No. 24. Zondag 11 October 1914. Orgaan voor Leger en Vloot. Oorlogsnieuws. Kwaita's 1 ManoeuvreChocolaad Onder redactie van D. MANASSEN. Vluchtelingen. Oplaag 50,000 exemplaren. SOLDATENCOURANT ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PADESTRINASTRAAT 10, AMSTERDAM, TELEFOON Z. 1968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. VOOR ADVERTENTLEN WENDE MEN ZICH TOT HET ALO. ADV.-BUREAÜ ROUMA CO., 226 HEERENGRACHT A'DAM. m SlÉlliilSfit Generaal Majoor QUANJER, Inspecteur van den Geneeskundigen Dienst der Landmacht. Gezondheidsleer. Door «J. P. Bijl, officier v. gezondheid. XII. Uit do bschlrijvimg van de wijze waarop ty phus zioh verbreidt is nu gemakkelijk af te leiden op welke manier de ziekte moet worden voorkomen. Al naar gelang van de omstandig heden zullen de maatregelen ter. voorkoming meer of minder streng moeten zijn. Zeer streng zullen zij moeten worden doorgevoerd in stre ken, waar dè ziekte, voorkomt, hetóij bij de burgerbevolking,, hetzij bij den troep en ver der in die streken waar de ervaring geleerd heeft, dat zij zioh gemakkelijk verbreidt b.v. het Hollandsck© polderland met zijn tallooze elooton en kanalen. In zoo'n omgeving zal men dus uiterst voor zichtig zijn met het drinken van ongekookt water en bij eenigen twijfel den officier van gezondheid vragen een onderzoek naar de pomp in to stellen. Ook voor andere doeleinden als b.v. het wasschen van het gezicht, het wasschen van eetgerij neme men daar slechts zuiver water en nooit ongekookt slootwater. Melk worde nooit ongekookt gebruikt. Om besmetting van voedsel te voorkomen zal het noodig zijn, dat het keukenpersoneel de grootst mogelijke zindelijkheid in acht neemt, dat alle afval zoo spoedig mogelijk vernietigd wordt om geen vliegen aan te lokken. De wijze waarop d'it alles moet gesohieden ds vroe ger uitvoerig besproken. Om rechtstreeksche besmetting van persoon op persoon te voorkómen, zal een groote per soonlijke zindelijkheid noodig zijn en zal voor al een misplaatste kameraadschap vermeden moeten worden. Iedereen zal uitsluitend zijn eigen „spulletjes", zijn eigen eetketel, hand doek enz. moeten gebruiken. Ten slotte zal men moeten zorgen, dat do ontlasting de grootste bron van besmetting, zoo spoedig mogelijk onschadelijk wordt ge maakt op de manier, die wij besproken hebben dn het opstel over afvoer van vuil. De nood zakelijkheid hiervan schijnt nog niet algemeen begrepen te worden, zoodat wij nog eens met nadruk; lxierop wijzen. Behalve de genoemde maatregelen, waardoor het ontstaan van een typhus-epidemie kan worden tegengegaan is men er in de laatste jaren in geslaagd de ziekte te bestrijden door de menschen tegen typhus in te enten Het eerst werd dit gedaan door den En- gelschman Wright en door den Duitscher Pfeiffer. De eerste entte een gedeelte in van de troepen, die naar den TransvaaJoorlog gin- Door P. E. W. K. in „De Telegraaf'i II. (Slot.) Op een Zaterdagmiddag kwam krakend en steunend de oude vrachtkar, die, weer en weg dienende, den besteldienst tusschen ons dorp en het twee uur verder gelegen spoor wegstation onderhield, den boschweg afrij den. Vóór het huis hield het voertuig stil. Het oude paard liet dadelijk den kop han gen en sliep in, terwijl de voerman met z'n zweep klaterende salvo's in de lucht, sloeg, ,ton teeken, dat hij gehoor verlangde. Een van de kinderen was al naar het tuin hek geloopen en uit de verte hoorde ik de brokstukhen van bet gesprek, dat tusschen de hekspijlen door gevoerd werd. „Een pakje voor ons, Toon?" „Joa, jong, 'n kiest ammeniesje." „Wat is ammeniesje, Toon?" Toon, die vroegor bij de gele rijers had gediend, gaf de kortste explicatie„Om den .boel op te bloaze." Toen hij mij aan den hoek van het huis zag, wenkte hij met de zweep. „Kunde m'n effe helpen?" Met Toon sjouwde ik de zware kist het Juinpad langs naar de voordeur. „Mitte spoor gekomme van Ulrum," ver klaarde de vrachter. „Franco thuis. Nee, man, fooien nim ik nooit nie." Maar meteen hield i© z'n hand uitgestrekt, om het dub beltje in ontvangst te nemen. 