No. 41. Vrijdag 20 November 1914. Orgaan voor Leger en Vloot. Oorlogsnieuws. Onder redactie van D. MANASSEN. f/lEDEDEELINGBI. Ovarplaatsingen. 'i Eir.d3 van Von Mersky. Oplaag 50,000 exemplaren. ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE* PALESTRLN ASTRA AT 10, AMSTERDAM. TELEFOON Z. 1968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET- MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. VOOR ADVERTKNHEN WENDE MEN ZICfl TOT HET ALQ. ADV.-BCBEAU BOCMA CO, 226 HEERENGRACHT A'DAM. In no. 35 van de Soldateucour5ut gaven Wij e&n plaat van hot brandende stadhuis met toren te Arras in Noord-Frankrijk. Hier ziet men wat na den brand van het schoone zestiende-eenwsche bouwwerk met 70 51. hooge toren is overgebleven. H valt ook veel kunstschoon den oorlog ten offer, vooral in plaatsen, die tusaohen beide, groote strijdmachten liggen. Enkelo klachten ever da expeditie van de ScIdatencouraEt hekken ens kerelkt. WIJ deelen den sehrljvsra metfe, iet wij ons uiterste bsst doen om veer een regeimetlge en zoo tijdig mogelijke toezending van de Soldatencourant zorg te d/egen, en dank zij de altnemende madowerking van den dienst der veldpost en de groote zorg, deer de veldpost aan de bezorging van de Soidatenccarant besteed, zal dit ook wel gelukken. Hat bleak ons, dat het nlet-ontvangen der krant In 8»mml|C gevallen gevolg was van splitsing van eon Onderdeel. VV!o dan geen pakkot Se'.datonaeuranteu ontvangt, kan ons om rechtstreeksere toezending verzoeken, waarbij hat cecdfg 1$, steeds volledig het juiste mili taire adres ren het onderdeel te vermelden. Van den Opperbevelhebber van Land en Zeemacht, Z. Exc. Generaal Snijders, ontvangen wij de volgende circulaire „Bij mij komen tal van verzoeken in om ruiling van standplaats tuschen militairen onderling, sommige daarvan met instem mend advies der betrokken autoriteiten. „Ten bewijze weikeu omvang deze bewe 't Was in café Métropole te Brussel, aan t s ot van het diner, als 't aangenaamste moment komt: dat van do kotne en de sigaren, 't Café was natuurlijk vol 6tem- mtnigeroes. Tech is men feitelijk nergens zoo eenzaam als in een groote stad te mid den van een aantal menschen. Men kan er intiem praten, Savanu, met wien ik gedinoerd had, sprak luid genoeg om hem onder al de drukte van 't groote café toch duidelijk te verstaan. Hij is een oud-Congo-man. In die warme landen, waar men heé'.emaal in de open lucht woont en loeft, gewent men zien aan 't spreken met luider stem. Over den Congotijd sprak hij zelden. Hij had er geen prettige herinneringen aan. Maar hij zag nu een- van zijn oud-coliega's onder een clubje, dat het café verliet. ,.Dien daar (hij wees hem met een hoofdknikje aan) heb ik in den Congo ge kend. Rosen heet hij. Dat was nu een zoontje van een dominee ergens uit Hol- stein, 'n eenig kind, vertroeteld door zijn ouders, di> dus heolemaul niet had geleerd om to handelen en zich zelf te beheerschen. 