No. 16.
Woensdag 23 September 1914.
Orgaan voor Leger en Vloot.
Oorlogsnieuws.
wm
K watta's
Manoeuvre Chocolaad
Onder redactie van D. MANASSEN.
Verantwoording
Een heldendood.
Gezondheidsleer.
De toestand ie den reuzenstrijd.
De Fabriek „Kwatta" geeft wekelijks
een flinke bijdrage aan het NATIONAAL Steun
comité. NIET MET BELOFTE om te geven als....
Chocolade verkocht wordt, verleent men hulp,
doch met POSITIEVE GIFTEN.
Duitschland en de vrede.
Oplaag 50,000 exemplaren.
SOLDATENCOURANT
ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PALESTRINASTRAAT 10,
AM8TERDAM, TELEFOON Z. 4968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK
VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET
MILITAIREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN.
VOOR ADVERTENTIEN WENDE MEN ZICH TOT HET ALG. ADV.-BUREAU
ROUMA CO., 220 HEERENGRACHT A'DAM. ADVERTENTIEPRIJS PE11
REGEL 80 CENT.
Vice-admiraai W. NAUDIN TEN CATE, commandant der Marine te
Willemsoord, tevens commandant van de stelling Oen Helder.
Geboren in 1860, 1878 adelborst le kl.,
1880 luit. t. zee 2de ld., 1891 luit. t. zee
le kl., 1902 kapt. luit. t. zee, 1906 kapt.
t. zee, 1 Juli 1912 Scbout-bij-nacht» 16
Aug. 1914 vice-admiraal.
Diende op verschillende schepen in Ne
derland en Oost-Indie, werd 1 Nov. 1891
gedetacheerd op het bureau Hydrografie
v/h Dep. v. Marine te 's-Gravenhage en
vertrok den 2Sn April 1895 naar Ooat-
Indië, alwaar Z.E. commandant was van
het ópn. vtg. „Blömmendal". In Juli 1898
in Nederland teruggekeerd, werd hem het
hevel opgedragen over Hr. Ms. ,,Merva"
en daarna over Hr. Ms, Am stel", om ver
volgens den 22n MaaTt 1904 benoemd te
worden als le off. a/b Hr. Ms. „Hertog
Hendrik", met welken bodem hij in Nov.
d.a.'v. naar O.-Indie vertrok.
Na aldaar verschillende schepen ie heb
ben gecommandeerd keerde de toenm.^kapti
t. zee Naudin ten Gate in Juli 1907 in het
vaderland terug en werd hem den 3n. Sept.
1907 het hevel over Hr. Ms. „Mamix"
(later „Kott. Emma") opgedragen, welk
bevel tot i Mei 1911 door hem werdge
voerd, waarna Z.E. wederom naar Oost-
Indië vertrok en aldaar tot Juni 1912 het
bevel voerde over bet Ned. eskader»
In Nederl. teruggekeerd werd Schout-bij-
nacht Naudin ten Cate benoemd tot lid
van de Staatscommissie inzake verdediging
van Nederland en koloniën en werd hem
den 1 Nov. 1913 het commandement der
Marine te Willemsoord toevertrouwd, in
welke functie hij tevens was aangewezen
als commandant van de stelling van den
Helder.
De vioe-admiraal is Bidder in.de Orde
van den Ned. Leeuw, draagt het 25-jarig
dienstkruis en het Expeditiekruis voor bel.
Krijgsverrichtingen met gesp Atjeh en
Kleine Soenda-eilanden 19051908.
Aan de rechterhand van vice-admiraal
staat de kapitein van den Generalen Staf
K. A Pheiffer. Aan de linkerhand
achtereenvolgens kapt. luit. t. zee
A. F. Go ós* en, chef van den staf der
zeemacht te Willemsoord, luit. t. zee der
le kl. H. P. Prillevitz, adjudant v/d
commandant der marine te Willemsoord en
kapt. der artillerie J. A. v a n Bee k, com
mandant van het detachement der torpe-
disten té Den Helder.
van ingekomen bijdragen voor D& Soldaten*-
coutant in de volgorde van toezending der
Mevr. B., Santpoort, f 0.50; E», Den
Haag f Ij. v. D., Den H&ag» f 5; A. S»>
Hengelo, f 10; baron v. V., Den Haag,
2.50; A. W. T., Axel, f 2.50; dr. M. P.
ft.. Den Haag, f 10; B> N., Amsterdam,
t 50; W. B., Amsterdam, f 25; C. R., Den
Beider, f 2.50; P. H. K., Leerdam, f 5>.