'n Kist uit Ulrum We begrepen er niets y%n. .Wie ter wereld hield er een koffer op gen, terwijl met de Duitsche entstof een ge deelte van de soldaten, die de expeditie naar Z.W.-Afrika meemaakten, werd gevaccineerd. In het begin was de werking van de entstof niet zoo krachtig als men gehoopt had, ter wijl bovendien een onaangename neven werking optrad, die daarin bestond, dat de ingeënte persoon zich gedurende een of twee dagen ©enigszins ziek gedoelde, wat koorts en hoofdpijn had. Ook de plaats van inenting was soms pijnlijk. Langzamerhand is evenwel de wetenschap ook in dit opzicht vooruitgegaan en dank zij het werk van verschillende onderzoekers, voor al van de Engelsche officieren van gezondheid Leishman en Harrison is men thans in staat om iemand met veel beter gevolg dan vroeger tegen typhus in te enten, terwijl de onaange name gevolgen veel minder zijn. Het groote typhusgewaar, dat te velde dreigt maakt het zeer begrijpelijk, dat deze inenting het meest geschied is bij legers. Honderddui zenden soldaten in het buitenland zijn dan ook reeds ingeënt. Als voorbeeld van do gun stige werking noem ik het Engelsoh-Indi- sche leger, waar hand in hand met de de toename der inenting de typhussterfte daalde. In 1906 waren aldaar van 1000 solda ten slechts 66 ingeënt en het sterftecijfer typhus was toen 3,19 per duizend. In 1910 daarentegen waren van de 1000 soldaten 823 ingeënt en het sterftecijfer per duizend was gedaald tot 0.63. Ook in andere legers, waar vroeger veel typhus voorkwam b.v, .in het Amerikaansche is hetzelfde gebleken. Men ziet dus, dat door inenting de kans om aan typhus te sterven in hooge mate mindert. Ook de minder aangename nevenwerking der inenting is niet zoo groot als vroeger. Het is n.l. gebleken, dat de meeste bezwaren hebben uitgeputte en vermoeide personen, lijQers aan malaria, en vooral diegenen, die veel alcohol gebruiken. Zelfs een kleine hoeveelheid alcohol op den dag der inenting kan nadeelig werken. Mocht inenting noodig blijken, dan kan men dus zelf maatregelen nemen, waardoor de onaangename nevenwerking zoo klein mogelijk wordt. De troepencommandanton zullen onge twijfeld zorgen, dat de manschappen zich vóór de inenting niet te veel vermoeien en hun ook daarna de nood'ige rust geven. Ook in ons land zou het op een gegeven oogenblik wenschelijk kunnen zijn een troep tegen typhus te vaccineeren. De Inspecteur van den Geneeslcundpigen Dienst 'heeft dan ook gezorgd, dat reeds voordat het leger te velde stond, een groote hoeveelheid entstof tegen typhus gereed was. De typhus moet beschouwd worden als een groot gevaar voor den troep en het is dan ook to hopen, dat wanneer de. Geneeskundige Dienst het noodig mocht oordeelen om een zeker aantal soldaten in te enten, zij zich daar tegen niet zu'len verzotten, maar zullen begrij pen, dat zooiets geschiedt in bun eigen belang en in dat van hun kameraden, in dat van het geheele leger. Wie nog niet overtuigd is van de verwoestin gen, die door typhus te weeg gebracht kun nen worden, leze nog eens de getallen, die in 't begin van dit opstel genoemd zijn: in 1870/71 hebben ongeveer 75,000 Duitsche solda ten aan typhus geleden enz. enz., - terwijl 40 jaar later de Japanners bewezen, dat men tegenwoordig oorlog kan voeren zonder ernstige epidemien in het leger te hebben. Is men niet verstandig genoeg