't Was toen een ruwe tijd in de kolonie je kreog 'n afdeeling, je moest zorgen, zoo en zooveel ivoor aan 't kantoor af te dragon en zoo en zooveel caoutchouc. Le vens van negers werden niet geteld.... Daar is me dat eenig zoontje met zijn nijlpaardenzweep en zijn revolver er op I09 get rokken Toen ik repatrieerde, lag hij zwaar ge wond.... Een giftige pijl. Je hebt daar na ging reeds heeft verkregen, strefcke, dat in elke Soldatencourant in die van 15 No vember 1.1. niet minder dan 27 oproe- pigen voorkomen van militairen, die een rang- en wapengenoot zoeken om mede te ruilen, niet zelden onder aanbod van gel delijke vergoeding. „In .verband hiermede breng ik onder de aandacht van autoriteiten, dat door de ruilingen en daaruit voortvloeiende over plaatsingen, het verband der afdeelingon, voortspruitende uit de localiseering der mi litie en ontwikkeld door de eerste opleiding en den voortgezetten dienst-, wordt verbro ken de plaatselijke bekendheid der be trokken personen verloren gaat en noode- looze administratieve beslommeringen wor den veroorzaakt. „Het ruilen tegen geldelijke vergoeding verschaft bovendien een voorrecht aan de meer bemiddelden, die zich op die wijze voor geld kunnen onttrekken aan nadeelen en bezwaren, welke ten slotte alleen de on- vermogenden zouden treffen. Mitsdien wordt door mij bepaald, dat overplaatsing hij ruiling alleen bij hooge melijk een meer. Daar wonen de geesten van de afgestorvenen.... Dat ie zoo 't ge loof van die negers bij Kwango. Op an dere plaatsen wijzen zij je heel groote oude boomen aan, waar de geesten van dé dooden in moeten wonen. Want ze gelooven alle maal aan de onsterfelijkheid van' de ziel dat doen haast alle wilde volken. Aan de Kwango was er nu een meer, waar die zielen woonden. Groote, heilige krokodil len hielden er de wacht. Aan meixsckeu was 't streng verboden, daar te komen, en om "geen noodeloozo conflicten uit te lokken, was 't ons ook door de Compagnie voor geschreven, uit die buurt te blijven. Maar de Holsteiner ging er toch heen. Bij tij- dan was dat kereltje gedwee on verlegen tegenover Europeanen, op andere tijden weer zoo brutaal als een hond... Resultaat: ze hebben hen voor dood opgenomen zes negers brachten hem zoo op mijn kantoor. Hij is er dan toch weer van opgekrabbeld." ,,Had je daar meer van die types, aan de Kwango?" vroeg ik, begeerig iets avontuurlijks te kooren." ,,De employés waren voor 'n twintig jaar een wonderlijk mengelmoes ...eigenlijk was er „uitvaagsel" ook bij... Daar had je nog een Duitscher, Rosling, die.allee geweest was, bankier, matroos, clown in een circus, die alles een poosje goed deed en dan, op de een of andere on verklaarbare manier, altijd er onder raakte, in den maalstroom verdween en op 'n an dere plaats weer boven kwam... Hij was aan den drank geraakt. Ach, op- de afrekeningdagen, ah al de employé*- samen kwamen aan t hoofdkant-oor, werd er veel gedronken. Maar 'fc gekste type was Yon Mersky. Dat was 'n lange, magere kerel met 'r grooten beenigen neus en oogen, waarvar. uitzondering zal geschieden, wanneer daarbij gewichtige belangen van niet-persoonlijken aard zijn gemoeid en die van den dienst daardoor in geen enkel opzicht geschaad worden." De Generaal, C. J. SNIJDERS. Dab er van het westelijk ooriogsterrein in de laatste dagen maar weiwg berichten komen, is niet t>e verwonderen het slechte weer brengt wel eenige stagnatie teweeg in het vechten. Vooral aan de Yser moet de toestand van den bodem van dien aard zijn, dat de troepen er zich slechts met moeite over bewegen, Heb heeft gesneeuwd, geregend, gewaaid en dat alles heeft de aanvallen belemmerd. Hier en daar is natuurlijk nog wel een poging gewaagd, maar veel viel er niet uit te nchten. Het gevolg van dit alles is, dat de toestand op het westelijk front steeds dezelfde blijft; de tegenstanders liggen nog tegenover elkaar in hun loopgraven, zooals zij gister en eer gister en reeds