No. 41.
Vrijdag 20 November 1914.
Orgaan voor Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
Onder redactie van D. MANASSEN.
f/lEDEDEELINGBI.
Ovarplaatsingen.
'i Eir.d3 van Von Mersky.
Oplaag 50,000 exemplaren.
ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE* PALESTRLN ASTRA AT 10,
AMSTERDAM. TELEFOON Z. 1968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK
VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-
MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
VOOR ADVERTKNHEN WENDE MEN ZICfl TOT HET ALQ. ADV.-BCBEAU
BOCMA CO, 226 HEERENGRACHT A'DAM.
In no. 35 van de Soldateucour5ut gaven Wij e&n plaat van hot brandende stadhuis met
toren te Arras in Noord-Frankrijk. Hier ziet men wat na den brand van het schoone
zestiende-eenwsche bouwwerk met 70 51. hooge toren is overgebleven. H
valt ook veel kunstschoon den oorlog ten offer, vooral in plaatsen, die
tusaohen beide, groote strijdmachten liggen.
Enkelo klachten ever da expeditie van de
ScIdatencouraEt hekken ens kerelkt. WIJ deelen
den sehrljvsra metfe, iet wij ons uiterste bsst
doen om veer een regeimetlge en zoo tijdig
mogelijke toezending van de Soldatencourant
zorg te d/egen, en dank zij de altnemende
madowerking van den dienst der veldpost en de
groote zorg, deer de veldpost aan de bezorging
van de Soidatenccarant besteed, zal dit ook
wel gelukken.
Hat bleak ons, dat het nlet-ontvangen der
krant In 8»mml|C gevallen gevolg was van
splitsing van eon Onderdeel. VV!o dan geen
pakkot Se'.datonaeuranteu ontvangt, kan ons om
rechtstreeksere toezending verzoeken, waarbij
hat cecdfg 1$, steeds volledig het juiste mili
taire adres ren het onderdeel te vermelden.
Van den Opperbevelhebber van Land
en Zeemacht, Z. Exc. Generaal Snijders,
ontvangen wij de volgende circulaire
„Bij mij komen tal van verzoeken in om
ruiling van standplaats tuschen militairen
onderling, sommige daarvan met instem
mend advies der betrokken autoriteiten.
„Ten bewijze weikeu omvang deze bewe
't Was in café Métropole te Brussel, aan
t s ot van het diner, als 't aangenaamste
moment komt: dat van do kotne en de
sigaren, 't Café was natuurlijk vol 6tem-
mtnigeroes. Tech is men feitelijk nergens
zoo eenzaam als in een groote stad te mid
den van een aantal menschen. Men kan er
intiem praten,
Savanu, met wien ik gedinoerd had,
sprak luid genoeg om hem onder al de
drukte van 't groote café toch duidelijk te
verstaan. Hij is een oud-Congo-man. In
die warme landen, waar men heé'.emaal in
de open lucht woont en loeft, gewent men
zien aan 't spreken met luider stem.
Over den Congotijd sprak hij zelden. Hij
had er geen prettige herinneringen aan.
Maar hij zag nu een- van zijn oud-coliega's
onder een clubje, dat het café verliet.
,.Dien daar (hij wees hem met een
hoofdknikje aan) heb ik in den Congo ge
kend. Rosen heet hij. Dat was nu een
zoontje van een dominee ergens uit Hol-
stein, 'n eenig kind, vertroeteld door zijn
ouders, di> dus heolemaul niet had geleerd
om to handelen en zich zelf te beheerschen.
't Was toen een ruwe tijd in de kolonie
je kreog 'n afdeeling, je moest zorgen,
zoo en zooveel ivoor aan 't kantoor af te
dragon en zoo en zooveel caoutchouc. Le
vens van negers werden niet geteld....
Daar is me dat eenig zoontje met zijn
nijlpaardenzweep en zijn revolver er op I09
get rokken
Toen ik repatrieerde, lag hij zwaar ge
wond.... Een giftige pijl. Je hebt daar na
ging reeds heeft verkregen, strefcke, dat in
elke Soldatencourant in die van 15 No
vember 1.1. niet minder dan 27 oproe-
pigen voorkomen van militairen, die een
rang- en wapengenoot zoeken om mede te
ruilen, niet zelden onder aanbod van gel
delijke vergoeding.
