DB SOL.DATENCOURANT ven* Vrijdag 16 October 19 14. eigenen, de kop wordt ingedrukt, daar wij op die wijze gevaar loopen, dat dergelijke voor- deelen, welke aan de omstandigheden zijn ver bonden, ons zouden worden ontnomen. Korp. J. T. KAPTEIN. Een andere stem. Uit Bellingwoude schrijft B. ons: Reeds eerder wees ik in uw blad op het feit, dat de lage nummer-trekkers of te wel de mili tairen er zooveel slechter voor staan dan de an dere burgers. Nu is er aan militairen vrijdom van briefport toegestaan, maar wordt ge klaagd, dat hiervan misbruik wordt gemaakt doordat zelfs in het zaken doen er van geprofi teerd wordt. Wat is or echter tegen, dat de militairen, die uit hun zaak zijn ten behoeve van hot vaderland, voor zoover zij nog zaken- correspondentio kunnen waarnemen, ooit daar voor vrijdom van port hebben? Ook meen ik er op te mogen wijzen, dat het nu tijd is, terwijl de roede nog op het lijf is, er op aan to dringen, dat de onder de wapenen zijnden tenminste straks als het er op aankomt belasting te betalen, geheel of gedeeltelijk daar van worden vrij gesteld. Wat is er tegen, dat vle andere burgers dit doen? Evenwel moet de drang van do belanghebbenden zelf komen, in een tijd dat het de meeste kans van slagen heeft. V an andere zijde zal het aanbod al licht niet zoo gemakkelijk komen. LANDWEER SOLDAAT B. Deze geachte vriend vergeet enkele „kleinig heden". In de eerste plaats deze, dat duizen den uit de kleine handeldrijvende en neringdoen de burgerij en ook onder de grooteren zeer zwaar door den algemeenen toestand ge troffen worden. Even zwaar dikwerf dan zij die onder de wapenen zijn. Dat zij, door gemis aan algemeenen dienstplicht, het vaderland niet met hun persoon behoeven te dienen, blijft voor een zekeren groep van burgers ontegenzeggelijk een voordeel. Het tweede punt is ditWie zaken doet, Verdient geld en kan dan zeker wel do port zijner correspondentie betalen. Wie dit niet doet is een'ontduiker. Ons aller plicht als goede vaderlanders, is aan 's Rijks schatkist zoo min mogelijk gold te onttrekken en de inkomsten van don Staat naar vermogen op te voeren. Red. Uit Sas van Gent. Sergeant C. K. schrijft ons: Sinds eenige dagen is het hier verbazend druk. Tallooze vluchtelingen passeeren de grenzen, niet alleen burgers, maar ook solda ten. Treurig is de aanblik van hen, die huis en goed hebben moeten achterlaten. Er zijn vrouwen, wier mannen in den slag zijn geble- ven, of soldaten, wier vrouwen en kinderen in Holland vertoeven. De oorlog hoeft het geluk van menigen huiselijken haard verwoest. Ge lukkig is Nederland niet in den krijg betrok ken. En onze soldaten voelen juist onder deze omstandigheden het geluk van onze positie en van den huiselijken haard. Hun uitgestelde huwelijken gaan ze nu voltrekken. Zoo ook bij ons. Een Middelburgsch soldaat is met 2 da gen verlof geweest om zijn uitverkorene door den huwelijksband aan zich te verbinden. Dien tusschentijd is door ons besteed om een collect» te houden on zoowel de heeren officieren en I onderofficieren, als de (on)geduldige- soldaten hebben met liefde geofferd, waardoor wij in staat werden gesteld een cadeau voor hem te koopon, dat terecht eene aangename herinne ring aan zijne superieuren en aan zijne vriem- den za.1 zijn uit- de mobilisatie van 1914. God behoede Nederland, Lang leve de Koningin. Sas van Gent. O. K. Contra Speenhoff. 