weken deden. Dinsdag zouden de Duitschers bij Yperen weer tot den aan val zijn overgegaan, maar zonder eenigo uit werking. Ook elders op het westelijk terrein schijnt de toestand nog steeds dezelfde te wezen; deelen de Duitschers mee, dat zij eenige voordeden hebben behaald in het Argonnerwoud, fluks zijn ue Frauscheu ge reed om dit tegen te spreken. Van hun kant beweren dezen thans, dat zij min of meer vorderingen gemaakt hebben in Noord- Frankrijk, tusschen Armentières en Atrecht,, bij Vailly, in de Argonnen en op de hoogte van de Maas. Bij Verdun zou den de Fransche troepen, maar dan over al de weken, de maanden gerekend, dat zij daar liggen, een K.M. of vijf vooruit gekomen zijn. Op het Oostelijk oorlogsterrein gaat het op en af. Wat hebben we daar al een wis seling van de oorlogskans gezienIn den beginne stonden de Russen vrij ver in Oost-Pruisen, hadden zij o.a. Tilsit bezet en Koningsbergen geïsoleerd. Maar zij wer den allengs teruggedreven; de Duitschers rukten verder op ia Polen en 't duurde niet zoo heel lang of zij stonden voor Warschau, en 't scheen het lot dezer Poolsche hoofd stad to worden om in handen der Duitschers te vallen. Maar de Russen weten blijkbaar steeds juist bijtijds hun legere weer te ver sterken de Duitschers werden teruggejaagd, tot over de grens zelfs, en Russische troepen traden weer op in Oost-Pruisen. Men kan spreken van Russische zegepra len, zij schenen aan te rukken op Berlijn, hadden o.a. Pleschen bezet-, niet meer dan 300 K.M, van de Duifc- sche hoofdstad. Maar de oude Duitsche houwdegen, generaal von Hindenburg, was er ook nog, eens had hij, in 't laatst van Augustus, den ©pmarSch der Russen gekeerd bij de Masoerische meren en er 90,000 ge vangen genomen, nu hield hij opnieuw den vijand tegen, versloeg hem.. Jceg hem ook terug van de grenzen 1 Do Duitschers bewe ren het, maar de Russische berichten spre ken het tegen. In 'fc noorden van Oost- Pruisen, op de lijn van Eydhkuhnen naar Gumbinnen, zouden de Duitschers zelfs steeds verder terugtrekken. Maar de beslis sende strijd zou op het oogenblik gestreden worden zuidelijker, bij Weichsel en Warta. De uitslag daarvan meet- nog vallen. In Galicië rukken de Russen blijkbaar nog steeds op. Hun doel schijnt nu Krakau. De stad ligt op hun weg naar Pruisisch Silizië en daardoor heen naar Berlijn. Als zij gelukkig zijn, zouden zij dus van twe© kanten deze stad naderen. Maar ze zijn er nog lang niet. Ze hebben zelfs Krakau nog niet in hun bezit en het telegram, 't welk meldde, dat ze dit reeds beschoten, schijnt verzonnen te zijn; de Oostenrijkers rukken hen thans tegemoet. Maar 'fc zal ons toch niets verwonderen, ais wij de Russen weldra bezit zién nemen van Krakau. België Koning Albert. Een bekend landgenoot, zoo schrijft de ,,N. R. Ct.", die op den dag van den val van het fort Waelhem in Antwerpen was, •iprak 's avonds een Belgisch soldaat, die in het vuur geweest was. Deze vertelde hem ,,Ik stond in een loopgraaf, mijn zwager eenige meters van mij verwijderd, tusschen ons stond een stille, lange man. Wij waren in een hevig infanteriegevecht gewikkeld nu én dan sprong er een granaat in de buurt. Plotseling werd mijn zwager door een scherf getroffen, als een bloedende massa zakte de arme kerel in elkaar. De lango soldaat, die zelf geen geweer had, bukte zich, nam het geweer en een tasch patronen van het lijk van mijn zwa ger, en vuurde de tasch leeg. Daarna stapte