„In .verband hiermede breng ik onder de
aandacht van autoriteiten, dat door de
ruilingen en daaruit voortvloeiende over
plaatsingen, het verband der afdeelingon,
voortspruitende uit de localiseering der mi
litie en ontwikkeld door de eerste opleiding
en den voortgezetten dienst-, wordt verbro
ken de plaatselijke bekendheid der be
trokken personen verloren gaat en noode-
looze administratieve beslommeringen wor
den veroorzaakt.
„Het ruilen tegen geldelijke vergoeding
verschaft bovendien een voorrecht aan de
meer bemiddelden, die zich op die wijze
voor geld kunnen onttrekken aan nadeelen
en bezwaren, welke ten slotte alleen de on-
vermogenden zouden treffen.
Mitsdien wordt door mij bepaald, dat
overplaatsing hij ruiling alleen bij hooge
melijk een meer. Daar wonen de geesten
van de afgestorvenen.... Dat ie zoo 't ge
loof van die negers bij Kwango. Op an
dere plaatsen wijzen zij je heel groote oude
boomen aan, waar de geesten van dé dooden
in moeten wonen. Want ze gelooven alle
maal aan de onsterfelijkheid van' de ziel
dat doen haast alle wilde volken. Aan
de Kwango was er nu een meer, waar die
zielen woonden. Groote, heilige krokodil
len hielden er de wacht. Aan meixsckeu was
't streng verboden, daar te komen, en om
"geen noodeloozo conflicten uit te lokken,
was 't ons ook door de Compagnie voor
geschreven, uit die buurt te blijven. Maar
de Holsteiner ging er toch heen. Bij tij-
dan was dat kereltje gedwee on verlegen
tegenover Europeanen, op andere tijden
weer zoo brutaal als een hond... Resultaat:
ze hebben hen voor dood opgenomen zes
negers brachten hem zoo op mijn kantoor.
Hij is er dan toch weer van opgekrabbeld."
,,Had je daar meer van die types,
aan de Kwango?" vroeg ik, begeerig iets
avontuurlijks te kooren."
,,De employés waren voor 'n twintig
jaar een wonderlijk mengelmoes ...eigenlijk
was er „uitvaagsel" ook bij...
Daar had je nog een Duitscher, Rosling,
die.allee geweest was, bankier, matroos,
clown in een circus, die alles een poosje
goed deed en dan, op de een of andere on
verklaarbare manier, altijd er onder raakte,
in den maalstroom verdween en op 'n an
dere plaats weer boven kwam...
Hij was aan den drank geraakt. Ach, op-
de afrekeningdagen, ah al de employé*-
samen kwamen aan t hoofdkant-oor, werd
er veel gedronken.
Maar 'fc gekste type was Yon Mersky.
Dat was 'n lange, magere kerel met 'r
grooten beenigen neus en oogen, waarvar.
uitzondering zal geschieden, wanneer daarbij
gewichtige belangen van niet-persoonlijken
aard zijn gemoeid en die van den dienst
daardoor in geen enkel opzicht geschaad
worden."
De Generaal,
C. J. SNIJDERS.
Dab er van het westelijk ooriogsterrein
in de laatste dagen maar weiwg berichten
komen, is niet t>e verwonderen het slechte
weer brengt wel eenige stagnatie teweeg
in het vechten. Vooral aan de Yser moet
de toestand van den bodem van dien aard
zijn, dat de troepen er zich slechts met
moeite over bewegen, Heb heeft gesneeuwd,
geregend, gewaaid en dat alles heeft de
aanvallen belemmerd. Hier en daar is
natuurlijk nog wel een poging gewaagd,
maar veel viel er niet uit te nchten. Het
gevolg van dit alles is, dat de toestand op
het westelijk front steeds dezelfde blijft;
de tegenstanders liggen nog tegenover elkaar
in hun loopgraven, zooals zij gister en eer
gister en reeds weken deden. Dinsdag zouden
de Duitschers bij Yperen weer tot den aan
val zijn overgegaan, maar zonder eenigo uit
werking. Ook elders op het westelijk terrein
schijnt de toestand nog steeds dezelfde te
wezen; deelen de Duitschers mee, dat zij
eenige voordeden hebben behaald in het
Argonnerwoud, fluks zijn ue Frauscheu ge
reed om dit tegen te spreken. Van hun
kant beweren dezen thans, dat zij min of
meer vorderingen gemaakt hebben in Noord-
Frankrijk, tusschen Armentières en
Atrecht,, bij Vailly, in de Argonnen en op
de hoogte van de Maas. Bij Verdun zou
den de Fransche troepen, maar dan over
al de weken, de maanden gerekend, dat zij
daar liggen, een K.M. of vijf vooruit
gekomen zijn.
