No. 24.
Zondag 11 October 1914.
Orgaan voor Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
Kwaita's 1
ManoeuvreChocolaad
Onder redactie van D. MANASSEN.
Vluchtelingen.
Oplaag 50,000 exemplaren.
SOLDATENCOURANT
ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PADESTRINASTRAAT 10,
AMSTERDAM, TELEFOON Z. 1968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK
VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET
MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
VOOR ADVERTENTLEN WENDE MEN ZICH TOT HET ALO. ADV.-BUREAÜ
ROUMA CO., 226 HEERENGRACHT A'DAM.
m
SlÉlliilSfit
Generaal Majoor QUANJER,
Inspecteur van den Geneeskundigen Dienst
der Landmacht.
Gezondheidsleer.
Door «J. P. Bijl, officier v. gezondheid.
XII.
Uit do bschlrijvimg van de wijze waarop ty
phus zioh verbreidt is nu gemakkelijk af te
leiden op welke manier de ziekte moet worden
voorkomen. Al naar gelang van de omstandig
heden zullen de maatregelen ter. voorkoming
meer of minder streng moeten zijn. Zeer streng
zullen zij moeten worden doorgevoerd in stre
ken, waar dè ziekte, voorkomt, hetóij bij de
burgerbevolking,, hetzij bij den troep en ver
der in die streken waar de ervaring geleerd
heeft, dat zij zioh gemakkelijk verbreidt b.v.
het Hollandsck© polderland met zijn tallooze
elooton en kanalen.
In zoo'n omgeving zal men dus uiterst voor
zichtig zijn met het drinken van ongekookt
water en bij eenigen twijfel den officier van
gezondheid vragen een onderzoek naar de
pomp in to stellen.
Ook voor andere doeleinden als b.v. het
wasschen van het gezicht, het wasschen van
eetgerij neme men daar slechts zuiver water en
nooit ongekookt slootwater. Melk worde nooit
ongekookt gebruikt.
Om besmetting van voedsel te voorkomen zal
het noodig zijn, dat het keukenpersoneel de
grootst mogelijke zindelijkheid in acht neemt,
dat alle afval zoo spoedig mogelijk vernietigd
wordt om geen vliegen aan te lokken. De
wijze waarop d'it alles moet gesohieden ds vroe
ger uitvoerig besproken.
Om rechtstreeksche besmetting van persoon
op persoon te voorkómen, zal een groote per
soonlijke zindelijkheid noodig zijn en zal voor
al een misplaatste kameraadschap vermeden
moeten worden. Iedereen zal uitsluitend zijn
eigen „spulletjes", zijn eigen eetketel, hand
doek enz. moeten gebruiken.
Ten slotte zal men moeten zorgen, dat do
ontlasting de grootste bron van besmetting,
zoo spoedig mogelijk onschadelijk wordt ge
maakt op de manier, die wij besproken hebben
dn het opstel over afvoer van vuil. De nood
zakelijkheid hiervan schijnt nog niet algemeen
begrepen te worden, zoodat wij nog eens met
nadruk; lxierop wijzen.
Behalve de genoemde maatregelen, waardoor
het ontstaan van een typhus-epidemie kan
worden tegengegaan is men er in de laatste
jaren in geslaagd de ziekte te bestrijden door
de menschen tegen typhus in te enten
Het eerst werd dit gedaan door den En-
gelschman Wright en door den Duitscher
Pfeiffer. De eerste entte een gedeelte in van
de troepen, die naar den TransvaaJoorlog gin-
Door P. E. W. K.
in „De Telegraaf'i
II. (Slot.)
Op een Zaterdagmiddag kwam krakend en
steunend de oude vrachtkar, die, weer en
weg dienende, den besteldienst tusschen ons
dorp en het twee uur verder gelegen spoor
wegstation onderhield, den boschweg afrij
den. Vóór het huis hield het voertuig stil.
Het oude paard liet dadelijk den kop han
gen en sliep in, terwijl de voerman met z'n
zweep klaterende salvo's in de lucht, sloeg,
,ton teeken, dat hij gehoor verlangde.
Een van de kinderen was al naar het tuin
hek geloopen en uit de verte hoorde ik de
brokstukhen van bet gesprek, dat tusschen
de hekspijlen door gevoerd werd.
„Een pakje voor ons, Toon?"
„Joa, jong, 'n kiest ammeniesje."
„Wat is ammeniesje, Toon?"
