NO. 43.
Woensdag 25 November 1914.
Orgaan voor Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
In Nazereth.
Onder redactie van D. MANASSEN.
ffa-f.
Oplaag 50,000 exemplaren.
SOLDATENCOURANT
ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PALESTRINASTRAAT 10,
AMSTERDAM, TELEFOON Z. 4968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK
VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-
MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
VOOR ADVEKTENTIEN WENDE MEN ZICH TOT HET ALG. ADV.-BÜBEAU
BOUMA CO, 236 HEERENGBACHT A'DAM.
Engelsche cavalerie, in Noord-Frankrijk strijdende, wordt plotseling door machine-geweer
vuur verrast en moet met zware verliezen afdeinzen.
Geen audiëntie.
Blijkens bericht in do „Staatscourant
wordt Donderdag a.s. door den Minister van
Oorlog geenaudiëntie verleend.
in den reuzenstrijd.
De Duitsche eu Fransche mededcelingen
omtrent den toestand op het westelijk oor
logsterrein zijn heb nooit zoo roerend eens
geweest als in de laatste dagen. Ook daarin,
dat hun officieele berichten door kortheid
uitmunten. Kon men hieruit reeds opma
ken, dat er niets bijzonders gebeurt op bet
oorlogsveld, dit blijkt ook uit de berichten
zelf. Men leze die van Zondagavond bijv.
,,De dag is rustig verleppen over 't gcheele
front", zegt het Fransche communiqué.
,,Op bet westelijk oorlogsterrein is de toe
stand onveranderd", wordt officieel gemeld
uit het Groot© Hoofdkwartier der Duit-
pchers.
Er is natuurlijk een reden voor deze zon
derling© stilte op het strijdtooneel na zulke
hevige gevechten in de voorafgaande dagen,
eigenlijk reeds sedert weken. Die reden is
het "winterweer. De winter is plotseling
streng: opgetreden en het vriest werkelijk,
dat het kraakt. Daardoor moet er wel een
grondige verandering komen in den oorlog.
De stelling-oorlog, zooals die tot nog toe ge
voerd werd in loopgraven, in verschansin
gen op 'topen veld, is in den winter onmo
gelijk. De mannen kunnen het in onwerk
zaamheid niet langer uithouden in de open
lucht; de steenharde grond kan niet be
werkt worden voor nieuwe loopgraven.
Wat zal er dan nu gebeuren? Deze oorlog
zal van karakter veranderen. De stilte der
laatste dagen is er een, die den storm voor
afgaat. De Duitsche troepen, en waar
schijnlijk die aan den overkant ook wel,
snakken naar een stormaanval, naar een
werkelijk gevecht. Daar wordt je bloed nog
eens warm bij. Er zijn teekenen, dat daar-
Eens, {©en Jezus nog maar vijf jaar oud
was, zat hij op de stoep van zijns vaders
werkplaats in Nazareth en was bezig met
vogels te boetseeren uit een klomp vochtige,
lenige klei, die hij van den pottenbakker
aan de andere zij van de straat gekregen
had. Hij was zoo blij als nooit te voren,
want alle kinderen uit de buurt hadden Je
zus gezegd, dat do potten bakker eon knor
rige man was, die niet te bewegen was door
vriendelijke Klikken of honigzoete woorden
en hij had hem nooit iets durven vragen.
Maar zie hij wist nauwelijks hoe dat ge
gaan was: hij had maar op zijn stoep ge
staan en verlangend naar zijn buurman ge
keken. En toen was de man uit zijn winkel
gekomen en had hem zooveel klei gegeven,
dat hij er wed een wijnvat van had kunnen
maken.
Op de stoep voor het huis daarnaast zat
Judas, die leolijk wasN en rood haa r had
en ©en gezicht vol sproeten, en kleeren vol
scheuren, die hij gekregen had in zijn voort
durende gevechten met de straatjongens.
