No. 7.
Dinsdag 1 September 1914.
Orgaan voor Leger en Vloot.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Koninginnedag.
Oplaag 52,000 exemplaren.
SOLDATENCOURANT
ADRES VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PALESTRINASTRAAT 10,
AMSTERDAM, TELEFOON Z. 1968.
DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE
NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOORNIET-BULITAIRE.V 2 CENT.
ABONNEMENT 1.-50 PER DRIE MAANDEN. VOOR ADVERTK.VITËN
WENDE MEN" ZICH TOT ROUMA'u ADV.-BUR., 226 HEKRBNGB. A'DAM.
Onze Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht.
Wij hebben het genoegen onzen lezers in De Soldalencowranl van heden het
portret aan te bieden van den generaal C. J. Snijders, opperbevelhebber van Land
en Zeemacht. Yan de militaire loopbaan van den generaal bunnen wij het volgende
Te Nieuwe-Tonge op 29 September 1852 geboren, werd hij reeds op jeugdigen leeftijd,
nl. in 1869, benoemd tot cadet bij de genie hier te lande. In 1872 volgde zijn benoeming
tot 2e luitenant bij dat wapen en in het volgend jaar detacheering voor twee jaar bij het
wapen der genie in Nederlandsch-Indië. In 1875 tot Isten luitenant benoemd, werd de
heer Snijders daarna van 18761880 aan de Koninklijke Militaire Academie werkzaam
gasteld, waarna in 1883 zijn benoeming tot kapitein volgde. In dien rang was
kapitein Snijders van 18871894 werkzaam bij de Kon. Mil. Academie als hoofd van
onderwijs. In 1901, 1903 en 1906 volgde respectievelijk de benoeming tot Majoor, Luit.-
Kolonel en Kolonel. In April 1908 zien wij Kolonel Snijders belast met de functie van
Sous-Chef van den Generalen Staf, in welke functie hij kort daarop tot Generaal-Majoor
bevorderd werd. In 1910 wordt Generaal-Majoor Snijders tot Chef van den Generalen
Staf benoemd, in Maart 1911 tot Luitenant-Generaal en in de gepasseerde Augustus
maand tot Generaal, na eerst zijn benoeming tot Opperbevelhebber van Land- en
Zeemacht te hebben verkregen.
In de eerste plaats zij vermeld, dat de Militaire Willemsorde de borst van Generaal
Snijders siert voor zijn heldhaftig gedrag voor den vijand in onze Koloniën. Verder
is Z. Excellentie ridder der Orde van den Ned. Leeuw, groot-Officier der Orde van
Oranje-Nassau, gerechtigd tot het dragen van het eere-teeken voor belangrijke krijgs
bedrijven mot de gesp18731896, en van de medaille voor deelneming aan de expeditie
tegen Atjeh 18731874. Generaal Snijders heeft voorts het eere-teeken voor 40-jarigen
Nederlandschen dienst" als officier en tal van hooge buïtenlandsche onderscheidingen.
Wij brengen den Opperbevelhebber op wiens schouders thans zulk een zware
en verantwoordelijke taak is gelegd ons eerbiedig saluut!
Twee Helden.
Op een herfstdag van het jaar 1788, liet
jaar, dat aan de Groote Revolutie voorafging
en waarin reeds een sterke wind van onte
vredenheid door Frankrijk woei, liep een sla
gersjongen, Gioachimo genaamd, met een
vleeschmand aan den arm m de straten van
Montpellier.
Hij moest een bestelling wegbrengen en liep
lusteloos voort, want zijn vak beviel hem in
t geheel niet. Ilij gevoelde zich tot iets hoo-
gcrs geboren. Met een vlug begrip, een helder
verstand en hoofd en eon hartstochtelijk tem
perament meende hij, dat het hom op do wereld
met kon tegenloopen.
De straat, die Gioachimo volgde, had aan
de eene zijde een kleine helling, aan welker voet
een beek ruischte en toen hij, het hoofd vol
phantastisclie ideeën en toekomstplannen
voortliep, hoorde hij eensklaps achter zich een
hevig stooten en ratelen, stampen en snuiven.
Snel keerde .hij zich om en bemerkte, hoe
een reiskoets door twee wild geworden paar
den meer voortgesleept dan getrokken werd.
De wagen vloog nu eens naar deze, dan naar
fene zijde der straat en Gioachimo zag, dat
ij elk oogenblik of tegen do rots verpletterd
bf van de helling af geslingerd zou worden, als
de paarden niet tot staan gebracht werden.