Toon, die vroegor bij de gele rijers had
gediend, gaf de kortste explicatie„Om den
.boel op te bloaze."
Toen hij mij aan den hoek van het huis
zag, wenkte hij met de zweep.
„Kunde m'n effe helpen?"
Met Toon sjouwde ik de zware kist het
Juinpad langs naar de voordeur.
„Mitte spoor gekomme van Ulrum," ver
klaarde de vrachter. „Franco thuis. Nee,
man, fooien nim ik nooit nie." Maar meteen
hield i© z'n hand uitgestrekt, om het dub
beltje in ontvangst te nemen.
'n Kist uit Ulrum We begrepen er niets
y%n. .Wie ter wereld hield er een koffer op
gen, terwijl met de Duitsche entstof een ge
deelte van de soldaten, die de expeditie naar
Z.W.-Afrika meemaakten, werd gevaccineerd.
In het begin was de werking van de entstof
niet zoo krachtig als men gehoopt had, ter
wijl bovendien een onaangename neven
werking optrad, die daarin bestond, dat de
ingeënte persoon zich gedurende een of twee
dagen ©enigszins ziek gedoelde, wat koorts en
hoofdpijn had. Ook de plaats van inenting
was soms pijnlijk.
Langzamerhand is evenwel de wetenschap
ook in dit opzicht vooruitgegaan en dank zij
het werk van verschillende onderzoekers, voor
al van de Engelsche officieren van gezondheid
Leishman en Harrison is men thans in staat
om iemand met veel beter gevolg dan vroeger
tegen typhus in te enten, terwijl de onaange
name gevolgen veel minder zijn.
Het groote typhusgewaar, dat te velde dreigt
maakt het zeer begrijpelijk, dat deze inenting
het meest geschied is bij legers. Honderddui
zenden soldaten in het buitenland zijn dan ook
reeds ingeënt. Als voorbeeld van do gun
stige werking noem ik het Engelsoh-Indi-
sche leger, waar hand in hand met de
de toename der inenting de typhussterfte
daalde. In 1906 waren aldaar van 1000 solda
ten slechts 66 ingeënt en het sterftecijfer
typhus was toen 3,19 per duizend. In 1910
daarentegen waren van de 1000 soldaten 823
ingeënt en het sterftecijfer per duizend was
gedaald tot 0.63. Ook in andere legers, waar
vroeger veel typhus voorkwam b.v, .in het
Amerikaansche is hetzelfde gebleken.
Men ziet dus, dat door inenting de kans
om aan typhus te sterven in hooge mate
mindert.
Ook de minder aangename nevenwerking der
inenting is niet zoo groot als vroeger. Het is
n.l. gebleken, dat de meeste bezwaren hebben
uitgeputte en vermoeide personen, lijQers aan
malaria, en vooral diegenen, die veel alcohol
gebruiken. Zelfs een kleine hoeveelheid alcohol
op den dag der inenting kan nadeelig werken.
Mocht inenting noodig blijken, dan kan men
dus zelf maatregelen nemen, waardoor de
onaangename nevenwerking zoo klein mogelijk
wordt. De troepencommandanton zullen onge
twijfeld zorgen, dat de manschappen zich vóór
de inenting niet te veel vermoeien en hun ook
daarna de nood'ige rust geven.
Ook in ons land zou het op een gegeven
oogenblik wenschelijk kunnen zijn een troep
tegen typhus te vaccineeren. De Inspecteur
van den Geneeslcundpigen Dienst 'heeft dan ook
gezorgd, dat reeds voordat het leger te velde
stond, een groote hoeveelheid entstof tegen
typhus gereed was.
De typhus moet beschouwd worden als een
groot gevaar voor den troep en het is dan ook
to hopen, dat wanneer de. Geneeskundige
Dienst het noodig mocht oordeelen om een
zeker aantal soldaten in te enten, zij zich daar
tegen niet zu'len verzotten, maar zullen begrij
pen, dat zooiets geschiedt in bun eigen belang
en in dat van hun kameraden, in dat van het
geheele leger.
Wie nog niet overtuigd is van de verwoestin
gen, die door typhus te weeg gebracht kun
nen worden, leze nog eens de getallen, die in
't begin van dit opstel genoemd zijn: in
1870/71 hebben ongeveer 75,000 Duitsche solda
ten aan typhus geleden enz. enz., - terwijl
40 jaar later de Japanners bewezen, dat men
tegenwoordig oorlog kan voeren zonder ernstige
epidemien in het leger te hebben.