Voor 'fc oogenblik was hij stil; hij kibbelde
Uit „Christus-legenden" van do Zweed-
sche schrijfster Selma Lagerlöf, uitgegeven
door TT. J, \V Beoht- te '"•^Tlaiu iu de
sertaiing van Magaretha Mcyboonu'
toe zal worden overgegaan. De Duitschers
trekken troepen samen .versterken hun
macht. Zij schijnen te wilen overgaan tot
den stormaanval, om te pogen op die wijze
door te breken. Als ook dat mislukt? We
zullen de toekomst liever niet vooruit
loopen.
De toestand op het westelijk oorlogster-
rein, langs de Yser en te Yperenschijnt in
al de lange weken, dat er gestreden wordt,
niet veel te zijn veranderd. De Duitschers
hebben beweerd, dab zij Yperen hadden be
zet, van den kant der Engelschen wordt dit
nu weer tegengesproken. Yperen is neg
steeds in handen der geallieerden en geen
Duitscher, behalve een spion of een krijgs
gevangene, is de stad binnengedrongen of
zelfs in de nabijheid gekomen. De posities
der geallieerden zouden daar sterker zijn
dan ooit,
Van het oostelijk oorlogsterrein komen
ook slechts korte berichten. Maar zij spre
ken althans van strijd. In Polen wordt de
worsteling nog voortgezet, de beslissing is
er nog niet gevallen. In de omgeving van
Lodz, dus op den weg uit Duitschland naar
Warschau, en bij Czenstochow, in 't zuid
westen van Polen, wordt, harnekkig gestre
den, zooals men bemerkt, is de strijd weer
van Duitsch op Russisch terrein overge
bracht. In Galicië behalen de Russen over
winningen, volgens hun zeggen. De Oosten
rijkers zouden Neu Sandeck, een strate
gische plaats van belang, op den weg naar
Krakau. hebben ontruimd. Ook in de
Karpatlien moeten in de laatste dagen hard
nekkige veldslagen geleverd zijn. Maar de
toestand is er niet door veranderd. Er wordt
steeds met afwisselend geluk gestreden aan
beide kanten en nog zou niemand durven
\oorspellen, wie in 't eind de zege zal be
halen, op het westelijk zoowel als liet oos
telijk oorlogsveld.
België.
De overtocht over de Yser hij Ket/em.
In de Deutsche Tageezeitung" schrijft
men
...De duisternis viel en al spoedig werd
en vocht niet., maar werkte aan een stuk
klei op dezelfde manier als Jezus, maar die
klei had hij zelf niet kunnen krijgen, hij
durfde den pottenbakker nauwelijks onder
de oogen te komen, want die beschuldigde
hem van stcenen op zijn broze: waar te gooi
en en zou hem met stokslagen hebben weg
gejaagd. Jezus had zijn voorraad met hem
Naarmate de kinderen hun vogels van
klei afhadden, zetten zij ze in een kring
voor zich neer. Zij zagen er uit zooals vogels
van klei er altijd uitgezien hebben. Ze had
den een grooten klomp oin op te staan in
plaats van pootjes, korte staarten, geen
hals en bijna onzichtbare vleugels.
Toch was er al gauw een verschil te zien
tusschen liet werk van de kameraadjes. De
vogels van Judas waren zoo scheef, dat ze
aanhoudend omvielen, en hoe hij ook werk
te met zijn kleine stijve vingers, hij kon
hun lichaam en niet knap en goedgevormd
krijgen. Hij keek nu en dan van ter zijde
naar Jezus om te zien wat hij toch deed,
om ziju vogels zoo mooi gelijk en glad-, te
krijgen als de eikenbladen in de bosscken op
Tabor.
Bij eiken vogel, dien Jezus afkreeg, werd
hij gelukkigerde eene kwam hem nog
mooier voor dan de andere en hij bekeek ze
met trots en liefde; zij moesten zijn speel
kameraden worden, zijn broertjes en zusjes;
zij zouden in zijn bed slapen, hem gezel
schap houden, liedjes voor hem zingen, als
«ijn moeder van hem wegging. Hij had ach
het zoo donker, dat men geen drie pas donker onmiddellijk vóór ons op en tracht-
voor zich uit kon zien. Tegen negen uur j ten den wal te bestormen. Maar als tijgers,
kwam een wielrijder opgewonden en geheel
buiten adem aanrennen.
