No. 16. Woensdag 23 September 1914. Orgaan voor Leger en Vloot. Oorlogsnieuws. wm K watta's Manoeuvre Chocolaad Onder redactie van D. MANASSEN. Verantwoording Een heldendood. Gezondheidsleer. De toestand ie den reuzenstrijd. De Fabriek „Kwatta" geeft wekelijks een flinke bijdrage aan het NATIONAAL Steun comité. NIET MET BELOFTE om te geven als.... Chocolade verkocht wordt, verleent men hulp, doch met POSITIEVE GIFTEN. Duitschland en de vrede. Oplaag 50,000 exemplaren. SOLDATENCOURANT ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PALESTRINASTRAAT 10, AM8TERDAM, TELEFOON Z. 4968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. VOOR ADVERTENTIEN WENDE MEN ZICH TOT HET ALG. ADV.-BUREAU ROUMA CO., 220 HEERENGRACHT A'DAM. ADVERTENTIEPRIJS PE11 REGEL 80 CENT. Vice-admiraai W. NAUDIN TEN CATE, commandant der Marine te Willemsoord, tevens commandant van de stelling Oen Helder. Geboren in 1860, 1878 adelborst le kl., 1880 luit. t. zee 2de ld., 1891 luit. t. zee le kl., 1902 kapt. luit. t. zee, 1906 kapt. t. zee, 1 Juli 1912 Scbout-bij-nacht» 16 Aug. 1914 vice-admiraal. Diende op verschillende schepen in Ne derland en Oost-Indie, werd 1 Nov. 1891 gedetacheerd op het bureau Hydrografie v/h Dep. v. Marine te 's-Gravenhage en vertrok den 2Sn April 1895 naar Ooat- Indië, alwaar Z.E. commandant was van het ópn. vtg. „Blömmendal". In Juli 1898 in Nederland teruggekeerd, werd hem het hevel opgedragen over Hr. Ms. ,,Merva" en daarna over Hr. Ms, Am stel", om ver volgens den 22n MaaTt 1904 benoemd te worden als le off. a/b Hr. Ms. „Hertog Hendrik", met welken bodem hij in Nov. d.a.'v. naar O.-Indie vertrok. Na aldaar verschillende schepen ie heb ben gecommandeerd keerde de toenm.^kapti t. zee Naudin ten Gate in Juli 1907 in het vaderland terug en werd hem den 3n. Sept. 1907 het hevel over Hr. Ms. „Mamix" (later „Kott. Emma") opgedragen, welk bevel tot i Mei 1911 door hem werdge voerd, waarna Z.E. wederom naar Oost- Indië vertrok en aldaar tot Juni 1912 het bevel voerde over bet Ned. eskader» In Nederl. teruggekeerd werd Schout-bij- nacht Naudin ten Cate benoemd tot lid van de Staatscommissie inzake verdediging van Nederland en koloniën en werd hem den 1 Nov. 1913 het commandement der Marine te Willemsoord toevertrouwd, in welke functie hij tevens was aangewezen als commandant van de stelling van den Helder. De vioe-admiraal is Bidder in.de Orde van den Ned. Leeuw, draagt het 25-jarig dienstkruis en het Expeditiekruis voor bel. Krijgsverrichtingen met gesp Atjeh en Kleine Soenda-eilanden 19051908. Aan de rechterhand van vice-admiraal staat de kapitein van den Generalen Staf K. A Pheiffer. Aan de linkerhand achtereenvolgens kapt. luit. t. zee A. F. Go ós* en, chef van den staf der zeemacht te Willemsoord, luit. t. zee der le kl. H. P. Prillevitz, adjudant v/d commandant der marine te Willemsoord en kapt. der artillerie J. A. v a n Bee k, com mandant van het detachement der torpe- disten té Den Helder. van ingekomen bijdragen voor D& Soldaten*- coutant in de volgorde van toezending der Mevr. B., Santpoort, f 0.50; E», Den Haag f Ij. v. D., Den H&ag» f 5; A. S»> Hengelo, f 10; baron v. V., Den Haag, 2.50; A. W. T., Axel, f 2.50; dr. M. P. ft.. Den Haag, f 10; B> N., Amsterdam, t 50; W. B., Amsterdam, f 25; C. R., Den Beider, f 2.50; P. H. K., Leerdam, f 5>. Inteekenlijst DriebergenRijsenburg en 5eist (alphabetisch). DriebergenRijsen burg: H. W. L .de B., v. C., J. B., mevr. M. C., J. W. II. C., mr. A. E. L., H. B. p., mej. I., E. L. M., F» L., J. M. C., M. v. M., M. v. C., R. P. C. de M., Nv. r. d. P., N. N., C. P., mevr. v. V., G. T.j 2eist: R. H» v. D., B. F., A. H., N. A. K., G. A. ten K., J. C. L., D. M., mej. v. d. M., H. v. d. M., jbn mr. F. v. d. P., P. R., bar. R., jhr. F. v. R., W. S., L