Is men niet verstandig genoeg om voor eigen
behoud de noodige maatregelen te nemen, dan
is men verplicht dat te doen tegenover zijn
kameraden. Iemand die niet alles doet om
typhus te voorkómen, kan een gevaar voor den
troep worden. Iodere typhuspatiënt is een bron
van besmetting, waardoor misschien tientaliën
andere soldaten ziek worden.
zou komen, maar de dag wan Woensdag
leerde anders. De regeering verliet de stad;
de koning en de koningin vertrokken, ook de
generale staf toog heen. Het was duidelijk,
dat het ergste te wachten stond. Bovendien
kwam al spoedig het bevel, dat de
i e.
Belg
Beschieting van Antwerpen.
De ioesiand in den reuzenstrijd.
Het is er dus toe gekomenAntwerpen
wordt beschoten door de Dui'bschers. De
bevelhebber van het Duitsche belegerings
leger voor Antwerpen, generaal von Bese
ier, heeft overeenkomstig de Haagsche Con
ventie de autoriteiten te Antwerpen gewaar
schuwd en in den nacht tusschen Woensdag
en Donderdag heeft het bombardement
daarop een aanvang genomen. Men geloofde
te Antwerpen eerst nog niet, dat het zoover
na met ijzeren beslag en drie zware hang
sloten
,,'t Gelekt wel oorlogsgerei," meende Toon,
die belangstellend was blijven kijken.
„Ulrum, Ulrum, woar he'k van z'n lieve d'r
meer van geheurd. As 't gin Duisch is, dan
g'leuf ik toch, da 'k van in de krant hè
gelèze, asda de Ingelsche de Duitschers d'r
op 't vesje gespege hebben. Misschiens hedde
nog femillie in 't erste gelid en stuurt ie
oe stukke van den buit. t Oorlogspaleis in
Den Hiag mot er ook al mee vol zitte".
Toon's uitleg hielp ous niet op het rechte
spoor. Passende sleutels waren niet te vin
den, zoodat we het gevaarte in 's hemels
naam maar opborgen in de schuur. Janse-
kee, onze gedienstige, zette er zekerheids
halve een emmer water naast. „Ge kunt
nooit is weten iu zoo'n rauwen tijdNie,
da 'k verlège zij veur soldoatevolk, moar ik
wil d'r gin spul mee, as zo ligge te warke
mit dymeniet en ammeniesje. De saar het
ook al z'n leve gemier mit zukke ellesche
uurwarkkieste, die ut mekoar ploffe, as ze
vergète woater te gebruiken.
Den volgenden dag werd alles opgehel
derd.
We waren „halverwege 't moal", toen
m'n vrouw doodsbleek achterover zakte in
haar stoel, 't Eerste oogenblik dacht ik aan
'n aardappel in 't verkeerde keelgat. Maar
met een angstuitdrukking in het oog wees
ze naar het tuinhek.
Ik boog me over 't tafelblad om te kun
nen zien en daar ontdekte ik, wat m'n
vrouw de stuipen op 't lijf joeg.
Aan de klink van het hek murrelde onze
zenuwzieke neef Yarenas. Onder den arm
droeg hij een bundel wandelstokken en para-
pluies e» z'n rug ging gekromd onder ©en
civiques", de burgerwacht, haar wapens
moest inleveren. Dat waa ©en bewijs, dat
men ©en intocht der Duitschers al niet meer
onmogelijk achtte; de Duitschers toch er
kennen de Belgische burgerwacht niet als
combattanten.
Men ziet aan Antwerpen alweer, wat, in
©en modernen oorlog, oninneembaar ge
achte vestingen waard zijn. Het Duit
sche reuzenkanon overwint ze gemak-
kelijk. Er werd al heel spoedig een bres 7'
in den buitensten fortengordel
In den nacht van Woensdag op Donder-
j dag zijn de Duitschers, die in het Zuidoos
ten door de buitenste fortenrij zijn heen
gedrongen, begonnen Antwerpen te be
schieten. Generaal Von Beseier, d© com
mandant van het leger voor Antwerpen,
heeft, in overeenstemming met de Haagsche
Conventie, de autoriteiten te Antwerpen
Woensdag in kennis gesteld met het drei
gende bombardement. Tegen middernacht
j begon daarop de beschieting met de zware
j belegeringskanonnen. De eerste granaten
vielen in heb Zuidelijk deel der stad. Dade
lijk begon een groote uittocht van vluchte-
juowjü iu ueu uuiwjiisveii lurueuguruBi. j r'
Buiteohe artillerie drong daar doorheen, ge Duitsci(,rSj zoo wordt tet j N v
d. D." geseind, waren over de Nethe ge
komen en hadden hun zwaar geschut opge
steld. Terwijl het zuidelijk deel der 6tad
Het krachtvoedsel van het Nederlandsche Leger.