De koetsier was radeloos en hield zien, luid
om hulp roepend, krampachtig aan den bok
vast. Ook uit den wagen hoorde Gioachimo
Stemmen.
Bliksemsnel zette hij zijn vleeschbak neer en
klampte zich aan de paarden vast. Eenige se
conden werd hij door de in woeste vaart voort
hollende dieren voortgesleept en liet scheen
bjjna, alsof zij hem onder linn hoeven wilden
vertrappen. Hij echter trok de teugels neer en
eindelijk stonden de paarden stil, trillend, met
zweet bedekt, met snuivende neusgaten.
Ook de redder beefde aan al zijn leden, zijn
oogen schitterden en schenen vonken te spat
ten, maar hij stond als van ijzer voor de die
ren, hij gevoelde zich overwinnaar.
Terwijl, Gioachimo nog bezig was, de paarden
te sussen, bemerkte hij, hoe een zeer jong of
ficier in de uniform van luitenant der artil
lerie nit den'wagen sprong en zeide: Alles is
voorbij, mama, er is geen gevaar-meer. Help
moedor, Carolina's bezwyming zal spoedig over
zjjn, wees maar kalm, er is niets meer .te
yroezen".
Gioachimo keek den offcier aan. Hij was
Uein, een „tengere,, onooglijke gestalte,, waarop
echter een hoofd met een breed, verbazend
ernstig voorhoofd. De gelaatstrekken maakten
ongetwijfeld diepen indruk en rechtvaardigden
zeker zegevierend vertrouwen, zeker bevelende
kortheid m woorden en gebaren.
Daarna stapte nog een zeer jong meisje uit
den wagen, blijkbaar de zuster van den offi
cier.
Gioachimo was geheel verdiept in den aan
blik van dit meisje, toon de officier hem aan
sprak
„Uw daad verdient een belooning, dappere
vriend, maar tot mijn spijt heb ik er geen te
vergeven en moot mijn dankbaarheid voor uw
moed zich naar mijn middelen regelen. Neem
dit van mij aan."
Half verwonderd, half nog starende naar
liet jonge meisje, nam Gioachimo een vijffranc-
stuk van den officier aan.
Het geschiedde bijna tegen zijn zin, maar
hij deed het toch.
„Ik neem het geldstuk niet aan als een be
looning, maar als een herinnering," sprak hij
werktuigelijk.
Met zijn doordringende oogen keek de offi
cier den slagersknecht een oogenblik aan.
„Het zal .mij altijd aangenaam zijn, je weer
te zien. Hoe heet je?"
„Gioachimo Murat," luitenant.
„Als je mij eens noodig mocht hebben,
vriend, wend je dan tot luitenant Napoleon
Bonaparte van het zesde regiment, artillerie
to Parijs. Adieu en nogmaals mijn dank!"
De jaren der Revolutie die nu volgden, raas
den als een orkaan over Frankrijk. En ofschoon
in den nlgemeenen storm der ontketende
hartstochten alle handen der vriendschap en
bloedverwantschap verbroken werden, ofschoon
de grillige afgod van den oorlog den een tot
de sterren verhief en den ander stuiptrekkend
onder de guillotine neerwierp, waren toch
juist deze tijden van algemeen© ontbinding en
omverwerping der maatschappelijke orde ge
schikt om energieke karakters te verheffen.
Tot dezen behoorden zoowel de jonge Murat
nis zijn beschermer, de artillerieluitenant
Bonaparte. In het eerst voerde het noodlot
den een hierheen,-den ander daarheen en ter
wijl de Corsikaan de ladder van eer en waar
digheid' begon te beklimmen, was de ander in
de Vendée en andere oorlogen der Revolutie
gemeen soldaat, zonder door het noodlot be
gunstigd te worden.