M. W., totaal f 50; Mevr. V. d. H., Alicè v. d. H. en Ja:i f. d. H. (50 cent zakgeld), Rotterdam, te ïamen f 3steunpenning Zeemacht Den Beider f 0.96; idem f 0.12; idem f 2; D. /i. v. A., Den Haag, f 25 F. P., Den Haag, f 2; H. C., Enschedé, f 2.50; A. G. K., Amsterdam, f 25; firma G. J. v. H., En- »chedé, f 100; H. J. E. v. H., Enschedé, f 10steunpenning Zeemacht Den Helder f 1.47; H. W. A. W., Den Haag, f 2.50; P. de R., Nijmegen, f 2.50; J. S., En schedé, f 5; J. B. S.. Enschede, f 5; J. H. S., Amsterdam, f 10; J. T., Enschede, I. Op een Novemberavond van het jaar 1870 kwam de veldwachter terug van zijn dage- lijkschen arbeid. Hij had zijn geweer met het zilveren naamplaatje aan een bandelier over den Behouder hangen. In het dorp vond hij alles in rep en röer. Een vreeselijk nieuws was tot daar doorge drongen de Duitschers waren in aantocht.' Nog een paar uur en zij zouden er zijn. Reeds waren in den omtrek uhlanen gezien de voorhoede kon dus wel niet meer ver af eijn. De vrouwen bespraken de tijding, staan de op den drempel van haar huisjes, met yeel armgebaren en angstige stemmen. Op het Marktplein, onder de oude olmen hielden de mannen raadde een stelde voor, da vrouwen, kinderen en het vee in de boBschen te verbergen, waar de Duitschers zich toch niet in zouden wagen, uit vrees voor de franc-tireursanderen verzekerden, dat zij tevreden zouden zijn met het koren fin de win ter-provisie. Te midden van al dat geharrewar nader de de maire, die allen tot kalmte maande, terwijl hij bevel gaf dat ieder, die een wapen bezat, dat op het stadhuis moest brengen. „En het mijne zal je in geen geval heb- tbcn" zei de veldwachter^ die jich bij de jjwteuden had gesoesd» f 10; H. M., Den Haag, f 2.50; mr. J. H» B-, Den Haag, f 5B. A., Den Haag, f 10; H. B., Den Haag, opgegeven f 5 doch toe gezonden f 6; N. N., Enschede, f 5; mr. A. H. K., Finsterwoldè, f 5; F. J. V., Gennep, f 2.50; firma A. W., Enschede, f 5; P. de B., Den Haag, f 1; mevr. A. G. B., Den Haag, f 60J. H. S., Enschede, f 20; jhr. mr. L. v, d. B. v. H., Den Haag, f 5; J. H., Zaandam, f 2; W .v. M., Den Haag, f 10; P M., Gasselternijveen, f 2.50; generaal de B., Den Haag, f 10; mévr. V. v. H., Bloemendaal, f 10; G. B;, Den Haag, f 2totaal f 534.55, Door J. P. Bijl, Officier van gezondheid. VI. Behalve het opruimen en onschadelijk ma ken van ontlasting en urine, zal men hebben te zorgen voor het verwijderen van verschil lende andere soorten vuil. Zoo zal men hebben te zorgen, dat het overtollige en overgebleven eten niet urenlang blijft liggen, maar zoo spoedig mogelijk wordt opgeruimd. Blijven stukbon brood, overblijfselen uit eetketels, vel len van worst of vleesch en vettige papiertjes I liggen dan gaat dat spoedig in rotting over, geeft onnoodagen stank, lokt. vliegen aan en ibewijst dat de manschappen, die in zoo'n vuilen j boel willen leven ook in andere opzichten de I voorschriften van reinheid en gezondheidsleer j verwaarloozen. Wie er van nature geen afkeer van heeft om in een onnoodig 6merige omge- I ving te leven, bedenke hetgeen in een van de eerste dezer opstellen gezegd istijdens den 1 Spaansoh-Amerikaanschen oorlog bleek dat het kleinste aantal typhusgevallon voorkwam in n, Met z'n grooten, dreigenden snorrebaard en z'n barsch gelaat was Labrisee het type van een oud garde-soldaat. Goed én medelijdend voor de armen, maar hard en zonder genade voor de stroopers, wier streken hij allo kende, was hij tegelijkertijd bemind en gevreesd in den omtrek. Niets en niemand vreezende en met nie mand omgaande, was zijn zuinige levens wijze spreekwoordelijk geworden. Zijn weinige verlofuurtjes besteedde hij met zijn tuintje op te knappen en met het lezen van eenige boeken, waarmede