vrijdag 4 December 1914,
Orgaan voor Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
NO. 4/.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Een angstig uur.
Oplaag 50,000 exemplaren.
DE SOLDATENCOURANT
ADRES DER REDACTIE PA LESTRIN ASTRA A T 10, AMSTERDAM, TELE
FOON Z. 4868. DIT liLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN.
LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NÏET-M J LIT AIR EN
3 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
Voor Advertentien wende men zich tot onze Administratie Drukkery „Jacob van Campen"1
N. Z. Voorburgwal 234-240 (Keizerrijk 0) Amsterdam, Tel. Noord 1775, of tot de advertentie
bureaux. Pry's der AdvertentiGn per regel 25 cent.
Da Eugëlscüen ontdekten aan hat front m Noord-J! ranJmjk spionnen, aio met een
apurten draad hun veldtelefoon afluisterden en zich in hooi- of korenmijton verborgen
hielden. Des nachts werden twee spionnen verrast en neergeschoten.
Onzijdigheid der lucht.
Onder de mogendheden, dio aan dezen
Eu'ropèésoliën oorlog niet meedoen, zijn uit
den aard der zaak Nederland en Zwitserland er
het ergst aan toe. Zij hebben van al de neu
trale landen de grootste moeite hun onzijdig
heid to handhaven en zij hebben daarvoor hun
gehorde leger-, en wat Nederland betreft, ook
do zeemacht moeten mobiliseeren. Zij zijn het
toch, die aan twee of drie zijden grenzen aan
oorlogvoerende landen, en zal hun neutraliteit
geen doodo letter zijn, dan moeten zij hun
grenzen eu kusten voor invallen van de legers
of aanvallen der" vloten in de buurt beschermen.
Zij doên dat naar hun lieste kunnen en
met zooveel kracht en toewijding, dat geen
der oorlogvoerende partijen er aan gedacht
heeft hun neutraliteit te schenden.
De onzijdigheid van het Nederlandsche
grondgebied is dan ook totnogtoe ongerept
gebleven, en wij zijn blijkbaar in staat die
verder te handhaven.
Doch in de laatste dagen is er sprake van
eeu andere ohzijdigheidsquaesbie, die zeer
eigenaardige bezwaren meebrengt, voor
Zwitserland, maar voor ons land ook. Dat het
Nederlandsche grondgebied onzijdig is,
niemand twijfelt er aan. En onder dat grond
gebied wordt ook bet water gerekend, de
rivieren, kanalen, de inhammen en wadden.
Maar boven dit alles, boven het eigenlijke
land verheft zich... de lucht! Hoe is liet daar
mee gesteld Is die ook onzijdig, of is die
vrij voor allen, zooala bijv. de wereldzeeën
het zijn?' AI are libenim" (de vrijo zee) heet
het in do vólkëurcchterlijke termen, waar men
nog gaarne van het Latijn gebruik maakt,
moet het hu ook zijn ,,aër liber", de vrije
lucht?
Dat is waarlijk niet zoo gemakkelijk uit te
maken. Ja, als wij alleen de zaak maar zoo
licht konden opvatten als koning Ossip VII in
do satirieke komedie ,.De Groote Vlucht" van
Hevormans, die onophoudelijk uitroept,,in
mijn lucht wordt niet gevlogen!" en die
later, als hij overtuigd is van 't nut der
vliegtuigen, zijn volk naast een Grond- ook
een L u c.h twet geeft, dan was de zaak ge
makkelijk te bedisselen. Dan moest er evenzeer
sprako zijn van een neutrale luchtruimte als
van een neutraal grondgebied. Dan was elke
schending van de lucht evenzeer een schending
dor onzijdigheid als die van con grondgebied.
Dan* is Zwitserland's neutraliteit geschonden
door Engeland, omdat Engelsche vliegers er
Door Lodcwijk Oostendorp.
4e comp., 2c bat. 15e reg. inf. 3e sec.