Op het Oostelijk oorlogsterrein gaat het
op en af. Wat hebben we daar al een wis
seling van de oorlogskans gezienIn den
beginne stonden de Russen vrij ver in
Oost-Pruisen, hadden zij o.a. Tilsit bezet
en Koningsbergen geïsoleerd. Maar zij wer
den allengs teruggedreven; de Duitschers
rukten verder op ia Polen en 't duurde niet
zoo heel lang of zij stonden voor Warschau,
en 't scheen het lot dezer Poolsche hoofd
stad to worden om in handen der Duitschers
te vallen. Maar de Russen weten blijkbaar
steeds juist bijtijds hun legere weer te ver
sterken de Duitschers werden teruggejaagd,
tot over de grens zelfs, en Russische troepen
traden weer op in Oost-Pruisen. Men
kan spreken van Russische zegepra
len, zij schenen aan te rukken op
Berlijn, hadden o.a. Pleschen bezet-,
niet meer dan 300 K.M, van de Duifc-
sche hoofdstad. Maar de oude Duitsche
houwdegen, generaal von Hindenburg, was
er ook nog, eens had hij, in 't laatst van
Augustus, den ©pmarSch der Russen gekeerd
bij de Masoerische meren en er 90,000 ge
vangen genomen, nu hield hij opnieuw den
vijand tegen, versloeg hem.. Jceg hem ook
terug van de grenzen 1 Do Duitschers bewe
ren het, maar de Russische berichten spre
ken het tegen. In 'fc noorden van Oost-
Pruisen, op de lijn van Eydhkuhnen naar
Gumbinnen, zouden de Duitschers zelfs
steeds verder terugtrekken. Maar de beslis
sende strijd zou op het oogenblik gestreden
worden zuidelijker, bij Weichsel en Warta.
De uitslag daarvan meet- nog vallen.
In Galicië rukken de Russen blijkbaar
nog steeds op. Hun doel schijnt nu Krakau.
De stad ligt op hun weg naar Pruisisch
Silizië en daardoor heen naar Berlijn. Als
zij gelukkig zijn, zouden zij dus van twe©
kanten deze stad naderen. Maar ze zijn er
nog lang niet. Ze hebben zelfs Krakau nog
niet in hun bezit en het telegram, 't welk
meldde, dat ze dit reeds beschoten, schijnt
verzonnen te zijn; de Oostenrijkers rukken
hen thans tegemoet. Maar 'fc zal ons toch
niets verwonderen, ais wij de Russen weldra
bezit zién nemen van Krakau.
België
Koning Albert.
Een bekend landgenoot, zoo schrijft de
,,N. R. Ct.", die op den dag van den val
van het fort Waelhem in Antwerpen was,
•iprak 's avonds een Belgisch soldaat, die in
het vuur geweest was. Deze vertelde hem
,,Ik stond in een loopgraaf, mijn zwager
eenige meters van mij verwijderd, tusschen
ons stond een stille, lange man. Wij waren
in een hevig infanteriegevecht gewikkeld
nu én dan sprong er een granaat in de
buurt. Plotseling werd mijn zwager door
een scherf getroffen, als een bloedende
massa zakte de arme kerel in elkaar.
De lango soldaat, die zelf geen geweer
had, bukte zich, nam het geweer en een
tasch patronen van het lijk van mijn zwa
ger, en vuurde de tasch leeg.
Daarna stapte hij langzaam uit de loop
graaf.