hij, wanneer hij ze uit had, altijd weer van vo ren af aan begon. Zoo kwam bet, dat hij voor geleerd door ging en-dat hij een zedelijke autoriteit op zijn -dorpsbewoners genoot. De veldwachter liep met een zenuwach- fcigen pas, aldoor in zichzelf sprekend, heen en weer. ,,'t Is schande", mompelde hij, „te den ken, dat de Duitschers hier komenIk hun mijn wapens overgeven! Ik, Jean Baptiste Dussol, genaamd Labrissee, ex-sergeant der garde, hun mijn geweer gevenNooit, neen, nooitI Liever sterven!" Vlug gaat hij naar zijn, aan het einde van de dorpsstraat gelegen huisje, waar zijn hon den hem met vreugdegeblaf ontvangon. Hij heeft er zes, en nu omringen ze hem kwis pelstaartend. terwijl jjii zijn handen yan blijdschap likken* die kampementen, waar de grootste zindelijk heid heereohte. Vooral gelden de eisobon betreffende den vuilafvoer voor keukens. Hier is het gevaar voor verontreiniging natuurlijk het grootst; hier worden aardappelschillen, afval van vleesch en groenten, overblijfselen, van het eten bewaard. Potten en pannen worden hier gereinigd en het vettige water met nog stuk jes van allerlei eten moet worden wegge voerd. Wordt dit niet behoorlijk gedaan, dan wordt op een gegeven oogenblik het eten voor een geheele compagnie besmet en loopon do nwvnsdhappen gevaar om den volgenden dag een hevige buikpijn te hebben. 't Is nu de vraaghoe moet al dien afval uit keukens, kwartieren enz. worden afgevoerd? Het zekerste middel om afval onschadelijk te maken is, zoo als tegenwoordig ook in 't groot in sommige steden gebeurt, door ver branden. In de nabijheid van de keuken of van het ikwartier zoelte men een plaats, waar zon der gevaar een vuurtje gestookt kan worden; door het graven van een kookgat en het sta pelen van eenige steenen kan men gemakke lijk bevorderen, dat zoo'n vuurtje beter trekt. Itier verbrande men alles wat brandbaar is, korstjes brood, papier, enz. enz. Dit verbranden kan natuurlijk niet den geheelen dag duren, maar moet al naar mate van de behoefte een of meer keeren per dag geschieden. In dien tussohentijd moet do afval bewaard worden niet overal verspreid, maar op daartoe aangewezen plaatsen. Men neme daartoe wat men krijgen kan: een ge wone emmer, een vat, enz. Gewoonlijk troft men bij de keuken dergelijke vaten aan, maar meestal in onvoldoenden toestand. Een deksel is er zelden op aanwezig, zoodat vliegen er vrijen toegang hebben en alles wat wegwaaien kan wordt door de wind meegenomende kok werpt met groote vaardigheid op een paar meter afstand alles wat hij kwijt wil zijn in in de richting van het vat, met gevolg, dat een groot deel er naast valt, en de omgeving in een rottende en stinkende massa verandert. Is het vat klein en niet goed geplaatst, dan gooit een hond op een gegeven oogenblik alles over den grond de rest is duidelijk. Men zal nu zelf begrijpen aan welke eisbhen zoo'n vat moet voldoen, wil het aan zijn doel beantwoorden. Moeilijk is het dikwijls om het waschwater, dat door het reinigen van potten en pannen vettig is en lastig in den grond dringt, te ver wijderen. Is geen goed riool aanwezig, zooais te velde gewoonlijk hot geval is, dan make men onder de pomp een gootje en late dit uit monden in een, op eenige afstand van de pomp. gegraven kuil. In deze kuil stapele men los op elkaar steenén en bedekke deze steenen met wat hooi of stroo. Het vuile waschwater wordt door de goot afgevoerd naar de kuil en wordt daarom zoo te zeggen gefiltreerd door het hooi. Het gefiltreerde wa ter dringt gemakkelijk tussohen de steenen door,' in den bodem en het hooi, dat alleilei afval heeft opgevangen iaat zich zonder be zwaar verbranden. Om geen onnoodige vervui ling van de toevoerende goot en omgeving te verkrijgen zal men* waschwater