HEERLIJK VAN SMAAK. VERWEKT GEEN DORST.
kelijk.
geschob
De Dui
stelde haar geschut op en bombardeerde de
stad. De binnenste gordel van versterkin
gen is nog in de hand der Belgen. Deze
hebben versterking gekregen van de Engel-
schen, die met zware scheepskanonnen zijn
gekomen en men is nu van plan de binnen
ste fortenlinie met kracht en tot het uiter
ste te verdedigen.
Maar men kan op die wijze misschien ver
hinderen, dat de Duitschers in Antwerpen
komen, maar niet dat zij de stad beschie-
beschoten werd, verscheen er een Zeppe
lin die bommen wierp op de olie-tanks hij
Hoboken. Een begin van brand ontstond
en men liet de olie uit de reservoirs loopen.
De Duitschers beschoten toen ook het
noordoostelijk deel der stad. De Zuider
statie staat in brand.
De voorstad Berchem moet zwaar geleden
Tri i ui n© vueiauciu irei uuern iiiwu ïwittti üeieuen
ten. En dat hebben zij, zooals we meldden, 3
j j i <7 hebben. Een kruitmagazijn moet m de lucht
reeds .cedaan. (Jok verscheen er een Zen-
reeds gedaan. Ook verscheen er een Zep
pelin boven Antwerpen en wierp bommen.
Doch daar lette men nauwelijks op, zulk
een paniek verwekte de beschieting der
Duitschers. Deze heeft aan de stad nu
reeds heel wat schade toegebracht en schrik
verwekt onder de bevolking. In breede
scharen vlieden de Antwerpenaren uit hun
6tadde weg naar 't Noorden, naar ons
land is nog open en talrijk zijn de vluch-
hulp
land en ons volk vatten de taak der
vrijheid tegenover de verjaagden van elders
zeer hoog op.
Ook elders is de strijd in vollen gang,
maar... er zijn geen bijzonderheden van
belang. De Fransche en Duitsche berichten
zijn het daarover eens. Op het westelijk
oorlogsterrein is niets van beteekenis ge
beurd: hebben de Duitschers hier eenige
zijn. De beschieting heeft den
geheelen nacht geduurd.
Een sterke Britsche troepenmacht met
zware scheepskanonnen bezet de binnenste
fortenlinie, die men tot het uiterste wil
verdedigen."
Aan een telegram in het „Nws" is ook
nog het volgende ontleend:
Het bleek den Engelschen ernst te zijn
In de binnenste
tellingen, die in het neutrale NederlandAntwerpen te behouden,
een toevluchtsoord en hulp vinden. Ons'!t fortenlinie werd het zware scheepsgeschut
opgesteld en van daar uit een onafgebroken
zegepralen behaald, vooral aan hun oos
telijken vleugel, elders kunnen de Fran-
schen eenige voordeelen opteekenen, Over,
't geheel is de toestand er nog dezelfdé.
Dat duurt nu al eenige weken zoo en dat
kan blijkbaar nog heel lang duren.
In het Oosten schijnt eveneens de reuzen
strijd in dezelfde fase te blijven. Al bewe
ren Russen zoowel als Duitschers, dat zij bij
Soewalki de overwinning hebben behaald,
het moet ons toelijken, dat de slag er onbe
slist is gebleven. De Duitschers waren blijk
baar van plan door het Russische front
heen te breken, maar dit is hun niet ge
lukt; doch evenmin zijn de Russen vooruit
gedrongen en nog altijd staan zij niet weer
op Pruisisch gebied. In tusschen schijnen zij
daar wel versterkingen te hebben gekregen
en ook de Tsaar moet vrij dicht aan het
front zijn. Dit wijst er op, dat van dien
kant een nieuwe zware krachtsinspanning
is te wachten. Een Duit-sch legerbericht
erkent dan ook, dat een uit Lomsja opruk
kende Russische legercolonne Lyck heeft
bereikt.'