om voor eigen behoud de noodige maatregelen te nemen, dan is men verplicht dat te doen tegenover zijn kameraden. Iemand die niet alles doet om typhus te voorkómen, kan een gevaar voor den troep worden. Iodere typhuspatiënt is een bron van besmetting, waardoor misschien tientaliën andere soldaten ziek worden. zou komen, maar de dag wan Woensdag leerde anders. De regeering verliet de stad; de koning en de koningin vertrokken, ook de generale staf toog heen. Het was duidelijk, dat het ergste te wachten stond. Bovendien kwam al spoedig het bevel, dat de i e. Belg Beschieting van Antwerpen. De ioesiand in den reuzenstrijd. Het is er dus toe gekomenAntwerpen wordt beschoten door de Dui'bschers. De bevelhebber van het Duitsche belegerings leger voor Antwerpen, generaal von Bese ier, heeft overeenkomstig de Haagsche Con ventie de autoriteiten te Antwerpen gewaar schuwd en in den nacht tusschen Woensdag en Donderdag heeft het bombardement daarop een aanvang genomen. Men geloofde te Antwerpen eerst nog niet, dat het zoover na met ijzeren beslag en drie zware hang sloten ,,'t Gelekt wel oorlogsgerei," meende Toon, die belangstellend was blijven kijken. „Ulrum, Ulrum, woar he'k van z'n lieve d'r meer van geheurd. As 't gin Duisch is, dan g'leuf ik toch, da 'k van in de krant hè gelèze, asda de Ingelsche de Duitschers d'r op 't vesje gespege hebben. Misschiens hedde nog femillie in 't erste gelid en stuurt ie oe stukke van den buit. t Oorlogspaleis in Den Hiag mot er ook al mee vol zitte". Toon's uitleg hielp ous niet op het rechte spoor. Passende sleutels waren niet te vin den, zoodat we het gevaarte in 's hemels naam maar opborgen in de schuur. Janse- kee, onze gedienstige, zette er zekerheids halve een emmer water naast. „Ge kunt nooit is weten iu zoo'n rauwen tijdNie, da 'k verlège zij veur soldoatevolk, moar ik wil d'r gin spul mee, as zo ligge te warke mit dymeniet en ammeniesje. De saar het ook al z'n leve gemier mit zukke ellesche uurwarkkieste, die ut mekoar ploffe, as ze vergète woater te gebruiken. Den volgenden dag werd alles opgehel derd. We waren „halverwege 't moal", toen m'n vrouw doodsbleek achterover zakte in haar stoel, 't Eerste oogenblik dacht ik aan 'n aardappel in 't verkeerde keelgat. Maar met een angstuitdrukking in het oog wees ze naar het tuinhek. Ik boog me over 't tafelblad om te kun nen zien en daar ontdekte ik, wat m'n vrouw de stuipen op 't lijf joeg. Aan de klink van het hek murrelde onze zenuwzieke neef Yarenas. Onder den arm droeg hij een bundel wandelstokken en para- pluies e» z'n rug ging gekromd onder ©en civiques", de burgerwacht, haar wapens moest inleveren. Dat waa ©en bewijs, dat men ©en intocht der Duitschers al niet meer onmogelijk achtte; de Duitschers toch er kennen de Belgische burgerwacht niet als combattanten. Men ziet aan Antwerpen alweer, wat, in ©en modernen oorlog, oninneembaar ge achte vestingen waard zijn. Het Duit sche reuzenkanon overwint ze gemak- kelijk. Er werd al heel spoedig een bres 7' in den buitensten fortengordel In den nacht van Woensdag op Donder- j dag zijn de Duitschers, die in het Zuidoos ten door de buitenste fortenrij zijn heen gedrongen, begonnen Antwerpen te be schieten. Generaal Von Beseier, d© com mandant van het leger voor Antwerpen, heeft, in overeenstemming met de Haagsche Conventie, de autoriteiten te Antwerpen Woensdag in kennis gesteld met het drei gende bombardement. Tegen middernacht j begon daarop de beschieting met de zware j belegeringskanonnen. De eerste granaten vielen in heb Zuidelijk deel der stad. Dade lijk begon een groote uittocht van vluchte- juowjü iu ueu uuiwjiisveii lurueuguruBi. j r' Buiteohe artillerie drong daar