Hij werd korporaal dat was alles, terwijl
Bonaparte spoedig tot kapitein, overste en
eindelijk zelfs, na de met verrassend succes
bekroonde belegering .van Toulon, jtot .brigade
generaal opklanw
De verjaardag van II. M. de Koningin
is gisteren in den lande in alle stilte voor
bijgegaan. Geen overgeven aan feestvreug
de, geen luidruchtige uitingen van aas na
tionaliteitsgevoel. De ernstige tijden zijn er
immers niet naar om iets te doen, dat op
feestvieren gelijkt, maar toch is 31 Augustus
dit jaar algemeener herdacht dan ooit te
voren. Van de zijde der regeeriug, van de
provinciale en van de stadsbesturen, bleef,
op den wensch van II. M. de Koningin, alle
openbaar huldebetoon achterwege, maar de
burgerij scheen het niet te kunnen verkrop
pen en stak als door haar nationaal eer
gevoel gedreven in grooten getale de
vlag uit. Het was als wilde men hier en
daar spontaan de nationale eenheid mani
festeeren, onze onkwetsbare liefde voor het
Huis van Oranje en onzen wil tot handha
ving van ons onafhankelijk volksbestaan
In alle stilte en met grooten ernst werkt
heel ons volk in deze moeilijke omstandig
heden voort om zoo het kan, en zoo God
het wil ongekwetst en sterker dan voor
heen uit de Europeesche crisis te voor
schijn te komen. En heel wat gevoelens
moeten thans in het algemeen belang schuil
blijven gaan. Maar de kreet „Oranje Bo
ven behoeft nimmer, en zeker niet op
Koninginnedag, te worden onderdrukt.
En aan deze opvatting hebben zij,
die de nationale kleuren ontplooiden, op
den dag van gisteren ook zeker uiting willen
geven
Mededelingen.
Onder dit opschrift zullen wij nu en dan
mededeelingen in ons blad plaatsen, waarvan
wij belanghebbenden beleefd verzoeken, steeds
goede nota te willen nemen, omdat het ons
ondoenlijk is, de massa correspondentie stuk
voor stuk te beantwoorden.
Door de Landmacht behoeft voor de ver
kochte exemplaren van De Soldatencourant aan
onze administratie geen geld meer te worden
toegezonden. Dit wordt op andere wijze afge
dragen, waaromtrent de „Recueil Militair"
bijzonderheden bevat.
Door de Zeemacht wordt het geld op de ge
wone wijze aan ons toegezonden.
Overgebleven exemplaren van De Soldalen-
courant behoeven niet te worden teruggezonden
De redactie en de administratie vanDe„Sol-
datenCourant" verzoeken inzenders van stukken
en anderszins hun brieven voldoende te willen
frankeeren.
Onderdeelen, die te veel of te weinig exem
plaren ontvangen, worden vriendelijk verzocht,
ons daarvan mededeeling te doen, opdat de
distributie van de 50,000 exemplaren zooveel
mogelijk met de wenschon en de behoeften
van de onderdeelen der Land- en Zeemacht
strookt.
Bij alle opgaven is het strikt noodzakelijk,
dat men nauwkeurig opgeeft, tot welk wapen
en tot welk onderdeel men behoort, omdat
anders aan het schrijven gelijk dat thans
reeds met verschillende verzoeken het geyal
was geen gevolg kan worden gegeven. Wie
dit tot nu toe constateerde, wordt derhalve
vriendelijk uitgenoodigd, zijn wensch nogmaals
kenbaar te willen maken onder nauwkeurige
opgave van het onderdeel, waaraan bedoelde
exemplaren van De Soldatencourant worden
toegezonden.
Nederlandsch Jongelingsverbond en
Bond van Christelijke Oranje-Ver
eeningen in Nederland.
(In gezonde n.)
II. (Slot.)
Maar Volle en Troon is ook een betooning
van eerbied voor het gezag.
VOLK EN TROON
Eerbied voor het gezag.
Van zeker tijdperk onder Israël lezen wij
„Een iegelijk deed, wat recht was in zijne
oogen". Dat is de geest der revolutie, die be-
f doelt omverwerping van het gezag. Maar
1 een volk is een lichaam, en een lichaam heeft
hoofd en voeten. En het hoofd moet regceren,
I niet de voeten. Nu heeft de revolutie wel ge-
I leerd, dat men op zijn hoofd moet gaan staan.
maar de geschiedenis heeft bewezen, dat de om-
i gekeerde houding, de normale, toch de meest
gewenschto is. Orde in het huishoudenIn 't
I leger discipline, op de vloot tucht, en in
de maatschappij gezag! Trouwens, vrijheid
zonder gezag is ondenkbaar en ontaardt
in dwingelandij. Dat is een boom zonder
wortel, een huis zonder fundament, een
staat zonder veiligheid, Vrijheid eischt. ge
zag. De zoon is vrij in zijns vaders huis,
omdat het gezag van zijn vader zijne vrij
heid waarborgt en beschut. Daarom plaat-
sen wij ons gehoorzaam onder het gezag van
Oranje, waardoor het God bplieft ons te rogee
renen zien wij met eerbied op tot H. M.