,,Een aantal jaren geleden," zco bc-gon
John Burton zijn verhaal, verongelukte
op de rotsklippen van Nieuwfoundland, in
de nabijheid vam de Noord-Amerikaausche
kust, het'stoomschip „Marmion". De boot
verdween met man en muis, als een zwaar
gevulde zak, bijna plotseling in do diepte.
Het bericht was enkele dagen het onderwerp
van alle gesprekken, maar werd spoedig
weder vergeten, in het gewoel van het dage-
lijksch leven. Niet alzoo echter bij het korps
duikers, dat op de kust aldaar altijd werk
zaam is. Bij onderzoek bevonden wij, dat
het schip op een plaats gezonken lag, waar
de zee niet bijzonder diep was, zoodat een
moedig en ervaren duiker het zonder veel
ïnoeite of gevaar bereiken kon.
De stoomboot moest op een onderzeesche
klip gestooten en dadelijk vol water geloo-
p©n zijn, anders had ze niet zoo plotseling
kennen zinken. De gezamenlijke duikers
Singth® tet claft J^et schip te gaan verken-
over vlogen ten einde een poging te doen de
Zep pel inloodsen te Friedrichshafen met bom
men te vernielen.
Doch de meeniug van Ossip >"11, .den fan-,
fcasti sollen koning van Pa nnonië'. "heeft bij alle
rechtsgeleerden nog geen ingang gevonden. Er
zijn vele dikke boeken, wonderen van geleerd
heid en kennis van ondo en nieuwe wetten,
geschreven over deze quaestie, over „de lieer-
schappij in de lucht", maar de schrijvers
daarvan denken lang niet allen gelijk. Welbe
schouwd kan men van drie meeningen spreken
in dit opzicht. Volgens de eene is de lucht
boven een staat volkomen vrij voor iedereen,
van welke nationaliteit 'ookdie zoo denken
beschouwen de luchtruimte als ..ros communis
omnium (een zaak, die aan allen gemeen is),
liet zijn de voorstanders van een ,,aër liber".
Anderen vatten de zaak zóó op, dat de lucht
ruimte boven een gebied tot op zekere
hoogte aan dat gebied behoort, enkele
rechtsgeleerden .geven de hoogte zelfs aan
duizend meter boven het hoogste punt van dat
gebied. Een derde categorie sluit zich volko
men aan bij Ossip VII. ..in hun lucht mag niet
gevlogen worden", tenzij onder dezelfde voor
waarden, als waarop het grondgebied, begaan,
de wateren bevaren mogen worden. Zij erken
nen dus een onbegrensd gebied der luchtruimte
als onzijdig.
Als geleerden, die doorkneed zijn in rechts
wetenschap en rechtstermen, het er zoo weinig
eens over zijn, zullen onze lezers ook wel be
grijpen, dat het vraagstuk niet zoo gemakke
lijk op te lossen is. In heb volkenrecht en
daartoe behoort ze is de zaak nog niet uit
gemaakt. Op de v redes-con f eren t ie s is zij wel
besproken, maar men is er niet tot een over
eenstemming gekomen. Het Hof van Arbitrage
in Den Haag heeft nog geen geval van schen
ding der neutrale luchtruimte ter lieoordeeling
gehad. I)e gewono rechtbanken hebben nog
niet behoeven uit te maken, of lucht ook bezit
is. Ja, toch eenmaal, iu ons land althans.
Een rechtbank moest beslissen, of een firma
een telograaf-geleiding mocht aanleggen over
het land van een ander. Ja zeker, zei de recht
bank, want de eigenaar van het land is de
bezitter van deu groml. maar met van de
lucht daarboven. Doch de zaak ging vorder,
zij. kwam ook voor edn Hoogen Raad. En die
besliste juist andersomde geleiding mocht
niet worden aangelegd. Evenwel niet, om
dat dit hooge rechtscollege erkende, dat
de eigenaar van den grond ook de lucht
nen. Dadelijk troffen wij de noodige toe
bereidselen en spoedig bevonden wij ons aan
boord van onzen kleinen schoener, om de
gezonken boot op te zoeken. Wij waren met
zes man en verwachtten van onze onder
neming een gunstig gevolg.
