan. Ik oefende het eierceeren, Enook het attakeeren, En een fijne mar&ch. Zat me ook nooit dwars Al was de majoor soms bar&oh Maar wie een goed soldaat wil wezen Ja, die moet dan ook niet Freezen, Als hij welgemoed Met een burgerhoed, Zijn Sectie-Commandant ontmoet. Want wie gaaL naar Rotterdam Houdt zijn militaire pakje an. (Refrein van 't eerste couplet.) 't Was op een frisschen zomermorgen, 't Hoofd nog vrij van alle zorgen. Het bericht kwam daar: Mogendheden klaar, Vlogen elkander in het haar. Ik dacht nog eerst te droomen, Toen ik de Landweer zag komen; 't Was een beroerd gezicht Dat je in een schuur nu ligt, Is je vaderlandsche plicht, En met een vrachtje op je rug Slaakt menigeen een zucht! Refrein Toen dacht een ieder aan Mobilisatie, Je kon niet meer naar huis toe gaan, Aan flarden was de rredesvaan. Maar al zitten we in de pienarie, Aan den oorlog hebben we larie; Al is de toekomst zwart, Of heb je minnesmart, Ons blijft een vroolijk hart. Al loop je nu weer groote blaren, Je krijg: daarvan geen grijze haren; En hij was goed gestemd, De Generaal content, Verdubbelde je traktement, En waar je nooit aan had gedacht, Wij klopten al kustwacht. (Refrein van 't derde couplet.) Komt vrienden, wilt niet treuren, Eens gaat het toch gebeuren. Dat het oorlogswee, Wijkt heel gedweé Voor de schoone vredesfee. Ik kan de vreugde denken, Als we weer naar huis toe zwenken, En je vrouw of meisje vol vreugde kust, En 't hart is weer gerust. Want dat zal de waarheid zijn: Na regen komt zonneschijn.. Refrein Dan denkt niemand meer aan Mobiliaatie, Je kan weer naar huis toe gaan, Hoog waait een nieuwe vredesvaan. A. A. J. H. V. A. S. Detachement Dishoek. (Van Mil. v. Krimpen.) D is 't detachement, kloek en vol moed. E is het eten, dat is hier drommels goed. T is de tijd, hier reeds versleten, A is de arbeid, dien wij haast zijn vergeten. C is onze commandant, een man goed en kloek. H is mijn horloge, waar 'k op wacht op kek. E is mijn ega. die met m'n kroost me wacht. M is de mobilisatie, die ver van hen me bracht. E is de eerlijkheid. die bij ons wordt gevonden. N is onze neutraliteit, strikt en ongeschonden. T is het tractement, dat wij zoo graag ontvangen. D is de dienst. dien ze van on6 Terlangea. I is de inundatie, een deel van onze macht. S zijn onze sergeants, toonbeelden van kracht. H is de hartelijkheid van hen, die ons bezoekao. 0 is Onze Vloot, die stuurde ons mooie boeken. E is de letter, waar ik bij steken bleef. K is van Krimpen, die dit rijmpje schreef. A. I, KRTMRE^.

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 3