vrijdag 4 December 1914, Orgaan voor Leger en Vloot. Oorlogsnieuws. NO. 4/. Onder redactie van D. MANASSEN. Een angstig uur. Oplaag 50,000 exemplaren. DE SOLDATENCOURANT ADRES DER REDACTIE PA LESTRIN ASTRA A T 10, AMSTERDAM, TELE FOON Z. 4868. DIT liLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NÏET-M J LIT AIR EN 3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. Voor Advertentien wende men zich tot onze Administratie Drukkery „Jacob van Campen"1 N. Z. Voorburgwal 234-240 (Keizerrijk 0) Amsterdam, Tel. Noord 1775, of tot de advertentie bureaux. Pry's der AdvertentiGn per regel 25 cent. Da Eugëlscüen ontdekten aan hat front m Noord-J! ranJmjk spionnen, aio met een apurten draad hun veldtelefoon afluisterden en zich in hooi- of korenmijton verborgen hielden. Des nachts werden twee spionnen verrast en neergeschoten. Onzijdigheid der lucht. Onder de mogendheden, dio aan dezen Eu'ropèésoliën oorlog niet meedoen, zijn uit den aard der zaak Nederland en Zwitserland er het ergst aan toe. Zij hebben van al de neu trale landen de grootste moeite hun onzijdig heid to handhaven en zij hebben daarvoor hun gehorde leger-, en wat Nederland betreft, ook do zeemacht moeten mobiliseeren. Zij zijn het toch, die aan twee of drie zijden grenzen aan oorlogvoerende landen, en zal hun neutraliteit geen doodo letter zijn, dan moeten zij hun grenzen eu kusten voor invallen van de legers of aanvallen der" vloten in de buurt beschermen. Zij doên dat naar hun lieste kunnen en met zooveel kracht en toewijding, dat geen der oorlogvoerende partijen er aan gedacht heeft hun neutraliteit te schenden. De onzijdigheid van het Nederlandsche grondgebied is dan ook totnogtoe ongerept gebleven, en wij zijn blijkbaar in staat die verder te handhaven. Doch in de laatste dagen is er sprake van eeu andere ohzijdigheidsquaesbie, die zeer eigenaardige bezwaren meebrengt, voor Zwitserland, maar voor ons land ook. Dat het Nederlandsche grondgebied onzijdig is, niemand twijfelt er aan. En onder dat grond gebied wordt ook bet water gerekend, de rivieren, kanalen, de inhammen en wadden. Maar boven dit alles, boven het eigenlijke land verheft zich... de lucht! Hoe is liet daar mee gesteld Is die ook onzijdig, of is die vrij voor allen, zooala bijv. de wereldzeeën het zijn?' AI are libenim" (de vrijo zee) heet het in do vólkëurcchterlijke termen, waar men nog gaarne van het Latijn gebruik maakt, moet het hu ook zijn ,,aër liber", de vrije lucht? Dat is waarlijk niet zoo gemakkelijk uit te maken. Ja, als wij alleen de zaak maar zoo licht konden opvatten als koning Ossip VII in do satirieke komedie ,.De Groote Vlucht" van Hevormans, die onophoudelijk uitroept,,in mijn lucht wordt niet gevlogen!" en die later, als hij overtuigd is van 't nut der vliegtuigen, zijn volk naast een Grond- ook een L u c.h twet geeft, dan was de zaak ge makkelijk te bedisselen. Dan moest er evenzeer sprako zijn van een neutrale luchtruimte als van een neutraal grondgebied. Dan was elke schending van de lucht evenzeer een schending dor onzijdigheid als die van con grondgebied. Dan* is Zwitserland's neutraliteit geschonden door Engeland, omdat Engelsche vliegers er Door Lodcwijk Oostendorp. 4e comp., 2c bat. 15e reg. inf. 3e sec. ,,Een aantal jaren geleden," zco bc-gon John Burton zijn verhaal, verongelukte op de rotsklippen van Nieuwfoundland, in de nabijheid vam de Noord-Amerikaausche kust, het'stoomschip „Marmion". De boot verdween met man en muis, als een zwaar gevulde zak, bijna plotseling in do diepte. Het bericht was enkele dagen het onderwerp van alle gesprekken, maar werd spoedig weder vergeten, in het gewoel van het dage- lijksch leven. Niet alzoo echter bij het korps duikers, dat op de kust aldaar altijd werk zaam is. Bij onderzoek bevonden wij, dat