Inteekenlijst DriebergenRijsenburg en
5eist (alphabetisch). DriebergenRijsen
burg: H. W. L .de B., v. C., J. B., mevr.
M. C., J. W. II. C., mr. A. E. L., H. B.
p., mej. I., E. L. M., F» L., J. M. C.,
M. v. M., M. v. C., R. P. C. de M., Nv.
r. d. P., N. N., C. P., mevr. v. V., G. T.j
2eist: R. H» v. D., B. F., A. H., N. A.
K., G. A. ten K., J. C. L., D. M., mej.
v. d. M., H. v. d. M., jbn mr. F. v. d.
P., P. R., bar. R., jhr. F. v. R., W. S.,
L M. W., totaal f 50;
Mevr. V. d. H., Alicè v. d. H. en Ja:i
f. d. H. (50 cent zakgeld), Rotterdam, te
ïamen f 3steunpenning Zeemacht Den
Beider f 0.96; idem f 0.12; idem f 2; D.
/i. v. A., Den Haag, f 25 F. P., Den Haag,
f 2; H. C., Enschedé, f 2.50; A. G. K.,
Amsterdam, f 25; firma G. J. v. H., En-
»chedé, f 100; H. J. E. v. H., Enschedé,
f 10steunpenning Zeemacht Den Helder
f 1.47; H. W. A. W., Den Haag, f 2.50;
P. de R., Nijmegen, f 2.50; J. S., En
schedé, f 5; J. B. S.. Enschede, f 5; J.
H. S., Amsterdam, f 10; J. T., Enschede,
I.
Op een Novemberavond van het jaar 1870
kwam de veldwachter terug van zijn dage-
lijkschen arbeid.
Hij had zijn geweer met het zilveren
naamplaatje aan een bandelier over den
Behouder hangen.
In het dorp vond hij alles in rep en röer.
Een vreeselijk nieuws was tot daar doorge
drongen de Duitschers waren in aantocht.'
Nog een paar uur en zij zouden er zijn.
Reeds waren in den omtrek uhlanen gezien
de voorhoede kon dus wel niet meer ver af
eijn.
De vrouwen bespraken de tijding, staan
de op den drempel van haar huisjes, met
yeel armgebaren en angstige stemmen.
Op het Marktplein, onder de oude olmen
hielden de mannen raadde een stelde voor,
da vrouwen, kinderen en het vee in de
boBschen te verbergen, waar de Duitschers
zich toch niet in zouden wagen, uit vrees
voor de franc-tireursanderen verzekerden,
dat zij tevreden zouden zijn met het koren
fin de win ter-provisie.
Te midden van al dat geharrewar nader
de de maire, die allen tot kalmte maande,
terwijl hij bevel gaf dat ieder, die een wapen
bezat, dat op het stadhuis moest brengen.
„En het mijne zal je in geen geval heb-
tbcn" zei de veldwachter^ die jich bij de
jjwteuden had gesoesd»
f 10; H. M., Den Haag, f 2.50; mr. J. H»
B-, Den Haag, f 5B. A., Den Haag, f 10;
H. B., Den Haag, opgegeven f 5 doch toe
gezonden f 6; N. N., Enschede, f 5; mr.
A. H. K., Finsterwoldè, f 5; F. J. V.,
Gennep, f 2.50; firma A. W., Enschede,
f 5; P. de B., Den Haag, f 1; mevr. A.
