NO. 43. Woensdag 25 November 1914. Orgaan voor Leger en Vloot. Oorlogsnieuws. In Nazereth. Onder redactie van D. MANASSEN. ffa-f. Oplaag 50,000 exemplaren. SOLDATENCOURANT ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PALESTRINASTRAAT 10, AMSTERDAM, TELEFOON Z. 4968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET- MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. VOOR ADVEKTENTIEN WENDE MEN ZICH TOT HET ALG. ADV.-BÜBEAU BOUMA CO, 236 HEERENGBACHT A'DAM. Engelsche cavalerie, in Noord-Frankrijk strijdende, wordt plotseling door machine-geweer vuur verrast en moet met zware verliezen afdeinzen. Geen audiëntie. Blijkens bericht in do „Staatscourant wordt Donderdag a.s. door den Minister van Oorlog geenaudiëntie verleend. in den reuzenstrijd. De Duitsche eu Fransche mededcelingen omtrent den toestand op het westelijk oor logsterrein zijn heb nooit zoo roerend eens geweest als in de laatste dagen. Ook daarin, dat hun officieele berichten door kortheid uitmunten. Kon men hieruit reeds opma ken, dat er niets bijzonders gebeurt op bet oorlogsveld, dit blijkt ook uit de berichten zelf. Men leze die van Zondagavond bijv. ,,De dag is rustig verleppen over 't gcheele front", zegt het Fransche communiqué. ,,Op bet westelijk oorlogsterrein is de toe stand onveranderd", wordt officieel gemeld uit het Groot© Hoofdkwartier der Duit- pchers. Er is natuurlijk een reden voor deze zon derling© stilte op het strijdtooneel na zulke hevige gevechten in de voorafgaande dagen, eigenlijk reeds sedert weken. Die reden is het "winterweer. De winter is plotseling streng: opgetreden en het vriest werkelijk, dat het kraakt. Daardoor moet er wel een grondige verandering komen in den oorlog. De stelling-oorlog, zooals die tot nog toe ge voerd werd in loopgraven, in verschansin gen op 'topen veld, is in den winter onmo gelijk. De mannen kunnen het in onwerk zaamheid niet langer uithouden in de open lucht; de steenharde grond kan niet be werkt worden voor nieuwe loopgraven. Wat zal er dan nu gebeuren? Deze oorlog zal van karakter veranderen. De stilte der laatste dagen is er een, die den storm voor afgaat. De Duitsche troepen, en waar schijnlijk die aan den overkant ook wel, snakken naar een stormaanval, naar een werkelijk gevecht. Daar wordt je bloed nog eens warm bij. Er zijn teekenen, dat daar- Eens, {©en Jezus nog maar vijf jaar oud was, zat hij op de stoep van zijns vaders werkplaats in Nazareth en was bezig met vogels te boetseeren uit een klomp vochtige, lenige klei, die hij van den pottenbakker aan de andere zij van de straat gekregen had. Hij was zoo blij als nooit te voren, want alle kinderen uit de buurt hadden Je zus gezegd, dat do potten bakker eon knor rige man was, die niet te bewegen was door vriendelijke Klikken of honigzoete woorden en hij had hem nooit iets durven vragen. Maar zie hij wist nauwelijks hoe dat ge gaan was: hij had maar op zijn stoep ge staan en verlangend naar zijn buurman ge keken. En toen was de man uit zijn winkel gekomen en had hem zooveel klei gegeven, dat hij er wed een wijnvat van had kunnen maken. Op de stoep voor het huis daarnaast zat Judas, die leolijk wasN en rood haa r had en ©en gezicht vol sproeten, en kleeren vol scheuren, die hij gekregen had in zijn voort durende gevechten met de straatjongens. Voor 'fc oogenblik was hij stil; hij kibbelde Uit „Christus-legenden" van do Zweed- sche schrijfster Selma Lagerlöf, uitgegeven door TT. J, \V Beoht- te '"•^Tlaiu iu de sertaiing van Magaretha Mcyboonu' toe zal worden overgegaan. De Duitschers trekken troepen samen .versterken hun macht. Zij schijnen te wilen overgaan tot den stormaanval, om te pogen op die wijze door te breken. Als ook dat mislukt? We zullen de toekomst liever niet vooruit loopen. De toestand op het westelijk oorlogster- rein, langs de Yser en te Yperenschijnt in al de lange weken, dat er gestreden wordt, niet veel te zijn veranderd. De Duitschers