'Mijnheer de liedacteur. Vergun mij s.v.p. eenige plaatsruimte in uw veelgelezen blad. Eenige dagen geleden traden liier op de heer en mevrouw 'Speenhoff, mot het doel de mili tairen in Den Helder eens een gezelligen avond te verschaffen. Volgens mijn bescheiden meening waren de voordrachten, welke ten beste werden gegeven alle van een zeker type, dat ik niet nader zal behoeven te omschrijven; ieder militair weet, wat ik bedoelandere waren zeer dubbelzin nig. Ik vraag nu, zijn zulke voordrachten ge schikt voor ons, militairenvoordrachten, aio toch niet' aan burgers zullen worden ten ge- hoore gegeven? Zijn wij anders dan zij? Im mers neen. voor korten tijd varen wij toch ook burger. Waarom dan dergelijke voordrachten voor ons? Nog iets. Steeds waakt men er voor, dat de militairen geen bezoek brengen aan verdachte huizen. Steeds tracht men het zedelijk peil van den soldaat zoo hoog mogelijk te doen zijn. Ik vind, dat men, door zulke voordrachten te geven. juist in tegenovergestelde richting werkt. Waarom zulko voorstellingen dan bezocht, wanneer we weten, dat wc er wel minder, maar in geen geval beter door kunnen worden? Zijn er niet tal van onschuldige vermaken? Zoo op -1 October j.l. bijvoorbeeld een tooneel- stukje. Laten wo dus samenwerken, tot verheffing van den soldaat, zoowel op geestelijk als op zedelijk gebied. Bij voldoende deelneming zullen cursussen worden gehouden in verschillende vakken. Ik vind dit prachtig- Nu kunnen we ons ont wikkelen. Steunt dus allen die cursussen dooi er aan deel te nemen. Met beleefden dank voor de verleende plaats ruimte, Hoogachtend, A. J. S. Den Heldor. Uit Deventer. Men meldt ons De uitvoering door de onderofficieren van dit garnizoen ten bate van liet plaatselijk steuncomité gegeven, was goed bezocht. Te aobt uur betrad de opperwachtmeester Schut- ijzer het tooneel, om den talrijken aanwezigen, onder wie wij óeu gamizoegnscommandant, ma joor Ter Beek, kapitein Van Tienhoven, en verschillende andere militaire autoriteiten op merkten, een hartelijk woord van welkom toe te spreken. De verschillende nummers werden allo op verdienstelijke wijze uitgevoerd. Evenals de militaire tableaux. Ook deze hadden ecu wel verdiend succes en deden baar ontwerper, den sergeant-majoor Van de Ven, alle eer aan. Het nuttige mot het aangename vereenigen- de hebben velen een gezelligen avond meege maakt en het steuncomité za.1 verblijd worden met een sommetje van pl.m. 200. De onderofficieren ontvingen bij garnizoens order den dank van. hun commandant voor het door hen verriohte. Moge het bovenstaande in meerdere garni zoenen navolging vinden, dan kan langs dien weg nog menig leed verzacht worden. Voor de Vluchtelingen. (Van den stoker Baars a/Boord van Hr. Ms. Gelderland). Zooals in de laatste weken gebeurt, Dat er in de Soldatencourant Menige mooie rijm wordt neergeplant, Zoo wil ik dan eens probeeren Uw blad met een rijmpje te vereeren. Welnu, mijn rijmpje heeft wat in; En slaag ik, dan heb ik mijn zin. Zooals men in do couranten leest Komen er veel vluchtelingen in Holland aange sjeesd. Die menschen verkeren in grooten nood En zitten natuurlijk zonder brood; Nu vvoidt er veel voor hen gedaan Maar het kan nog beter gaan. Daarom had ik zoo gedacht: Vele kleintjes bij elkaar gebracht Dat maakt nog een groote Dan kunnen ze later zeggen. We hebben daar genoten. Maar nu zal u wel zeggen Wie moet nu die kleine bij elkaar leggen? Nu, ik zal het u bekend maken; Heb zijn alle nog jonge snaken, Het zijn do jongens die voor zeuntje spelen") En die kunnen wel wat minder velen. Die bobben idle dagen 8 centen toelagen