„Waar is de majoor?" hijgde hij.
„In de pastorie, wat is er aan de hand?"
luidde 't antwoord.
„Het bataljon moet ter versterking
oprukken, met twee compagnieën zijn wij
tot den sprong gereed, hurkten onze man
schappen achter den dijk. Zij sprongen naar
voren, als een zwarte schaduw opdoemde en
sloegen er met de kolf op los. Het flikkerde
en knalde van rechts en links; men hoorde
schreeuwen, vloeken, hijgen en steunen door
elkander; het was een wilde en heete wor
de rivier over^
heeft plotseling met een overmacht een aan
val gedaan en twee machinegeweren ver
overd. Nu kunnen wij het zonder verster
king niet houden."
Weg was hij. En wij maakten ons ge
reed. Een kwartier later waren wij op
marsch en tastten geluidloos door het
duister. Reeds tien minuten later floten
ons de kogels om de ooren, die sloegen tegen
de hooge populieren langs den modderweg
en een enkelen keer ook troffen zij doel,
getuige de zachte uitroepen van pijn of het
onderdrukt gesteun dat werd vernomen.
Het gesuis en gefluit werd gaandeweg zóó
sterk, dat wij de berm van den weg moesten
houden, waar het ontzettend drassig en
modderig was. Maar wij moesten vooruit,
tot eiken prijs.
Eindelijk waren wij aan het doel. Een
platgeschoten hoeve aan den weg stak met
haar naakte, uitgebrande muren spookachtig
af tegen de nachtlucht en dicht achter het
gebouw stroomde de Yser voorbij, een twin
tig meter breede, gekanaliseerde rivier met
steile, gemetselde wanden. De brug hadden
de Belgen natuurlijk in de lucht laten
springen; onze sapeurs hadden in de plaats
daarvan een aak dwars over de rivier gelegd
en loopplanken staken uit naar beide
oevers. Deze geïmproviseerde brug was door
het vochtige weer en al de vuile schoenen,
die er over waren gegaan, zóó glibberig ge
worden, dat men op handen en voeten moest
kruipen om niet in het water te vallen.
Aan de overzijde ontving ons een schild
wacht, die onophoudelijk riep „Naar links
verlengen en kruipen; niet rechtop gaan!"
De aanmaning was overbodig, want over den
dijk zongen de kogels; hun onheilspellend
lied smolt samen met het geknal van onze
geweren. Op de knieën gleden wij naar
links, kropen als Indianen over den glib-
bc-rigen grond en trachtten de duisternis
met onze brikken te doorboren om gewaar
te worden, wat hier eigenlijk gaande was.
Wij konden 'echter slechts eenige schredeir
ver zien. Hoe verder wij naar links kwamen
hoe meer gewonden wij ontdekten, die kreu
nend om water vroegen en angstig om hos
pitaalsoldaten riepen. Wij konden de arme
kerels niet helpen, omdat wij zelf niet6 te
eten of te drinken bij ons hadden. Wij
kropen verder. Eindelijk hadden wij den
linkervleugel bereikt, wij gingen plat op den
dijk liggen, vlak naast elkaar.
„Goed oppassen, de vijand breidt voorts
durend zijn rechtervleugel uit; hij ligt niet
meer dan vijf pas van ons af aan den an
deren kant van den dijk."
Scherper trachtten onze oogen het duister
te doorboren. Vlak vóór ons slopen zwarte
schaduwen voorbij en achter de glooiing
flikkerden vuurstralen.
„Snelvuur op de donkere gedaanten die
daar voortkruipen," werd gecommandeerd.
Plotseling vlamde een lichtkogel op en
zette den geheelen omtrek iu een verblin
dend, groen licht. „Drommels, het wemelde
er van vijanden." Sneller kletterden de
schoten en nu en dan bewees een schreeuw
dat het schot raak was. Ook wij leden
zware verliezen.
„Flankvuur van links!" klonk het nu en
inderdaad, links achter ons hoorden wij ge
sis.