het schip op een plaats gezonken lag, waar de zee niet bijzonder diep was, zoodat een moedig en ervaren duiker het zonder veel ïnoeite of gevaar bereiken kon. De stoomboot moest op een onderzeesche klip gestooten en dadelijk vol water geloo- p©n zijn, anders had ze niet zoo plotseling kennen zinken. De gezamenlijke duikers Singth® tet claft J^et schip te gaan verken- over vlogen ten einde een poging te doen de Zep pel inloodsen te Friedrichshafen met bom men te vernielen. Doch de meeniug van Ossip >"11, .den fan-, fcasti sollen koning van Pa nnonië'. "heeft bij alle rechtsgeleerden nog geen ingang gevonden. Er zijn vele dikke boeken, wonderen van geleerd heid en kennis van ondo en nieuwe wetten, geschreven over deze quaestie, over „de lieer- schappij in de lucht", maar de schrijvers daarvan denken lang niet allen gelijk. Welbe schouwd kan men van drie meeningen spreken in dit opzicht. Volgens de eene is de lucht boven een staat volkomen vrij voor iedereen, van welke nationaliteit 'ookdie zoo denken beschouwen de luchtruimte als ..ros communis omnium (een zaak, die aan allen gemeen is), liet zijn de voorstanders van een ,,aër liber". Anderen vatten de zaak zóó op, dat de lucht ruimte boven een gebied tot op zekere hoogte aan dat gebied behoort, enkele rechtsgeleerden .geven de hoogte zelfs aan duizend meter boven het hoogste punt van dat gebied. Een derde categorie sluit zich volko men aan bij Ossip VII. ..in hun lucht mag niet gevlogen worden", tenzij onder dezelfde voor waarden, als waarop het grondgebied, begaan, de wateren bevaren mogen worden. Zij erken nen dus een onbegrensd gebied der luchtruimte als onzijdig. Als geleerden, die doorkneed zijn in rechts wetenschap en rechtstermen, het er zoo weinig eens over zijn, zullen onze lezers ook wel be grijpen, dat het vraagstuk niet zoo gemakke lijk op te lossen is. In heb volkenrecht en daartoe behoort ze is de zaak nog niet uit gemaakt. Op de v redes-con f eren t ie s is zij wel besproken, maar men is er niet tot een over eenstemming gekomen. Het Hof van Arbitrage in Den Haag heeft nog geen geval van schen ding der neutrale luchtruimte ter lieoordeeling gehad. I)e gewono rechtbanken hebben nog niet behoeven uit te maken, of lucht ook bezit is. Ja, toch eenmaal, iu ons land althans. Een rechtbank moest beslissen, of een firma een telograaf-geleiding mocht aanleggen over het land van een ander. Ja zeker, zei de recht bank, want de eigenaar van het land is de bezitter van deu groml. maar met van de lucht daarboven. Doch de zaak ging vorder, zij. kwam ook voor edn Hoogen Raad. En die besliste juist andersomde geleiding mocht niet worden aangelegd. Evenwel niet, om dat dit hooge rechtscollege erkende, dat de eigenaar van den grond ook de lucht nen. Dadelijk troffen wij de noodige toe bereidselen en spoedig bevonden wij ons aan boord van onzen kleinen schoener, om de gezonken boot op te zoeken. Wij waren met zes man en verwachtten van onze onder neming een gunstig gevolg. Ik, als hun aanvoerder, belastte mij ge woonlijk met het moeilijkste en gevaarlijkste werk. De overigen waren over 't algemeen wel moedige mannen, maar zij misten die koelbloedigheid en tegenwoordigheid van geest, welke ik mij ldoor jarenlange oefe ning en gewoonte had verworven. Daar twee personen voor het onderzoeken der „Marmion" voldoende waren; koos ik tot helper een jongen man, Parker genaamd, wiens onverschrokkenheid ik bij ondervin ding kende. Het was een mooie dag. De zon wierp haar stralen over de eindeïooze zee, eu veranderde de schuimende golven als iu vloeibaar goud. Eeu zachte bries toog ver- frisschend over de zaclitgolvende vlakte, en verkoelde onze verhitte hoofden en onze roode, van nieuwsgierige verwachting stra lende gezichten. Evenwel iü het oosten en zuiden