En daar kom ik hen om vragen. Ik wil ze ook gaarne afgeven En hoop dat een ander er niet voor zal beven Ik heb het hier aan boord eenigen gevraagd En daar ben ik ook bij geslaagd. Laat mij op elk ander scnip Ook niet slooten op een klip. Ik hoop hier zonder hijgen Het wel voor elkaar te krijgen. Maar daar ik niet ben op elk schip Laat er daar een zijn dae zegt: „hier ben Ik!" Ik zal er voor zorgen, Al moet ik er zelf voor borgen. Nu jongens, steek de koppen bij elkaar Dan is dat zaakje spoedig klaar Die menschen zijn er blijdde mee En ik ben dan ook zeer tevree. Nu hoop ik zonder schroomen. Dat het voor mekaar zal konmen. A. B. De zeuntjes zijn belast met de bediening aan de bakken en zorgen voor het eten, waar van zij J 0.08 toelage p./dag ontvangen. Een brief van een Matroos aan zijn Meisje. Van den matroos Vreeken, a/b. van Hr. Ms. „Gelderland". Mijn lieve Sien, je Toon die Iaat je weten, Ik heb den geheelen dag niet kunnen eten. 't Is negen uur, ik duik mijn treurzak in, Gisteravond had ik het heter naar mijn zin. Toen '"as ik bij jou, mijn schat, Thans zit ik weer op het zilte nat. We zijn vanmorgen naar zee gegaan, Nu ben ik ver van jou vandaan. Als ik zoo in me vrije uren Over de verschansing sta te turen, En dan in de stilte van den nacht Gedenk de uren, bij jou doorgebracht. Bij de landmacht vind je nog eens zaken, Daar komt de heer Speenhoff den boel ver- maken, Wij zoeken troost in den barbiersalon, Bij harmonica en den grooten trom. Onze barbier, dat is een man van zaken, Die den heelen boel best kan vermaken, Hij speelt harmonica en fijne, mandolieu, Zoo'u reuzen-jongen hadden wij nog nooit gezien. Bij die muziek zitten de derde meneeren, Die daar als dames bij fungeeren, Zij dansen daar een Rag-Time of Two-Step, Ja, dan lachen wij ons half gek. Verecnigingen zie je bij het .leven, Een muziekvereeniging om van te beven, Een zangclub, die heet de Brullende Moot, Als je dio lioort brullen, dan lach-je je dood. Dus beste meid, je kan op me vertrouwen, Dat ik niet met anderen ga sjouwen. Hier in Den Helder is het. niks gedaan. Je kan dan beter maar naar zee toe j Nu beste meid, eindig ik met mijn schrijven. Ik zal wel zorgen dat ze van, ons land af blijven, Dus beste Sien, niet langer nu getreurd, Over drie weken heb ik de permissiebeurt. Matroos A. VREEKEN. Hr. Ms. „Gelderland". Hangmat, waar wij in slapen. Van Vlieland. (Van den serg.-majoor Visser.) Bij 't vallen van den avond, terwijl ik mij aan mijn pLickten wijdde En de nacht zijn grauw e vlerk over zee en landschap spreidde, Stond ik op den uitkijk... Die stilte werd alleen verbroken door het angstig razen van den vioed Of h'et schor gekrijsch van een meeuw, en met een kloppend gemoed Zag ik hier licht 1 daar licht! en telkens licht op de bruischende baren Van de eindelooze zee, waarover ik stond te staren. In dien donkeren nacht ëtond ik op wacht Maar bij het schemeren van den morgen, op een duintop verheven Aan Vlieland's strand, kreeg ik 'b gevoel, als kwam er weder nieuw ]»ven, Stond ik daar pas, en blij dat ik er was: Toen ik met gouden gloed. Aurora aan de kimme zag verrijzen, Wi'de ik in de stilte van den morgen de almacht des Heeren prijzen. Maar hij dat alles ging voor mijn geest als een schim daarhenen De Oorlog, met al zijn wreedheid, van moe ders en kinderen, die weenen. Uit do „111. War News". Eea Ierach garde-regiment in gebed voordat tot een wanhopigen aanval met de bajonet wordt overgegaan, De granaten springen in het rond, Wie