„Wij moeten zoo spoedig mogelijk verster
king hebben aan den linkervleugelklonk
het vliegensvlug langs de linie. Enkele mi
nuten later kropen een paar troepen voorbij,
die men ons gezonden had. De vijand ech
ter haalde steeds meer naar rechts uit, kwam
voortdurend nader en maakte zich gereed
om onze stelling te bestormen. Een lange
schaduw dook als uit den grond op eu, mid
den op den dijk klonk het in het Duitsch:
„Geeft u over!"
„Geef jij je over!" klonk het terug. Twee
schoten knalden; de schaluw kromp ineen.
Kleine troepen vijanden doken nu in bet-
maar de rij and j steling om iederen duim gronds; ni<
niemand
v.iide wijken. Van links werden wij zeer in
het nauw gedreven en de vleugel werd terug
gedreven, zoodat hij tegon de rivier kwam.
Van rechts werden er patronen-pakje3 in
onze gelederen gegooid, zij werden open
gescheurd, verdeéSd en verschoten.
Hot ging alles in razende, koortsachtige
haast. Wij moesten in ieder geval volhou
den, dat wisten wij, want achter ons lag
de rivier, en indien wij teruggedrongen wer
den, waren wij reddeloos verloren. Met
vast- opeengeklemde tanden lagen wij ge
reed, om op het juiste oogenblik er uit te
springen en den vijand aan te vallen. Toen
werd er plotseling met een hooge stem en
duidelijk over het water geroepen„Hier
komt een bataljon, om jullie linkerflank
te dekken!'' Reeds flikkerden achter ons de
vuurstralen, reeds -werclon de vijandelijke
gelederen, die ons omsingelden, terug ge
worpen. Daar kwam hulp op het juiste
oogenblik. De donkere gestalten voor ons
drongen naar rechte, vormden een zwarte
boog en liepen verward dooreen. „Vuren,
mannen, wat je kunt, de vijand wijkt!", en
uit honderden geweren kwamen blauwe
vlammetjes, knalden schoten totdat de scha
duwen in het- donker van den nacht ver
dwenen waren.
Een schel gefluit: „Ophouden". Een
paar maal nog knalde het- over het veld,
en toen was alles stil. De vijand was terug
geslagen. De helmen werden van het hoofd
genomen, en de nachtwind koelde onze
heete hoofden.
Aan slaap was voor de rest van den nacht
niet te denken, want de zenuwen waren
zeer gespannen, en zij wilden niet tot rust
komen.
Eindelijk brak een grauwe morgen aan.
Loopgraven ah bescherming voor den wind.
De winter i6 even vroeg als krachtig be
gonnen, en maakt het leven voor de legers,
P die le velde zijn, waarlijk niet gemakkelij
ker en aangenamer. „Maar toch", zegt de
correspondent van de „Times", „moet
men niet meeuen, dat dit winterweder nood
zakelijkerwijs het maximum van ongemak
meebrengt.
Op geen enkel deel van het uitgestrekte
slagveld is het. gevechtsveld kaler en troos-
teloozer dan in de vennen van de Yeer.
tusschen Dixmuyden en Xieuwpoort. Hier
komt de ijskoude wind recht over de zee
en er is geen enkele heuvel om achter te
schuilen, om dekking te vinden. De mod
derige grond is des morgens een bevroren
mengsel en een vies-koud ijzig papje de rest
van den dag.
Voor den gewonen sterveling, die door
dit land moet trekken, is het onmogelijk
warm te worden.
En toch zijn de Engelsche, Fransche en
Belgische soldaten in de loopgraven er niet
al te ongelukkig aan toe. De loopgraven
zijn aangelegd eu bewoond sedert een week
of drie, vier, door menschen die zich van
den beginne wapenden tegen de strengheid
van den winter. De loopgraven aan deVser
zijn zoo geriefelijk en zoo goed ingericht,
als ijver, materieel en zin voor aanleg ze
maar konden maken.