G. B., Den Haag, f 60J. H. S., Enschede,
f 20; jhr. mr. L. v, d. B. v. H., Den Haag,
f 5; J. H., Zaandam, f 2; W .v. M., Den
Haag, f 10; P M., Gasselternijveen, f 2.50;
generaal de B., Den Haag, f 10; mévr. V.
v. H., Bloemendaal, f 10; G. B;, Den Haag,
f 2totaal f 534.55,
Door J. P. Bijl, Officier van gezondheid.
VI.
Behalve het opruimen en onschadelijk ma
ken van ontlasting en urine, zal men hebben
te zorgen voor het verwijderen van verschil
lende andere soorten vuil. Zoo zal men hebben
te zorgen, dat het overtollige en overgebleven
eten niet urenlang blijft liggen, maar zoo
spoedig mogelijk wordt opgeruimd. Blijven
stukbon brood, overblijfselen uit eetketels, vel
len van worst of vleesch en vettige papiertjes
I liggen dan gaat dat spoedig in rotting over,
geeft onnoodagen stank, lokt. vliegen aan en
ibewijst dat de manschappen, die in zoo'n vuilen
j boel willen leven ook in andere opzichten de
I voorschriften van reinheid en gezondheidsleer
j verwaarloozen. Wie er van nature geen afkeer
van heeft om in een onnoodig 6merige omge-
I ving te leven, bedenke hetgeen in een van
de eerste dezer opstellen gezegd istijdens den
1 Spaansoh-Amerikaanschen oorlog bleek dat het
kleinste aantal typhusgevallon voorkwam in
n,
Met z'n grooten, dreigenden snorrebaard
en z'n barsch gelaat was Labrisee het type
van een oud garde-soldaat.
Goed én medelijdend voor de armen, maar
hard en zonder genade voor de stroopers, wier
streken hij allo kende, was hij tegelijkertijd
bemind en gevreesd in den omtrek.
Niets en niemand vreezende en met nie
mand omgaande, was zijn zuinige levens
wijze spreekwoordelijk geworden.
Zijn weinige verlofuurtjes besteedde hij
met zijn tuintje op te knappen en met het
lezen van eenige boeken, waarmede hij,
wanneer hij ze uit had, altijd weer van vo
ren af aan begon.
Zoo kwam bet, dat hij voor geleerd door
ging en-dat hij een zedelijke autoriteit op
zijn -dorpsbewoners genoot.
De veldwachter liep met een zenuwach-
fcigen pas, aldoor in zichzelf sprekend, heen
en weer.
,,'t Is schande", mompelde hij, „te den
ken, dat de Duitschers hier komenIk hun
mijn wapens overgeven! Ik, Jean Baptiste
Dussol, genaamd Labrissee, ex-sergeant der
garde, hun mijn geweer gevenNooit, neen,
nooitI Liever sterven!"
Vlug gaat hij naar zijn, aan het einde van
de dorpsstraat gelegen huisje, waar zijn hon
den hem met vreugdegeblaf ontvangon. Hij
heeft er zes, en nu omringen ze hem kwis
pelstaartend. terwijl jjii zijn handen yan
blijdschap likken*
die kampementen, waar de grootste zindelijk
heid heereohte.
Vooral gelden de eisobon betreffende den
vuilafvoer voor keukens. Hier is het
gevaar voor verontreiniging natuurlijk het
grootst; hier worden aardappelschillen, afval
van vleesch en groenten, overblijfselen, van het
eten bewaard. Potten en pannen worden hier
gereinigd en het vettige water met nog stuk
jes van allerlei eten moet worden wegge
voerd. Wordt dit niet behoorlijk gedaan, dan
wordt op een gegeven oogenblik het eten voor
een geheele compagnie besmet en loopon do
nwvnsdhappen gevaar om den volgenden dag
een hevige buikpijn te hebben.
't Is nu de vraaghoe moet al dien afval uit
keukens, kwartieren enz. worden afgevoerd?
Het zekerste middel om afval onschadelijk
te maken is, zoo als tegenwoordig ook in 't
groot in sommige steden gebeurt, door ver
branden. In de nabijheid van de keuken of van
het ikwartier zoelte men een plaats, waar zon
der gevaar een vuurtje gestookt kan worden;
door het graven van een kookgat en het sta
pelen van eenige steenen kan men gemakke
lijk bevorderen, dat zoo'n vuurtje beter trekt.