Ik, als hun aanvoerder, belastte mij ge
woonlijk met het moeilijkste en gevaarlijkste
werk. De overigen waren over 't algemeen
wel moedige mannen, maar zij misten die
koelbloedigheid en tegenwoordigheid van
geest, welke ik mij ldoor jarenlange oefe
ning en gewoonte had verworven.
Daar twee personen voor het onderzoeken
der „Marmion" voldoende waren; koos ik tot
helper een jongen man, Parker genaamd,
wiens onverschrokkenheid ik bij ondervin
ding kende. Het was een mooie dag. De zon
wierp haar stralen over de eindeïooze zee,
eu veranderde de schuimende golven als iu
vloeibaar goud. Eeu zachte bries toog ver-
frisschend over de zaclitgolvende vlakte, en
verkoelde onze verhitte hoofden en onze
roode, van nieuwsgierige verwachting stra
lende gezichten.
Evenwel iü het oosten en zuiden vertoon
den zich aan den hemel verdachte wolken,
die met haar gloeiend roodblauwe tint niet
veel goeds voorspelden. Maar wij lieten ons
daardoor niet yau ons voornemen afbren
gt i
daarboven in tezit had, maar omdat hij het
i recht had gebouwen te zetten op het land en
J dan zouden die telegraafdraden hem in den
weg zitten. De eigenlijke quaestie, liet bezit
der luchtruimte, liet de Hooge Raad dus blauv.
I blauw.
Hot is geen wonder, dat men het over hot
I hezit der luchtruimte niet eons is. Die ruimte
was tot voor betrekkelijk korten tijd nog
i van weinig beteekenis, zoowel voor de
particuliere eigenaren van grondgebied, ais
voor den staat. Maar nu zijn de luchtschepen
en de vliegtuigen gekomen en do zaak is
veranderd. Veranderd vooral, nu meer dan
half Europa in staat van oorlog verkeert,
't Is waar, ook in 1870 had men reeds lucht
ballons, riiaar zij waren van zeer vuinig be
lang. Men behielp zich met eenvoudige maat
regelen iuchtschippeisdie in vijandelijke han
den vielen. moesten volgens Bismarck als spion
nen behandeld worden. Dat kan men nu niet
meer doenluchtschepen en vliegers behoor©
tot de weermacht, zoo goed als torpeduhooten
en onderzeeërs. Zij doen niet alleen verken
nersdiensten, zij strijden als 't ware ook mee,
door bommen te werpen boven vijandelijke
kampen, in vijandelijke steden.
En zoo is de quaestie der onzijdigheid van de
lucht een zeer actueel vraagstuk geworden
Een quaestie, die, we zeiden het reeds, no«
nïet is opgelost. Schrijvers vnn hoeken over
volleen recht denken er verschillend over. Be
langrijk is, voor wio er meer van w illen
ten, een artikel van den Nederlandschen rechts
geleerde, inr. W. L. A. Collard, in de derde
aflevering van den jaargang 1908 van ..The
mis", getiteld: „Beschouwingen over de
Rechtsverhouding vqn de Luchtruimte tot den
«Staat, boven welks Grondgebied zij zich ver
heft." Wij leven snel in onzen tijd: in de zes
jaren sedert dit artikel geschreven werd,
heeft het vraagstuk der luchtscheepvaart zich
ontzaglijk uitgebreid, en de toestanden zijn
wel iets anders geworden dan toen. Over "t
geheel echter is de verscheidenheid der mee
ningen nog dezelfde en tot een overeenkomst
zijn de mogendheden nog niet gekomen.