De manschappen leven voor het meeren-
deel onder de oppervlakte en zij hebben
zich daar zoo ingegraven, dat- wind en re
gen, ijzel en sneeuw geen vat op hen
hebben. In sommige loopgraven is men
zelfs zoo gelukkig geweest petroleumkachels
te kuunen plaatsen. In die gevallen zijn
de ondergroudsche verblijven gewoonlijk
warmer en minder frisch, dan hygiënisten
zouden goedkeuren. Kachels zijn ontegen
zeggelijk artikelen van weelde, maar zij
ziju toch niet al te schaars.
Het kan hier nog lang genoeg duren.
In de laatste dagen had de infanterie
hier weinig te doen. De Fransche artil
lerie daarentegen is actiever dan ooit-. Een
nooit zoo rijk gevoeld; nooit meer zou hij
nu eenzaam of verlaten wezen.
De forschgebouwde waterdrager kwam
voorbij, gebogen onder zijn zwaren zak, en
dadelijk daarna kwam de gr oen ten hande
laar, die zat te zwaaien op den rug van zijn
ezel, midden tusschen de groote, leeg© tee-
r.en korven. De waterdrager legde de hand
op Jezus' lichte, krullende haren en vroeg
hem naar zijn vogels, en Jezus vertelde
hem, dat zijn vogels namen hadden en kon
den zingen. Ai zijn vogeltjes waren uit
vreemde lauden bij hem gekomen en had
den hem allerlei verteld, wat alleen hij en
zij wisten. En Jezus sprak zóó, dat de wa
terdrager en de groentehandelaar langen
tijd hun werk vergaten om naar hem te
luisteren.
Maar t-oen ze verder wilden gaan, wees
Jezus op Jud?.s. „Kijk eens wat mooie
vogels Judas maakt," zei hij.
Toen hield de groentehandelaar goedig
ziju ezel in en vroeg Judas of zijn vogels ook
namen hadden er, zingen konden. Maar
Judas wist daar niets van; hij zweeg hard
nekkig en hief de oogen niet op van ziju
werk en de groentehandelaar schopte knor
rig naar een van zijn vogels en reed door.
Zoo ging de middag voorbij en de zon
straalde zoo ver, dat haar schijnsel naar
binnen kon komen door de lage stadspoort,
die met een Romeinseken adelaar versierd,
zich aan het eind van de straat verhief, en
de zonneschijn die tegen den avond kwam
was rozerood., alsof die met bloed vermengd
was, en kleurde alles wat hem in den weg
kwam, terwijl hij door de smalle straat
gleed. Die tintte de vaten van den potten
bakker evengoed als de planken, die knar
sten onder de zaag van den timmerman, en
den witten doek om bet aangezicht van
Maria.
Maar het- allermooist blonk de zonneschijn
in de kleine waterplasjes, die tusschen de
groote ongelijke straatsteenen lagen, die de
straat bedekten... En plotseling stak Jezus
zijn liand in den plas, die het dichtst bij
hem was. Hij was op den inval gekomen zijn
grauwe vogels met den fonkelenden zonne
glans-te verven, die 't water, den huismuren
en alles om hem heen zulk een mooie kleur
En de zonneschijn liet- zich met welgeval
len opvangen als verf uit een schil derspot,
en toen Jezus hem uitstreek over de vogel
tjes van klei, bleef hij stil liggon en bedekte
ze geheel met een glans als van diamanten.
Judas, die na en dan naar Jezus gekeken
had om te zien of hij ook meor en mooier
vogels maakte dan hij, gaf een kreet van
blijde bewondering, toen hij zag, boe Jezus
zijn vogels van klei met zonneschijn beschil
derde, dien hij opnam uit de waterplassen
van de straat. En Judas doopte ook de hand
in het glinsterende water en trachtte den
zonneschijn op te vangen.
Maar die liet zich niet vangen. Die gleed
tusschen zijn vingers door en hoe snel hij
ook probeerde de handen te roeren om hem
te grijpen, de zonneglans sIood weg en hij
enkel kanon beantwoordde het vuren dor
verbondenen tusschen Nieuwpoort en Dix
muyden. Men meent, dat vele Duitsche bat
terijen voor goed tot zwijgen zijn gebracht.