vertoon den zich aan den hemel verdachte wolken, die met haar gloeiend roodblauwe tint niet veel goeds voorspelden. Maar wij lieten ons daardoor niet yau ons voornemen afbren gt i daarboven in tezit had, maar omdat hij het i recht had gebouwen te zetten op het land en J dan zouden die telegraafdraden hem in den weg zitten. De eigenlijke quaestie, liet bezit der luchtruimte, liet de Hooge Raad dus blauv. I blauw. Hot is geen wonder, dat men het over hot I hezit der luchtruimte niet eons is. Die ruimte was tot voor betrekkelijk korten tijd nog i van weinig beteekenis, zoowel voor de particuliere eigenaren van grondgebied, ais voor den staat. Maar nu zijn de luchtschepen en de vliegtuigen gekomen en do zaak is veranderd. Veranderd vooral, nu meer dan half Europa in staat van oorlog verkeert, 't Is waar, ook in 1870 had men reeds lucht ballons, riiaar zij waren van zeer vuinig be lang. Men behielp zich met eenvoudige maat regelen iuchtschippeisdie in vijandelijke han den vielen. moesten volgens Bismarck als spion nen behandeld worden. Dat kan men nu niet meer doenluchtschepen en vliegers behoor© tot de weermacht, zoo goed als torpeduhooten en onderzeeërs. Zij doen niet alleen verken nersdiensten, zij strijden als 't ware ook mee, door bommen te werpen boven vijandelijke kampen, in vijandelijke steden. En zoo is de quaestie der onzijdigheid van de lucht een zeer actueel vraagstuk geworden Een quaestie, die, we zeiden het reeds, no« nïet is opgelost. Schrijvers vnn hoeken over volleen recht denken er verschillend over. Be langrijk is, voor wio er meer van w illen ten, een artikel van den Nederlandschen rechts geleerde, inr. W. L. A. Collard, in de derde aflevering van den jaargang 1908 van ..The mis", getiteld: „Beschouwingen over de Rechtsverhouding vqn de Luchtruimte tot den «Staat, boven welks Grondgebied zij zich ver heft." Wij leven snel in onzen tijd: in de zes jaren sedert dit artikel geschreven werd, heeft het vraagstuk der luchtscheepvaart zich ontzaglijk uitgebreid, en de toestanden zijn wel iets anders geworden dan toen. Over "t geheel echter is de verscheidenheid der mee ningen nog dezelfde en tot een overeenkomst zijn de mogendheden nog niet gekomen. Mr. Collard beschouwt de zaak van alle kan ten Zijn artikel geeft blijk van ontzaglijke be lezenheid op dit gebied. Hij beeft, de meest be kende Fransche, Duitschê, Engelsche auteurs geraadpleegd en geeft hun opvattingen weer Doch ten slotte verheelt hij niet aan wier zijde hij staat. Hij is van meening. dat de luclrt boven een gebied tot iri onbeperkte ruimte tot dat gebied belioort. Van een volkomen vrije lucht wil hij niet weten. Evenmin van een be perkt bezit, tot zekere hoogte. Hij wil geen territoriale (lichtstrook, zooals er een territo riale zeestrook bestaat, geen denkbeeldige ho rizontale grenslijn in do lucht. Hij meent, dat een staat niet aleen 60uve- reinc macht heeft in de lucht boven haar grondgebied, maar zelfs in de luchtruimte bo ven do territoriale zee. In verband daarmee oischt hij (bepalingen ra onze wetten; do grond wet mag in 't algemeen niet rpc-er spreken van' het „grondgebied van den Nederlandschen staat," dit moet zijn het ..gebied". Mr. Col lard zou het dus eens zijn met koning Ossip's Grond- en Luclitwet! Verder zijn er volgens hem noodig beschikkingen betreffende de afgif te van „luchtraartbrieven", vergunningen tot het voeren der landsvlag in de lucht, bepalin gen omtrent de uitvoering der politie daar, omtrent het postvervoer, omtrent „botsingen en aanvaringen", maatregelen ter voorkoming van ongelukken en liet „redden" van lucht schepen, de toelating van vreemdelingen, de belastingquaestie, enz. In één woord, hij wil, in alle opzichten, de luchtscheepvaart gelijk 6tollon met de zeevaart. Doch dat alles is van