enz. zooveel mogelijk rechtstreeks uit de gereinigde potten en pannen op het hooi of stroo werpen. Bestaat er geen gelegenheid om liet vuil te verbranden, is er b.v. in de nabijheid geen plaats te vinden, waar dit zonder gewaar kan geschieden of is het, met 't oog op den vijand ongewenscht om vuren aan te Éggen of einde lijk is de afval van dien aard, dat verbranden niet wel mogelijk is, dan zal men ze laten weg halen of men kan ze begraven. Evenals bij de latrines zal men hier moeten zorgen, dat de afval zoodanig begraven wordt, dat geen gevaar voor vervuiling van water bronnen enz. mogelijk is. De verwijdering van vuil is, zooals uit bo venstaande gebleken zal zijn, te velde van buitengewoon veel beteekenis en met een wei nig goeden wil van de kant dor soldaten zeer eenvoudig en goed door te roeien. Zij dient niet alleen tot het rechtstreeks on schadelijk maken van een bron van gevaar, maar is oók uit een oogpunt van algemeene zindelijkheid hoog noodig. Deze algemeene zin delijkheid, die voor een goeden gezondheidstoe stand zoo belangrijk is, zal in een volgend op stel nog eens uitvoeriger besproken moeten worden. Moeders, geeft uw' zonen af, Vrouwen gij uw' mannen, Maar blijmoedig, 't ia geen straf 't Vaderland te dienen En bedenkt vooral ook goed: 't Is géén tijd nu om te kijven, Wat gebeur' of wat geschied', Als wij maar eendrachtig blijven, Krijgen ze ons n ie t B. v d. BERG, Düxlop. .Amsterdam, Sept. 1914. Géért nood! Nederland zou in gevaar zijn? Mannen, komt, géén nood, Zoolang wij gezworen hebben Trouw tot in den dood Aan ons land, aan de Vorstinne Van d'Oranjestam, Kan gevaar ons nimmer deren, Zullen wij den vijand weren, Ja, als die eens kwam! „Koest Ramono, koest Ravonde, koest Fayant!" zegt hij, „mijn arme vrienden, mijn trouwe metgezellen, mijn goede bees ten 't Is uit, wij zullen niet meer te zamen jagenWij zullen geen zwijnen meer naja gen, uw meester gaat sterven, mijn arme ka meraden, maar gij moet blijven leven. Daarna opent hij een ongewoon iets de deur en laat de honden er uit, die blaf fend in het bosch verdwijnen. Hij staat een oogenblik stil en het vroo- lijk geblaf klinkt hem als muziek in de ooren, want gedurende tien jaar heeft hij ze opgevoed en verzorgd, een kind zou hij niet beter hebben kunnen behandelen. m. Uit een schuurtje, dicht bij 't huis, brengt hij nu een grooten hoop 6troo naar binnen en begiet de meubelen, het ledikant en de muren der kamer met petroleum. Daarop neemt.hij zijn geweren en laadt die. Nu begeeft hij zich naar een oude chif fonnière, waaruit hij zijn militaire kruis haalt. Een oogenblik beziet bij als in extase dat kruis, dat hij verdiend heeft in don slag bij Solferinc. Hij kust het en hangt het ver volgens op zijn borst. Een merel, die in een kooi aan de zolde ring hangt, begint de eerste regels te zin gen van „Partent pour la Syrië". „Mijn arme Jacques! Ik zcu je bijna heelemaal vergeten I" zegt de veldwachter. „Neen, jij moogt piet steryeni'-3 Oorlog Ontsnel, o mijn zonne, Uw lichtende banen, Laat d'aarde versmelten in stroomen van tranen, De wereldMng koos in z'n woede het duister... Verdwijn dus o zonne met gansch Uwen luister. 't Geweld heeft de Liefde en zachtheid ver dreven, .Beschaving staat, woedend, Beschaving naar 't leven; De bloeiende dorpen en lachende beemden, Verwoest en vertrapt door de stroopende vreemden. Het zwaard en de kogel slaan schrik'lijke wonden, De ruwheid, die zocht, heeft nu arbeid ge vonden Do teederste banden, plots, pijnlijk verbroken, En Liefde heeft, droevig, de oogen geloken. De „Droevige Ster'» boos, verblind, zelf het donker, O eindig dus zonne, Uw stralen-geflonber Laat Haaff en de Tweedracht in 't duister maar kampen, En beiden vergaan in ontstellende rampen...... Ontsnel, o mijn zonne, Uw lichtende banen, Laat d'aarde versmelten in stroomen van tranen Vernietig degenen die doof zijn voor rede Maar spaar er de zielen die bidden om vrede 1 JULIUS H. MEIJER. Het woord „vrede" is uitgesproken, opnieuw. Eenigszins móet dit wel verbazen, zoo gauw. 