Twee zware kanonnen, die in de buurt op
een hoeve onder een mesthoop waren be
graven, werden onlangB ontdekt en buitgi
maakt door de bondgenooten. Zij waren
daar verborgen met medeweten van de be
woners der hoeve die later bleken Duit
sche agenten zijn toen de vijand genood
zaakt werd terug te trekken in 'le eerste
dagen van de gevechten aan de Yser. De
Duitschers waren voornemens ze terug te
halen en daarvoor een naehtelijken aanval
te doen. Maar intU3schen waren de kanon
nen door de Franschen ontdekt.
Voordat de gevechten hier wat minder
werden, poogde een Belgisch regiment de
Duitschers uit Lombaertzijde te verdrijven.
Het verjoeg de Duitschers van drie brug
gen en bestormde, met de bajonet, tot voor
den mond der Duitsche kanonnen. Op het
oogonblik, dat de Belgen meenden zeker
te zijn van hun succee. begon een Duitsche
trompetter de Belgische signalen voor den
terugtocht te blazen. De Belgen trokken
terug, waarbij zij onzettende verliezen le
den. In dienzelfden nacht vond de Fran
sche artillerie den juisten afstand der Duit
sche batterijen die tot zwijgen werden ge
bracht, en onder bedekking der artillerie
bezetten de Franschen Lombaertzijde, zon
der een man te verliezen."
Duitschland.
Vijandelijke vliegers boven Friedrichshafen.
FRIEDRICHSHAFEN. Zondagmiddag
omstreeks één uur verschenen boven de stad
twee Engelsche vliegmachines, die een aan
val trachtten te doen op de luchtschipwerf.
Een der vliegers, die op ongeveer 400 M.
boven de hal'rondvoer, kon reeds spoedig
door een detachement militairen met gra
naat- en machine-geweervuur naar beueden
worden geschoten, den anderen, die op ta
melijk groote hoogte bleef en herhaaldelijk
rondom de hal vloog, gelukte het te ont
komen.
Volgens een later, nog niet bevestigd, ge
rucht zou hij in het meer van Konstanz zijn
gevallen.
De vliegers wierpen vijf bommen naar
beneden, die ten deele vlak bii de hal uit
eensprongen. Twee huizen in de stad wer
den beschadigd, een man gedood en een
vrouw gekwetst.
Een Engelsch marine-officier, die de eer
ste vliegmachine had bestuurd, is zwaar ge
wond naar het ziekenhuis gebracht.
De inrichtingen voor den bouw van lucht
schepen zijn onbeschadigd gebleven.
FRIEDRICHSHAFEN. Door de bom
men van de naar beneden geschoten
vliegmachine werd een kleermakersknecht
uit Zwitserland, die zwaar gewond werd
aan het hoofd en de banden, gedood en
werden twee wouwen zwaar gekwetst.
Het vermoeden, dat de tweede vlieger
het meer van Konstanz is gevallen, is niet
bevestigd. Hij heeft n.l. uit betrekkelijk
geriftge hoogte twee bommen in Manjell ge
worpen, die chter geen schade aanrichtten.
Uit de loopgraven.
Een brief van een officier uit de loop
graven, door de „Köln. Ztg." medege
deeld, geeft de volgende schets van het
leven aan het front:
„.Gij moet u vooral niet voorstellen, dat
wij daar in de loopgraven niets doen, dan
van den -morgen tot den avond wachten op
de dingen, die komen zullen. Nu moet eeu
Fransche aanval worden afgeweerd, rechts,
links, recht vooruit; dan met groote afdee-
lingen worden verkend; dan do vijand, om
zijn nachtrust te 6toren, worden aangeval
len, dan weder de kameraden in vooruit
geschoven loopgraven worden afgelost
kortom een arbeid zonder einde. En dat is
heel goed, want werkloosheid zou ons ver
slappen. Onlangs hebben wij onze verdedi
gende stelling, na het ontruimen van een
voor ons front gelegen boschje, wat vooruit
gebracht. Thans liggen wij in dat boschje,
en onze positie hier is wat aangenamer dan
de vorige, daar "wij ons overdag ook buiten
de loopgraven xunnen bewegen, zonder
kon gec-1 nieuwe kleur i
geven.
zijn arme vogels
„Wacht, Judas!" zei Jezus. „Ik zal bij
je komen eu je vogels verven.