Het trof mij hoe kalm en ernstig de man
was, ik hièld met vuren op en keek naar
hem. Hij keerde zich even naar mij om....
mon Dieu! de Koning!
Het was 't schoonste oogenblik van mijn
leven; ik hoop dab mijn zwager nog heeft
geweten wie de lange, Btille militair was,
dié hem voor het vaderland heeft zien
sterven 1"
Een Belgisch soldaat aan het tcoord.
De „Echo Beige" drukt een brief af van
2 Nov. van een Antwerpenaar, die, na in
een der forten om Antwerpen te hebben
gelegen, met het aftrekkende Belgische
veldleger over Ostende in de Yserstelling
:s gekomen.
Sinds wij Ostende, waar wij maar een
dag bleven, achter ons hebben, schrijft hij,
vechten we eiken dag. lederen dag hebben
ve den dood voor oogen. We zitten in den
rtrijd aan de Yser, waar de Duitschers met
groote macht onze linies trachten te for-
:eeren maar gelukkig zonder succes.
Wij worden gesteund door de Fransehen
en het gaat vrij aardig. Maar hoe meer wij
vooruit komen, des te vreeselijker wordt
het. Ik ben wielrijder-ordonnans een
baantje, dat het gevaar om getroffen te
worden door granaatkartetsen, die voort
durend neervallen, nog grooter maakt. Alle
boerderijen zijn door granaten in brand ge
schoten het terrein is bedekt met lijkeu
van paarden, welke men niet kan begraven.
Het is een treurige toestand en wij krijgen
geen oogenblik rust. Ons regiment is nog
slechts 1300 man sterk en daarvan zijn er
pas 150 aan het front teruggekomen uit de
Fransche hospitalen. Ontberingen tel je
niet meer we moeten toch door de ellen
de heen.
Ik schrijf jullie nu ik een oogenblik den
tijd heb het schijnt, dat de Duitschers
op dezen dag der dooden zich rustig hou
den. Ik ben hier in een boerderij, waar de
brigadechef is ingekwartierd, bezig een
potje te koken voor de ordonnansen. Gis
teren hebben we gesmuld van een biggetje.
We worden maar matig van voedsel voor
zien; brood echter hebben we in overvloed,
maar tabak is niet te krijgen. Ik dóórsta
alles zoo goed mogelijk het moet nu
eenmaal, 's Nachts heb ik haast geen "mi
nuut rust, want dan ben ik voortdurend in
de weer om orders over te brengen. Het
aantal granaten en granaatkartetsen, dat
ik heb zien ontploffen en waarvan de
scherven mij om de ooren vlogen, is legio.
Een paar dagen geleden werd ik van m'n
fiets geworpen door den luchtdruk van een
zwaar projectiel. Ik heb een lichte ver
wonding aan mijn linkerhand gekregen,
toen ik deze voor mijn gezicht hield bij de
ontploffing van een granaat, waarvan een
scherf mijn middenvinger schampte ge
lukkig maar, anders bad ik het stuk in
m'n gezicht gehad.
Hoo lang zal dit alles nog moeten duren
Ik weet het niet, niemand kan er iets van
zeggen. De winter staat voor de deur, zoo
dat we het nog wel wat harder zullen te
verantwoorden krijgen. Maar werkelijk,
je denkt eigenlijk aan niets meer,
Het spijt me zoo voor jullie, dat je alles
in den steek hebt moeten laten. Maar ik
weet gelukkig, dat je buiten schot bent en
dat geeft nu rust.
Het ongelukkige veldleger zal het moe
ten kennen! Rust is er voor ons niet. Mijn
bataljon heeft zich kranig gehouden, tien
dagen geleden, toen het alleen een nachte
lijken aanval doen moest op een dorpje bij
Nieuwpoort.
Een paar dagen zijn we in Frankrijk ge
weest, ik heb van de gelegenheid gebruik
gemaakt ine te laten knippen, maar ik heb
m!n baardje laten 6taan. Ik zie er wel ©en
beetje zot uit, en vuil van al die dagen in
de loopgraven 1
Ik hoop maar, dat dez© brief aan z'n
adres komt, want in geen maand heb ik
nu teeken van loven kunnen geven. Dat
voortdurende vechten doet je vergeten, dat
je ook nog plichten hebt tegenover je
familie. Ik reken er maar op er goed af
te komen als je niets .me hoort,
moet je je maar niet al te ongerust maken.