In Galicië insgelijks duurt de strijd
voort, zonder in de laatste dagen een be
slissing te brengen. De terugtocht der Oos
tenrijkers, die versterking kregen van de
Duitschers is tot staan gekomen; zij zijn
nu zelfs weer aanvallend opgetreden. Het
gaat thans om de vesting Przemysl. Oos-
tenrijksche berichten beweren, dat nieuwe
aanvallen op deze versterkte stad schitte
rend zijn afgeslagen. Uit Russische bron
wordt medegedeeld, dat de strijd om
Przemysl een gunstig verloop heeft, dat een
versterking van de hoofdstelling genomen
is. Zoowel het een als het andere kan waar
zijnzeker lijkt het, dat de strijd om deze
Galicische vesting zeer heftig is.
-
1 bombardement op de Duitsche stellinger
J begonnen. Het oppercommando over de
i troepen werd in Engelsche handen gegeven
j en Belgen en Britten streden gezamenlijk
[den strijd tegen een overmachtigen vijand.
Was aanvankelijk alleen de aanval door de
Duitschers gedaan op de bres in de forten
linie, Maandag werd die met groote hevig
heid met flankuitbreiding ondernomen op
de overgangen over de Nethe bij Lier en op
;de forten bij Puers. Oospronkelijk wisten de
Duitschers door t© breken tïisscheri Boom en
Puers, doch de Engelsche versterkingen,
welke over Rupelmonde snel oprukten,
kwamen hun strijdmakkers te hulp, en bloe
dig werd*de aanval afgeslagen, waarbij de
bajonet de beslissing bracht en honderden I
en honderden vielen.
„De Belgen hadden alle bruggen over de
Nethe en de Rupel opgeblazen, maar toen
Dinsdag de Duitschers Lier en Puers weer
met ongewone heftigheid aanvielen, konden
de geallieerden riet voorkomen, dat de
Duitschers bij Boom over de Nethe en de
Rupel wisten te komen. Onder dekking van
een vreeselijk geschutvuur zwommen Duit
sche pontonniers de Nethe over, het werk
van twee kanten aanvattend; zoo slaagden
de Duitschers er in een pontonbrug te slaan,
waarover ze hun mannen en hun zwaar ge
schut konden transporteeren. Terwijl de aan
vallen op Lier en Puers onverflauwd door
gingen en nog doorgaan, werd het zware be
legeringsgeschut opgesteld en het bombar
dement aangekondigd.
„Om twaalf uur Donderdagnacht werd
de bedreiging uitgevoerd. De geheele plat
telandsbevolking uit den sector noordelijk
van de Nethe vluchtte naar Antwerpen,
dat men veilig dacht. Duizenden stadsbe
woners vluchtten aan de andere zijde er
uit, naar ons land, maar de stad bleef
overvuld met menschen.
„Toen het bombardement begon, is de be
volking, die bevend afwachtte, uit de stad
of in de kelders gevlucht. De treinen' kon-
den zoo gauw niet weg, want de Zuid-statife
was al gauw in brand geschoten en ook van
de Midden-statie vertrokken geen treinen
meer. Alleen door het Land van "Waas,
naar Esschen en Roosendaal kon men gaan, j
groot pak, gewikkeld in een gestreepte wol
len deken. Naast hem stond z'n vrouw,
nicht Frida, belast met een ouderwetsch,
geborduurd valies, twee hoedendoozen en
een bundel kleerenj bijeengehouden door
een riem,
„Joziemarante..." De verzuchtig was me
ontsnapt, eer ik aan de tegenwoordigheid
van de kinderen dacht.
„Marante, pa?" protesteerde Annekootje,
„'t is dezelfde oom, die ziek is geweest, toen
ie op zooveel stoelen lag en de parzikke opat
en die in de kiepeneste zocht naar eieren..."
Ja, daar had je 't. Je moest in 't bijzijn
van kinderen je vermoedens maar uitspre
ken Twee tellen later stond Annekootje
stampvoetend in een hoek van de kamer te
gillen, dat pa slecht was, om haar „voor de
biele" te slaan.
Binnen brulde Annekootje en 't angst
zweet brak me uit, toen ik de uitgegilde
bedreiging hoorde.„ik zal 't oom zeggen.,
ik zeg het toch... dan erven we niks..."
Aan de deur stond m'n vrouw, hoofd
schuddend en met verbazing de banden in
eenslaande om het onverwachte van zulk
een bezoek...
Op een sukkeldraf je jammerend en hijgend
kwamen neef en nicht het tuinpad afloopen.
Bij de deur vielen ze beiden neer tusschen
parapluies, doozen en bundels...