„Neon," zei Judas, „je moogt er niet
aankomen, ze zijn mooi genoeg, zooals ze
zijn."
Hij stond op met gefronste wenkbrauwen
en opeengeklemde lippen. En hij zette zijn
breeden voet op de vogels en veranderde den
een na den ander in een klein platgetrapt
klompje klei. Toen al zijn vogels vernield
waren, ging hij naar Jezus, die zijne kleine
vogeltjes zat- te streden, die glinsterden als
juweolen. Judas bekeek ze een poosje zwij
gend toen hief hij zijn voet op en vertrapte
er een van.
Toen hij zijn voet terugtrok en 't vogel
tje in een propje klei veranderd zag, gaf
hem dit zulk een verlichting, dat hij begon
te lachen, en hij hief den voet op om nog
een te vertrappen.
„Judas!" riep Jezus, „wat doe je? weet
je niet, dat ze leven en kunnen zingen?"
Maar Judas lachte en vertrapte den twee
den vogel.
Jezus keek rond naar hulp. Judas was
groot, en sterk en Jezus had geen kracht
om hem terug te houden. Hij keek naar zijn
moeder. Zij was niet ver weg, maar eer zij
bij hem was, zou Judas al zijn vogels kun-
r en vernielen. Jezus kreeg de oogen vol
tranen. Judas had al vier van zijn vogels
vertrapt, er waren er nog maar drie over.
Hii ergerde rich over zijn vogels, die daar
door den vijand te worden gezien. Dan
krijgt men ten minste niet zulke stijve
knieën, en is het leven wat minder verve
lend. In de vroegere stelling kon bij dag
niemand zich buiten do loopgraaf wagen,
want dan kwamen dadelijk Fransche gra
naten, en daar zijn wij meta op gesteld.
„Artillerievuur is over het geheel ver
schrikkelijk. Er behoort ijzeren wil en zelf
bedwang toe, ora het te verdragen. Re-'s
bet gesuis dat het projectiel bij den tocht
door de lucht en bij bet springen veroor
zaakt, maakt iemand dol. Het ergste i6 ech
ter, dat wii, arme infanteristen, tegenover
de artillerie volkomen weerloos zijn. Want
die blijft buiten gezichte- en schooteafstand.
Daartegen is het infanterie-gevecht kinder
spelhierin heeft rnen den vijand tegenover
zich en kan men terugschieten.
„Wat de verzorging in de loopgraven
aangaat, wij krijgen gewoonlijk eenmaal
daags warm eten, tegen den avond, als
door de duisternis het rondbrengen van
het eten minder gevaarlijk is. Wij wennen
er wel aan, dat wij som6 wekenlang geen
gelegenheid hebben ons ie waeschenwij
vegen het vuil maar wat weg en tegen onge
dierte verschaft de geneeskundige dienst
ons insectenpoeder.
„Ondanks alle ontberingen, hoort men
slechte zelden morren of klagen. Liever 7"-u-
den wij den vijand in den open slag tege
moet trekken maar ieder van ons gevoelt,
dat ook dit afmattende afwachten, in een
toestand vol nood en ontbering, noodig is
voor het behalen der overwinning, en ook
dit eiseht mannelijke kracht, heldenmoc I,
zielssterkte."
Frankrijk.
Op het Westelijk oorlogsterrein.
PARIJS. Zaterdag is niete belangrijks
gebeurd, behalve in Woëvre, waar de Duit
schers binnen twee uren vijf aanvallen de
den, die echter door de Fransche artillerie
flink werden afgeslagen.