hij langzaam uit de loop graaf. Het trof mij hoe kalm en ernstig de man was, ik hièld met vuren op en keek naar hem. Hij keerde zich even naar mij om.... mon Dieu! de Koning! Het was 't schoonste oogenblik van mijn leven; ik hoop dab mijn zwager nog heeft geweten wie de lange, Btille militair was, dié hem voor het vaderland heeft zien sterven 1" Een Belgisch soldaat aan het tcoord. De „Echo Beige" drukt een brief af van 2 Nov. van een Antwerpenaar, die, na in een der forten om Antwerpen te hebben gelegen, met het aftrekkende Belgische veldleger over Ostende in de Yserstelling :s gekomen. Sinds wij Ostende, waar wij maar een dag bleven, achter ons hebben, schrijft hij, vechten we eiken dag. lederen dag hebben ve den dood voor oogen. We zitten in den rtrijd aan de Yser, waar de Duitschers met groote macht onze linies trachten te for- :eeren maar gelukkig zonder succes. Wij worden gesteund door de Fransehen en het gaat vrij aardig. Maar hoe meer wij vooruit komen, des te vreeselijker wordt het. Ik ben wielrijder-ordonnans een baantje, dat het gevaar om getroffen te worden door granaatkartetsen, die voort durend neervallen, nog grooter maakt. Alle boerderijen zijn door granaten in brand ge schoten het terrein is bedekt met lijkeu van paarden, welke men niet kan begraven. Het is een treurige toestand en wij krijgen geen oogenblik rust. Ons regiment is nog slechts 1300 man sterk en daarvan zijn er pas 150 aan het front teruggekomen uit de Fransche hospitalen. Ontberingen tel je niet meer we moeten toch door de ellen de heen. Ik schrijf jullie nu ik een oogenblik den tijd heb het schijnt, dat de Duitschers op dezen dag der dooden zich rustig hou den. Ik ben hier in een boerderij, waar de brigadechef is ingekwartierd, bezig een potje te koken voor de ordonnansen. Gis teren hebben we gesmuld van een biggetje. We worden maar matig van voedsel voor zien; brood echter hebben we in overvloed, maar tabak is niet te krijgen. Ik dóórsta alles zoo goed mogelijk het moet nu eenmaal, 's Nachts heb ik haast geen "mi nuut rust, want dan ben ik voortdurend in de weer om orders over te brengen. Het aantal granaten en granaatkartetsen, dat ik heb zien ontploffen en waarvan de scherven mij om de ooren vlogen, is legio. Een paar dagen geleden werd ik van m'n fiets geworpen door den luchtdruk van een zwaar projectiel. Ik heb een lichte ver wonding aan mijn linkerhand gekregen, toen ik deze voor mijn gezicht hield bij de ontploffing van een granaat, waarvan een scherf mijn middenvinger schampte ge lukkig maar, anders bad ik het stuk in m'n gezicht gehad. Hoo lang zal dit alles nog moeten duren Ik weet het niet, niemand kan er iets van zeggen. De winter staat voor de deur, zoo dat we het nog wel wat harder zullen te verantwoorden krijgen. Maar werkelijk, je denkt eigenlijk aan niets meer, Het spijt me zoo voor jullie, dat je alles in den steek hebt moeten laten. Maar ik weet gelukkig, dat je buiten schot bent en dat geeft nu rust. Het ongelukkige veldleger zal het moe ten kennen! Rust is er voor ons niet. Mijn bataljon heeft zich kranig gehouden, tien dagen geleden, toen het alleen een nachte lijken aanval doen moest op een dorpje bij Nieuwpoort. Een paar dagen zijn we in Frankrijk ge weest, ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt ine te laten knippen, maar ik heb m!n baardje laten 6taan. Ik zie er wel ©en beetje zot uit, en vuil van al die dagen in de loopgraven 