Mr. Collard beschouwt de zaak van alle kan
ten Zijn artikel geeft blijk van ontzaglijke be
lezenheid op dit gebied. Hij beeft, de meest be
kende Fransche, Duitschê, Engelsche auteurs
geraadpleegd en geeft hun opvattingen weer
Doch ten slotte verheelt hij niet aan wier zijde
hij staat. Hij is van meening. dat de luclrt
boven een gebied tot iri onbeperkte ruimte tot
dat gebied belioort. Van een volkomen vrije
lucht wil hij niet weten. Evenmin van een be
perkt bezit, tot zekere hoogte. Hij wil geen
territoriale (lichtstrook, zooals er een territo
riale zeestrook bestaat, geen denkbeeldige ho
rizontale grenslijn in do lucht.
Hij meent, dat een staat niet aleen 60uve-
reinc macht heeft in de lucht boven haar
grondgebied, maar zelfs in de luchtruimte bo
ven do territoriale zee. In verband daarmee
oischt hij (bepalingen ra onze wetten; do grond
wet mag in 't algemeen niet rpc-er spreken van'
het „grondgebied van den Nederlandschen
staat," dit moet zijn het ..gebied". Mr. Col
lard zou het dus eens zijn met koning Ossip's
Grond- en Luclitwet! Verder zijn er volgens
hem noodig beschikkingen betreffende de afgif
te van „luchtraartbrieven", vergunningen tot
het voeren der landsvlag in de lucht, bepalin
gen omtrent de uitvoering der politie daar,
omtrent het postvervoer, omtrent „botsingen
en aanvaringen", maatregelen ter voorkoming
van ongelukken en liet „redden" van lucht
schepen, de toelating van vreemdelingen, de
belastingquaestie, enz. In één woord, hij wil,
in alle opzichten, de luchtscheepvaart gelijk
6tollon met de zeevaart.
Doch dat alles is van later datum. Waar 't
nü op aankomt, en waarop mr. Collard, na
tuurlijkerwijze, niet don meesten nadruk legde,
is de onzijdigheid der lucht. Die is
een vraag van zeer actueelen aard, welke bij
den tegenwoordigen toestand in ons wereld
deel tot vele, ook gevaarlijke verwikkelingen
kan leiden, eu welke nog niet uitge
maakt is.
Gezondheidsleer.
Door J. P. Bijl, officier v. gezondheid.
XX.
Mirsch, IV.
Maatregelen tijdens den
marscL
Van niet minder beteekenis dan de maat
regelen die vóór het uitrukken genomen moe
ten worden, zijn dio welke men tijdens den
marscli moet nemen. Ook deze zijn voor een
groot dqel in handen van den troepencomman
dant en worden o. a. in het Velddienstvoor
schrift besproken, maar voor een ander deel
zijn ze in handen van de manschappen zelf.
Zeer belangrijk voor de marschvaardigheid
is het vraagstuk van de rusten. In 91 van
het Voorschrift Velddienst kan men lezen, dat-
troepen te voet ongeveer uur buiten het
nachtkwartier cn verder elk uur eene halt-
deze in het uur begrepen van 5 a 10 minu
ten houden. Bovendien wordt bij m&rsehen
van meer dan 25 K.M. na de grootste helft
van den raarsch een rust van a 1 uur ge
houden.
Men ziet dus, dat in het algemeen de rusten
zoo geregeld zijn, dat veel kleine rusten ge-
houden worden. Deze bepaling, die ongetw ij-
feld berust op de ondervinding, dat zoodoende
do mar.schen het best worden volgehouden, is
geheel in overeenstemming met onderzoekin
gen dio in de laatste jaren door verschillende
doktoren verricht zijn. Uit die onderzoekingen
is n.l. gebleken, dut spieren minder vermoeien
wanneer ze dikwijls gedurende korten tijd jit-
rusten dan wanneer ze slechts een enkele maal,
maar gedurende langer tijd niet behoeven te
arbeiden.