Itier verbrande men alles wat brandbaar is,
korstjes brood, papier, enz. enz.
Dit verbranden kan natuurlijk niet den
geheelen dag duren, maar moet al naar mate
van de behoefte een of meer keeren per dag
geschieden. In dien tussohentijd moet do afval
bewaard worden niet overal verspreid,
maar op daartoe aangewezen plaatsen. Men
neme daartoe wat men krijgen kan: een ge
wone emmer, een vat, enz. Gewoonlijk troft
men bij de keuken dergelijke vaten aan, maar
meestal in onvoldoenden toestand. Een deksel
is er zelden op aanwezig, zoodat vliegen er
vrijen toegang hebben en alles wat wegwaaien
kan wordt door de wind meegenomende kok
werpt met groote vaardigheid op een paar
meter afstand alles wat hij kwijt wil zijn in
in de richting van het vat, met gevolg, dat een
groot deel er naast valt, en de omgeving in een
rottende en stinkende massa verandert. Is het
vat klein en niet goed geplaatst, dan gooit een
hond op een gegeven oogenblik alles over den
grond de rest is duidelijk.
Men zal nu zelf begrijpen aan welke eisbhen
zoo'n vat moet voldoen, wil het aan zijn doel
beantwoorden.
Moeilijk is het dikwijls om het waschwater,
dat door het reinigen van potten en pannen
vettig is en lastig in den grond dringt, te ver
wijderen. Is geen goed riool aanwezig, zooais
te velde gewoonlijk hot geval is, dan make
men onder de pomp een gootje en late dit uit
monden in een, op eenige afstand van de pomp.
gegraven kuil. In deze kuil stapele men los
op elkaar steenén en bedekke deze steenen
met wat hooi of stroo. Het vuile waschwater
wordt door de goot afgevoerd naar de kuil en
wordt daarom zoo te zeggen gefiltreerd
door het hooi. Het gefiltreerde wa
ter dringt gemakkelijk tussohen de steenen
door,' in den bodem en het hooi, dat alleilei
afval heeft opgevangen iaat zich zonder be
zwaar verbranden. Om geen onnoodige vervui
ling van de toevoerende goot en omgeving te
verkrijgen zal men* waschwater enz. zooveel
mogelijk rechtstreeks uit de gereinigde potten
en pannen op het hooi of stroo werpen.
Bestaat er geen gelegenheid om liet vuil te
verbranden, is er b.v. in de nabijheid geen
plaats te vinden, waar dit zonder gewaar kan
geschieden of is het, met 't oog op den vijand
ongewenscht om vuren aan te Éggen of einde
lijk is de afval van dien aard, dat verbranden
niet wel mogelijk is, dan zal men ze laten weg
halen of men kan ze begraven.
Evenals bij de latrines zal men hier moeten
zorgen, dat de afval zoodanig begraven wordt,
dat geen gevaar voor vervuiling van water
bronnen enz. mogelijk is.
De verwijdering van vuil is, zooals uit bo
venstaande gebleken zal zijn, te velde van
buitengewoon veel beteekenis en met een wei
nig goeden wil van de kant dor soldaten zeer
eenvoudig en goed door te roeien.
Zij dient niet alleen tot het rechtstreeks on
schadelijk maken van een bron van gevaar,
maar is oók uit een oogpunt van algemeene
zindelijkheid hoog noodig. Deze algemeene zin
delijkheid, die voor een goeden gezondheidstoe
stand zoo belangrijk is, zal in een volgend op
stel nog eens uitvoeriger besproken moeten
worden.
Moeders, geeft uw' zonen af,
Vrouwen gij uw' mannen,
Maar blijmoedig, 't ia geen straf
't Vaderland te dienen
En bedenkt vooral ook goed:
't Is géén tijd nu om te kijven,
Wat gebeur' of wat geschied',
Als wij maar eendrachtig blijven,
Krijgen ze ons n ie t
B. v d. BERG,
Düxlop.