pinkt niet een traan bij 't zien van zooveel weeuwen en weezen Wie is niet begaan met die armen en helpt hen toch hij dezen Wie helpt niet medelijdend die stakkers hun leed te verminderen? Kom sta toch bij! En hebt medelij voor die arme uitgewekenen. Met vluchtelingen overstelpt zijn onze dorpen on 6teden, Maar Nederland helpt met liefde, en is steeds tevreden Met een dankbaar gemoed, en doet hun 5°^- In die mijmering, was ik steeds waakzaam op post gezeten, En heb menig oogenblik met de Soldaten- courant daar gesleten. Van heinde en veer, las ik dan weer Van college'6 op andere posten in veld of aan zeekust gezeten, En dacht bij mij zelf, nu ook van mijn taak mij gekweten, Zoodat zij ook van Vlielands kusten iets komen te hooren, En wij niet als een vergeten plekje bij onze strijdmakkers gaan verloren. Maar kwam er toch een end aan al die ellend, 0! Makkers, kwam toch aan deez' oorlog een end. Maar laten wij waken voor de neutraliteit met hoopvolle gedachten, Wie weet, kunnen wij het einde spoedig vorw achten. Kameraden houdt moed, laat stroomen uw bloed, Door de aderen, voor onze geliefde Vorstin en dierbaar vaderland! Gij allen, die aan de grenzen en rivieren zit, zoo ook aan Noordzeestrand, Heft het hart omhoog, houdt wakend uw oog; Misschien geeft God wel uitkomst van omhoog. Vlieland. A. V. Wie wil Dichten? Van milicien G. 1J. Lodder.) 't Is zoet en zalig in de stilte, In het diepst van 't nacht'lijk uur Dan de dichtkunst op te tille, Woorden schrijven, vol van vuur; Die nog schooner dan robijnen, Blinken in het zinnebeeld, Die het matte hart doorschijnen, En heur troost in smarte deelt. Ja, balsem gieten in de wonden In het heetste van den strijd Die de hoop houdt vastgebonden In het bangste van den tijd. O, was ik ook zoo'n grootè dichter Als Vondel, Tollens en nog meer; Mijn woorden vonden lichter Een plaats in menige sfeer. Maar ik, wat moet ik schrijven 1 Ik, ontnuchterd menschenkind Geen beeld kan ik beschrijven, Geen vloed, waarin ik woorden vind. Maar ik wil and'ren aansporen Tot dezen schoonen plicht. Wie als dichter is geboren, Make ons nu een gedicht. G. P. LODDER. 6e Reg. 3e Bat. 4e Comp. HIJ Is niet dood. (Van den marinier 0.) In de Soldatencourant staan moppen, Van matroos en grenadier, Maar dat kan nooit kloppen, Hier mankeert de marinier. Die behoort toch ook bij het leger, Al zijn er niet veel, Hij is beslist geen neger, En kijkt ook niet scheel. Dat heeft hij laten blijken Op Atjeh en zoo meer, Door kali's en over dijken Schoot hij de zwartjes neer. Zou hier ook oorlog komen, Geloof zeker en gewis, De vijand was sppedig genomen, Het korps schiet heusch nooit mis. Wij zijn geen oude wijven, Dat wordt elk jaar bewezen, Te Loosduinen op de schijven, Staat het duidelijk te lezen. Onze wensch dat is de vrede, Daar zijn wij aan gewend. Want vechten valt niet mede, Dat krijgen ze van ons present. Maar mocht het soms gebeuren, Dat Nederland vechten moet, Dan blijven wij niet staan zeuren, Maar volgen elkaar met spoed. Daarom doe ik de wacht met pleizier Van 's morgens 7 tot 's avonds 10, Zoo is altijd de marinier, Voor vaderland en Wilhelmien. Marinier G. Hr. Ms. „Noord-Brabant". Holland's plicht. (Van milicien Nachtegaal.) Het zwerk blijft somber nederhangen Over Antwerpscli plein en straten, In rouw gedompeld, door d'oorlogswee Is het nu schier verlaten. Het volk gevlucht, naar elders heen, Met have en goed beladen, Dat zoekt langs velden en langs steg Een beter, veil'ger haven. Daar loopen