Deze korte rusten, die ieder uur gehouden
worden, moeten dooi1 de soldaten ook werke
lijk in rust worden doorgebracht. In do 91e
paragraaf van net Voorschrift, Velddienst wordt
gezegd, dat tijdens de halten en rusten de
geweien aan rotten gezet worden, de ransels
of uitrustingen afgelegd worden en den man
schappen de gelegenheid gegeven wordt om
aan de zijde alwaar hunne geweren staan te
gaan zitten. Alleen onder bijzondere omstan
digheden, b.v. bij zwareri regen, mag men tij
dens eeu halt of rust niet gaan zitten of
liggen.
Men zou het als vanzelf sprekend vinden
indien de soldaten iedere minuut van een halt
nuttig gebruikten, d.w.z. door zooveel moge
lijk iu'1 te rusten. Dit blijkt in de praktijk
evenwel niet altijd zoo Van zelf sprekend to
zijn. Dikwijls toch ziet men dat gedurende
zoo'n dogen blik allerlei onnoodige w erkzaam
heden worden verricht. De tijd van uitrusten
gaat zoodoende nutteloos voorbij en zooals wij
gezien hebben is die rust later moeilijk meer
in te halen. Het zijn juist de dikwijls terug-
keereude halten, waardoor eeu troep hot beste
uitrust.
Het rusten moet geschieden op plaatsen, die
zooals 9-4 van liet V.V.. zegt, bij voorkeur
lommerrijk zijn, waar do troep tegen sterken
wind beschermd is en waar goed drinkwater te
verkrijgen is. Het is aan te bevelen om «Ie
rustplaatsen door voor uitgezonden hereden of
ficieren te doen uitzoeken.
Zooals men ziet moeten deze plaatsen aan
verschillende eischen voldoen, 's zomers moeten
zo vooral beschermd zijn tegen do stralen van
de zon en moet er goed water te vinden zijn,
terwijl m:-n 's winters bij voorkeur de zon zal
opzoeken en beschutting tegen den wind zal
eischen. Hierbij komt weer de persoonlijke
zorg van den soldaat tot zijn recht. Hij moet
zelf uit zijn oogen kijken en bij een halt een
goed plokje uitzoeken om te ruston, daarbij
natuurlijk niet vergetend, dat hij achter de
geweien moet blijven, enz. 's Zomers wijst .zich
dat gewoonlijk vanzelf: niemand zal op een
brandend heete Augustusdag bij voorkeur in
de zon gaan zitten wanneer in do nabijheid
een schaduwrijke plaats te vinden is.
's M inters zal men.zich juist tegen de kou
moeten beschermen maar een beschut plekje
i jtzoeken gaat niet zoo vlug als een scbaduw-
;f'fjk. De troepericommandant zorgt in hot al
gemeen, dat halt gehouden wordt waar een
gcede gelegenheid is om uit te rusten, de sol
daten moeten daarvan weten gebruik te maken
en niet- zoo maar neervallen, maar eerst- een
plekjo vinden waar ze beschut kunnen gaan
zitten.
Zo moeten daarbij bedenken, dat vooral als
men bezweet is, zitten op natten grond allerlei
kwaaltjes, rheumatiek, buikpijn met zich kan
bi en gen. Men zal dus ook een zoo droog mo
gelijk plekjo uitzoeken.
Vooal 's winters is het noodig te zorgen,
dat men tijdens een rust niet plotseling te
veel afkoolt. Door het marcheeren heeft men
veel warmte gevormd, men ge veelt zich verhit
en is bezweet, en wanneer do rust is ingetre
den, liet lichaam dus minder warmte voort
brengt moet men oppassen, dat de afkoeling
niet te snel geschiedt.
Vooral een bezweet lichaam keelt door den
wind zeer snel af. Wij zagen dan ook, dat
een plaató buiten den wind gezocht moet wor
den.
Men moet wat dit betreft evenwel ook nog
op iets anders letten en wel op de kleeding.