.Amsterdam, Sept. 1914.
Géért nood!
Nederland zou in gevaar zijn?
Mannen, komt, géén nood,
Zoolang wij gezworen hebben
Trouw tot in den dood
Aan ons land, aan de Vorstinne
Van d'Oranjestam,
Kan gevaar ons nimmer deren,
Zullen wij den vijand weren,
Ja, als die eens kwam!
„Koest Ramono, koest Ravonde, koest
Fayant!" zegt hij, „mijn arme vrienden,
mijn trouwe metgezellen, mijn goede bees
ten 't Is uit, wij zullen niet meer te zamen
jagenWij zullen geen zwijnen meer naja
gen, uw meester gaat sterven, mijn arme ka
meraden, maar gij moet blijven leven.
Daarna opent hij een ongewoon iets
de deur en laat de honden er uit, die blaf
fend in het bosch verdwijnen.
Hij staat een oogenblik stil en het vroo-
lijk geblaf klinkt hem als muziek in de
ooren, want gedurende tien jaar heeft hij ze
opgevoed en verzorgd, een kind zou hij niet
beter hebben kunnen behandelen.
m.
Uit een schuurtje, dicht bij 't huis, brengt
hij nu een grooten hoop 6troo naar binnen
en begiet de meubelen, het ledikant en de
muren der kamer met petroleum. Daarop
neemt.hij zijn geweren en laadt die.
Nu begeeft hij zich naar een oude chif
fonnière, waaruit hij zijn militaire kruis
haalt. Een oogenblik beziet bij als in extase
dat kruis, dat hij verdiend heeft in don slag
bij Solferinc. Hij kust het en hangt het ver
volgens op zijn borst.
Een merel, die in een kooi aan de zolde
ring hangt, begint de eerste regels te zin
gen van „Partent pour la Syrië".
„Mijn arme Jacques! Ik zcu je bijna
heelemaal vergeten I" zegt de veldwachter.
„Neen, jij moogt piet steryeni'-3
Oorlog
Ontsnel, o mijn zonne, Uw lichtende banen,
Laat d'aarde versmelten in stroomen van
tranen,
De wereldMng koos in z'n woede het duister...
Verdwijn dus o zonne met gansch Uwen luister.
't Geweld heeft de Liefde en zachtheid ver
dreven,
.Beschaving staat, woedend, Beschaving naar
't leven;
De bloeiende dorpen en lachende beemden,
Verwoest en vertrapt door de stroopende
vreemden.
Het zwaard en de kogel slaan schrik'lijke
wonden,
De ruwheid, die zocht, heeft nu arbeid ge
vonden
Do teederste banden, plots, pijnlijk verbroken,
En Liefde heeft, droevig, de oogen geloken.
De „Droevige Ster'» boos, verblind, zelf het
donker,
O eindig dus zonne, Uw stralen-geflonber
Laat Haaff en de Tweedracht in 't duister maar
kampen,
En beiden vergaan in ontstellende rampen......
Ontsnel, o mijn zonne, Uw lichtende banen,
Laat d'aarde versmelten in stroomen van
tranen
Vernietig degenen die doof zijn voor rede
Maar spaar er de zielen die bidden om vrede 1
JULIUS H. MEIJER.
Het woord „vrede" is uitgesproken,
opnieuw. Eenigszins móet dit wel verbazen,
zoo gauw. 't Is waar, we leven snel in
onzen tijd van stoom en electricïteit,
-naar dat men in een oorlog, waarin geheel
'yuropa, al de landen en vodken, rechtstreeks
middellijk betrokken zijn, waarin inil-
lioenen krijgslieden elkaar bestrijden, waar
bij de grootste economische belangen op het
spel staan, dat men in dezen oorlog, nog
volstrekt onbeslist gebleven, reeds na zeven
weken strijdens van vrede spreekt, is wel
iets opmerkelijks.