Het Fransche communiqué omtrent de
krijgsverrichtingen luidde Zaterdag als
volgt
Aan den kant van de zee den ganschen
dag kanon- noch geweervuur van de zijde
van den vijand. Daareqtegen is onze artil
lerie er in geslaagd de iyijandelijke batte
rijen, ten oosten van Nieuwpoort opgesteld,
te bereiken. Een vrij hevig artillerievuur
ten zuiden van Yperen. De gcheele streek
bij liet kanaal van de Yser ten oosten van
Ramskapelle is onder water gezet. Vóór
Ramskapelle hebben wij twee Duitsche mor
tieren van 156, door den vijand achterge
laten, uit het water gehaald. Het Engel
sche leger is door artillerie zwak beschoten.
Het weder was overigens zeer slecht; het
heeft gedurende eenige uren gesneeuwd.
Van Atrecht tot Noyon is geen gevecht
van eenige bet-eekenis te melden. Van
Noyons tot Reims van weerszijden met tus-
schenpoozen artillerievuur. Onze artillerie
is er in geslaagd twee veldwerken van den
vijand te vernietigen en heeft zijn proviand-
treinen gebombardeerd. Het bombardement
van Reims is overigens minder hevig ge
weest dan de vorige dagen.
In Argonne deed de vijand drie hevieo
infanterieaanvallen, die werden afgeslagen.
Eén van onze loopgraven, die door de Duit
schers was genomen, is onmiddellijk door
onze troepen heroverd.
Te Chauvoncourt hebben de Duitschers
het deel van de kazernes, die zij eergisteren
in de lucht hadden doen springen, weder
et, maar meer oostelijk hebben wij vor
deringen gemaakt.
PARIJS. In den loop ran Zondag werd
Yperen lievig gebombardeerd, waardoor de Hal
en her. stadhuis werden vernield.
In de buurt van Sioesom. en Va illy wenl ook
tamelijk herig geschotenVan het overige ge
deelte van het iront valt niets te vermelden.
De Hallen van Yperen, waarvan in boven
staand telegram sprake waren de meest be
langrijke van België. In 1200 onder graaf Bald
win IX van Vlaanderen werd met den bouw
van de beroemde hallen eon aanvang gemaakt.
In 1304 waren zij voltooid, en van 183462 ge
heel geiiistaureerd.
De dne oud- Gothi&ehe gevels van den Laken
hal hebben ieder drie verdiepingen en worden
geflankeerd door hoektorens. De standbeelden
van graven van Vlaanderen en beroemde per
sonen uit Yperen, in de nissen aan Noord
zoo Stil stonden en zich lieten vertrappen,
zonder op het gevaar te letten. Jezus klapte
in de handen en riep ze toe: „Vliegt weg,
vliegt weg!"
Toen begonnen de drie vogels hun vleu
geltjes te bewegen en angstig fladderend
gelukte het hun toch op de dakgoot te ko
men, waar ze veilig waren, maar toen Judaa
zag, dat de vogels de vleugels bewogen en
wegvlogen op Jezus' bevel, begon hij te
schreien. Hij rukte zich de haren uit- het
hoofd, zooals hij de anderen had zien doen
ais ze iu angst en droefheid waren en -wierp
zich aan Jezus' voeten.
En daar bleef hij liggen en wentelde zich
in 't, stof, en kuste Jezus' voeten en smeek
te hem zijn vcefc op te heffen en hem te
vertrappen, zooate hij het zijn speelgoed ge-
daan had.
Want Judas had Jezus lief, en bewon
derde hem, en aanbad hem en haatte
hem tegelijk.
Maar Maria, die al dieD tijd op het spel
der kinderen gelet had, stond nu op. Zij
hief Judas op van den grond, nam hem
op haar schoot en liefkoosde hem.
„Arm kind," zed ze. „Je weet niet, dat
je iete geprobeerd hebt. wat seen schepsel
kan. Doe dat nooit weer, want dan word
je de ongelukkigste mensch van de wereld.
Hoe zou het ons gaan, als we probeerden
een wedstrijd aan te gaan met Hem, die
met zonneschijn schildert en den adem des
levens in de doode klei blqpst?"