zij, daar trekken zij, Van de eene stad naar de ander, Als halfdolzinnig door elkaar, Waar het kan. steunt men elkander. Naar het neutrale Nederland, Daarheen wenden zij hun schreden, „Vive k Hollande", is hun roep, 't Schijnt voor hen de Hof van Eden. Maar nu, o Holland, wat is uw plicht Van naastenliefde, nu vooral, Het is van U wel ware liefde. Maar naast de leus: „.'licht bovenal". In deze kommervolle tijden Wordt van U gevergd, 't is ook een wensch, Te helpen om 't leed te verzachten, Dat is uw plicht als medemensch. Veracht niet een der andere natiën, Ontvang ook hen, wie het ook zij. Steeds met dezelfde liefdrijke armen, Als het noodig is, ten allen tij. Helpt en steunt met al uw krachten, Als één man, met éénen wil, Alk volken, zijn uw vrinden, Doe uw plicht en zit niet stil. W. NACHTEGAAL, 19e Reg. Inf. 2e Bat. 2e Comp. Uit de IUustx. London News. Gaven we onlangs een kiekje van Engelsche krijgsgevangenen, hier ziet men Duitsche krijgsgevangenen in eon kamp in Engeland bijeen. Interneeren. (Van den artillerist Groenouwe.) Komen er thans militairen, Van een oorlogvoerend land, Per abuis over de grenzen Van 't neutrale Nederland, Dan maken we korte wetten, „Ontwapening" We gaan is het bevel. 6J spoedig interneeren, Van soldaat tot kolonel. In die 'interneringskampen, Is het leven vast niet zwaar, Driemaal daags moeten ze eten, Alles maakt men voor heu klaar. Men moet concerten bij gaan wonen, ïn de week een maal of drie. Misschien komt Speenhoff dan nog zingen, Van ,.d'Oorlog" of „Soldaten-Mie", En do „Nieuwe Rotterdammer", De „Maasböo", de „Soldatenkrant' Houden hen steeds op de hoogte, Van den toestand in hun land. Ze krijgen ook een traktementjo Als een" Hollandsche soldaat, 'k Weet secuur, dat na den oorlog, Niemand meer naar huis toe gaat. Altijd blijven ze aan Holland denken, Toen ze er waren g'interneerd, Toen ze op Nederlandsehe eitjes En op kaas werden getrakteerd. Ook krijgen ze nog Mag<ri-soepen Is de oorlog aan den kant, Hebben ze zich ziek gegeten, In het gastvrij Nederland. We hebben kaas nog steeds voor 'fc grijpen. Zoo wordt overal beweerd. De kippen houden op niet leggen, Wordt er niet meer geïnterneerd. Men plaatst nu langs onze grenzen, Groote vallen in elke plaats. En om nog meer te interneeren, Vult mon ze met Edammerkaas. Korps Rijd. Artillerie. G. J. GROENOUWE. Een bijzonderheid van 't fort RIJnauwen. (Van „Sporto" van Rijnauwen.) Er is hier op 't fort een man, Die iedereen wel drukken kan. Steeds roemt hij over zijne kracht, Waarop ook ieder is bedacht. Hij grijpt zo soms bij nek of kop En spoedig zit hij er bovenop. Dan is liij in zijn element En zegt: „Ga-»weg, leelijk serpent! En begin nu maar niet te grienen, Anders zal ik jou er s'effen bedienen!'! Ook loopt hij altijd met zijn jasje los En is zoodoend het figuur van een reuzenkolos Maar als hij maar eens ondervond Dat ook een ander hem wel stond, Dan had hij spoedig afgedaan En kon wel weer naar huis toe gaan. ÜPORTO, Van het Pantserfort IJmulden, (Van een fortbewoner.) Zoo was do avond aangebroken. En op de komso was men bereid Van 't gezelschap ('t kwam uit Delft) Dat zorgde voor gezelligheid. Het bestond uit vier personen, Waarvan een dame, een sopraan, De andere drie, dat waren heeren Goed bekend door hunnen naam. De eerste van het viertal, Die het podium betrad, Bracht ons dadelijk in verrukking Door de stem, die hij bezat. De zanger, die 't gemoed deed stijgen, Wat bewees het handgeklap 'k Wil dan ook niet langer zwijgen 