Tusschen het lichaam en de kleeren is een laag
lucht, die, zooah te begrijpen is, door het
lichaam verwarmd wordt. Nu weet iedereen,
dat warmo Licht lichter is dan koude. In een
kamer is het op den vloer kouder dan in de
nabijheid van do zoldering. Precies hetzelfde
is het geval met de lucht tusschen lichaam en
kleeren. Ook daar 6tijgt de warme lucht naar
boven.
Öm dus te zorgen, dat deze warme lucht tij
dens een rust niet plotseling ontwijkt, moet
men zorgen, dat zij naar boven niet kan ont
snappen, m. a. w. men moet de kraag van zijn
jas dicht houden of dichtmaken. Eerst na
eeiiig< n tijd, wanneer men reeds minder warm
is geworden en wat meer afkoeling toch nog
wciiHchelijk is, kan men den kraag los maken,
i Zoodoende- kooit men niet plotseling, maar ge
leidelijk af, iets wat van veel beteekenis is.*
I Vooral s winters zal men zoodoende een ver
koudheid veelal kunnen voorkomen.
(Wordt vervolgd.)
De toestand in den reuzenstrijd.
Noch op liet Ooster- noch'op het Wester
front hebben in de laatste dagen wijzigin
gen van oenig belang in den toestond plaats
gehad. Het aantal Duitschers, dat strijdt
in 't Westen, is zekér veel grooter dan dat-
in 'b Oosten, toch rnoet men den toestand
aan de Russische grenzen niet van geringe
beteekenis houden. Hun beste en krachtig
ste troepen zenden de Duitschers telkens
naar 't Westen, landweer en landstorm
gaan meer naar 't Oosten en daar staan
zeker niet meer dan een rnillioen Duitsche
soldaten. Voorzeker is dit geen kleinig
heid, maar toch treden aan het front in
Frankrijk en België de Duitechere veel
krachtiger op t-otnogtoe.
In den laatsten tijd echter worrlt de toe
stand in 't Oosten blijkbaar belangrijker.
Een paar korte telegrammetjes deelen mee,
dat zoowel Keizer Wilhelm als Tsaar Xico-
laas naar hun troepen daar zijn vertrok
ken. De eerste is in Oost-Pruisen, de laat
ste in Polen. Moeten we hieruit opmaken,
dat een nieuwe groote slag op het Oostelijk
oorlogsterreiu aanstaande is? Het is niet
onwaarschijnlijk, dat daar en niet iu het
Westen de strijd ten slotte wordt beslist.
Rusland is meer en meer gebleken, een
vijand te zijn, dien men niet onderschat
ten moet. Telkens teruggeslagen komen de
Russische legers telkens" weer vooruit. En
al staat Duitsehland met zijn krachtigste
troepen in 't Weeten, Rusland heeft het
daaróm niet gemakkelijk: het moet ook
de Oostenrijkers van zich afhouden, het
dringt zelfs steeds verder in. Oostenrijksch
gebied door.
Rusland kan den strijd met zooveel
kracht voeren, omdat het steeds nieuwe
versterkingen in het veld kan brengen. En
dit feit zal ten slotte misschien den door-
slag geven. De Duitschers beschikken over
een veldheer als Von Hindenburg, die tel
kens weer bewondering wekt, groot in zijn
forsche aanvallen, groot ook iu zijn terug
tochten, waardoor hij altijd opnieuw do
Duitsche troepen weet te redden voor om
singelen. Maar zijn scherpte van blik, zijn
groot beleid, zijn veldheerstalent hebben er
nog niet toe geleid, dat hij oen bedn-sendo
overwinning heeft behaald over de Bus>i-
f-che troepen. Hij kan dat niet, omdat die
teeds nieuwen toevoer krijgen. Onuitput
telijk schijnt het aantal soldaten, dat Rus
land in 't vuur kan brengen. Hoevaak zijn
legers verslagen zijn, zij keeren telkens op
nieuw in grootere macht terug. Dat kan
op den. duur bedenkelijk worden voor
Duitsehland.