't Is waar, we leven snel in onzen tijd van stoom en electricïteit, -naar dat men in een oorlog, waarin geheel 'yuropa, al de landen en vodken, rechtstreeks middellijk betrokken zijn, waarin inil- lioenen krijgslieden elkaar bestrijden, waar bij de grootste economische belangen op het spel staan, dat men in dezen oorlog, nog volstrekt onbeslist gebleven, reeds na zeven weken strijdens van vrede spreekt, is wel iets opmerkelijks. Het is waar, al te groote beteekenis moet men er nog niet aan hechten. Het lijkt er nog niet op, dat de oorlogvoerende partijen onderhandelingen hebben aangeknoopt. Ook is er nog geen aprake van, dat eigenlijke bemiddelingsvoorstellen gedaan zijn door een neutrale mogendheid. Zoo ver zijn we nog niet. Maar zooals we reeds weten, heb ben de "Vereenigde Staten te verstaan ge geven, dat zij gaarne de rol van bemidde laar op zich wilden nemen. Als men be middelen wil, begint men de tegenstanders eens te polsen. Een groote mogendheid als de Amerikaansche Unio ontvangt niet gaarne een hard weigerend antwoord. Zoo hoeft dus reeds voor eenige dagen Amerika Duitschland gepolst door den Rijkskanse lier de vraag te stellen, hoe de keizer dacht over de vreaesquaestie. De Duitsche rijks kanselier gaf een ontwijkend antwoord, dat niet veel verder bracht. Maar nu wordt uit Washington bericht, dat de Duitsche gezant daar heeft verklaard, hoe Duitschland bereid was tot den vrede, ingeval het Duitsche grondgebied niet zou worden verkleind in Europa. Natuurlijk verklaart een gezant zoo iets niet op zijn eigen houtje, hij heeft daarvoor lastge ving ontvangen van zijn regeering. Laat ons er hier dadelijk bijvoegen, dat de offi- cieuse (half-ambtelijke) „Nordd. Allg. Zeit." de verklaring van den gezant te Washington bespreekt en, welbeschouwd, niet logenstraft! Maar het blad wijst er tevens op, dat Duitschland, op het oogen- Hij gaat naar den tuin, trachtende den vogel zijn vrijheid te geven. Maar de ge vangene wil de vrijheid niet én na eenige vleugelslagen zet hij zich op den schouder van zijn meester. Toen nam de man het klein diertje in zijn ruwe hand, bracht hem ahn zijn lippen en kuste hem teeder, waarna hij hem naar het bosch droeg en op een boomtak neer zette. Nadat al deze maatregelen genomen wa ren, ging hij zijn huisje weer binnen en wachtte. IV. Langen tijd bleef hij met de eene hand op de tafel geleund staan, luisterende naar het minste gerucht. Reeds begon de avond te vallen, toen er op den straatweg twee uhlanen kwamen aan gereden. De veldwachter nam een van zijn geweren en wachtte. Spoedig toekende de schaduw der beide uhlanen zich. in de kamer af. De geweerloop zakte langzaam, twee lichtpunten schitterden bijna gelijktijdig in de duisternis, terwijl de echo der wouden het geluid weerkaatste van een dubbele los branding. Een der mannen viel ter aarde; de an dere vluchtte heen, een breed bloedspoor achterlatende. Labrisee had, met de kalmte van een jager, die een haas neerlegt, zijn geweer opnieuw geladen en bleef onwrikbaar op zijn post staan. Een gerol als van den donder weerklonk Het krachtvoedsel van het Nederlandsche Leger. HEERLIJK VAN SMAAK. VERWEKT OEEN DORST. blik, er niet aan denkt vredesvoorstellen te doen. We kunnen heb officieel® blad gelooven. Voor het» oogenblik kan dc houding van Duitschland niet anders zijn. Dit rijk is in de laatste weken eenigszins in heb gedrang gekomen, dat valt niet te ontkennen. In Frankrijk was het minder voorspoedig