Opnieuw verschrikt door het vreemde ge
doe, keek m'n vrouw hulpeloos om zich
heen. Juist wa3 ook ik aan de voordeur ge
komen en ik haastte me, om de menschen
weer op de been te helpen en ze op hun ge
mak te stellen op de tuinbank.
„Neef Varenas, nicht... wat zijde over
spannen!... jVan harte welkom zijde, van
harte.
doch er was gebrek aan materieel gekomen,
daar alles voor troepenbewegingen werd ge
bruikt.
„Een artillerie-duel ontstond. De Engel
sche snelvuurkanonnen sloegen regelmatig
hun vier achtereenvolgende slagen uit de
tweede linie en bij Boom antwoordde het
Duitsche snelvuurgeschub met vijf snelle
slagen. De Duitsche granaten sloegen in
het zuidelijk gedeelte van de stad en vooral
ook in 't voorstadje Berchem en het Zuren
borgwij k. Die gedeelten leden erg. Telkens
kwam fluitend een granaat er op af en dan
sprong met een helschen klap het moord
werktuig uiteen. Of er veel dooden vielen,
of de schade groot was, of de gebouwen met
de róód-witte vlaggen gespaard bleven, weet
ik niet.
„Was tot één uur 's nacbt6 slechts het
zuidelijk gedeelte van de stad geteisterd,
daarna vlogen de granaten ook over het
oostelijk en noordoostelijk deel van Ant
werpen. Het vèrdragende geschut slingerde
zijn doodelijke projectielen zelfs tot over de
stad. Er stond in het noordoostelijk deel
een trein klaar, die spoorwegpersoneel, als
de nood drong, naar Nederland zou voeren.
Die trein zou 's nachts om één uur reeds
vertrekken, maar pas na drieën durfde men
de reis ondernemen, en de reizigers hoorden
twee uur lang het angstaanjagende geluid
van de projectielen om en over zich heen.
„Om acht uur kwam die trein in Roosen
daal aan en de menschen geloofden een hel
te zijn ontvlucht. De enorme troepenraassa's
der Duitschers schijnen alles er op gezet te
hebben, Antwerpen in hun bezit te krijgen.
De Beleen en de Britten zetten er van hun
kant alles op, om de stad te behouden. Men
strijdt met ongekende dapperheid, zonder
aan wijken te denken. En het feit, dat de
Britten bij de verdediging van de vesting
de leiding hebben en steeds versterkingen
aanvoeren, wijst er op, dat Engeland tot
bet laatste zal trachten, niet „heb pistool
op de borst" te krijgen."
We hebben boven reeds den naam ge
noemd van den opperbevelhebber van bet
leger voor Antwerpen, dat is Hans Hart-
wig von Beseier, een man van 65 jaar. Hij
toonde reeds als knaap aldus deelt de
„.Berliner Lokal-Anzeiger" mede een
levendige belangstelling voor de technische
wetenschappen. Hij wilde officier worden
en nam daarom dienst bij de garde-genie.
In den oorlog van 1870 kreeg hij het ijzeren
kruis. Hij nam deel aan het beleg van Pa
rijs en Metz en toen reeds trok hij de aan
dacht van zijn chefs.
Later bezocht hij de artillerie- en inge
nieursschool, werd gedetacheerd bij de
krijgsschool en werd als kapitein geplaatst
bij den generalen staf. Nadat hij eenige
jaren dienst gedaan had aan het front,
kwam hij weer bij den staf, nu als majoor.
In 1902 en 1905 werd hij die inmiddels
opgeklommen was tob luitenant-generaal
benoemd tot scheidsrechter bij de manoeu
vres. Hierna werd hij aangesteld tot in
specteur-generaal van de vestingen. Twee
jaren later werd hij generaal van de infan
terie. In 1911 nam hij ontslag uit den
dienst. Thans bij het uitbreken van den
oorlog werd hij weer actief en plotseling
duikt zijn naam bij Antwerpen weer op.
Een der oorlogscorrespondenten van het
Persbureau Vaz Dias seint nog het volgende
uit Gent, dat wij onder strikt voorbehoud
mededeelen
„En ik zeg 't tech van de perzikke en
van de kiepeneste schreeuwde om den
deurstijl Annekootje.
Met één handbeweging veegde ik haar de
mg in en trok de voordeur in het slot.
Intusschen was nicht Frida genoeg op
adem gekomen.