1 Ik hoop maar, dat dez© brief aan z'n adres komt, want in geen maand heb ik nu teeken van loven kunnen geven. Dat voortdurende vechten doet je vergeten, dat je ook nog plichten hebt tegenover je familie. Ik reken er maar op er goed af te komen als je niets .me hoort, moet je je maar niet al te ongerust maken. Houdt je maar flink. Ik vind het wel ellendig zoo ver weg te zitten die tijd in het fort Wavre St. Catherine was heer lijk, hé! Nu ondervindt iedereen de ellende van den oorlog. België is niet veel meer dan een ruïne. Het zal heel* wat kosten om dat alles weer in orde te brengen. Maar wat wil je het ligt er eenmaal toe en we moeten er door. Nu, ik hoop tot spoedig. Verlies den moed niet en laat eens wat hooren. Schrijf me eens, wat jullie uit voeren terwijl wij vechten- Cuitschland. Een beschuldiging BERLIJN. De „Norddentsche All- gem. Zeit." sehrijft: Een Duitsch gas- directeur, die bij het uitbreken van den oor log in Frankrijk in functie was, heeit de volgende plechtige verklaring afgelegd: „Ik was sedert 1 Juli 1913 bedrijfsleider van de gaswerken eener Duitsche firma te Onnaing bij Valenciennes (Frankrijk.) Voor dien tijd had ik twee jaren lang de zelfde functie bekleed te Dinant bij Namen, waar miin vrouw vandaan komt. Tot 1 Aug. was te Onnaing en op de op kleinen afstand van de plaats gelegen gas fabriek alles rustig. Van den kassier ver nam ik eerst, dat er gemobiliseerd was en toen begaf ik mij onmiddellijk naar den burgemeester en vroeg dezen welko maat regelen hij van plan was te nemen voor mijn veiligheid en die der gasfabriek. Er werd een gemeenteraadsvergadering belegd tegen 8 uur 's avonds, waaraan ook een lid van den Comcil du département du Nord. deelnam. Daar werd mij verzekerd, dat ik voorloopig gerust k<to zijn. Ik zou maar zorgen voor den binnendienst, voor den buitendienst zou mij een gemeente raadslid toegevoegd worden en de gasfa briek zoude door soldaten bewaakt worden. De conseiller du département zoide, dat tc Maubeuge ongeveer 150.000 man en to Givet een gelijk aantal stonden, die gereed waren om door België een inval te doen in Duitschland. Ik kan beelist verklaren, dat dit reeds op I Augustus werd gezegd. Anderen daags heb ik dadelijk de beide punten Maubeuge en Givet met oen blauw potlood op de spoor wegkaart aangeschrapt. De conteiller had er nog bijgevoegd, dat hij zich voor mij niet behoefde te geneeeren, daar hij toch meende, dat ik niet meer weg kon." Verhaal van ten ooggetuige* LONDEN. Een ooggetuige uit het Brifc- sche hoofdkwartier verhaalt omtrent de ope raties van 10 00 11 dezer, dat de Duitsche ra zware verliezen leden in de voortdurend nachtelijke aanvallen en dat honderden met de bajonet werden gedood. Op 8 Nov. ver loren de Duitschers 1200 man op een klein gedeelte van het front. Er is reden om aan te nemen, dat enkele Duitsche troepenafdeelingen bestonden uit recruten, die slechte acht weken geoefend waren en weinig onderricht hadden geno ten 'in het schieten en het opwerpen van verschansingen. In het verhaal wordt gesproken over het juiste schieten der Engelsche houwitsers en der Fransche kanonnen, die men aan het werk moet hebben gezien om ze te kunnen beoordeelen. De Duitschers betoonden buitengewonen moed en de schrijver zegt, dat ondanks het gebrek aan officieren en het gebrek aan on dervinding, de jeugdige soldaten dapper het vuur we-rtnnder» en zonder te wijken voer de Engeleche geweren