hebben beweerd, dab zij Yperen hadden be zet, van den kant der Engelschen wordt dit nu weer tegengesproken. Yperen is neg steeds in handen der geallieerden en geen Duitscher, behalve een spion of een krijgs gevangene, is de stad binnengedrongen of zelfs in de nabijheid gekomen. De posities der geallieerden zouden daar sterker zijn dan ooit, Van het oostelijk oorlogsterrein komen ook slechts korte berichten. Maar zij spre ken althans van strijd. In Polen wordt de worsteling nog voortgezet, de beslissing is er nog niet gevallen. In de omgeving van Lodz, dus op den weg uit Duitschland naar Warschau, en bij Czenstochow, in 't zuid westen van Polen, wordt, harnekkig gestre den, zooals men bemerkt, is de strijd weer van Duitsch op Russisch terrein overge bracht. In Galicië behalen de Russen over winningen, volgens hun zeggen. De Oosten rijkers zouden Neu Sandeck, een strate gische plaats van belang, op den weg naar Krakau. hebben ontruimd. Ook in de Karpatlien moeten in de laatste dagen hard nekkige veldslagen geleverd zijn. Maar de toestand is er niet door veranderd. Er wordt steeds met afwisselend geluk gestreden aan beide kanten en nog zou niemand durven \oorspellen, wie in 't eind de zege zal be halen, op het westelijk zoowel als liet oos telijk oorlogsveld. België. De overtocht over de Yser hij Ket/em. In de Deutsche Tageezeitung" schrijft men ...De duisternis viel en al spoedig werd en vocht niet., maar werkte aan een stuk klei op dezelfde manier als Jezus, maar die klei had hij zelf niet kunnen krijgen, hij durfde den pottenbakker nauwelijks onder de oogen te komen, want die beschuldigde hem van stcenen op zijn broze: waar te gooi en en zou hem met stokslagen hebben weg gejaagd. Jezus had zijn voorraad met hem Naarmate de kinderen hun vogels van klei afhadden, zetten zij ze in een kring voor zich neer. Zij zagen er uit zooals vogels van klei er altijd uitgezien hebben. Ze had den een grooten klomp oin op te staan in plaats van pootjes, korte staarten, geen hals en bijna onzichtbare vleugels. Toch was er al gauw een verschil te zien tusschen liet werk van de kameraadjes. De vogels van Judas waren zoo scheef, dat ze aanhoudend omvielen, en hoe hij ook werk te met zijn kleine stijve vingers, hij kon hun lichaam en niet knap en goedgevormd krijgen. Hij keek nu en dan van ter zijde naar Jezus om te zien wat hij toch deed, om ziju vogels zoo mooi gelijk en glad-, te krijgen als de eikenbladen in de bosscken op Tabor. Bij eiken vogel, dien Jezus afkreeg, werd hij gelukkigerde eene kwam hem nog mooier voor dan de andere en hij bekeek ze met trots en liefde; zij moesten zijn speel kameraden worden, zijn broertjes en zusjes; zij zouden in zijn bed slapen, hem gezel schap houden, liedjes voor hem zingen, als «ijn moeder van hem wegging. Hij had ach het zoo donker, dat men geen drie pas donker onmiddellijk vóór ons op en tracht- voor zich uit kon zien. Tegen negen uur j ten den wal te bestormen. Maar als tijgers, kwam een wielrijder opgewonden en geheel buiten adem aanrennen. „Waar is de majoor?" hijgde hij. „In de pastorie, wat is er aan de hand?" luidde 't antwoord. „Het bataljon moet ter versterking oprukken, met twee compagnieën zijn wij tot den sprong gereed, hurkten onze man schappen achter den dijk. Zij sprongen naar voren, als een zwarte schaduw opdoemde en sloegen er met de kolf op los. Het flikkerde en knalde van rechts en links; men hoorde schreeuwen, vloeken, hijgen en steunen door elkander; het was een wilde en heete wor de rivier over^ heeft plotseling met een overmacht een aan val gedaan en twee machinegeweren ver overd. Nu kunnen wij het zonder verster king niet houden." Weg was hij. En wij maakten ons ge reed. Een kwartier later waren wij op marsch en tastten geluidloos door het duister. Reeds tien minuten later floten ons de kogels om de ooren, die sloegen tegen de hooge populieren langs den modderweg en een enkelen keer ook troffen