Vooral omdat dit in het Westen gceu
overwinningen weet te behalen. Bracht het
daar een beslissing tot stand, dan zou het
zich met al zijn kracht kunnen werpen op
den vijand in het Oosten, die misschien de
eigenlijke vijand van Duitsehland is. Doch
gaat de strijd jn het Oosten op en neer,
met beurtelings overwinningen en neerla
gen aan beide zijden, op het Westelijk
oorlogsterrein biijft de tóestand sedert
weken, sedert maanden, vrijwel dezelfde.
Er wordt gevochten, hardnekkig en bloe
dig zelfs hier en daar, maar een wijziging
in den' toestand komt er niet. Ook in de
laatste dagen niet. In België hoort men
heb kanon weer spelen, in Noord-Frankrijk,
bij Atrecht en in de Argonnen, aan de
Aisne, overal deden de Duitschers aanval
len, maar zij wisten niet vooruit te drin
gen.
Er komen nog berichten van troepen-ver
schuivingen in België. Doch gaan er van
daar naar de Russische grens, of komen er
nieuwe aan 't Westerfront? Het is moeilijk
te zeggen. Wel schijnt zeker te zijn, dat
de Duitschers weer zwaar geschut aanbren
gen In de linie van Nieuwpoort naar
Atrecht.
Thans, nu deze geweldige oorlog reeds
vier maanden duurt, kan nog geen der
beide pa rt ijen rekenen op de zegepraalde
groote strijd is nog even onbeslist als on
den eersten dag.
België.
Dc strijd aan de Yser hervat.
De oorlogscorrespondent M. ven „De
Tijd seinde 1 Dec. aan zijn blad het'vol
gende:
„De strijd aan de Yser is Dinsdagoch
tend met groote hevigheid hervat. Do
Bcsnt.be vloot neemt deel aan het "eveebt
en bombardeert weer de Belgische kust".
Nieuwe gevechten in België.
Een correspondent seint uit Sluis-
Het kanongebulder heeft den gebeeten
dag aangehouden; zelfs nu, in den avond
hoort men nog in de verte het gerommel.
«l Ffl de nchtiüf. van waar het
gelmd tot ons komt, mag aangenomen wor-
Het water was zoo diep, dat wij geen
spoor der masten van het gezonken schip
aan de oppervlakte ontdekten. We wisten
ook niet precies waar de „Marmion" ge
zonken was, en moesten dus de plaats maar
onze berekening zoo goed mogelijk kiezen.
Nadat de zeilen van don schoener gestreken
waren, trokken Parker en ik onze duiker
pakken aan, zette de duikerhelmen op,
onderzochten onze zakken, of alles in orde
was en schroefden toen de luchtbuis aan.
De gewichten, om het neerdalen te bevor
deren, werden aan onze voeten bevestigd en
zoo waren wij klaar voor onze reis naar den
bodem der zee.
„Het ziet er schrikkelijk zwart uit, Bur
ton", zei Parker tot mij.
„O, wat nevel", antwoordde ik, „het
beeft niets te beduiden."
Toen gaf ik het gewone teeken en wij
werden over boord gewerkt. Ik zonk eerst
en Parker volgde mij. Wij behoefden niet
veel tijd voor het bereiken van den bodem
der zee. Daar aangekomen, bevonden wij
ons als op een uitgestrekte vlakte, die naar
het zuidèn een weinig daalde en naar het
noorden rees.
Toen wij om ons heen zagen, ontdekten
wij bij het onzekere licht dat door het water
schemerde, een donker voorwerp, waarin
onze geoefende Wik een hooge rots kerkende.
i Ik gaf Parker een teeken, dat wij daarop
meestee aanhouden, want spreken kan men
onder water niet. Het is onmogelijk de ge
waarwordingen te beschrijven van "hem, die
op den bodem der zee rondwandelt. Er zijn
daar duizenden voorwerpen, die zelfs hem
verbazen, die aan de merkwaardigste en
iuteressautsfce natuurverschijnselen gewoon
is. Om ons heen breidde zich een effen
vlakte uit, natuurlijk door het water be
dekt, dat onzen gezichtskring beperkte, om
dat- het water op zekeren afstand geheel
ondoorzichtig wordt. Geen ander geluid
hoorden wij, als het onophoudelijk geruiseh,
dat de lucht veroorzaakte bij het ontsnap
pen uit de borstkleppen van onze duiker
pakken. Wij gingen tamelijk snel vooruit,
want de uitrusting, die er boven zoo plomp
uitziet», leent zich onder water voortreffelijk
tot beweging en heeft niets geen bezwaren
voor dengene, die er aan ge'vend is.