later datum. Waar 't nü op aankomt, en waarop mr. Collard, na tuurlijkerwijze, niet don meesten nadruk legde, is de onzijdigheid der lucht. Die is een vraag van zeer actueelen aard, welke bij den tegenwoordigen toestand in ons wereld deel tot vele, ook gevaarlijke verwikkelingen kan leiden, eu welke nog niet uitge maakt is. Gezondheidsleer. Door J. P. Bijl, officier v. gezondheid. XX. Mirsch, IV. Maatregelen tijdens den marscL Van niet minder beteekenis dan de maat regelen die vóór het uitrukken genomen moe ten worden, zijn dio welke men tijdens den marscli moet nemen. Ook deze zijn voor een groot dqel in handen van den troepencomman dant en worden o. a. in het Velddienstvoor schrift besproken, maar voor een ander deel zijn ze in handen van de manschappen zelf. Zeer belangrijk voor de marschvaardigheid is het vraagstuk van de rusten. In 91 van het Voorschrift Velddienst kan men lezen, dat- troepen te voet ongeveer uur buiten het nachtkwartier cn verder elk uur eene halt- deze in het uur begrepen van 5 a 10 minu ten houden. Bovendien wordt bij m&rsehen van meer dan 25 K.M. na de grootste helft van den raarsch een rust van a 1 uur ge houden. Men ziet dus, dat in het algemeen de rusten zoo geregeld zijn, dat veel kleine rusten ge- houden worden. Deze bepaling, die ongetw ij- feld berust op de ondervinding, dat zoodoende do mar.schen het best worden volgehouden, is geheel in overeenstemming met onderzoekin gen dio in de laatste jaren door verschillende doktoren verricht zijn. Uit die onderzoekingen is n.l. gebleken, dut spieren minder vermoeien wanneer ze dikwijls gedurende korten tijd jit- rusten dan wanneer ze slechts een enkele maal, maar gedurende langer tijd niet behoeven te arbeiden. Deze korte rusten, die ieder uur gehouden worden, moeten dooi1 de soldaten ook werke lijk in rust worden doorgebracht. In do 91e paragraaf van net Voorschrift, Velddienst wordt gezegd, dat tijdens de halten en rusten de geweien aan rotten gezet worden, de ransels of uitrustingen afgelegd worden en den man schappen de gelegenheid gegeven wordt om aan de zijde alwaar hunne geweren staan te gaan zitten. Alleen onder bijzondere omstan digheden, b.v. bij zwareri regen, mag men tij dens eeu halt of rust niet gaan zitten of liggen. Men zou het als vanzelf sprekend vinden indien de soldaten iedere minuut van een halt nuttig gebruikten, d.w.z. door zooveel moge lijk iu'1 te rusten. Dit blijkt in de praktijk evenwel niet altijd zoo Van zelf sprekend to zijn. Dikwijls toch ziet men dat gedurende zoo'n dogen blik allerlei onnoodige w erkzaam heden worden verricht. De tijd van uitrusten gaat zoodoende nutteloos voorbij en zooals wij gezien hebben is die rust later moeilijk meer in te halen. Het zijn juist de dikwijls terug- keereude halten, waardoor eeu troep hot beste uitrust. Het rusten moet geschieden op plaatsen, die zooals 9-4 van liet V.V.. zegt, bij voorkeur lommerrijk zijn, waar do troep tegen sterken wind beschermd is en waar goed drinkwater te verkrijgen is. Het is aan te bevelen om «Ie rustplaatsen door voor uitgezonden hereden of ficieren te doen uitzoeken. Zooals men ziet moeten deze plaatsen aan verschillende eischen voldoen, 's zomers moeten zo vooral beschermd zijn tegen do stralen van de zon en moet er goed water te vinden zijn, terwijl m:-n 's winters bij voorkeur de zon zal opzoeken en beschutting tegen den wind zal eischen. Hierbij komt weer de persoonlijke zorg van den soldaat tot zijn recht. Hij moet zelf uit zijn oogen kijken en bij een halt een goed plokje uitzoeken om te ruston, daarbij natuurlijk niet vergetend, dat hij achter de geweien moet blijven, enz. 's Zomers wijst .zich dat gewoonlijk vanzelf: niemand zal op een brandend heete Augustusdag bij voorkeur in de zon gaan zitten wanneer in do nabijheid een schaduwrijke plaats te vinden is. 