zij doel, getuige de zachte uitroepen van pijn of het onderdrukt gesteun dat werd vernomen. Het gesuis en gefluit werd gaandeweg zóó sterk, dat wij de berm van den weg moesten houden, waar het ontzettend drassig en modderig was. Maar wij moesten vooruit, tot eiken prijs. Eindelijk waren wij aan het doel. Een platgeschoten hoeve aan den weg stak met haar naakte, uitgebrande muren spookachtig af tegen de nachtlucht en dicht achter het gebouw stroomde de Yser voorbij, een twin tig meter breede, gekanaliseerde rivier met steile, gemetselde wanden. De brug hadden de Belgen natuurlijk in de lucht laten springen; onze sapeurs hadden in de plaats daarvan een aak dwars over de rivier gelegd en loopplanken staken uit naar beide oevers. Deze geïmproviseerde brug was door het vochtige weer en al de vuile schoenen, die er over waren gegaan, zóó glibberig ge worden, dat men op handen en voeten moest kruipen om niet in het water te vallen. Aan de overzijde ontving ons een schild wacht, die onophoudelijk riep „Naar links verlengen en kruipen; niet rechtop gaan!" De aanmaning was overbodig, want over den dijk zongen de kogels; hun onheilspellend lied smolt samen met het geknal van onze geweren. Op de knieën gleden wij naar links, kropen als Indianen over den glib- bc-rigen grond en trachtten de duisternis met onze brikken te doorboren om gewaar te worden, wat hier eigenlijk gaande was. Wij konden 'echter slechts eenige schredeir ver zien. Hoe verder wij naar links kwamen hoe meer gewonden wij ontdekten, die kreu nend om water vroegen en angstig om hos pitaalsoldaten riepen. Wij konden de arme kerels niet helpen, omdat wij zelf niet6 te eten of te drinken bij ons hadden. Wij kropen verder. Eindelijk hadden wij den linkervleugel bereikt, wij gingen plat op den dijk liggen, vlak naast elkaar. „Goed oppassen, de vijand breidt voorts durend zijn rechtervleugel uit; hij ligt niet meer dan vijf pas van ons af aan den an deren kant van den dijk." Scherper trachtten onze oogen het duister te doorboren. Vlak vóór ons slopen zwarte schaduwen voorbij en achter de glooiing flikkerden vuurstralen. „Snelvuur op de donkere gedaanten die daar voortkruipen," werd gecommandeerd. Plotseling vlamde een lichtkogel op en zette den geheelen omtrek iu een verblin dend, groen licht. „Drommels, het wemelde er van vijanden." Sneller kletterden de schoten en nu en dan bewees een schreeuw dat het schot raak was. Ook wij leden zware verliezen. „Flankvuur van links!" klonk het nu en inderdaad, links achter ons hoorden wij ge sis. „Wij moeten zoo spoedig mogelijk verster king hebben aan den linkervleugelklonk het vliegensvlug langs de linie. Enkele mi nuten later kropen een paar troepen voorbij, die men ons gezonden had. De vijand ech ter haalde steeds meer naar rechts uit, kwam voortdurend nader en maakte zich gereed om onze stelling te bestormen. Een lange schaduw dook als uit den grond op eu, mid den op den dijk klonk het in het Duitsch: „Geeft u over!" „Geef jij je over!" klonk het terug. Twee schoten knalden; de schaluw kromp ineen. Kleine troepen vijanden doken nu in bet- maar de rij and j steling om iederen duim gronds; ni< niemand v.iide wijken. Van links werden wij zeer in het nauw gedreven en de vleugel werd terug gedreven, zoodat hij tegon de rivier kwam. Van rechts werden er patronen-pakje3 in onze gelederen gegooid, zij werden open gescheurd, verdeéSd en verschoten. Hot ging alles in razende, koortsachtige haast. Wij moesten in ieder geval volhou den, dat wisten wij, want achter ons lag de rivier, en indien wij teruggedrongen wer den, waren wij reddeloos verloren. Met vast- opeengeklemde tanden lagen wij ge reed, om op het juiste oogenblik er uit te springen en den vijand aan te vallen. Toen werd er plotseling met een hooge stem en duidelijk over het water geroepen„Hier komt een bataljon, om jullie linkerflank te dekken!'' Reeds flikkerden achter ons de vuurstralen, reeds -werclon de vijandelijke gelederen, die ons omsingelden, terug ge worpen. Daar kwam hulp op het juiste oogenblik. De donkere gestalten voor ons drongen naar rechte, vormden een zwarte boog en liepen verward dooreen. „Vuren, mannen, wat je kunt, de vijand wijkt!", en uit honderden geweren kwamen blauwe vlammetjes, knalden schoten totdat de scha duwen in het- donker van den nacht ver dwenen waren. Een schel gefluit: „Ophouden". Een paar maal nog knalde het- over het veld, en toen was alles stil. De vijand was terug geslagen. De helmen werden van het hoofd genomen, en de nachtwind koelde onze heete hoofden. Aan slaap was voor de rest van den nacht niet te denken, want de zenuwen waren zeer gespannen, en zij wilden niet tot rust komen. Eindelijk brak een grauwe morgen aan. Loopgraven ah bescherming voor den wind. De winter i6 even vroeg als krachtig be gonnen, en maakt het leven voor de legers, P die le velde zijn, waarlijk niet gemakkelij ker en aangenamer. „Maar toch", zegt de correspondent van de „Times", „moet men niet meeuen, dat dit winterweder nood zakelijkerwijs het maximum van ongemak meebrengt. Op geen enkel deel van het uitgestrekte slagveld is het. gevechtsveld kaler en troos- teloozer dan in de vennen van de Yeer. tusschen Dixmuyden en Xieuwpoort. Hier komt de ijskoude wind recht over de zee en er is geen enkele heuvel om achter te schuilen, om dekking te vinden. De mod derige grond is des morgens een bevroren mengsel en een vies-koud ijzig papje de rest van den dag. Voor den gewonen sterveling, die door dit land moet trekken, is het onmogelijk warm te worden. En toch zijn de Engelsche, Fransche en Belgische soldaten in de loopgraven er niet al te ongelukkig aan toe. De loopgraven zijn aangelegd eu bewoond sedert een week of drie, vier, door menschen die zich van den beginne wapenden tegen de strengheid van den winter. De loopgraven aan deVser zijn zoo geriefelijk en zoo goed ingericht, als ijver, materieel en zin voor aanleg ze maar konden maken. De manschappen leven voor het meeren- deel onder de oppervlakte en zij hebben zich daar zoo ingegraven, dat- wind en re gen, ijzel en sneeuw geen vat op hen hebben. In sommige loopgraven is men zelfs zoo gelukkig geweest petroleumkachels te kuunen plaatsen. In die gevallen zijn de ondergroudsche verblijven gewoonlijk warmer en minder frisch, dan hygiënisten zouden goedkeuren. Kachels zijn ontegen zeggelijk artikelen van weelde, maar zij ziju toch niet al te schaars. Het kan hier nog lang genoeg duren. In de laatste dagen had de infanterie hier weinig te doen. De Fransche artil lerie daarentegen is actiever dan ooit-. Een nooit zoo rijk gevoeld; nooit meer zou hij nu eenzaam of verlaten wezen. De forschgebouwde waterdrager kwam voorbij, gebogen onder zijn zwaren zak, en dadelijk daarna kwam de gr oen ten hande laar, die zat te zwaaien op den rug van zijn ezel, midden tusschen de groote, leeg© tee- r.en korven. De waterdrager legde de hand op Jezus' lichte, krullende haren en vroeg hem naar zijn vogels, en Jezus vertelde hem, dat zijn vogels namen hadden en kon den zingen. Ai zijn vogeltjes waren uit vreemde lauden bij hem gekomen en had den hem allerlei verteld, wat alleen hij en zij wisten. En Jezus sprak zóó, dat de wa terdrager en de groentehandelaar langen tijd hun werk vergaten om naar hem te luisteren. Maar t-oen ze verder wilden gaan, wees Jezus op Jud?.s. „Kijk eens wat mooie vogels Judas maakt," zei hij. Toen hield de groentehandelaar goedig ziju ezel in en vroeg Judas of zijn vogels ook namen hadden er, zingen konden. Maar Judas wist daar niets van; hij zweeg hard nekkig en hief de oogen niet op van ziju werk en de groentehandelaar schopte knor rig naar een van zijn vogels en reed door. Zoo ging de middag voorbij en de zon straalde zoo ver, dat haar schijnsel naar binnen kon komen door de lage stadspoort, die met een Romeinseken adelaar versierd, zich aan het eind van de straat