„De oorlog, neefschap, de oorlog... Heb
ge de kist al... Is t'ie d'r al?..."
Ik haastte me haar gerost te stellen met
de verzekering, dab er een kist was geko-
a.
,'t Nieuwe eetservies zit d'r in... en we
hadden nog drie flesschen dure port en de
grenaten ketting van tante Chrisje en al 't
fijne spul van de étazère...."
„Maar hoe komt dat van Ulrum van
daan? Ge hebt toch altijd in Amsterdam
gewoond
Toen ontwaakte neef uit z'n halve be-
zwijmiug.
In Amsterdam was 't bar, zooveel solda-
ten als d'r rondtrokken. En alles wier ver-
igd. Drie dagen hebben wij in den kei- J
der gewoond, 't Kon iederen dag beginnen.
Toen kwam de rheumatiek terug en begon-
nen de zenuwen weer. Ulrum, zeiën de bu
ren, dat was veilig. Zelf gingen za naar
Ternaerd, omdat ze daar familie hadden
met roeibooten. Acht dagen hebben we in
Ulrum gezeten. Maar toen begon 't daar i
cok al. De staat van beleg. Ik zeg tegen I
Frida, d'r uit motten we, d'r uit, vóór 't
beleg komt
„En net op den laatsben dag, voor het l
erger werd, zijn we gevlucht. Alles liep al
met geweren en pistolen", huiverde nicht 1
Frida.
„We dachten direct aan jullie. Je moet
wat op de hoogte zijn van strategische pun
ten. En hier bij jullie in zoo'n geul kunnen
ze nooit komen. Door het bosch zien ze niks
en achter is alles dras land. Als ze schieten,
gaat 't over het dak heen. Frida was nog
bang voor de kanons van 42 meter. Maar
ik zeg, dat de kogels in 't veen smoren en
in 't nat ploft zulk modern werk niet."
„AL wij nou de achterkamer krijgen,"
opperde nicht Frida.
Ja, dat was ons slaapvertrek. In 's he
melsnaam, dan moesten wij maar 't dichtst
bij den voorgevel.
De tweede helft van den maaltijd schoot
er bij in. En terwijl m'n vrouw achter An
nekootje aanjoeg, om haar uit de buurt van
neef en nicht te houden, hielp ik pruttelend
aan de installatie van de achterkamer. Met
schrik bemerkte ik dat er een zekere rust
over neef's beweeglijke trekken kwam. En
tevergeefs mompelde ik iets van miltvuur
bij den naasten boer en van cholera onder
de kippen...
Tot er opeens aan de buitenzijde van het
tuinraam, vuurrood van inspanning door
het klimmen tegen 't latwerk van een lei
boom, de gezichten verschenen van kleinen
Arie en Annekootje. Eer ik het verhinde
ren kon, was een luidruchtig duo losgebar
sten: „Oome, tante Fridaoome het de
parzikke gestole en nou kunne ze niet èrre-
venen de kiepeneste het ie ook uitge-
hoalden Annekootje het veur de biele
gehadOome het ze allemoal gestole.
't Was te laat. Toen ik, in iedere hand
een bodem van een broekje dragend, naar
het eind van den tuin holde, en de kinde
ren tusschen de jeneverbessen door het veld
in werkte, was 't al gebeurd.
In de gang stond reeds nicht Frida, den
Zooals ik reeds Donderdagmorgen mede
deelde is Koning Albert te Selzaeto. Langs
een omweg wist ik do grens te passeercu.
Het is namelijk van Donderdagmorgen ai
verboden de grens over te gaan. Van het
geen ik s^ag mag ik alleen mededeelen, dat
de Koning bijna plotseling voor mij stond.
Koning Albert was in generaalsuniform
gekleed en liep in gesprek met een Bngelsch
officier langs de troepen. Zijn gedachten
schenen echter afgedwaald, want hij liep
met gebogen hoofd en leek zeer mistroostig.
Werktuigelijk groette hij het volk, dat hem
toejuicht. Uitbundig was de begroeting van
bet volk echter niet. Driemaal is do Koning
Donderdagmorgen hier geweest. Z. M. nam
intrek bij een notabele van Selzaet© Cesar
de Klerk.