doorheen, ge Duitsci(,rSj zoo wordt tet j N v d. D." geseind, waren over de Nethe ge komen en hadden hun zwaar geschut opge steld. Terwijl het zuidelijk deel der 6tad Het krachtvoedsel van het Nederlandsche Leger. HEERLIJK VAN SMAAK. VERWEKT GEEN DORST. kelijk. geschob De Dui stelde haar geschut op en bombardeerde de stad. De binnenste gordel van versterkin gen is nog in de hand der Belgen. Deze hebben versterking gekregen van de Engel- schen, die met zware scheepskanonnen zijn gekomen en men is nu van plan de binnen ste fortenlinie met kracht en tot het uiter ste te verdedigen. Maar men kan op die wijze misschien ver hinderen, dat de Duitschers in Antwerpen komen, maar niet dat zij de stad beschie- beschoten werd, verscheen er een Zeppe lin die bommen wierp op de olie-tanks hij Hoboken. Een begin van brand ontstond en men liet de olie uit de reservoirs loopen. De Duitschers beschoten toen ook het noordoostelijk deel der stad. De Zuider statie staat in brand. De voorstad Berchem moet zwaar geleden Tri i ui n© vueiauciu irei uuern iiiwu ïwittti üeieuen ten. En dat hebben zij, zooals we meldden, 3 j j i <7 hebben. Een kruitmagazijn moet m de lucht reeds .cedaan. (Jok verscheen er een Zen- reeds gedaan. Ook verscheen er een Zep pelin boven Antwerpen en wierp bommen. Doch daar lette men nauwelijks op, zulk een paniek verwekte de beschieting der Duitschers. Deze heeft aan de stad nu reeds heel wat schade toegebracht en schrik verwekt onder de bevolking. In breede scharen vlieden de Antwerpenaren uit hun 6tadde weg naar 't Noorden, naar ons land is nog open en talrijk zijn de vluch- hulp land en ons volk vatten de taak der vrijheid tegenover de verjaagden van elders zeer hoog op. Ook elders is de strijd in vollen gang, maar... er zijn geen bijzonderheden van belang. De Fransche en Duitsche berichten zijn het daarover eens. Op het westelijk oorlogsterrein is niets van beteekenis ge beurd: hebben de Duitschers hier eenige zijn. De beschieting heeft den geheelen nacht geduurd. Een sterke Britsche troepenmacht met zware scheepskanonnen bezet de binnenste fortenlinie, die men tot het uiterste wil verdedigen." Aan een telegram in het „Nws" is ook nog het volgende ontleend: Het bleek den Engelschen ernst te zijn In de binnenste tellingen, die in het neutrale NederlandAntwerpen te behouden, een toevluchtsoord en hulp vinden. Ons'!t fortenlinie werd het zware scheepsgeschut opgesteld en van daar uit een onafgebroken zegepralen behaald, vooral aan hun oos telijken vleugel, elders kunnen de Fran- schen eenige voordeelen opteekenen, Over, 't geheel is de toestand er nog dezelfdé. Dat duurt nu al eenige weken zoo en dat kan blijkbaar nog heel lang duren. In het Oosten schijnt eveneens de reuzen strijd in dezelfde fase te blijven. Al bewe ren Russen zoowel als Duitschers, dat zij bij Soewalki de overwinning hebben behaald, het moet ons toelijken, dat de slag er onbe slist is gebleven. De Duitschers waren blijk baar van plan door het Russische front heen te breken, maar dit is hun niet ge lukt; doch evenmin zijn de Russen vooruit gedrongen en nog altijd staan zij niet weer op Pruisisch gebied. In tusschen schijnen zij daar wel versterkingen te hebben gekregen en ook de Tsaar moet vrij dicht aan het front zijn. Dit wijst er op, dat van dien kant een nieuwe zware krachtsinspanning is te wachten. Een Duit-sch legerbericht erkent dan ook, dat een uit Lomsja opruk kende Russische legercolonne Lyck heeft bereikt.' In Galicië insgelijks duurt de strijd voort, zonder in de laatste dagen een be slissing te brengen. De terugtocht der Oos tenrijkers, die versterking kregen van de Duitschers is tot staan gekomen; zij zijn nu zelfs weer aanvallend