Om ons wemelde het van visschen in de
meest verschillende gedaanten en grootten.
Zij zwommen over, voor en naast ens, en
jaagden en vervolgden elkander in alle rich
tingen. Eenigen er onder waren buitenge
woon grootdeze bewogen zich langzaam
en bleven soms stil voor ons liggon tot wij
dicht bij hen waren, dan schoten zij plotse-
ling als een pijl W6g. De zee is de schouw
plaats yau ontelbare moorden en de yreese-
lijkste oorlogen, het vaderland der ontem-
baarste roofdieren. In de zee is het een
vreugdeloos eu vredeloos bestaan, een onop
houdelijk aangrijpen en verslinden, een
voortdurend jagen en ontvlieden. Een on
eindige haat huist er in het koude, gevoel-
looze water, en alleen door het nooit rusten
de vernielen, houdt zich het eindeïooze leven
der zeewereld in stand. Want als men in
aanmerking neemt, dat de kleinste visch
millioenen eieren ter uitbroeding geert, dan
is het duidelijk dat slechts door een ruste
loos vernielen het leven te behouden is. En
ook liet ©enige leven in deze zelfzuchtige,
koude wereld, is de strijd en de vernieti
ging. Haat en zelfbehoud zijn de drijfve
ren «ier koudbloedige bewoners. De zee is
rijk aan strijd en oorlog, en de schakels van
den oceaan, de grimmige haai, en de vraat
zuchtige zeesnoek, zorgen er voor, dat het
nooit aan afwisseling ontbreekt, zij alleen
zijn het die geheel© geslachten verslinden.
Maar noch een jubel van de overwinnaars,
noch een wanhoopskreet van de verslage
nen, wordt in het natte element gehoord
alles wordt voltrokken in een afschrikwek
kende stilte en eentonigheid. Hoe kan heb
ook andere? Hebben de bewoners der zee
geen koud bloed en een koud hart?
Zoo gingen wij naar de zwarte rots verder,
die wij het eerst gezien hadden en die niet
meer dan vijftig schreden van ons verwij
derd was. Wij waren er niet zeker van of
dat de plaats was waar de „Marmion" ge
zonken lag, wij vermoedden het slechts van
wege de rotsklippen. Maar aan den voet der
rots gekomen, zagen wij een rond voorwerp.
Parker vatte mijn arm en wees het mij aan.
Ik knikte toestemmend en wij gingen nu
snel verder. Na enkele minuten konden wij
bepaald onderscheiden, dab het donkere
voorwerp werkelijk de romp van een schip
was. Parker stootte mij weder aan en wees
naar boven, en toen ik de beweging van zijn
liand volgde, zag ik dat de oppervlakte van
het water schuimde en in beweging was.
Een gevoel van angst bekroop mij, maar het
ging spoedig weer over. Wij bevonden ons
in een gevaarlijken toestand, want een storm
was zeer zeker in aantocht. Maar zouden
wij, nu wij het doel van onzen tocht zoo goed
als bereikt hadden, naar boven teruggaan?
Neen, dat lag niet- in mijn planIk gaf dus
Parker een teeken om verder te gaan. De
donkere rotsklippen lagen vlak voor ons;
do ruwe wanden waren bedekt. Wij gingen
langs ©en soort van pad tusschen de rotseo,
en bevonden ons nu langs zijde van het ver
ongelukt© schip.
''Slot volgt.)