Ik vernam, dat Antwerpen tet den laat-
sten steen door de Franschen en Engelschen
verdedigd zal worden. Van de soldaten,
welke ik ontmoette, zagen er sommigen
zwart en smoezelig uit. Anderen waren m
nog ongerepte uniformen gestoken. Toen
ik den koning ten derden male ontmoette,
scheen hij zeer opgewekt en rookte hij, le
vendig met eenige officieren pratende, een
sigaar. Den ganschen dag is het kanonge
bulder uit de richting Schonaerden, Wet'.o-
ren duidelijk hoorbaar geweest. Elk oogen
blik werd een schot gelost. Tegen den avond
hield het schieten op. Na half vijf werd
geen kanongebulder meer vernomen. Er
zijn massa's vluchtelingen t© Selzaete.
Bij duizenden zijn de menschen uit Air.
werpen en de omliggende plaatsen het vuur
der Duitschers ontvlucht; een aantal naar
het westen, naar Gstende, maar de meesten
naar 't noorden, naar ons land. Natuur
lijk waren de grensplaatsen het eerst ge
vuld, maar velen trokken al gauw hóoger
naar Rotterdam, Den Haag, Utrecht,
°P:
Amsterdam. Er komen zoo berichten var:
vluchtelingen, armen en rijken, havelooze
menschen en anderen in pelsmantels ge
huld, die rust en hulp zoeken in ons land,
berichten uit Vlissingen, Roosendaal,
Breda, Tilburg en niet minder uit de bo
vengenoemde groote steden. In een enkele
stad heeft de burgemeester reeds gewaar
schuwd, dat er geen vluchtelingen meer ge
holpen kunnen worden, dat verzocht wordt
om treinen met vluchtelingen niet te laten
stilhouden. Maar gelukkig is er in andere
plaatsen nog ruimte genoeg, zijn er gevulde
beurzen en warme harten, en de arme
slachtoffers van den oorlog uit het naburige
land worden met liefde en zorg opgenomen
in de verschillende plaatsen.
Vooral Woensdag kwamen veel Antwer-
naren in de verschillende steden aan. Zoo
brachten aan het Centraal-Station te Am-
dam de treinen telkens nieuwe vluchtelingen
aan. Ze vermeerderden het aantal derge
nen, die, door vroegere treinen aangebracht,
in de wachtkamers afwachtten tot hun pas
sen door de aanwezige politie-inspecteurs
waren nagezien en er o nderdak voor hen
gevonden was. Bedrijvig liepen de dames
van het comité van huisvesting met den
rood-wit-blaxiwen band om den arm en de
heeren van den Bond van Orde af en aan.
En meewarige nieuwsgierigen omringden de
vluchtelingen. Op een bank zat een moeder
met haar zes kinderen, die straks naar Be
verwijk zouden worden gebracht, waar een
ingezetene dertig plaateen beschikbaar had
voor vrouwen en kinderen. Een oud moe
dertje was heel alleen uit Antwerpen ge-
kapothoed scheef op het hoofd, een para-
pluie dreigend opgeheven, tegenover m'n
vrouw, en in de 6chuur duwde en trapte
neef Varenas tegen de met ijzer beslagen
kist, om het gevaarte de deur uit te krij-
gen-
„Da's je familie", gilde nicht. „Da's de
vooropgezette dank dat je ze bedenkt in je
testament. Lieve kinders heb je, gezegend
nog-an-toe. Je appels bennen niet ver van
de stam gevallen. Heere, bewareme... go-
stole! Je mag me allemaal gestole worden...
Maar we gaan. We gaan d'r direct uit..."
Hartstochtelijk zwaaide ze haar grootste
hoedendoos, terwijl neef de zware kist moei
zaam omkantelend, de schuurdeur uit
werkte.
„Van je vlekziekte weten we genogt...
En we magge lij en, lijen zeg ik, dat al je
kippe bij de keléra nog de pip en 't snot
op den koop toe krijgenEn", hier
sloeg nicht Frida's stem over „En as 'al
ons hebben en houwen in den oorlog teniet
gaat, dan is 't jullie schuld....;. Maar geen
cent zul je hebben, geen cent, geen cent..."
Met twee hoedendoozen en drie para
pluies stoof nicht Frida de deur uit.
„En mijn zenuwen zijn voorgoed bedor
ven", jammerde neef, terwijl hij bij ver
gissing een leege waechmand over het tuin
pad voortzeulde.
Zes dagen later kregen we een ansicht
uit Dinxperlo.
„Neefstond er op. Stuur de kirt en
de twee pakken hierheen. Hier is 't strate
gisch veilig. U zult van ons niets meer hoo-
ren. De waschmand staat in het bosch.
FRIDA VARENAS."
Ik vrees voor de erfenis.