verhief, en de zonneschijn die tegen den avond kwam was rozerood., alsof die met bloed vermengd was, en kleurde alles wat hem in den weg kwam, terwijl hij door de smalle straat gleed. Die tintte de vaten van den potten bakker evengoed als de planken, die knar sten onder de zaag van den timmerman, en den witten doek om bet aangezicht van Maria. Maar het- allermooist blonk de zonneschijn in de kleine waterplasjes, die tusschen de groote ongelijke straatsteenen lagen, die de straat bedekten... En plotseling stak Jezus zijn liand in den plas, die het dichtst bij hem was. Hij was op den inval gekomen zijn grauwe vogels met den fonkelenden zonne glans-te verven, die 't water, den huismuren en alles om hem heen zulk een mooie kleur En de zonneschijn liet- zich met welgeval len opvangen als verf uit een schil derspot, en toen Jezus hem uitstreek over de vogel tjes van klei, bleef hij stil liggon en bedekte ze geheel met een glans als van diamanten. Judas, die na en dan naar Jezus gekeken had om te zien of hij ook meor en mooier vogels maakte dan hij, gaf een kreet van blijde bewondering, toen hij zag, boe Jezus zijn vogels van klei met zonneschijn beschil derde, dien hij opnam uit de waterplassen van de straat. En Judas doopte ook de hand in het glinsterende water en trachtte den zonneschijn op te vangen. Maar die liet zich niet vangen. Die gleed tusschen zijn vingers door en hoe snel hij ook probeerde de handen te roeren om hem te grijpen, de zonneglans sIood weg en hij enkel kanon beantwoordde het vuren dor verbondenen tusschen Nieuwpoort en Dix muyden. Men meent, dat vele Duitsche bat terijen voor goed tot zwijgen zijn gebracht. Twee zware kanonnen, die in de buurt op een hoeve onder een mesthoop waren be graven, werden onlangB ontdekt en buitgi maakt door de bondgenooten. Zij waren daar verborgen met medeweten van de be woners der hoeve die later bleken Duit sche agenten zijn toen de vijand genood zaakt werd terug te trekken in 'le eerste dagen van de gevechten aan de Yser. De Duitschers waren voornemens ze terug te halen en daarvoor een naehtelijken aanval te doen. Maar intU3schen waren de kanon nen door de Franschen ontdekt. Voordat de gevechten hier wat minder werden, poogde een Belgisch regiment de Duitschers uit Lombaertzijde te verdrijven. Het verjoeg de Duitschers van drie brug gen en bestormde, met de bajonet, tot voor den mond der Duitsche kanonnen. Op het oogonblik, dat de Belgen meenden zeker te zijn van hun succee. begon een Duitsche trompetter de Belgische signalen voor den terugtocht te blazen. De Belgen trokken terug, waarbij zij onzettende verliezen le den. In dienzelfden nacht vond de Fran sche artillerie den juisten afstand der Duit sche batterijen die tot zwijgen werden ge bracht, en onder bedekking der artillerie bezetten de Franschen Lombaertzijde, zon der een man te verliezen." Duitschland. Vijandelijke vliegers boven Friedrichshafen. FRIEDRICHSHAFEN. Zondagmiddag omstreeks één uur verschenen boven de stad twee Engelsche vliegmachines, die een aan val trachtten te doen op de luchtschipwerf. Een der vliegers, die op ongeveer 400 M. boven de hal'rondvoer, kon reeds spoedig door een detachement militairen met gra naat- en machine-geweervuur naar beueden worden geschoten, den anderen, die op ta melijk groote hoogte bleef en herhaaldelijk rondom de hal vloog, gelukte het te ont komen. Volgens een later, nog niet bevestigd, ge rucht zou hij in het meer van Konstanz zijn gevallen. De vliegers wierpen vijf bommen naar beneden, die ten deele vlak bii de hal uit eensprongen. Twee huizen in de stad wer den beschadigd, een man gedood en een vrouw gekwetst. Een Engelsch marine-officier, die de eer ste vliegmachine had bestuurd, is zwaar ge wond naar het ziekenhuis gebracht. De inrichtingen voor den bouw van lucht schepen zijn onbeschadigd gebleven. FRIEDRICHSHAFEN. Door de bom men van de naar beneden geschoten vliegmachine werd een