Het is waar, al te groote beteekenis moet
men er nog niet aan hechten. Het lijkt er
nog niet op, dat de oorlogvoerende partijen
onderhandelingen hebben aangeknoopt. Ook
is er nog geen aprake van, dat eigenlijke
bemiddelingsvoorstellen gedaan zijn door
een neutrale mogendheid. Zoo ver zijn we
nog niet. Maar zooals we reeds weten, heb
ben de "Vereenigde Staten te verstaan ge
geven, dat zij gaarne de rol van bemidde
laar op zich wilden nemen. Als men be
middelen wil, begint men de tegenstanders
eens te polsen. Een groote mogendheid als
de Amerikaansche Unio ontvangt niet
gaarne een hard weigerend antwoord. Zoo
hoeft dus reeds voor eenige dagen Amerika
Duitschland gepolst door den Rijkskanse
lier de vraag te stellen, hoe de keizer dacht
over de vreaesquaestie. De Duitsche rijks
kanselier gaf een ontwijkend antwoord, dat
niet veel verder bracht.
Maar nu wordt uit Washington bericht,
dat de Duitsche gezant daar heeft verklaard,
hoe Duitschland bereid was tot den vrede,
ingeval het Duitsche grondgebied niet zou
worden verkleind in Europa. Natuurlijk
verklaart een gezant zoo iets niet op zijn
eigen houtje, hij heeft daarvoor lastge
ving ontvangen van zijn regeering. Laat
ons er hier dadelijk bijvoegen, dat de offi-
cieuse (half-ambtelijke) „Nordd. Allg.
Zeit." de verklaring van den gezant te
Washington bespreekt en, welbeschouwd,
niet logenstraft! Maar het blad wijst er
tevens op, dat Duitschland, op het oogen-
Hij gaat naar den tuin, trachtende den
vogel zijn vrijheid te geven. Maar de ge
vangene wil de vrijheid niet én na eenige
vleugelslagen zet hij zich op den schouder
van zijn meester.
Toen nam de man het klein diertje in
zijn ruwe hand, bracht hem ahn zijn lippen
en kuste hem teeder, waarna hij hem naar
het bosch droeg en op een boomtak neer
zette.
Nadat al deze maatregelen genomen wa
ren, ging hij zijn huisje weer binnen en
wachtte.
IV.
Langen tijd bleef hij met de eene hand
op de tafel geleund staan, luisterende naar
het minste gerucht.
Reeds begon de avond te vallen, toen er
op den straatweg twee uhlanen kwamen aan
gereden. De veldwachter nam een van zijn
geweren en wachtte. Spoedig toekende de
schaduw der beide uhlanen zich. in de kamer
af. De geweerloop zakte langzaam, twee
lichtpunten schitterden bijna gelijktijdig in
de duisternis, terwijl de echo der wouden
het geluid weerkaatste van een dubbele los
branding.
Een der mannen viel ter aarde; de an
dere vluchtte heen, een breed bloedspoor
achterlatende.
Labrisee had, met de kalmte van een
jager, die een haas neerlegt, zijn geweer
opnieuw geladen en bleef onwrikbaar op
zijn post staan.
Een gerol als van den donder weerklonk
Het krachtvoedsel van het Nederlandsche Leger.
HEERLIJK VAN SMAAK. VERWEKT OEEN DORST.
blik, er niet aan denkt vredesvoorstellen te
doen.
We kunnen heb officieel® blad gelooven.
Voor het» oogenblik kan dc houding van
Duitschland niet anders zijn. Dit rijk is in
de laatste weken eenigszins in heb gedrang
gekomen, dat valt niet te ontkennen. In
Frankrijk was het minder voorspoedig dan
totnogtoe in den oorlog, zijn legers moes
ten terug trekken over bijna de geheelo
linie. Een terugtocht is nog volstrekt geen
nederlaag, doch hij kan er de voorlooper
van zijn Bovendien heeft Duitschland zich
misrekend in den steun, dien het van Oos
tenrijk zou hebbenop het oostelijk oorlogs
terrein heeft het wel zelf zich de Russen
van het lijf weten te houden, maar heb
moest bovendien in Galicie de Oostenrijkers
hulp bieden en is daar met dezen versla
gen. De Russen dringen er zegevierend
voort en kunnen van Galicie uit weldra
Duitech gebied, Silezië, bedreigen.