's M inters zal men.zich juist tegen de kou moeten beschermen maar een beschut plekje i jtzoeken gaat niet zoo vlug als een scbaduw- ;f'fjk. De troepericommandant zorgt in hot al gemeen, dat halt gehouden wordt waar een gcede gelegenheid is om uit te rusten, de sol daten moeten daarvan weten gebruik te maken en niet- zoo maar neervallen, maar eerst- een plekjo vinden waar ze beschut kunnen gaan zitten. Zo moeten daarbij bedenken, dat vooral als men bezweet is, zitten op natten grond allerlei kwaaltjes, rheumatiek, buikpijn met zich kan bi en gen. Men zal dus ook een zoo droog mo gelijk plekjo uitzoeken. Vooal 's winters is het noodig te zorgen, dat men tijdens een rust niet plotseling te veel afkoolt. Door het marcheeren heeft men veel warmte gevormd, men ge veelt zich verhit en is bezweet, en wanneer do rust is ingetre den, liet lichaam dus minder warmte voort brengt moet men oppassen, dat de afkoeling niet te snel geschiedt. Vooral een bezweet lichaam keelt door den wind zeer snel af. Wij zagen dan ook, dat een plaató buiten den wind gezocht moet wor den. Men moet wat dit betreft evenwel ook nog op iets anders letten en wel op de kleeding. Tusschen het lichaam en de kleeren is een laag lucht, die, zooah te begrijpen is, door het lichaam verwarmd wordt. Nu weet iedereen, dat warmo Licht lichter is dan koude. In een kamer is het op den vloer kouder dan in de nabijheid van do zoldering. Precies hetzelfde is het geval met de lucht tusschen lichaam en kleeren. Ook daar 6tijgt de warme lucht naar boven. Öm dus te zorgen, dat deze warme lucht tij dens een rust niet plotseling ontwijkt, moet men zorgen, dat zij naar boven niet kan ont snappen, m. a. w. men moet de kraag van zijn jas dicht houden of dichtmaken. Eerst na eeiiig< n tijd, wanneer men reeds minder warm is geworden en wat meer afkoeling toch nog wciiHchelijk is, kan men den kraag los maken, i Zoodoende- kooit men niet plotseling, maar ge leidelijk af, iets wat van veel beteekenis is.* I Vooral s winters zal men zoodoende een ver koudheid veelal kunnen voorkomen. (Wordt vervolgd.) De toestand in den reuzenstrijd. Noch op liet Ooster- noch'op het Wester front hebben in de laatste dagen wijzigin gen van oenig belang in den toestond plaats gehad. Het aantal Duitschers, dat strijdt in 't Westen, is zekér veel grooter dan dat- in 'b Oosten, toch rnoet men den toestand aan de Russische grenzen niet van geringe beteekenis houden. Hun beste en krachtig ste troepen zenden de Duitschers telkens naar 't Westen, landweer en landstorm gaan meer naar 't Oosten en daar staan zeker niet meer dan een rnillioen Duitsche soldaten. Voorzeker is dit geen kleinig heid, maar toch treden aan het front in Frankrijk en België de Duitechere veel krachtiger op t-otnogtoe. In den laatsten tijd echter worrlt de toe stand in 't Oosten blijkbaar belangrijker. Een paar korte telegrammetjes deelen mee, dat zoowel Keizer Wilhelm als Tsaar Xico- laas naar hun troepen daar zijn vertrok ken. De eerste is in Oost-Pruisen, de laat ste in Polen. Moeten we hieruit opmaken, dat een nieuwe groote slag op het Oostelijk oorlogsterreiu aanstaande is? Het is niet onwaarschijnlijk, dat daar en niet iu het Westen de strijd ten slotte wordt beslist. Rusland is meer en meer gebleken, een vijand te zijn, dien men niet onderschat ten moet. Telkens teruggeslagen komen de Russische legers telkens" weer vooruit. En al staat Duitsehland met zijn krachtigste troepen in 't Weeten, Rusland heeft het daaróm niet gemakkelijk: het moet ook de Oostenrijkers van zich afhouden, het dringt zelfs steeds verder in. Oostenrijksch gebied door. Rusland kan den strijd met zooveel kracht voeren, omdat het steeds nieuwe versterkingen in het veld kan brengen. En dit feit zal