opmarcheerden. Zij vielen dan ook bij drommen, zonder een oogenblik terug te deinzen. Dat is het re sultaat van de strenge Duitsche oorlogs discipline. je de kleur eigenlijk moeilijk kon aange ven, omdat die nog al eens wisselde, naar mate van zijn humeur. Hij kwam ook wel op die afrekeningsbijeenkomsten, maar dan was hij stijf, zat kaarsrecht, kwam niet uit de plooi. Soms dronk hij mee en dan dronk hij meer dan Rosling, die de grootste dronkaard onder ons was. Maar aan hem kon je niets merken. Hij ging weg, zooals hij gekomen was, precies of hij een lan taarnpaal had ingeslikt. Eens in 't jaar zond hij een kist naar Europa, en daar ik aan 't hoofdkantoor zat, bij de afdeeling export, kwam die kist telkens bij mij terecht. Dat kwam altijd zoo ongeveer op denzelfden tijd, en 't adres waB steeds: Fraulein...., enfin, een dame in Hamburg. Eens was de kist beschadigd. Ik zag toen, wat er in zat: ivoor, prachtig bewerkt door kunstenaars.... ja, onder die negers, zooals onder alle inboorlingen, ziten kunstenaars. Stille talenten, die nooit bekend worden.... Onze westersche bschaving is 'n mooi ding, maar er is in de wereld nog iets an ders ookEnfin, ivoor mochten wij em ployees niet uitvoeren. Daar stond zware straf op. Maar ik deed of ik 't niet had opgemerkt, en liet do kist herstellen, zoo dat ze toch kon worden doorgezonden. Later, op een inspectiereisje, moest ik een paar nachten bij Von Mersky logeeren. 't Was voor 't eerst, dat ik gelegenheid had, wat intiemer met hem te worden vrienden had hij trouwens niet- Ik vertelde bem, wat ik voor hem gedaan had. De stijve kerel "kwam hoelemaal uit z'n plooi, bedankte me met een warmen handdruk. Hij scheen wat over de kist te willen zeg gen nu, die jaarlijksche zending had me al lang geïntrigeerd, want ik proefde wel, dat dit geen handelszaakje voor eigen reke ning was, zooals sommige employés er op na hielden. Maar hij zei niete en ik vroeg ook maar niets. Er was toch al genoeg in de omgeving van Von Mersky, dat me verbaasde. Name lijk 't geweldive ontzag, dat de negers blijkbaar voor hem hadden. Ontzag en ver trouwen ook. Want er kwamen twee moe ders met zieke kinderen bij hem, om medi cijnen, en een ander stelletje kwam een lango palaber houden over een huwelijks- quaestie, en over den bruidschat. Dat zou den zij bij andere employés niet doen. Die regeerden alleen door vrees met de nijl paardenzweep. Daarbij was'fc vermakelijk te zien, hoe hij zijn negers militair gedrild had. Had hij hier of daar een order te geven, zagen een paar negers die aan 't caoutchouc-tappon waren, hem aankomen, dan 6telden ze zich dadelijk in postuur, en salueerden of hij een officier was. Van Mersky lachte om mijn verbazing. ,,Ik ben kapitein bij de garde te voet geweest", zei hij. Daar had hij nooit iets van vertéld. Trouwens van zijn verleden wisten we hee- lemaal niets. Ik wist niet, of ik ;'t gelooven moest. Opsnijden over hun verleden doen alle maatschappelijke schipbreukelingen. 