kleermakersknecht uit Zwitserland, die zwaar gewond werd aan het hoofd en de banden, gedood en werden twee wouwen zwaar gekwetst. Het vermoeden, dat de tweede vlieger het meer van Konstanz is gevallen, is niet bevestigd. Hij heeft n.l. uit betrekkelijk geriftge hoogte twee bommen in Manjell ge worpen, die chter geen schade aanrichtten. Uit de loopgraven. Een brief van een officier uit de loop graven, door de „Köln. Ztg." medege deeld, geeft de volgende schets van het leven aan het front: „.Gij moet u vooral niet voorstellen, dat wij daar in de loopgraven niets doen, dan van den -morgen tot den avond wachten op de dingen, die komen zullen. Nu moet eeu Fransche aanval worden afgeweerd, rechts, links, recht vooruit; dan met groote afdee- lingen worden verkend; dan do vijand, om zijn nachtrust te 6toren, worden aangeval len, dan weder de kameraden in vooruit geschoven loopgraven worden afgelost kortom een arbeid zonder einde. En dat is heel goed, want werkloosheid zou ons ver slappen. Onlangs hebben wij onze verdedi gende stelling, na het ontruimen van een voor ons front gelegen boschje, wat vooruit gebracht. Thans liggen wij in dat boschje, en onze positie hier is wat aangenamer dan de vorige, daar "wij ons overdag ook buiten de loopgraven xunnen bewegen, zonder kon gec-1 nieuwe kleur i geven. zijn arme vogels „Wacht, Judas!" zei Jezus. „Ik zal bij je komen eu je vogels verven. „Neon," zei Judas, „je moogt er niet aankomen, ze zijn mooi genoeg, zooals ze zijn." Hij stond op met gefronste wenkbrauwen en opeengeklemde lippen. En hij zette zijn breeden voet op de vogels en veranderde den een na den ander in een klein platgetrapt klompje klei. Toen al zijn vogels vernield waren, ging hij naar Jezus, die zijne kleine vogeltjes zat- te streden, die glinsterden als juweolen. Judas bekeek ze een poosje zwij gend toen hief hij zijn voet op en vertrapte er een van. Toen hij zijn voet terugtrok en 't vogel tje in een propje klei veranderd zag, gaf hem dit zulk een verlichting, dat hij begon te lachen, en hij hief den voet op om nog een te vertrappen. „Judas!" riep Jezus, „wat doe je? weet je niet, dat ze leven en kunnen zingen?" Maar Judas lachte en vertrapte den twee den vogel. Jezus keek rond naar hulp. Judas was groot, en sterk en Jezus had geen kracht om hem terug te houden. Hij keek naar zijn moeder. Zij was niet ver weg, maar eer zij bij hem was, zou Judas al zijn vogels kun- r en vernielen. Jezus kreeg de oogen vol tranen. Judas had al vier van zijn vogels vertrapt, er waren er nog maar drie over. Hii ergerde rich over zijn vogels, die daar door den vijand te worden gezien. Dan krijgt men ten minste niet zulke stijve knieën, en is het leven wat minder verve lend. In de vroegere stelling kon bij dag niemand zich buiten do loopgraaf wagen, want dan kwamen dadelijk Fransche gra naten, en daar zijn wij meta op gesteld. „Artillerievuur is over het geheel ver schrikkelijk. Er behoort ijzeren wil en zelf bedwang toe, ora het te verdragen. Re-'s bet gesuis dat het projectiel bij den tocht door de lucht en bij bet springen veroor zaakt, maakt iemand dol. Het ergste i6 ech ter, dat wii, arme infanteristen, tegenover de artillerie volkomen weerloos zijn. Want die blijft buiten gezichte- en schooteafstand. Daartegen is het infanterie-gevecht kinder spelhierin heeft rnen den vijand tegenover zich en kan men terugschieten. „Wat de verzorging in de loopgraven aangaat, wij krijgen gewoonlijk eenmaal daags warm eten, tegen den avond, als door de duisternis het rondbrengen van het eten minder gevaarlijk is. Wij wennen er wel aan, dat wij som6 wekenlang geen gelegenheid hebben ons ie waeschenwij vegen het vuil maar wat weg en tegen onge dierte verschaft de geneeskundige dienst ons insectenpoeder. „Ondanks alle ontberingen, hoort men slechte zelden morren of klagen. Liever 7"-u- den wij den vijand in den open slag tege moet trekken maar ieder van ons gevoelt, dat ook dit