Houdt je maar flink. Ik vind het wel
ellendig zoo ver weg te zitten die tijd
in het fort Wavre St. Catherine was heer
lijk, hé! Nu ondervindt iedereen de ellende
van den oorlog. België is niet veel meer dan
een ruïne. Het zal heel* wat kosten om dat
alles weer in orde te brengen.
Maar wat wil je het ligt er eenmaal
toe en we moeten er door. Nu, ik hoop tot
spoedig. Verlies den moed niet en laat eens
wat hooren. Schrijf me eens, wat jullie uit
voeren terwijl wij vechten-
Cuitschland.
Een beschuldiging
BERLIJN. De „Norddentsche All-
gem. Zeit." sehrijft: Een Duitsch gas-
directeur, die bij het uitbreken van den oor
log in Frankrijk in functie was, heeit de
volgende plechtige verklaring afgelegd:
„Ik was sedert 1 Juli 1913 bedrijfsleider
van de gaswerken eener Duitsche firma te
Onnaing bij Valenciennes (Frankrijk.)
Voor dien tijd had ik twee jaren lang de
zelfde functie bekleed te Dinant bij Namen,
waar miin vrouw vandaan komt.
Tot 1 Aug. was te Onnaing en op de op
kleinen afstand van de plaats gelegen gas
fabriek alles rustig. Van den kassier ver
nam ik eerst, dat er gemobiliseerd was en
toen begaf ik mij onmiddellijk naar den
burgemeester en vroeg dezen welko maat
regelen hij van plan was te nemen voor
mijn veiligheid en die der gasfabriek.
Er werd een gemeenteraadsvergadering
belegd tegen 8 uur 's avonds, waaraan ook
een lid van den Comcil du département du
Nord. deelnam. Daar werd mij verzekerd,
dat ik voorloopig gerust k<to zijn. Ik zou
maar zorgen voor den binnendienst, voor
den buitendienst zou mij een gemeente
raadslid toegevoegd worden en de gasfa
briek zoude door soldaten bewaakt worden.
De conseiller du département zoide, dat tc
Maubeuge ongeveer 150.000 man en to
Givet een gelijk aantal stonden, die gereed
waren om door België een inval te doen in
Duitschland.
Ik kan beelist verklaren, dat dit reeds op
I Augustus werd gezegd. Anderen daags
heb ik dadelijk de beide punten Maubeuge
en Givet met oen blauw potlood op de spoor
wegkaart aangeschrapt.
De conteiller had er nog bijgevoegd, dat
hij zich voor mij niet behoefde te geneeeren,
daar hij toch meende, dat ik niet meer
weg kon."
Verhaal van ten ooggetuige*
LONDEN. Een ooggetuige uit het Brifc-
sche hoofdkwartier verhaalt omtrent de ope
raties van 10 00 11 dezer, dat de Duitsche ra
zware verliezen leden in de voortdurend
nachtelijke aanvallen en dat honderden met
de bajonet werden gedood. Op 8 Nov. ver
loren de Duitschers 1200 man op een klein
gedeelte van het front.
Er is reden om aan te nemen, dat enkele
Duitsche troepenafdeelingen bestonden uit
recruten, die slechte acht weken geoefend
waren en weinig onderricht hadden geno
ten 'in het schieten en het opwerpen van
verschansingen.
In het verhaal wordt gesproken over het
juiste schieten der Engelsche houwitsers
en der Fransche kanonnen, die men aan
het werk moet hebben gezien om ze
te kunnen beoordeelen.