opgetreden. Het gaat thans om de vesting Przemysl. Oos- tenrijksche berichten beweren, dat nieuwe aanvallen op deze versterkte stad schitte rend zijn afgeslagen. Uit Russische bron wordt medegedeeld, dat de strijd om Przemysl een gunstig verloop heeft, dat een versterking van de hoofdstelling genomen is. Zoowel het een als het andere kan waar zijnzeker lijkt het, dat de strijd om deze Galicische vesting zeer heftig is. - 1 bombardement op de Duitsche stellinger J begonnen. Het oppercommando over de i troepen werd in Engelsche handen gegeven j en Belgen en Britten streden gezamenlijk [den strijd tegen een overmachtigen vijand. Was aanvankelijk alleen de aanval door de Duitschers gedaan op de bres in de forten linie, Maandag werd die met groote hevig heid met flankuitbreiding ondernomen op de overgangen over de Nethe bij Lier en op ;de forten bij Puers. Oospronkelijk wisten de Duitschers door t© breken tïisscheri Boom en Puers, doch de Engelsche versterkingen, welke over Rupelmonde snel oprukten, kwamen hun strijdmakkers te hulp, en bloe dig werd*de aanval afgeslagen, waarbij de bajonet de beslissing bracht en honderden I en honderden vielen. „De Belgen hadden alle bruggen over de Nethe en de Rupel opgeblazen, maar toen Dinsdag de Duitschers Lier en Puers weer met ongewone heftigheid aanvielen, konden de geallieerden riet voorkomen, dat de Duitschers bij Boom over de Nethe en de Rupel wisten te komen. Onder dekking van een vreeselijk geschutvuur zwommen Duit sche pontonniers de Nethe over, het werk van twee kanten aanvattend; zoo slaagden de Duitschers er in een pontonbrug te slaan, waarover ze hun mannen en hun zwaar ge schut konden transporteeren. Terwijl de aan vallen op Lier en Puers onverflauwd door gingen en nog doorgaan, werd het zware be legeringsgeschut opgesteld en het bombar dement aangekondigd. „Om twaalf uur Donderdagnacht werd de bedreiging uitgevoerd. De geheele plat telandsbevolking uit den sector noordelijk van de Nethe vluchtte naar Antwerpen, dat men veilig dacht. Duizenden stadsbe woners vluchtten aan de andere zijde er uit, naar ons land, maar de stad bleef overvuld met menschen. „Toen het bombardement begon, is de be volking, die bevend afwachtte, uit de stad of in de kelders gevlucht. De treinen' kon- den zoo gauw niet weg, want de Zuid-statife was al gauw in brand geschoten en ook van de Midden-statie vertrokken geen treinen meer. Alleen door het Land van "Waas, naar Esschen en Roosendaal kon men gaan, j groot pak, gewikkeld in een gestreepte wol len deken. Naast hem stond z'n vrouw, nicht Frida, belast met een ouderwetsch, geborduurd valies, twee hoedendoozen en een bundel kleerenj bijeengehouden door een riem, „Joziemarante..." De verzuchtig was me ontsnapt, eer ik aan de tegenwoordigheid van de kinderen dacht. „Marante, pa?" protesteerde Annekootje, „'t is dezelfde oom, die ziek is geweest, toen ie op zooveel stoelen lag en de parzikke opat en die in de kiepeneste zocht naar eieren..." Ja, daar had je 't. Je moest in 't bijzijn van kinderen je vermoedens maar uitspre ken Twee tellen later stond Annekootje stampvoetend in een hoek van de kamer te gillen, dat pa slecht was, om haar „voor de biele" te slaan. Binnen brulde Annekootje en 't angst zweet brak me uit, toen ik de uitgegilde bedreiging hoorde.