't Was de algemeen bekende, Bram van dor Stap. Het geluid, dat zich nu liet hooren. Had een diamanten klank, 't Bracht de zangeres bij 't einde Dan ook welverdienden dank. Mej. Starrenburg, was de Geefster, Die ons dwong naar haar te hoor', D© Fortbozettmg van IJ muiden Brengt er nogmaals haar een hulde voor. Na dit tweetal kwam op 't podium Een nog jeugdig violist. Die door zijn spel liet hooren Dat hij daarin bedreven is. Hoe lieflijk klonken de aceoorden, Vam strijkstok en van snaar; Met- behendige hand bewogen En toch zoo jong nog maar. Die violist heet Daame, Een jongeling vol talent, En vooral bij de bezetting Reeds nu alom bekend. De nummers, die hij speelde Van Beethoven en Kubelik En andere, die niet verveelden, Dat zeggen méér, dan ik. Hoe schoon dat alles ook mooht wezen, Wat zang en wat viool ons gaf, De pianist, Limbach geheeten, Maakte, dat elk stuk was af. Méér behoeft men niet te zeggen Van elk applaus, zoo wist ik blij, Was er voor den pianist ook Zeker een gedeelte bij. En tot bewijs van ons tevrêe-zijn, Betuigden wij met den kapitein, Dat deéz avond voor ons allen Een önvergetolijko zal zijn. Een driewerf, Hoera liet zich toen hooren En ging voldaan, een iedor heen, Terwijl bij 't vertrek der artistem Nog even 't zoeklicht hen bescheen. EEN FORTBEWONER. Stormloop der Zouaven, in den slag bji Soisons. Deze zwarten vechten da hulptroepen aan Fransche zijde. Aan boord. (Van matroos v. d. Berg, a/b Hr. Ms. Wachtschip, Willemsoord.) U stelt mij zeker met te leur, Als u dit gedicht wil publicccren, Daar 't den lezer veel zal leeren, Want in uw veel gelezen courant, Vind ik stukjes zeer charmant. En ik hoop dat 't ieder zal mtcresseeren, Hoe 't leven van Janmaat bestaat En 't veel verschilt met dat van een soldaat. Des morgens vroeg om 6 uur reveille, Springt er dus uit; weet wat or van komt, Als je te lang rekt, kun je 't merken, Dat je 's avonds bij Bouwman 1) bromt. De kooien gaan weer naar de Koehrug. Om je te wasachen ga je naar dek, Half zeven wordt er geslagen: Kok schep op En houdt je bek. Mutsen af en aan je bokken, Mondje dicht en laat je zakken, Gort met stroop en koffie met brood, Als je dat op hebt, ga je niet dood, Zeven uur is 't pijpje dooven, Iedereen moet er dan aan gelooven, Maak je maar klaar en tree maar aan, Zoo moet 't iedr-ren morgen gaan. Baksmecsters houden allen inspectie, Rapporten de mannen van hun sectie. Ieder is natuurlijk model gekleed, En is ook voor kamergymnastiek gereed. Want knikken en knakken, dat is een pret, Waar de équipage nu eenmaal zijn zinnen op zet. En een ieder, die vindt het een pracht, Dat zoo'n amusement voor ons is bedacht, Als 't winter wordt en raak je verkollen, Een looppas er over, die je nooit zal berouwen. Daarna vijftien minuten pauze, Balletje merken en barring 2) klouzen. 3) Een stukje zeep en twee putsen water. Met z'n drieën in een balie en houdt je snater. Laat je goed door je baksmeester bekij'ken, Drogen op den zolder en vergeten te strijken. Withemden, die zijn meestal kranig en net, Omdat de waschvrouw voor 15 ct. de borst er op zet. Do matrozen die aan den wal laten wasschen, Niet houden van in een balie te plassen, Die worden door den schipper aan 't werk gezet, De een staat te mopperen en de andere heeft pret. Zoo houdt ieder zich bezig op een oorlogssuhuit Uit den tijd van de Nassau, 4) totdat de fluit Van den schipper vaatwerken aanduidt. Dan moest u dat leven eens gadeslaan Je zou er beteuterd van blijven staan. De kedraaister, 