Verslagen, neen, dat is Dtütechland nog
lang niet, en de nood heeft in een krachtig,
volk al vaker wonderen gewrocht, maar de
kans op een overwinning over al hun vij
anden ia voor Duitschland en Oostenrijk-
Hongarije in den laatst en tijd aanmerke
lijk geringer geworden.
En het Duitsche leger heeft ontzaglijke
verliezen -geleden. Men kan zich da-vrom
voorstellen, dat do regeering te Berlijn niet
afkeerig ia, 't oor aan bemiddelaars te lee-
nen. Toch toont zij zich niet toeschietelijk.
Ook zeer begrijpelijk: men hoort eiken dag
opnieuw de verzekering van Engeland, dat
de strijd tot het uiterste moet worden voort
gezet, dat Duitschland's macht geknot moet
worden, dat het militairisme daar den kop
moet worden ingedrukt. Op een afzonder
lijken vrede met Frankrijk of Rusland is
geen kans, en dus zou Duitschland zich
moeten vernederen, indien het zelf met vre-
desaanbiedingen kwam. -En zoo ver is heit
r.og niet.
Het lijkt er dus ook op, dat de strijd zal
worden voortgezet, met kracht, met nog
groot-er woede. Maar het woord „vrede" is
toch gesproken, en als dat eenmaal de we
reld is ingeworpen, laat het zich niet meer
geheel verjagen. Er wordt reeds aan vrede
gedacht, en dat is een bemoedigend teeken.
Omtrent het verloop van den strijd in
de laatste dagen valt, op het oogenblik,
niets bijzonders te vermelden. Dat kan
echter elk uur veranderen en wie weet, of
de laatste berichten in dit nummer niet
iets nieuws brengen. In Frankrijk staan
de legers tegenover elkaar en er wordt ge
vochten, maar blijkbaar zonder eenigen
uitslag van belang. Duitschers zoowel als
de verbondenen beweren kleine successen te
behalen. De eersten staan nu in elk geval
achter Reims, zij beschieten de beroemde
kathedraal van deze stad. Opmerking ver
dient een berichtje uit Straatsburg aan
gaande de arrestatie door de Franschen van
den burgemeester van Metzeral en diens
zonen, daaruit is op te maken, dat de Fran
schen in den Boven-Elzaa staan en dus de
Duitsche grens hebben overschreden.
in het bosch 't was het geluid van een esca-
dron cavalerie.
Toen nam Labrisee een flambouw en zette
de geheele woning rondom zich in brand en
to8n de Duitschers op de plek kwamen,
waar hun doode makker lag, zagen zij met
ontzetting den veldwachter met het geweer
in de hand te midden der vlammen staau.
Werktuigelijk, zonder commaudo 6n als
door den schrik verlamd, bleven zij staan:
een nieuwe ontploffing deed den aanvaller
van -het troepje vallen.
Een salvo antwoordde op dien nieuwen
aanval en de kogels bonsden met een dof
geluid tegeu den muur.
Een kogel drong Labrisee door den arm.
Even drukte de gewonde de lippen stijf
op Elkaar, een oogenblik later riep hij met
luide stem
,,Vive la France!"
En wederom opende hij zijn vuur.
Een twoede projectiel trof hem midden
in de borst. Het bloed vloeide hem uit den
mond, maar hij hield niet op met schieten.
De vlammen speelden nu hoog op en om
ringden den man als in een kolom van
vuur.
Ieder man, die naderde, was een kind dea
doods en een zware vonkenregen viel zon
der ophouden op de aanvallers neer.
De soldaten moesten zich verwijderen,
zoo heet was het, maar te midden van de
vuurzee, op de knieën gezonken, schoot de
oude gardesoldaat nog maar altijd door*
Wat heb Oostelijk oorlogsterrein aangaat,
spreken de laatste berichten alleen van ge
vechten tussohen Russen en Oostenrijkers
in Galicie. De laateten hebben nu weer do
vesting J a roei a w ontruimd, de Russen heb
ben Krykeshof bezet en hebben het ge
vecht tegen Przemysl begonnen. Do Oos
tenrijkers blijven steeds weinig fortuinlijk
in dezen oorlog.