dan totnogtoe in den oorlog, zijn legers moes ten terug trekken over bijna de geheelo linie. Een terugtocht is nog volstrekt geen nederlaag, doch hij kan er de voorlooper van zijn Bovendien heeft Duitschland zich misrekend in den steun, dien het van Oos tenrijk zou hebbenop het oostelijk oorlogs terrein heeft het wel zelf zich de Russen van het lijf weten te houden, maar heb moest bovendien in Galicie de Oostenrijkers hulp bieden en is daar met dezen versla gen. De Russen dringen er zegevierend voort en kunnen van Galicie uit weldra Duitech gebied, Silezië, bedreigen. Verslagen, neen, dat is Dtütechland nog lang niet, en de nood heeft in een krachtig, volk al vaker wonderen gewrocht, maar de kans op een overwinning over al hun vij anden ia voor Duitschland en Oostenrijk- Hongarije in den laatst en tijd aanmerke lijk geringer geworden. En het Duitsche leger heeft ontzaglijke verliezen -geleden. Men kan zich da-vrom voorstellen, dat do regeering te Berlijn niet afkeerig ia, 't oor aan bemiddelaars te lee- nen. Toch toont zij zich niet toeschietelijk. Ook zeer begrijpelijk: men hoort eiken dag opnieuw de verzekering van Engeland, dat de strijd tot het uiterste moet worden voort gezet, dat Duitschland's macht geknot moet worden, dat het militairisme daar den kop moet worden ingedrukt. Op een afzonder lijken vrede met Frankrijk of Rusland is geen kans, en dus zou Duitschland zich moeten vernederen, indien het zelf met vre- desaanbiedingen kwam. -En zoo ver is heit r.og niet. Het lijkt er dus ook op, dat de strijd zal worden voortgezet, met kracht, met nog groot-er woede. Maar het woord „vrede" is toch gesproken, en als dat eenmaal de we reld is ingeworpen, laat het zich niet meer geheel verjagen. Er wordt reeds aan vrede gedacht, en dat is een bemoedigend teeken. Omtrent het verloop van den strijd in de laatste dagen valt, op het oogenblik, niets bijzonders te vermelden. Dat kan echter elk uur veranderen en wie weet, of de laatste berichten in dit nummer niet iets nieuws brengen. In Frankrijk staan de legers tegenover elkaar en er wordt ge vochten, maar blijkbaar zonder eenigen uitslag van belang. Duitschers zoowel als de verbondenen beweren kleine successen te behalen. De eersten staan nu in elk geval achter Reims, zij beschieten de beroemde kathedraal van deze stad. Opmerking ver dient een berichtje uit Straatsburg aan gaande de arrestatie door de Franschen van den burgemeester van Metzeral en diens zonen, daaruit is op te maken, dat de Fran schen in den Boven-Elzaa staan en dus de Duitsche grens hebben overschreden. in het bosch 't was het geluid van een esca- dron cavalerie. Toen nam Labrisee een flambouw en zette de geheele woning rondom zich in brand en to8n de Duitschers op de plek kwamen, waar hun doode makker lag, zagen zij met ontzetting den veldwachter met het geweer in de hand te midden der vlammen staau. Werktuigelijk, zonder commaudo 6n als door den schrik verlamd, bleven zij staan: een nieuwe ontploffing deed den aanvaller van -het troepje vallen. Een salvo antwoordde op dien nieuwen aanval en de kogels bonsden met een dof geluid tegeu den muur. Een kogel drong Labrisee door den arm. Even drukte de gewonde de lippen stijf op Elkaar, een oogenblik later riep hij met luide stem ,,Vive la France!" En wederom opende hij zijn vuur. Een twoede projectiel trof hem midden in de borst. Het bloed vloeide hem uit den mond, maar hij hield niet op met schieten. De vlammen speelden nu hoog op en om ringden den man als in een kolom van vuur. Ieder man, die naderde, was een kind dea doods en een zware vonkenregen viel zon der ophouden op de aanvallers neer. De soldaten moesten zich verwijderen, zoo heet was het, maar te midden van de vuurzee, op de knieën