afmattende afwachten, in een toestand vol nood en ontbering, noodig is voor het behalen der overwinning, en ook dit eiseht mannelijke kracht, heldenmoc I, zielssterkte." Frankrijk. Op het Westelijk oorlogsterrein. PARIJS. Zaterdag is niete belangrijks gebeurd, behalve in Woëvre, waar de Duit schers binnen twee uren vijf aanvallen de den, die echter door de Fransche artillerie flink werden afgeslagen. Het Fransche communiqué omtrent de krijgsverrichtingen luidde Zaterdag als volgt Aan den kant van de zee den ganschen dag kanon- noch geweervuur van de zijde van den vijand. Daareqtegen is onze artil lerie er in geslaagd de iyijandelijke batte rijen, ten oosten van Nieuwpoort opgesteld, te bereiken. Een vrij hevig artillerievuur ten zuiden van Yperen. De gcheele streek bij liet kanaal van de Yser ten oosten van Ramskapelle is onder water gezet. Vóór Ramskapelle hebben wij twee Duitsche mor tieren van 156, door den vijand achterge laten, uit het water gehaald. Het Engel sche leger is door artillerie zwak beschoten. Het weder was overigens zeer slecht; het heeft gedurende eenige uren gesneeuwd. Van Atrecht tot Noyon is geen gevecht van eenige bet-eekenis te melden. Van Noyons tot Reims van weerszijden met tus- schenpoozen artillerievuur. Onze artillerie is er in geslaagd twee veldwerken van den vijand te vernietigen en heeft zijn proviand- treinen gebombardeerd. Het bombardement van Reims is overigens minder hevig ge weest dan de vorige dagen. In Argonne deed de vijand drie hevieo infanterieaanvallen, die werden afgeslagen. Eén van onze loopgraven, die door de Duit schers was genomen, is onmiddellijk door onze troepen heroverd. Te Chauvoncourt hebben de Duitschers het deel van de kazernes, die zij eergisteren in de lucht hadden doen springen, weder et, maar meer oostelijk hebben wij vor deringen gemaakt. PARIJS. In den loop ran Zondag werd Yperen lievig gebombardeerd, waardoor de Hal en her. stadhuis werden vernield. In de buurt van Sioesom. en Va illy wenl ook tamelijk herig geschotenVan het overige ge deelte van het iront valt niets te vermelden. De Hallen van Yperen, waarvan in boven staand telegram sprake waren de meest be langrijke van België. In 1200 onder graaf Bald win IX van Vlaanderen werd met den bouw van de beroemde hallen eon aanvang gemaakt. In 1304 waren zij voltooid, en van 183462 ge heel geiiistaureerd. De dne oud- Gothi&ehe gevels van den Laken hal hebben ieder drie verdiepingen en worden geflankeerd door hoektorens. De standbeelden van graven van Vlaanderen en beroemde per sonen uit Yperen, in de nissen aan Noord zoo Stil stonden en zich lieten vertrappen, zonder op het gevaar te letten. Jezus klapte in de handen en riep ze toe: „Vliegt weg, vliegt weg!" Toen begonnen de drie vogels hun vleu geltjes te bewegen en angstig fladderend gelukte het hun toch op de dakgoot te ko men, waar ze veilig waren, maar toen Judaa zag, dat de vogels de vleugels bewogen en wegvlogen op Jezus' bevel, begon hij te schreien. Hij rukte zich de haren uit- het hoofd, zooals hij de anderen had zien doen ais ze iu angst en droefheid waren en -wierp zich aan Jezus' voeten. En daar bleef hij liggen en wentelde zich in 't, stof, en kuste Jezus' voeten en smeek te hem zijn vcefc op te heffen en hem te vertrappen, zooate hij het zijn speelgoed ge- daan had. Want Judas had Jezus lief, en bewon derde hem, en aanbad hem en haatte hem tegelijk. Maar Maria, die al dieD tijd op het spel der kinderen gelet had, stond nu op. Zij hief Judas op van den grond, nam hem op haar schoot en liefkoosde hem. „Arm kind," zed ze. „Je weet niet, dat je iete geprobeerd hebt. wat seen schepsel kan. Doe dat nooit weer, want dan word je de ongelukkigste mensch van de wereld. Hoe zou het ons gaan, als we probeerden een wedstrijd aan te gaan met Hem, die met zonneschijn schildert en den adem des levens in de doode klei blqpst?"

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 1