„ik zal 't oom zeggen., ik zeg het toch... dan erven we niks..." Aan de deur stond m'n vrouw, hoofd schuddend en met verbazing de banden in eenslaande om het onverwachte van zulk een bezoek... Op een sukkeldraf je jammerend en hijgend kwamen neef en nicht het tuinpad afloopen. Bij de deur vielen ze beiden neer tusschen parapluies, doozen en bundels... Opnieuw verschrikt door het vreemde ge doe, keek m'n vrouw hulpeloos om zich heen. Juist wa3 ook ik aan de voordeur ge komen en ik haastte me, om de menschen weer op de been te helpen en ze op hun ge mak te stellen op de tuinbank. „Neef Varenas, nicht... wat zijde over spannen!... jVan harte welkom zijde, van harte. doch er was gebrek aan materieel gekomen, daar alles voor troepenbewegingen werd ge bruikt. „Een artillerie-duel ontstond. De Engel sche snelvuurkanonnen sloegen regelmatig hun vier achtereenvolgende slagen uit de tweede linie en bij Boom antwoordde het Duitsche snelvuurgeschub met vijf snelle slagen. De Duitsche granaten sloegen in het zuidelijk gedeelte van de stad en vooral ook in 't voorstadje Berchem en het Zuren borgwij k. Die gedeelten leden erg. Telkens kwam fluitend een granaat er op af en dan sprong met een helschen klap het moord werktuig uiteen. Of er veel dooden vielen, of de schade groot was, of de gebouwen met de róód-witte vlaggen gespaard bleven, weet ik niet. „Was tot één uur 's nacbt6 slechts het zuidelijk gedeelte van de stad geteisterd, daarna vlogen de granaten ook over het oostelijk en noordoostelijk deel van Ant werpen. Het vèrdragende geschut slingerde zijn doodelijke projectielen zelfs tot over de stad. Er stond in het noordoostelijk deel een trein klaar, die spoorwegpersoneel, als de nood drong, naar Nederland zou voeren. Die trein zou 's nachts om één uur reeds vertrekken, maar pas na drieën durfde men de reis ondernemen, en de reizigers hoorden twee uur lang het angstaanjagende geluid van de projectielen om en over zich heen. „Om acht uur kwam die trein in Roosen daal aan en de menschen geloofden een hel te zijn ontvlucht. De enorme troepenraassa's der Duitschers schijnen alles er op gezet te hebben, Antwerpen in hun bezit te krijgen. De Beleen en de Britten zetten er van hun kant alles op, om de stad te behouden. Men strijdt met ongekende dapperheid, zonder aan wijken te denken. En het feit, dat de Britten bij de verdediging van de vesting de leiding hebben en steeds versterkingen aanvoeren, wijst er op, dat Engeland tot bet laatste zal trachten, niet „heb pistool op de borst" te krijgen." We hebben boven reeds den naam ge noemd van den opperbevelhebber van bet leger voor Antwerpen, dat is Hans Hart- wig von Beseier, een man van 65 jaar. Hij toonde reeds als knaap aldus deelt de „.Berliner Lokal-Anzeiger" mede een levendige belangstelling voor de technische wetenschappen. Hij wilde officier worden en nam daarom dienst bij de garde-genie. In den oorlog van 1870 kreeg hij het ijzeren kruis. Hij nam deel aan het beleg van Pa rijs en Metz en toen reeds trok hij de aan dacht van zijn chefs. Later bezocht hij de artillerie- en inge nieursschool, werd gedetacheerd bij de krijgsschool en werd als kapitein geplaatst bij den generalen staf. Nadat hij eenige jaren dienst gedaan had aan het front, kwam hij weer bij den staf, nu als majoor. In 1902 en 1905 werd hij die inmiddels opgeklommen was tob luitenant-generaal benoemd tot scheidsrechter bij de manoeu vres. Hierna werd hij aangesteld tot in specteur-generaal van de vestingen. Twee jaren later werd hij generaal van de infan terie. In 1911 nam hij ontslag uit den dienst. Thans bij het uitbreken van den oorlog werd hij weer actief en plotseling duikt zijn naam bij Antwerpen weer op. Een der oorlogscorrespondenten van het Persbureau Vaz Dias seint nog het volgende uit Gent, dat wij onder strikt voorbehoud mededeelen „En ik zeg 't tech van de perzikke en van de kiepeneste schreeuwde om den deurstijl Annekootje. Met één handbeweging veegde ik haar de mg in en trok de voordeur in het slot. Intusschen was nicht Frida genoeg op adem gekomen. „De oorlog, neefschap, de