's Avonds, toen wij koffie hadden ge dronken en Von Mersky me een fijne havana had aangeboden, wees hij op een phono graaf, die in een hoek van de voorgalerij stond, bedekt door een geel zijden doek Geel is zoowat overal onder de tropen de vorstelijke kleur. Ik zag ook, dat er een klein lichtje vóór brandde, onder een rood glazen stolpje, 't „Eeuwige licht" van de Katholieken. „Daar heb je nu *t geheim van mijn gezag" zei hij. „Amio, laat hem eens 'n stukje spelen I" Duitsche krijgsgevangenen op weg naar hun mterneeringskamp door Algerijnsche ruiters op hun fraaie schimmels begeleid en bewaakt. Amio was een Japansche huishoudster, die hij, geloof ik, uit Nederlandsch-Indië had meegebracht. Een fijn poppetje, met een onbeweeglijk gezichtje als van een pop.l. Maar slim, berekenend slim, zooals die vrouwtjes zijn. Ze liet de „Wacht am Rhein" spelen en de „Brabanjonne" ter eere van mij. „De negers denken, dat daar een machtige alwetende geest in woont", zei Von Mersky. „Die geest ziet en weet alles." „Masambo, je slaapt!" zei op eens een stem, die uit den gapenden hoorn van d» phonograaf scheen te komen. De groote koolzwarte neger, die buiten gehurkt zat, kwam met een schok overeind. Zrin oogen keken angstig naar 't instru ment. „Masambo niet meer slapen", mom pelde hij.. „Dat is de gave van 't buikspreken", zei Von Mersky lachend. „Deez phonograaf ontdekt alles. Als een neger keisteentjes in de rolle ncaoutchouc smokkelt, dan brengt hij 't dadelijk uit. Er is maar een geest machtiger hier... dat ben ik zelf. Volgens mijn negers altijd." Dit was geen opsnijderij. Ik wist, dat hij altijd 't meeste ivoor van alle employés in leverde, en 't beste caoutchouc, en daar bij, dat hij bijna nooit van zijn zweep ge bruik maakte en nooit van zijn revolver... „Maar nu ga ik mijn dageüjksch con- cert geven", vervolgde hij. Toen nam hij een viool en begon te spe len... zooala ik nog nooit gehoord heb. Wat I hij speelde, weet ik niet. Er waren wel eens bekende melodieën in, maar over 't geheel i fantaseerde hij toch blijkbaar. Amio was I binnengeslopen, zat in een hoekje gehurkt. Tk geloof haart dat ze zachtjes huilde Maar wat 't m^rkwaardirrt was... flauwtjes in den lichtkring van onze lampen zag je j overal negers, mannen en vrouwen. Je hoorde ze niet- en ze bewogen zich ook niet Ze stonden als onder een ban... Toen hij zijn viool weer had opgeborgen, zag ik de negers zachtjes we gs'.uipen. H: was bleek en zijn oogen waren als ver wee „Kerel, hoe kom jij toch hier ver zeildkon ik niet nalaten te zeggen. Hij keek me aan. „Ja, hoe kom ik hier!'' zei hij. „Hoe kwam ik in Si am en op Sumatra. En waar zal ik later zijn, als 't me hier gaat verve len? Zoo lang, tot zij mij komt halen..." Ik zweeg, gevoelde wel, dat ik niet- te veel moest vragen. Maar mijn nieuwsgie righeid of ik mag zeggen, mijn belang stelling was te groot. „Wie is zij" vroeg ik. „Zij... enfin, dat is 't meisje, aan wie je die kist voor me hebt- doorgestuurd, en die ik niet kan trouwen". Maar verder kwam hij niet tot intieme mededeelingen. Wel vertelde hij nog, dat de militaire dienst hem niet bevallen- had. Niets van „Ehrensache", zooal3 je meest van gewezen Duitsche officieren hoort. Toen ik den volgenden dag afscheid van hem nam, had üc wel gemerkt, dat daar in de ondoordringbare bosschen van Afrika een zeldzaam begaafd man verdwaald was, die nooit meer in de beschaafde wereld zou terugkeeren. Want die haatte hij. „Allv* wat bestaat, is waard, dat heb te gronde gaat'" had hij onder verontschuldiging voor 't afgezaagde citaat gezegd,een standpunt, dat verder redeneeren uitsluit. Maar van zijn vorig leven had ik verder niets gehoord, ofschoon hij nu en dan me toescheen, op 't punt- te zijn om vertrou welijker te worden. Maar dan was 't of zijn mond zich telkens sloot, voor 'fc zoo ver kwam* (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 1