Koningin Wilheimina, de Schilddraagster on
zer duur verworven voorrechten en de Konink
lijke Beschermster onzer met tranen en bloed
gekochte vrijheden. Wij huigen ons eerbiedig
voor onze Oranje-Vorstin, belovende „hou en
trou aan troon en kroon", maar zóó, dat wij
ons nog dieper buigen voor Hem, Wiens hoogste
gezag ook door Haar wordt erkend en bij
Wiens gratie ook onze Koningin regeert. En
waar wij Tollens' woord beamen
„Geen vorst en volk zoo nauw verwant,
„Als Nassau is en Nederland",
danken wij als Christen-Nederlanders God, dat
Art. 10 van onze Grondwet luidt: „De troon
der Nederlanden is en blijft opgedragen aan
Zijne Majesteit, den Prins rau Oranje-Nas
sau". Dat. is en blijft in onze Grondwet, is en
bUjft. onze nationale kracht", ,,'t Is Oranje,
't Blijft Oranje! 't Is Oranje boven!"
De schoonste kleur op Neêrlands historiedoek
»„'t Is Oranje!"
De schoonste bloem in Neêrlands wonder-
■tuin: ,,'t Blijft Oranje!"
De schoonste toon in Neêrlands volksmuziek
„'t Is Oranje boven!"
Maar in dat is en blijft, is en blijft ook ge
waarborgd de eenheid onzer natie.
Volk en Troon, dat is immers de weg tot
eenheid van het Nederlandsche v* ik.
VOLK EN TROON,
Eenheid van ons volk.
Allerlei geesten zijn uitgegaan, om het te
verdeelen, te verbrokkelen, te splitsen, uit
elkaar te rukken, 't Schijnt soms, of wij niet
moeten heeten „de Vereenigde", maar „de
Verbrokkelde" Nederlanden.
Twee middelen zijn er, om ons volk een
drachtig te maken, sterkdat Ï6 het Chris
tendom en dat is Oranje. Hoe vaak ook be
lasterd, het Christendom is niet een twist
appel, maar een eenheidsband. Daarom
Rom1:16 opgevolgd ook te lezen op
het insigne van het N. J. V. en als
Nederlanders zich het Evangelie van Chris
tus niet geschaamd! Het Christendom
brengt menschen en standen, het brengt
ook vorst en volk bij elkaar. En dat doet
niet minder' Oranje. In 't „Wilhelmus",
waarin het voorgeslacht zich voor het nage
slacht heeft gedocumenteerd, klinkt de echt
Christelijke, maar ook de zuiver Nederland
sche toon. Oranje vereent. Onder de Repu
bliek was Oranje dikwerf een partijnaam,
onder het Koningschap niet meer. Onder de
Een vier-en-twintigjarige generaal! Dat was
alleen in zoo'n tijd mogelijk.
De jonge Murat gedacht zijn verren bescher
mer met bewondering, en dikwijls, als hij in
den eentonigen dienst, in de vermoeienissen
en gevaren van den oorlog, aan zijn fortuin
begon to wanhopen, troostte hij zich met de
woorden: „Eindelijk ook zal mijn dag komen!
Eindelijk moet hij komen!"
En hij kwam.
Het was in het jaar 1796. Het Fransche
leger, onder commando van generaal Bona
parte, lag voor de vesting Lodi in boven-
Italië, die door de Oostenrijksche troepen ver
dedigd werd. De Fransche troepen, door de
overwinningen van Montenotte, Milestimo en
Mondovi verwend, morden over slechte ver
pleging, nuttelooze belegering van vaste plaat
sen, en de eigenzinnigheid van den legeraan
voerder, die met het hoofd door den muur
wilde.
Het was nacht, een heerlijke Meinacht en
Murat, die tot een velclwacht gecommandeerd
was, stond, schotvrij voor de vestingmuren,
nabij een wachtvuur, waaromheen eenige offi
cieren met elkander lagen te praten.
„Het is onzin, dat wij hier liggen!" riep een
hunner.
„Wij bereiken hier toch niets. En terwijl
wij ons hier de schedels tegen de muren ver
pletteren, concentreert de vijand in Venetië
versterkingen, om ons weer het hoofd te bie-
den."