De Duitschers betoonden buitengewonen
moed en de schrijver zegt, dat ondanks het
gebrek aan officieren en het gebrek aan on
dervinding, de jeugdige soldaten dapper het
vuur we-rtnnder» en zonder te wijken voer
de Engeleche geweren opmarcheerden. Zij
vielen dan ook bij drommen, zonder een
oogenblik terug te deinzen. Dat is het re
sultaat van de strenge Duitsche oorlogs
discipline.
je de kleur eigenlijk moeilijk kon aange
ven, omdat die nog al eens wisselde, naar
mate van zijn humeur. Hij kwam ook wel
op die afrekeningsbijeenkomsten, maar dan
was hij stijf, zat kaarsrecht, kwam niet uit
de plooi. Soms dronk hij mee en dan
dronk hij meer dan Rosling, die de grootste
dronkaard onder ons was. Maar aan hem
kon je niets merken. Hij ging weg, zooals
hij gekomen was, precies of hij een lan
taarnpaal had ingeslikt.
Eens in 't jaar zond hij een kist naar
Europa, en daar ik aan 't hoofdkantoor
zat, bij de afdeeling export, kwam die kist
telkens bij mij terecht. Dat kwam altijd
zoo ongeveer op denzelfden tijd, en 't adres
waB steeds: Fraulein...., enfin, een dame in
Hamburg.
Eens was de kist beschadigd. Ik zag toen,
wat er in zat: ivoor, prachtig bewerkt door
kunstenaars.... ja, onder die negers, zooals
onder alle inboorlingen, ziten kunstenaars.
Stille talenten, die nooit bekend worden....
Onze westersche bschaving is 'n mooi
ding, maar er is in de wereld nog iets an
ders ookEnfin, ivoor mochten wij em
ployees niet uitvoeren. Daar stond zware
straf op. Maar ik deed of ik 't niet had
opgemerkt, en liet do kist herstellen, zoo
dat ze toch kon worden doorgezonden.
Later, op een inspectiereisje, moest ik een
paar nachten bij Von Mersky logeeren.
't Was voor 't eerst, dat ik gelegenheid
had, wat intiemer met hem te worden
vrienden had hij trouwens niet- Ik vertelde
bem, wat ik voor hem gedaan had. De
stijve kerel "kwam hoelemaal uit z'n plooi,
bedankte me met een warmen handdruk.
Hij scheen wat over de kist te willen zeg
gen nu, die jaarlijksche zending had me
al lang geïntrigeerd, want ik proefde wel,
dat dit geen handelszaakje voor eigen reke
ning was, zooals sommige employés er op
na hielden.
Maar hij zei niete en ik vroeg ook maar
niets.
Er was toch al genoeg in de omgeving
van Von Mersky, dat me verbaasde. Name
lijk 't geweldive ontzag, dat de negers
blijkbaar voor hem hadden. Ontzag en ver
trouwen ook. Want er kwamen twee moe
ders met zieke kinderen bij hem, om medi
cijnen, en een ander stelletje kwam een
lango palaber houden over een huwelijks-
quaestie, en over den bruidschat. Dat zou
den zij bij andere employés niet doen. Die
regeerden alleen door vrees met de nijl
paardenzweep.
Daarbij was'fc vermakelijk te zien, hoe hij
zijn negers militair gedrild had. Had hij
hier of daar een order te geven, zagen een
paar negers die aan 't caoutchouc-tappon
waren, hem aankomen, dan 6telden ze zich
dadelijk in postuur, en salueerden of hij
een officier was.
Van Mersky lachte om mijn verbazing.
,,Ik ben kapitein bij de garde te voet
geweest", zei hij.
Daar had hij nooit iets van vertéld.
Trouwens van zijn verleden wisten we hee-
lemaal niets. Ik wist niet, of ik ;'t gelooven
moest. Opsnijden over hun verleden doen
alle maatschappelijke schipbreukelingen.
's Avonds, toen wij koffie hadden ge
dronken en Von Mersky me een fijne havana
had aangeboden, wees hij op een phono
graaf, die in een hoek van de voorgalerij
stond, bedekt door een geel zijden doek
Geel is zoowat overal onder de tropen de
vorstelijke kleur. Ik zag ook, dat er een
klein lichtje vóór brandde, onder een rood
glazen stolpje, 't „Eeuwige licht" van de
Katholieken.
„Daar heb je nu *t geheim van mijn
gezag" zei hij. „Amio, laat hem eens 'n
stukje spelen I"
Duitsche krijgsgevangenen op weg naar hun mterneeringskamp door Algerijnsche ruiters
op hun fraaie schimmels begeleid en bewaakt.