oorlog... Heb ge de kist al... Is t'ie d'r al?..." Ik haastte me haar gerost te stellen met de verzekering, dab er een kist was geko- a. ,'t Nieuwe eetservies zit d'r in... en we hadden nog drie flesschen dure port en de grenaten ketting van tante Chrisje en al 't fijne spul van de étazère...." „Maar hoe komt dat van Ulrum van daan? Ge hebt toch altijd in Amsterdam gewoond Toen ontwaakte neef uit z'n halve be- zwijmiug. In Amsterdam was 't bar, zooveel solda- ten als d'r rondtrokken. En alles wier ver- igd. Drie dagen hebben wij in den kei- J der gewoond, 't Kon iederen dag beginnen. Toen kwam de rheumatiek terug en begon- nen de zenuwen weer. Ulrum, zeiën de bu ren, dat was veilig. Zelf gingen za naar Ternaerd, omdat ze daar familie hadden met roeibooten. Acht dagen hebben we in Ulrum gezeten. Maar toen begon 't daar i cok al. De staat van beleg. Ik zeg tegen I Frida, d'r uit motten we, d'r uit, vóór 't beleg komt „En net op den laatsben dag, voor het l erger werd, zijn we gevlucht. Alles liep al met geweren en pistolen", huiverde nicht 1 Frida. „We dachten direct aan jullie. Je moet wat op de hoogte zijn van strategische pun ten. En hier bij jullie in zoo'n geul kunnen ze nooit komen. Door het bosch zien ze niks en achter is alles dras land. Als ze schieten, gaat 't over het dak heen. Frida was nog bang voor de kanons van 42 meter. Maar ik zeg, dat de kogels in 't veen smoren en in 't nat ploft zulk modern werk niet." „AL wij nou de achterkamer krijgen," opperde nicht Frida. Ja, dat was ons slaapvertrek. In 's he melsnaam, dan moesten wij maar 't dichtst bij den voorgevel. De tweede helft van den maaltijd schoot er bij in. En terwijl m'n vrouw achter An nekootje aanjoeg, om haar uit de buurt van neef en nicht te houden, hielp ik pruttelend aan de installatie van de achterkamer. Met schrik bemerkte ik dat er een zekere rust over neef's beweeglijke trekken kwam. En tevergeefs mompelde ik iets van miltvuur bij den naasten boer en van cholera onder de kippen... Tot er opeens aan de buitenzijde van het tuinraam, vuurrood van inspanning door het klimmen tegen 't latwerk van een lei boom, de gezichten verschenen van kleinen Arie en Annekootje. Eer ik het verhinde ren kon, was een luidruchtig duo losgebar sten: „Oome, tante Fridaoome het de parzikke gestole en nou kunne ze niet èrre- venen de kiepeneste het ie ook uitge- hoalden Annekootje het veur de biele gehadOome het ze allemoal gestole. 't Was te laat. Toen ik, in iedere hand een bodem van een broekje dragend, naar het eind van den tuin holde, en de kinde ren tusschen de jeneverbessen door het veld in werkte, was 't al gebeurd. In de gang stond reeds nicht Frida, den Zooals ik reeds Donderdagmorgen mede deelde is Koning Albert te Selzaeto. Langs een omweg wist ik do grens te passeercu. Het is namelijk van Donderdagmorgen ai verboden de grens over te gaan. Van het geen ik s^ag mag ik alleen mededeelen, dat de Koning bijna plotseling voor mij stond. Koning Albert was in generaalsuniform gekleed en liep in gesprek met een Bngelsch officier langs de troepen. Zijn gedachten schenen echter afgedwaald, want hij liep met gebogen hoofd en leek zeer mistroostig. Werktuigelijk groette hij het volk, dat hem toejuicht. Uitbundig was de begroeting van bet volk echter niet. Driemaal is do Koning Donderdagmorgen hier geweest. Z. M. nam intrek bij een notabele van Selzaet© Cesar de Klerk. Ik vernam, dat Antwerpen tet den laat- sten steen door de Franschen en Engelschen verdedigd zal worden. Van de soldaten, welke ik ontmoette, zagen er sommigen zwart en smoezelig uit. Anderen waren m nog ongerepte uniformen gestoken. Toen ik den koning ten derden male ontmoette, scheen hij