..Generaal Bonaparte weet niet wat hij doet"
voegde do overste Saint-Pré, een bijzonder lange
officier, er aan toe.
„Dezen namiddag, toen het reeds donker
was, kreeg ik eensklaps hevel, met mijn regi
ment van Monteealco op te rukken en een stel
ling in het bosch van Casa Receia in te ne
men."
„En gij zijt niet gegaan, overste?" vroeg
een ander eenigszins angstig.
„De hemel beware mij. Ik moet voor mijn
regiment instaan. In Monteealco heb ik uitste
kende kwartieren, terwijl in het bosch van
Casa Receia geen halm of stroo te vinden is.
In twee dagen zou het halve regiment naar
de maan zijn, als ik de aangewezen stelling in
genomen had."
„Maar overste" vermaande een L»mera.n<3
welrn eenend.
„Och wat, dat moet ik beter weten", riep
overste Saint-Pré, „wat weet generaal Bona-
7 parte van de cavallerie! Een mensch, zoo
klein, dat men hem op een paard nauwelijks
ziet! Laat hem komen!"
Nauwelijks was het woord gevallen, of kor
poraal Murat bemerkte, dat alle officieren:
haastig opsprongen en voor een kleinen officier
salueerden, die eensklaps uit het duister het
nachtvuur genaderd was. Op het hoofa droeg
hij een kleinen hoed en het eenigszins tengere
lichaam was in een eenvoudigen, donkergrij-
zen mantel gestoken.
v Overste Saint-Pré!" riep hij met scherpe
stem.
„Generaal
Nu herkende Murat opeens den kleinen lui
tenant Bonaparte. Hij zag de doordringende
oogen, het ernstige voorhoofd, het marnieren
gezicht, als voor acht jaar en wist onmiddellijk
dat hij den bevelvoerenden generaal voor zich
had.
Generaal Bonaparte mat overste Saint Pré
van het hoofd tot de voeten en zeide toen, ter
wijl hij op elke lettergreep nadruk legde: „Het
is waar, overste, gij zijt een hoofd grooter dan
ik! Nog één daad van ongehoorzaamheid als
deze en het verschil vervalt!"
Overste Saint Pré werd bleek en stotterde
verlegen
„Generaal, alleen de totale onmogelijkheid
der verpleging noopte mij
„StilBinnen een uur staat uw regiment
in het bosch van Casa Reccia!"
Overste Saint Pré verdween in de duisternis.
„Mijne heeren", ging generaal Bonaparte
voort, „morgen zal het weer een roemrijke dag
worden in de geschiedenis van Frankrijk. Gij
kent uw lot als soldaat. Gij zult eer en leven
op het spel zetten om een blad bij te dragen
tot den lauwerkrans, die de bestorming op
Lodi om ons hoofd windt."
„Leve de generaal!" klonk het geestdriftig
in het rond.
„Leve Frankrijkantwoordde Bonaparte
en wae direct daarna eveneens in de duisternis
verd wenen
Den jongen korporaal hij de veldwacht ging
een rilling door de leden, echter niet van
vrees. Morgen dus, zou Lodi -bestormd worden
Dat was het., wat hem met geestdrift vervuilde.
Er op of er onder! Hij wilde zicth hij Bona
parte weer in herinnering brengen. Het voor
beeld voor hem was er, hij had liet, slechts na
te volgen.
Den volgenden dag, met het krieken van den
morgen, donderde van alle hoogten het ge
schutvuur, dat de bestorming van Lodi zou
inleiden. Het urenlange, onafgebroken rollen
en donderen der kanonnen was verschrikkelijk,
overal steeg de opgewondenheid van -bedde zij
den verwachtte men de bestorming.
Eindelijk rukte de Fransdie infanterie, naar
de tactiek van dien tijd, in reusachtige kolon-
nes tegen de Oostenrijksche versterkingentel
kens verschenen jnieuwe-regimenten, als het
Regenten was het volk vaak verdeeld, onder
de Regeering het volk één.
Inzonderheid nu de wereldstorm alle par
tijen heeft saamgedreven, In wier vertegen
woordigers ten minste nog „één druppel
Neêrlandach slaat", schaart zich 3lle man om
de aloude vaan van Oranje. In den geest zieD
wij onze geëerbiedigde, maar ook geliefde Ma
jesteit met het „Je maintiendrai" in den
blik, en het „Ce sera moi, Nassau!" in het
hart, en om Haar troori geschaard een volk,
een legor, dat, één met Oranje en daardoor
sterk, de aloude leuze der vaderen eert: „Een
dracht maakt macht". Volk en troon, dat is
alzoo de weg tot eenheid van ons volk en
tot liefde voor het vaderland.