WASHINGTON. De Duitsche gezant
deelt mede, dat Duitschland bereid is to
verklaren, dat de oorlog een onbesliste par
tij ia en vrede te sluiten mita het grondge
bied van Duitech land in Europa niet wordt
Over de vraag, of Duitschland bereid is
vrede te sluiten, die door het Reuter-tele-
gram uit Washington aan de orde is ge
steld, wordt door de „Westm. Gazette" het
volgende medegedeeld
President Wilson heeft aan den Duitéchen
Rijkskanselier de vraag gesteld, of de Duit
sche Keizer bereid zou zijn de vredesvraag
te overwegen. Daarop heeft de president
der V. S. van den heer Von Bethmann
Hollwog een niet-yerbindend antwoord ont
vangen.
De correspondent van Reuter te Washing
ton meldt, dat er niets in heb antwoord is,
waaruit men kan afleiden, dat de vraag aan
den keizer is voorgelegd.
De correspondent van de „Evening World"
zegt, dat president Wilson een antwoord
van den Duitschen Rijkskanselier ontving.
President Wilson weigerde zich over den
inhoud van het antwoord uit te laten.
De correspondent voegt daaraan toe
Op grond van inlichtingen van de hoog
ste diplomatieke autoriteit is de houding
van den Keizer de volgende
lo. Duitschland zou gaarne bemiddelings
voorstellen in overweging nemen, maar
wordt daarin belet door de houding van
2o. Duitschland zal den strijd niet eindi
gen, zoolang Engeland verklaart, dat de
6trijd tot het uiterste moet worden voort
gezet.
3o. Duitschland kan de bemiddelings
voorstellen over vredè alleen overwegen, als
de bondgenooten geneigd zijn een gelijke
verzoenende en overwegende houding aan
te nemen.
4o. Moet de strijd tot het uiterste wor
den voortgezet, zooals Engelafid dagelijks
verklaart, dan zal Duitecbland den strijd
voortzetten. Zoo de bondgenooten besloten
zijn het te vernietigen en verbrokkelen, zal
het strijden tot den laatsten man.
5o. Zoo de wereld hoopt op ontwapening
dan is de vernietiging van Duitschland wel
de laatste weg om die te verkrijgeneen
vernietigd Duitschland zal liet tijdvak na
de Napoleontische oorlogen herhalen, en
iedere man, ieder kind, iedere kat en iedere
hond in het Rijk wapenen voor de revanche.
6o. Duitschland is bereid te verklaren,
dat de oorlog onbeslist is gebleven. Zulk
't Was een grootsch, een indrukwekkend
en aangrijpend gezicht, dien man, met wien
de elementen rich schenen te hebben ver-
eenigd, daar te zien strijden tegen zijn
aanvallers
Eensklaps echt-er volgde een vreeselijke
ontploffing, de steenen vlogen rondom ir.
de lucht tol op enormen afstand, de zol
dering van het huisje stortte in en de mu
ren zakten met donderend geraa3 ineen,
terwijl het stof hoog in de lucht opstoof
de ammunitie van den ouden soldaat had
vlam gevat en heb kruit Lad het vernie
lingswerk voltooid.
V.
Van den ongelukkigen, heldhaftigen La
brisee vond men niets terug dan eenige
verkoolde lichaamsdeelen, die op de eenvou
dige begraafplaats onder een zwaren olm
ter aarde werden besteld.
Niemand weende op zijn graf, maar lan
gen tijd zag men er een merel ritten, die
voor de verbaasde hoordere het liedPar
t-a nt pour la Syrië" zong.
De honden kwamen nooit terug en heden
rog, al3 de wind in koude winternachten
door de takken der trotsche eiken blaasV,
zeggen de boeren met bijgeloovige vrees
„Dat zijn de honden van Labrisee, die
om den dood van hun meester tiTiüeb!-