gezonken, schoot de oude gardesoldaat nog maar altijd door* Wat heb Oostelijk oorlogsterrein aangaat, spreken de laatste berichten alleen van ge vechten tussohen Russen en Oostenrijkers in Galicie. De laateten hebben nu weer do vesting J a roei a w ontruimd, de Russen heb ben Krykeshof bezet en hebben het ge vecht tegen Przemysl begonnen. Do Oos tenrijkers blijven steeds weinig fortuinlijk in dezen oorlog. WASHINGTON. De Duitsche gezant deelt mede, dat Duitschland bereid is to verklaren, dat de oorlog een onbesliste par tij ia en vrede te sluiten mita het grondge bied van Duitech land in Europa niet wordt Over de vraag, of Duitschland bereid is vrede te sluiten, die door het Reuter-tele- gram uit Washington aan de orde is ge steld, wordt door de „Westm. Gazette" het volgende medegedeeld President Wilson heeft aan den Duitéchen Rijkskanselier de vraag gesteld, of de Duit sche Keizer bereid zou zijn de vredesvraag te overwegen. Daarop heeft de president der V. S. van den heer Von Bethmann Hollwog een niet-yerbindend antwoord ont vangen. De correspondent van Reuter te Washing ton meldt, dat er niets in heb antwoord is, waaruit men kan afleiden, dat de vraag aan den keizer is voorgelegd. De correspondent van de „Evening World" zegt, dat president Wilson een antwoord van den Duitschen Rijkskanselier ontving. President Wilson weigerde zich over den inhoud van het antwoord uit te laten. De correspondent voegt daaraan toe Op grond van inlichtingen van de hoog ste diplomatieke autoriteit is de houding van den Keizer de volgende lo. Duitschland zou gaarne bemiddelings voorstellen in overweging nemen, maar wordt daarin belet door de houding van 2o. Duitschland zal den strijd niet eindi gen, zoolang Engeland verklaart, dat de 6trijd tot het uiterste moet worden voort gezet. 3o. Duitschland kan de bemiddelings voorstellen over vredè alleen overwegen, als de bondgenooten geneigd zijn een gelijke verzoenende en overwegende houding aan te nemen. 4o. Moet de strijd tot het uiterste wor den voortgezet, zooals Engelafid dagelijks verklaart, dan zal Duitecbland den strijd voortzetten. Zoo de bondgenooten besloten zijn het te vernietigen en verbrokkelen, zal het strijden tot den laatsten man. 5o. Zoo de wereld hoopt op ontwapening dan is de vernietiging van Duitschland wel de laatste weg om die te verkrijgeneen vernietigd Duitschland zal liet tijdvak na de Napoleontische oorlogen herhalen, en iedere man, ieder kind, iedere kat en iedere hond in het Rijk wapenen voor de revanche. 6o. Duitschland is bereid te verklaren, dat de oorlog onbeslist is gebleven. Zulk 't Was een grootsch, een indrukwekkend en aangrijpend gezicht, dien man, met wien de elementen rich schenen te hebben ver- eenigd, daar te zien strijden tegen zijn aanvallers Eensklaps echt-er volgde een vreeselijke ontploffing, de steenen vlogen rondom ir. de lucht tol op enormen afstand, de zol dering van het huisje stortte in en de mu ren zakten met donderend geraa3 ineen, terwijl het stof hoog in de lucht opstoof de ammunitie van den ouden soldaat had vlam gevat en heb kruit Lad het vernie lingswerk voltooid. V. Van den ongelukkigen, heldhaftigen La brisee vond men niets terug dan eenige verkoolde lichaamsdeelen, die op de eenvou dige begraafplaats onder een zwaren olm ter aarde werden besteld. Niemand weende op zijn graf, maar lan gen tijd zag men er een merel ritten, die voor de verbaasde hoordere het liedPar t-a nt pour la Syrië" zong. De honden kwamen nooit terug en heden rog, al3 de wind in koude winternachten door de takken der trotsche eiken blaasV, zeggen de boeren met bijgeloovige vrees „Dat zijn de honden van Labrisee, die om den dood van hun meester tiTiüeb!-

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 1