Ten slotte bedoelt do samenvoeging:
VOLK EN TROON ook:
Goed en bloed voor het vaderland.
Liefde voor het vaderland. Wij hebben geen
groot land. maar een goed land. En wij heb
ben goed en bloed veil voor het vaderland. Wij
zouden met andere volken niet kunnen ruilen,
zonder nog altijd veel te verliezen. Jiaat hier
maar het volkske van de vrijheid en den Bijbel
blijven. Misschien is er geen land op aard,
waar de idéé der vrijheid zulk een gestalte van
vleesch en bloed heeft aangenomen als bij ons.
En nu ligt in Volk en Troon de aanduiding
van de onuitroeibare liefde voor het vaderland
En wij zeggen van die liefde: „Oude liefde
roest niet, oude liefde rust niet, neen, oude
liefdo rijst, ja oude liefde zou gaan razen, als
zij in hare teerste voorwerpen werd miskend:
Oranje en Nederland".
Daarom schaart zich groot en klein om den
Troon, worden de forten versterkt, de linies
betrokken, en de grenzen bewaakt door het
leger, dat daar staat, het geweer aan den voet,
tot handhaving van onze neutraliteit.
Met Koningin Wilheimina aan het hoofd wil
len wij de vrijheid en onafhankelijkheid van
onze dierbare erve verdedigen, indien, wat God
genadig verhoede, ons volksbestaan door den
schrikwekkenden oorlog werd aangerand. En
de kinderen van God in ons vaderland omrin
gen daarbij onze Koningin met hunne gebeden
als een muur.
Doch nu ook: „bid en werk!" Alle man op het
dek! Trouw op uw post! Ieder zijn plicht! Dat
is de eisch voor ieder, van den opperbevelheb
ber tot den minsten soldaat, van den minis
ter tot den straatveger toe. Dat dus niet al
leen voor den militair, maar ook voor de bur
gerij. Die het wapen draagt, met het, wapen
die het wap-n niet draagt, beslist met het,
wapen niet. Elk zijn taak!
Alleen „op Godes wegen is Godes zegen".
Misschien meet op harde wegen worden her
wonnen, wat op wegen van goedheid en ze
gen is versmaad, 't Kan zijn, dat de druk
moet uitrichten, wat de vrede niet heeft aan
gebracht. Verootmoedigen wij ons allen voor
God en roepen wij met belijdenis van zonden
uit de diepten tot Hem. Ontferme Hij Zich
over ons land en volk! En mocht ooit een
vreemde geest gaan waaien of overmacht ons
willen knechten, drukke dan een door beproe
ving gestaald nageslacht weêr de voetstappen
van een godvruchtig voorgeslacht, met dit kloe
ke woord in de zieL:
„Wij volgen hunne schreden
„En houden goeden moed,
„Nog is hij niet volstreden
„De strijd voor 't hoogste goed.
„En als w ij de eer verbeuren
„Van 't dierbaar vaderland,
„Als we onze vlag verscheuren
„Met eigen scliuld'ge hand,
Voert dan. o woeste golven!
„Den grond der vaad'ren meê,
„Dan worde ons graf gedolven
„In 't diepste van de zee!"
Want al moest de Oceaan ons te hulp komen,
naar het voorbeeld en het woord der raderen
„liever bedorven land dan verloren land nj
ging „de aanslibbing van Maas, Schelde en
Rijn" tijdelijk blank staan, de dierbare vlag
bÜjft zweven, blijft wapperen, blijft schitteren
boven de wateren, Volk en Troon blijft één,
ware uit den grond opsohie&nd, op het slag
veld. De strijd bleef langen tijd onbeslist, de
Fransoben wonnen terrein, maar aan een
overwinning was niet te denken em reeds in
den namiddag was het een uitgemaakte zaak,
dat men zich het hoofd zou verpletteren tegen
de vijandelijke wallen.
Generaal Bonaparte schuimde van woede.
Hij reed van het eene punt van den slag naar
liet andere, hij voerde de regimenten persoon
lijk tot den a am-al aan, ontzag geen gevaar,
integendeel, hij zocht het alles tevergeefs
Alles stuitte af op het moorddadige vuur van
den vijand en zijn vaste stelling.