ten slotte misschien den door- slag geven. De Duitschers beschikken over een veldheer als Von Hindenburg, die tel kens weer bewondering wekt, groot in zijn forsche aanvallen, groot ook iu zijn terug tochten, waardoor hij altijd opnieuw do Duitsche troepen weet te redden voor om singelen. Maar zijn scherpte van blik, zijn groot beleid, zijn veldheerstalent hebben er nog niet toe geleid, dat hij oen bedn-sendo overwinning heeft behaald over de Bus>i- f-che troepen. Hij kan dat niet, omdat die teeds nieuwen toevoer krijgen. Onuitput telijk schijnt het aantal soldaten, dat Rus land in 't vuur kan brengen. Hoevaak zijn legers verslagen zijn, zij keeren telkens op nieuw in grootere macht terug. Dat kan op den. duur bedenkelijk worden voor Duitsehland. Vooral omdat dit in het Westen gceu overwinningen weet te behalen. Bracht het daar een beslissing tot stand, dan zou het zich met al zijn kracht kunnen werpen op den vijand in het Oosten, die misschien de eigenlijke vijand van Duitsehland is. Doch gaat de strijd jn het Oosten op en neer, met beurtelings overwinningen en neerla gen aan beide zijden, op het Westelijk oorlogsterrein biijft de tóestand sedert weken, sedert maanden, vrijwel dezelfde. Er wordt gevochten, hardnekkig en bloe dig zelfs hier en daar, maar een wijziging in den' toestand komt er niet. Ook in de laatste dagen niet. In België hoort men heb kanon weer spelen, in Noord-Frankrijk, bij Atrecht en in de Argonnen, aan de Aisne, overal deden de Duitschers aanval len, maar zij wisten niet vooruit te drin gen. Er komen nog berichten van troepen-ver schuivingen in België. Doch gaan er van daar naar de Russische grens, of komen er nieuwe aan 't Westerfront? Het is moeilijk te zeggen. Wel schijnt zeker te zijn, dat de Duitschers weer zwaar geschut aanbren gen In de linie van Nieuwpoort naar Atrecht. Thans, nu deze geweldige oorlog reeds vier maanden duurt, kan nog geen der beide pa rt ijen rekenen op de zegepraalde groote strijd is nog even onbeslist als on den eersten dag. België. Dc strijd aan de Yser hervat. De oorlogscorrespondent M. ven „De Tijd seinde 1 Dec. aan zijn blad het'vol gende: „De strijd aan de Yser is Dinsdagoch tend met groote hevigheid hervat. Do Bcsnt.be vloot neemt deel aan het "eveebt en bombardeert weer de Belgische kust". Nieuwe gevechten in België. Een correspondent seint uit Sluis- Het kanongebulder heeft den gebeeten dag aangehouden; zelfs nu, in den avond hoort men nog in de verte het gerommel. «l Ffl de nchtiüf. van waar het gelmd tot ons komt, mag aangenomen wor- Het water was zoo diep, dat wij geen spoor der masten van het gezonken schip aan de oppervlakte ontdekten. We wisten ook niet precies waar de „Marmion" ge zonken was, en moesten dus de plaats maar onze berekening zoo goed mogelijk kiezen. Nadat de zeilen van don schoener gestreken waren, trokken Parker en ik onze duiker pakken aan, zette de duikerhelmen op, onderzochten onze zakken, of alles in orde was en schroefden toen de luchtbuis aan. De gewichten, om het neerdalen te bevor deren, werden aan onze voeten bevestigd en zoo waren wij klaar voor onze reis naar den bodem der zee. „Het ziet er schrikkelijk zwart uit, Bur ton", zei Parker tot mij. „O, wat nevel", antwoordde ik, „het beeft niets te beduiden." Toen gaf ik het gewone teeken en wij werden over boord gewerkt. Ik zonk eerst en Parker volgde mij. Wij behoefden niet veel tijd voor het bereiken van den bodem der zee. Daar aangekomen, bevonden wij ons als op een uitgestrekte vlakte, die naar het zuidèn een weinig daalde en naar het noorden rees. Toen wij om ons heen zagen, ontdekten wij bij het onzekere licht dat door het water schemerde, een donker voorwerp, waarin onze geoefende Wik een hooge rots kerkende. i Ik gaf Parker een teeken, dat wij daarop