Amio was een Japansche huishoudster,
die hij, geloof ik, uit Nederlandsch-Indië
had meegebracht. Een fijn poppetje, met
een onbeweeglijk gezichtje als van een
pop.l. Maar slim, berekenend slim, zooals
die vrouwtjes zijn. Ze liet de „Wacht am
Rhein" spelen en de „Brabanjonne" ter
eere van mij.
„De negers denken, dat daar een
machtige alwetende geest in woont", zei
Von Mersky. „Die geest ziet en weet alles."
„Masambo, je slaapt!" zei op eens
een stem, die uit den gapenden hoorn van
d» phonograaf scheen te komen.
De groote koolzwarte neger, die buiten
gehurkt zat, kwam met een schok overeind.
Zrin oogen keken angstig naar 't instru
ment.
„Masambo niet meer slapen", mom
pelde hij..
„Dat is de gave van 't buikspreken",
zei Von Mersky lachend. „Deez phonograaf
ontdekt alles. Als een neger keisteentjes in
de rolle ncaoutchouc smokkelt, dan brengt
hij 't dadelijk uit. Er is maar een geest
machtiger hier... dat ben ik zelf. Volgens
mijn negers altijd."
Dit was geen opsnijderij. Ik wist, dat hij
altijd 't meeste ivoor van alle employés in
leverde, en 't beste caoutchouc, en daar
bij, dat hij bijna nooit van zijn zweep ge
bruik maakte en nooit van zijn revolver...
„Maar nu ga ik mijn dageüjksch con-
cert geven", vervolgde hij.
Toen nam hij een viool en begon te spe
len... zooala ik nog nooit gehoord heb. Wat
I hij speelde, weet ik niet. Er waren wel eens
bekende melodieën in, maar over 't geheel
i fantaseerde hij toch blijkbaar. Amio was
I binnengeslopen, zat in een hoekje gehurkt.
Tk geloof haart dat ze zachtjes huilde
Maar wat 't m^rkwaardirrt was... flauwtjes
in den lichtkring van onze lampen zag je
j overal negers, mannen en vrouwen. Je
hoorde ze niet- en ze bewogen zich ook niet
Ze stonden als onder een ban...
Toen hij zijn viool weer had opgeborgen,
zag ik de negers zachtjes we gs'.uipen. H:
was bleek en zijn oogen waren als ver wee
„Kerel, hoe kom jij toch hier ver
zeildkon ik niet nalaten te zeggen.
Hij keek me aan.
„Ja, hoe kom ik hier!'' zei hij. „Hoe
kwam ik in Si am en op Sumatra. En waar
zal ik later zijn, als 't me hier gaat verve
len? Zoo lang, tot zij mij komt halen..."
Ik zweeg, gevoelde wel, dat ik niet- te
veel moest vragen. Maar mijn nieuwsgie
righeid of ik mag zeggen, mijn belang
stelling was te groot.
„Wie is zij" vroeg ik.
„Zij... enfin, dat is 't meisje, aan
wie je die kist voor me hebt- doorgestuurd,
en die ik niet kan trouwen".
Maar verder kwam hij niet tot intieme
mededeelingen. Wel vertelde hij nog, dat
de militaire dienst hem niet bevallen- had.
Niets van „Ehrensache", zooal3 je meest
van gewezen Duitsche officieren hoort.
Toen ik den volgenden dag afscheid van
hem nam, had üc wel gemerkt, dat daar
in de ondoordringbare bosschen van Afrika
een zeldzaam begaafd man verdwaald was,
die nooit meer in de beschaafde wereld zou
terugkeeren. Want die haatte hij. „Allv*
wat bestaat, is waard, dat heb te gronde
gaat'" had hij onder verontschuldiging voor
't afgezaagde citaat gezegd,een
standpunt, dat verder redeneeren uitsluit.
Maar van zijn vorig leven had ik verder
niets gehoord, ofschoon hij nu en dan me
toescheen, op 't punt- te zijn om vertrou
welijker te worden. Maar dan was 't of
zijn mond zich telkens sloot, voor 'fc zoo ver
kwam*
(Slot volgt.)