Het lie etst was de strijd om een brug, die
over de vestinggracht naar Lodi voerde. Als
het gelukte, dez©, stormenderhand te nemen,
was men bij de bres en de vesting verloren.
Doch alle bestormingen van die brug wer
den afgeslagen. Juist hier concentreerde zioh
het vijandelijk vuur op een wijze, die de batal
jons telkens noodzaakte terug te wijken.
Met den blik van den echten veldheer TOr'
Bonaparte waar het haperde. Koelbloedig reed
hij in den kogelregen tot dicht bij de brug,
sprong van het paard en liep met opgeheven
degen de brug op.
„.Voorwaarts, mijn dapperen!" riep hij met
de schrille, electriseerende stem, die hem op
zulke oogenblikken eigen was. „Een ellende
ling, die zijn generaal verlaat!"
Én zoo, in de eene hand de vlag van het
enendertigste regiment, in de andere de bloote
degenliep hij alleen tegen den vijand in,
naar de bres. En alsof men slechts op het voor
beeld gewacht had, stormde nu alles, wat in
de nabijheid was, naar de brug.
Deze doodverachtende dapperheid ontvlamde
manschappen zoowel als officieren. Niemand
wilde den generaal in den steek laten.
Nummer twee in de bres was korporaal Mu
rat. Hij schoot juist toe, toen een Oostenrijk
sche soldaat den generaal zou neersabelen en
velde hem neer.
Een oogenblik lang was het, alsof de oogen
der beide dappere mannen elkander ontmoet
hadden. Toen echter scheidde hen het- gewoel
van den strijd.
Lodi viel óienzelfdeu nacht in banden van
generaal Bonaparte, voor wien de brug van
Lodi de weg naar de onsterfelijkheid wvrd
Des morgens na den slag was in de verover
de stad parade der Fransche troepen waarbij
generaal Bonaparte niet verzuimde, vele zijnor
soldaten persoonlijk aan te spreken, te prijzen,
te onderscheiden. Zoo reed hij met zijn staf ook
langs het front der kurassiers, bij wie korpo
raal Murat stond. Hij stond in het eerst© ge
lid, met verbonden voorhoofd, daar hij later in
en met de trouwe Driekleur in de stervende
hand roepen wij irit
„Maar daaldet gij ooit op den vloed
,,Wy heffen uw Wit uit do schuimende zoo,
„En voeren naar 't Blauw van den hemel
u meê.
„Al kleurt zich, al kleurt zich uw Rood met
ons bloed!
J. J. VAN NOORT,
Voorzitter der beule Honden.
~\7 redo.
(Ingezonden.)
Gelukkig het volk, dat van eon oorlog ge
spaard blijft, waar do vrede blijft duren. En
wensehen wij niet allen, wij die thans onze ge
zinnen verlaten hebben, onzo kinderen hebben
thuis gelaten, gespaard mogen blijven van ecu
oorlog.
Thans nu het gevaar alom dreigt, nu ails
landen om ons heen in staat van oorlog zijn
nu wij het kanongebulder aan onze grenzen
hooren, nu een klemiglieid een oorlog kan
doen uitbarsten, nu, in deze dogen, beseften we
dat het toch wel wat waard is een vaderland
te hebben, dat het handhaven onzer onzijdig
heid toch iets moor beteekent dan onze Jan-I-
kaartgrenzen te blijven behouden, beseffen we
dot door het krachtig cén zijn al» volk, wij onze
buren eerbied inboezemen, beseffen wo dat wij
door een kraehtigen wil, door een krachtig
leger, gevormd uit het gansche volk de slag
velden verleggen, naar zuidelijk© streken, be
seffen we het hoogste belang dat wij Neder
landers bij een goed Jeger hebl>en, Thans moet
tot ons doordringen van hoog tot laag, tot allo
mannen en vrouwen Tan obs vaderland, dat
wij dat leger moeten steunen, momenteel meer
dan ooit doch ook in tijd van vrede, om gereed
te zijn als verdedigers onzer onafhankelijkheid
hetgeen beteekent, het behoud onzer eigen wet
ten en instellingen, onzer vrijheden, van onzen
handel, hetgeen beteekent vrede en welvaart.