meestee aanhouden, want spreken kan men onder water niet. Het is onmogelijk de ge waarwordingen te beschrijven van "hem, die op den bodem der zee rondwandelt. Er zijn daar duizenden voorwerpen, die zelfs hem verbazen, die aan de merkwaardigste en iuteressautsfce natuurverschijnselen gewoon is. Om ons heen breidde zich een effen vlakte uit, natuurlijk door het water be dekt, dat onzen gezichtskring beperkte, om dat- het water op zekeren afstand geheel ondoorzichtig wordt. Geen ander geluid hoorden wij, als het onophoudelijk geruiseh, dat de lucht veroorzaakte bij het ontsnap pen uit de borstkleppen van onze duiker pakken. Wij gingen tamelijk snel vooruit, want de uitrusting, die er boven zoo plomp uitziet», leent zich onder water voortreffelijk tot beweging en heeft niets geen bezwaren voor dengene, die er aan ge'vend is. Om ons wemelde het van visschen in de meest verschillende gedaanten en grootten. Zij zwommen over, voor en naast ens, en jaagden en vervolgden elkander in alle rich tingen. Eenigen er onder waren buitenge woon grootdeze bewogen zich langzaam en bleven soms stil voor ons liggon tot wij dicht bij hen waren, dan schoten zij plotse- ling als een pijl W6g. De zee is de schouw plaats yau ontelbare moorden en de yreese- lijkste oorlogen, het vaderland der ontem- baarste roofdieren. In de zee is het een vreugdeloos eu vredeloos bestaan, een onop houdelijk aangrijpen en verslinden, een voortdurend jagen en ontvlieden. Een on eindige haat huist er in het koude, gevoel- looze water, en alleen door het nooit rusten de vernielen, houdt zich het eindeïooze leven der zeewereld in stand. Want als men in aanmerking neemt, dat de kleinste visch millioenen eieren ter uitbroeding geert, dan is het duidelijk dat slechts door een ruste loos vernielen het leven te behouden is. En ook liet ©enige leven in deze zelfzuchtige, koude wereld, is de strijd en de vernieti ging. Haat en zelfbehoud zijn de drijfve ren «ier koudbloedige bewoners. De zee is rijk aan strijd en oorlog, en de schakels van den oceaan, de grimmige haai, en de vraat zuchtige zeesnoek, zorgen er voor, dat het nooit aan afwisseling ontbreekt, zij alleen zijn het die geheel© geslachten verslinden. Maar noch een jubel van de overwinnaars, noch een wanhoopskreet van de verslage nen, wordt in het natte element gehoord alles wordt voltrokken in een afschrikwek kende stilte en eentonigheid. Hoe kan heb ook andere? Hebben de bewoners der zee geen koud bloed en een koud hart? Zoo gingen wij naar de zwarte rots verder, die wij het eerst gezien hadden en die niet meer dan vijftig schreden van ons verwij derd was. Wij waren er niet zeker van of dat de plaats was waar de „Marmion" ge zonken lag, wij vermoedden het slechts van wege de rotsklippen. Maar aan den voet der rots gekomen, zagen wij een rond voorwerp. Parker vatte mijn arm en wees het mij aan. Ik knikte toestemmend en wij gingen nu snel verder. Na enkele minuten konden wij bepaald onderscheiden, dab het donkere voorwerp werkelijk de romp van een schip was. Parker stootte mij weder aan en wees naar boven, en toen ik de beweging van zijn liand volgde, zag ik dat de oppervlakte van het water schuimde en in beweging was. Een gevoel van angst bekroop mij, maar het ging spoedig weer over. Wij bevonden ons in een gevaarlijken toestand, want een storm was zeer zeker in aantocht. Maar zouden wij, nu wij het doel van onzen tocht zoo goed als bereikt hadden, naar boven teruggaan? Neen, dat lag niet- in mijn planIk gaf dus Parker een teeken om verder te gaan. De donkere rotsklippen lagen vlak voor ons; do ruwe wanden waren bedekt. Wij gingen langs ©en soort van pad tusschen de rotseo, en bevonden ons nu langs zijde van het ver ongelukt© schip. ''Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 1