5) de appelen en Roomijsboer Bezorgen u een oorverdocvend rumoer, Totdat 't klokje twaalf uren slaat, En een ieder iveer naar zijn bak 6) toe gaat. Dan wenscht de provoost je smakelijk eten, Met woorden die je niet licht zal vergeten. En 't slot is mondje dicht, Luister uit naar je wacht en doe je plicht. Zeuntje roept een reservist. Juist, ik geloof dat jij 't al wist. Geef nu nog een schep of drie, Ik ben niet voor me lol bij de Compagnie. Als dat naar binnen is gegaan, Heb ik de marine geen oneer aangedaan. Daarna hoor je weer een fluit, Bakken schoon en 't tusschendek uit. Half een is 't gestraften appèl, Die 't niet aangaat, weet 't wel. Die gaat een uur liggen op een oor, Totdat de tamboer siaat in koor. Treedt ieder weer aan, zooals je ziet, Want 't baksgewijs vergeet men niet. Geëmployeerden gaat aan je werk, Catkechisatiegasten gaan naar de kerk, Jullie met z'n 8 gaan naar den kuil, Maar veegt eerst je voeten anders wordt alles weer vuil. Jelui, een, twee, drie, vier. Gaan mee victailleeren met den bottelier. Jou heb ik niks gezegd, houdt je mond en blijft hier. Mariniers gaan geweren poetsen, Jij haalt een pot met vasalien. Als ze klaar zijn, dan laai je ze allemaal zien. Reservisten gaan zich melden bij de bootsman buiten boord, Zoo heeft iedereen zijn werk zooals 't behoort. De schoenmakers, barbiers, schrijvers, hof meesters, koks enzoovoort, Die hebben allen een vaste betrekking aan boord. Zoo gaat het den heelen dag in vollen galop, Er is nooit iets te doen en 't werk raakt nooit op. Daarom is ieder weer blij als 't kiokje van vieren slaat, De boel op z'n plaats ligt en naar huis toe gaat. Een ander gaat dan voor den goeic-n gang van zaken. Een mobilisatiekadet met boter en kaas tot iets anders maken. Want om half vijf, moet u weten, Dan is 'tfcijd om je bikkasement op te eten, En fluit de provoost dan om 5 uur laag water, Dan hoor je een oorverdoovend geklater Van 't schreeuwen, zingen, stoeien, fluiten enzoovoort, Dat de menschen zonden denken, Dat er brand was aan boord. Daarna gaat er een gedeelte naar den wal of cantien, En 't leukste van alles kan men in 'i amuse- mentslokaal zien Daar zitten ze te dammen, te kaarten of te lezen, Als hebben ze niets en voor niemand te vree zen. Er zijn er, die spelen op 'teen of ander instru ment Voor liefhebbers van dansen, 't kost je geen cent. Dan gaat zoo tot 8 uur, dan is "t gedaan. En moet iedereen even kuil en tusschendek uit gaan. Dan neemt men de bezem en veegt zeer schar- mant, 't Vuil op een hoopje en werpt alles op den kant. En hoor je om half negen een melodieus ge- luid^ Dat beteekent voor iedereen 't benodenschip uit, 't Rapport over de wacht en gesiraften-appêl, De wacht blijft aan dek en de rest weet 't iel.- I Negen uur, de taptoe en do dag is verrlogon, Vuur, licht en pijpjes uit en sluit nu maar j© oogon. De dag is voorbij en uit mijn geklad, Maar ik hoop, dat dit een plaatsje vindt In uw veel gelezen blad. P. v. d. BERG. 1Bouwman Provoost. 2) Barring kleeren. 3) Klouzen wasschen. 4) Nassau - de naam van 't wachtschip is Adolf van Nassau". 