Daarom mannon, na regen komt zonneschijn,
na oorlog komt vrede, als strak» de vrede in
Europa is weergekeerd, gedenk dan den tijd van
thans, werk dan mede tot behoud van een
krachtig leger, steunende op een volkswil, zeg
het uwe zonen, uwe huren, uwe vrouwen en
dochters. Besef dan dat gij dien vrede gekocht
bobt grootcndeels door dat men moest rekening
houden met een IïolIandroh volk, een krachtig
leger, dat gereed stond hun en de hunnen 1e
sparen voor do ellenden van een oorlog. Gij
zult het n een eer rekenen tot diegenen be
hoord te hebben. Ook thans rust op u de zwaï"
verplichting door nauwgezette plichtsbetrach
ting, door onmiddellijk zonder morren uitvoeren
van alle orders, de volmaakste ordo té brengen
onder de duizenden soldaten waarover thans
onze bevelhebbers l>eBchikken, aan wien de lei
ding is toevertrouwd en in wie wij het volste
vertrouwen moeten hebben. Besef de verant
woordelijkheid die gij hebt door u over klei
nigheden ontevreden te betoonen, door de orde
te verstoren zonder welke geen krachtig leger
bestaanbaar is. Gij, die te bevolen hebt, beseft
dat de geest van den troep de waarde daar
van bepaalt, beseft, dat een goed woord meer
doet dan tien harde, besef dat daar voor u
etaan mannen en vaders die vrouw en kin
deren achterlieten, en bereid zijn hun leven
te laten als dat van hen gevorderd wordt.
Schande over hem die die orde verstoort.
Hij is niet waardig uw makker te zijn. Moge
de vrede u de opofferingen van thans rijkelijk
vergoeden.
Mogen de dagen, die gij thans voor uw vader
land dient, bij u in herinnering blijven als een
stuk geschiedenis tot behoud van den vrede.
AJs gij huiswaarts keert bedenk dan deze
spreuken „Ik zal handhaven" en „Wees ge
reed".
J. Erksns.
het gevecht een sabelhouw gekregen had Hij
zag den grooten generaal naderen, ernstig en
voornaam als altijd, do rnarmfcren trekken door
trotech vertrouwen verhelderd.
„Nu komt mrjn dag, nu!" prevelde de kor
poraal en zijn hart kfopte hoorbaar.
Dooh de generaal, nadat hij een oogenblik
peinzend voor hem stilgestaan had, reed lang
zaam voorbij zondi.-r iets te zeggen.
„Hij kern. mij niet heer, hij kent mij niet
meer!" dacht Murat bij zichfcelven en een
traan rolde over zijn gebruind gelaat.
Eensklaps keerde Bonaparte zich om cn
wenkte hem. „Korporaal
Inwondig jubelde hij nu
„Hij kent mij toch! Hij heeft mij niet ver
geten!"
„Heet je Gioachimo Murat?" vroeg Bona
parte.
„Ja, generaal."
„Ben je uit Mont Pellier"?
„Neen, generaal. Ik ben te Cahors geboren,
maar ik was voor eenige jaren te Mont P«?l-
lier, waar ik het geluk had, u te zien."
„En ben je mij gisteravond op do brug voor-
bijgéreden
„Ja, generaal."
„Rijd voor het front!"
Mural gehoorzaamde.
„Ik benoem bij dezen korporaal Murat tot
luitenant bij zijn regiment." zeide Bonapart»;...
„Luitenant Murat, ik verwacht u altijd onder
de dapperen te vinden!"
Daarmede reed hij heen.
Zooals men uit de geschiedenis weet, klom
Murat door zijn militaire bekwaamheden *-n
den steun van Napoleon 6nel in het leger op.
In 1800 trouwde hij met den zuster van den
eersten consul, hetzelfde meisje, dat hij te
Mont Pellier uit den bijna «3r ongeluk ten reis
wagen had zien stappen. Later bij de troonsbe
klimming van Napoleon verhief de keizer he:n
tot prins van Frankrijk, in 1806 tot regeerend
hertog van Berg en in 1806 tot koning van
Napels.
Het kelglanzcndo gesternte der Napoleonio-
den was echter een meteoor, die snel ver
bleekte.
In het jaar 1815 werd koning Murat als over
weldiger op het slot Pizzo in Galabrië doodge
schoten.
En de groote man m>t het marmeren ge
zicht .voor wien Europa gebeefd en zich zoo
vele jaren gebogen had, kw'ijnde aan een onge
neeslijke ziekte op de rots vaa St. Helena jam
merlijk weg.