zeer opgewekt en rookte hij, le vendig met eenige officieren pratende, een sigaar. Den ganschen dag is het kanonge bulder uit de richting Schonaerden, Wet'.o- ren duidelijk hoorbaar geweest. Elk oogen blik werd een schot gelost. Tegen den avond hield het schieten op. Na half vijf werd geen kanongebulder meer vernomen. Er zijn massa's vluchtelingen t© Selzaete. Bij duizenden zijn de menschen uit Air. werpen en de omliggende plaatsen het vuur der Duitschers ontvlucht; een aantal naar het westen, naar Gstende, maar de meesten naar 't noorden, naar ons land. Natuur lijk waren de grensplaatsen het eerst ge vuld, maar velen trokken al gauw hóoger naar Rotterdam, Den Haag, Utrecht, °P: Amsterdam. Er komen zoo berichten var: vluchtelingen, armen en rijken, havelooze menschen en anderen in pelsmantels ge huld, die rust en hulp zoeken in ons land, berichten uit Vlissingen, Roosendaal, Breda, Tilburg en niet minder uit de bo vengenoemde groote steden. In een enkele stad heeft de burgemeester reeds gewaar schuwd, dat er geen vluchtelingen meer ge holpen kunnen worden, dat verzocht wordt om treinen met vluchtelingen niet te laten stilhouden. Maar gelukkig is er in andere plaatsen nog ruimte genoeg, zijn er gevulde beurzen en warme harten, en de arme slachtoffers van den oorlog uit het naburige land worden met liefde en zorg opgenomen in de verschillende plaatsen. Vooral Woensdag kwamen veel Antwer- naren in de verschillende steden aan. Zoo brachten aan het Centraal-Station te Am- dam de treinen telkens nieuwe vluchtelingen aan. Ze vermeerderden het aantal derge nen, die, door vroegere treinen aangebracht, in de wachtkamers afwachtten tot hun pas sen door de aanwezige politie-inspecteurs waren nagezien en er o nderdak voor hen gevonden was. Bedrijvig liepen de dames van het comité van huisvesting met den rood-wit-blaxiwen band om den arm en de heeren van den Bond van Orde af en aan. En meewarige nieuwsgierigen omringden de vluchtelingen. Op een bank zat een moeder met haar zes kinderen, die straks naar Be verwijk zouden worden gebracht, waar een ingezetene dertig plaateen beschikbaar had voor vrouwen en kinderen. Een oud moe dertje was heel alleen uit Antwerpen ge- kapothoed scheef op het hoofd, een para- pluie dreigend opgeheven, tegenover m'n vrouw, en in de 6chuur duwde en trapte neef Varenas tegen de met ijzer beslagen kist, om het gevaarte de deur uit te krij- gen- „Da's je familie", gilde nicht. „Da's de vooropgezette dank dat je ze bedenkt in je testament. Lieve kinders heb je, gezegend nog-an-toe. Je appels bennen niet ver van de stam gevallen. Heere, bewareme... go- stole! Je mag me allemaal gestole worden... Maar we gaan. We gaan d'r direct uit..." Hartstochtelijk zwaaide ze haar grootste hoedendoos, terwijl neef de zware kist moei zaam omkantelend, de schuurdeur uit werkte. „Van je vlekziekte weten we genogt... En we magge lij en, lijen zeg ik, dat al je kippe bij de keléra nog de pip en 't snot op den koop toe krijgenEn", hier sloeg nicht Frida's stem over „En as 'al ons hebben en houwen in den oorlog teniet gaat, dan is 't jullie schuld....;. Maar geen cent zul je hebben, geen cent, geen cent..." Met twee hoedendoozen en drie para pluies stoof nicht Frida de deur uit. „En mijn zenuwen zijn voorgoed bedor ven", jammerde neef, terwijl hij bij ver gissing een leege waechmand over het tuin pad voortzeulde. Zes dagen later kregen we een ansicht uit Dinxperlo. „Neefstond er op. Stuur de kirt en de twee pakken hierheen. Hier is 't strate gisch veilig. U zult van ons niets meer hoo- ren. De waschmand staat in het bosch. FRIDA VARENAS." Ik vrees voor de erfenis.

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 1