5) Kedraaister Een vrouw, die met negotio aun boord komt. 6) bak of bakken iedereen wordt aan con tafel geplaatst, waarover een korporaal ot kwartiermeester toezicht moet houden, meestal 15 of 16 man, die samen een bak vormen. Een moolo verrassing. Sergeant v. L. schrijft ons: Dezer dagen ontvingen wij, de 4c compagnie 2e bat. van het 16e regiment, een zeker aan tal paren sokken, gemaakt door eonigo inwo ners van de Lage Vuursche en Buarn. Het vol gende dichtje was daarbij ingesloten Hier heb je een paar sokken. Door een toegenegen© hand gestuurd, Ik heb met niet veel kosten, Maar er wel met aandacht op getuurd. Ik hoop maar dat ze goed warm En juist van pas ook zijn, Want menig soldaat is arm, Tenminste, zooals hij zeit. Dus kunt ge 't wel gebruiken, Hetgeen ge van ons krijgt, Vooral in het nachtlijk duister, Bij wacht en d' eenzaamheid. Voor het vaderland moet ge waken, In dezen somberen tijd, Wij zullen sokken maken, U zij ons werk gewijd. En als gij, begroet door maan en ster, Uitziet in het leeg verschiet. Denk dan eens aan de maakster, Die u hierbij sokken biedt. Nu is er nog wat te vragen.: "Wie dit in handen krijgt, Of hij mij eens wil schrijven, Waar deze sokken blijft. CORN. v. OOSTKROM, Logement Lage Vuursche, Baarn. Wat de soldaten in hun schik waren! Niet alleen om de sokken, maar hoofdzakelijk, om dat dit het bewijs is, dat we, al zijn we ver van huis, tooh nog lang niet <loor onze gcede burgers vergeten worden. Hiin zij dus onze oprechte, hartelijke dank gebracht! De burgers van het Noorden Zij onze dank gewijd. Voor hunne mooie woorden En hunne dienstbaarheid. Ze breiden onze sokken, En stuurden ons die gauw, Want, ze dachten aan de vlokken, Die de winter brengen zou. 't Is een dank voor hen van allen, Ga door zoo, en 't valt ons licht, Voor 't vaderland te vallen, Gedachtig aan onz' plicht. K. v. L., sergeant. Antwoord van den zoon aan zijn moeder op haa brief voorkomende in No, 23 v d Soldatencouiant. (Van den artillerist Groenouwe.) Lieve moe, ik heb uw brief ontvangen, 'k Begon zoowaar naar tijding te verlaingen 'k Was blij toen de facteur den brief mij bracht En 't was verpoozing, want ik was juist op de wacht. 'k Heb een kwartier, ik kan geen beter wen- schen Het zijn hier nette, fatsoenlijke mensen n, Wanneer je naast je recht je plicht hier kent Is 't zeker dat je daad'lijk ingeburgerd bent. We leven hier nog in een vreedzaam landje; Er is hier nog zeer weinig aan het handje: :t Is of men overal Holland respecteert Nu alles was zoo vlug genie9 Doch komt er oorlog, moet zich kalm houën Anders raakt secuur ons heele dorp verkouën Een burger toont in den oorlog nooit zijn kracht, Men laat dat over aan de militaire macht. Nu moet ik wat anders mededeelen ,,'t Alleen zijn" begon mo spoedig te vervelen. Ik kreeg hier kennis aan een flinke meid En ze houdt van me, dat heeft ze zelf gezeid... Ik ben haar ook bijzonder graag gaan liiën. We gaan zoo 's avonds wel eens samen vrijen Geloof me moe, het is een reuzenbyï Ze is goed voor mij en ze bemint m© toch zoo tof. Haar ouders wil ik vlug peravissio vragen, Voordat er concurrentie op komt dagen; En schrijft u mij den volgenden keer;' Geef uw ideeën er dan eens over weer. Wanneer u zoo goed als ik het eens kan worden Dan komt die zaak geloof ik wel in orde; En wat nog pleit voor haar gezond verstand Ze is geabonneerd op de „Soldatencourant". En als ik met verlof thuis ben gekomen Dan zullen we er samen over boomen; En vindt u 't goed, dan zegt u „Ja" heel gauw: Ik krijg zoodoende een mobilisatie-vrouw. Ziezoo, mijn moe, ik eindig met m'n schrijven: Ik hoop dat 't antwoord niet lang meer weg zal blijven. In do hoop dat ik gauw overkomen kan Zend ik u mijn groeten, uw liefhebbende Jan. G. J. GROENOUWE. Korps Rijd. Artillerie.. (Kan gezongen worden op üpeenhoff's Afscheid van een marinier;'

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 3