H®, 4.
Dinsdag 25 Augustus 1914.
Orgaan voor Leger en Vloot.
InI in gssst goed!
lp Schildwacht
ie toestand in flen
reuzenstrijd.
Onder redactie van D. MANASSEN.
Oplaag 52,000 exemplaren.
DE SOLDATENCOURANT
ADRES VAX REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PALESTRINASTRAAT 10,
AMSTERDAM, TELEFOON Z. 4968.
DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE
NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-M1LITACREN 2 CENT,
ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. VOOR ADVERTENTIEX
WENDE MEN ZICH TOT ROUMA's ADV.-BUR., 226 HEERENGR. A DAM.
De Minister van Oorlog.
Voor onzen Minister van Oorlog, gene-
raal-majoor Bosboom, is het, nu een zeer
inspannende tijd. Zijne Excellentie ia
schier dag en nacht in touw met de tallooze
gewichtige zaken, die to regelen en af te
doen zijn. Maar juist thans, nu de tijden
ernstig zijn en de Nederlandsche weermacht
onder de wapenen staat, blijkt hoe,zeer onze
Minister van Oorlog zijn departement
behcerscht. Minister Bosboom geeft daarbij
anderen, door zijn kalme, rustige, zelfbe
wuste houding zoo'n uitnemend voorbeeld.
Tusschen al zijn gewichtige bezigheden door
weet de minister tijd te vinden om naar an
deren te luisteren, die in het belang van de
troepen en do schepelingen iets meenen te
kunnen doen. Aan de belangstelling, die
minister Bosboom dadelijk voor ,,De Solda-
tencourant" toonde, danken leger eij vloot
hare uitgave.
Uit naam van ons allen mogen wij Zijne
Excellentie daarvoor hulde brengen!
CE SOLDATENGOURANT.
Veer hen, die voor de eerste meal
een pak couranten ontvangen, deelen
vrij mede, dat wij niet na elk num
mer, maar gaarne éénmaal per week
toezending per postwissel tegemoet
zien van het geïnde geld voor den
verkoop der Soldatenceurant (na
aftrek van 10 pCt. voor onkosten).
Niet verkochte exemplaren behoe
ven niet te worden teruggezonden.
Einde dezer week plaatsen wij
de eerste verantwoording voor inge
komen bijdragen.
In de zware tijden, die achter ons liggen,
toonde hot Nederlandsche volk een merk
waardige geest- en weerkracht- Het toonde
ook dadelijk het juiste besef te bezitten van
de moeilijkheden, die uit den internationa
len. toestand ook voor ons vaderland voort
vloeiden. Met één slag was heel het volk
één groot en één krachtig geheel. Partijstrijd!
en partijtwisten waren vergeten, binne-nland-
sche conflicten worden bijgelegd, en schou
der aan schouder stond nu heel de Neder
landsche natie vastbesloten, tegenover wie
dan ook, onze neutraliteit te doen eerbie
digen en onze onafhankelijkheid te ver
dedigen
Schitterend verliep onze mobilisatie. Van
hoog tot laag deed ieder met opgewektheid
Een verhaal uit het beleg van Parijs.
Hot, was een kille, triestige dag in het
laatst van November van het jaar 1870.
Het beleg van Parijs was in vollen gang.
Iteods langer dan twee maanden hield de
Duitsche vijand de stad omsingeld met een
kring van glinstorendo bajonetten en rumoe-
lige kanonnen en had allo gemeenschap met
do buitenwereld afgesneden en den invoer
van provisie belet. De rook en de damp van
brandend kruit vervulden do lucht, terwijl
kogels en bommen dag en nachl op de on
gelukkige hoofdstad neerregendon.
Op den hoek van den Boulevard Mazas
en de Ruo de Bercy stond het wijnhuis van
Victor Rameau en op dezen somberen
Novemberdag was de ruime gelagkamer aan
de straat gevnld met een gemengd gezel
schap.
Aan een van de kleine houten tafeltjes
togen den muur zaten twee mannen, mot
wie wij voornamelijk te makon zullen hebben.
En aan het tafeltje daarnaast, ook tegen
den muur, zat een derde.
Van het tweetal was de een sergeant van
zijn plicht tegenover Koningin en vader
land. De eerste spanning is nu voorbij,
overal zijn de handen aan den ploeg gesla
gen om te voorzien in de gevolgen, welke
uit den toestand voor ons zijn voortgespro
ten. Het economische leven begint zioh
dank zij de strikt neutrale vlag, die wij
voeren zelfs weer eenigermate te her
stellen. Door dit alles mogen wij ons even
wel niet tot verminderde waakzaamheid
laten verleiden. Met het geweer bij den voet
volgen wij, als strikt onzijdige mogendheid,
met belangstelling den loop der gebeurte
nissen.
Edoch, nu de gespannen toestand reeds
eenigen tijd heeft voortgeduurd en men aan
de nieuwe situatie min of meer gewoon be
gint te raken, komt de oud-Hollandsche
mopporgeest weer boven. De kwaal schijnt
van oen taaien aard, maar we moeten haar
toch in het belang van het vaderland en in
ons welbegrepen eigenbelang met vastbera
denheid onderdrukken. Want niets is voor
de energie en voor den geest zoo verlam
mend als het eeuwigdurend, gemopper
vaak over de kleinste kleinigheden.
Vrienden! Laten wij allen toch één ding
goed bedenken wij leven in zeer bijzondere
tijdsomstandigheden, waarin niet alles pre
cies zoo gaan kan als w.ij het zelf zouden
wenscben. Noch leger en vloot, noch de
burgerij zijn in dezo dagen voor hun pleizier
uit. Wij moeten ons door deze ernstige
tijden mot opoffering van zeer veel, dat ons
lief is, heen slaan, en geen betere kans om
dit mot succes te doen hebben wij, dan
wanneer wij allen- onze t-aak met opgewekt
heid tot het einde blijven vorvidlen.
Laten de omstandigheden hier of daar
wat te wenscben over, dan beprate men dit
met de bevoegde autoriteit, maar laten wij
in geen geval de mooie eendracht van ons
volk en daarmede ook onze weerkracht
tegen de gevaren, welke ons kunnen be
dreigen, verkleinen of vernietigen door een
mopper-epidemie. Slechts een door de
grootst mogelijke eendracht verbonden en
door geestdrift voor haar goede zaak be
zield volk, is in staat om aan alle gebeur
lijkheden het hoofd te bieden.
Zoo zij het!
En wat wij trouwens uit den troep hoo-
ren en ontvangen, geeft blijk van een heer
lijke, zelf vertrouwende en opgewekte stem
ming. Be Soldatencourant zal zich beijve
ren om de verveling den kop in te druk
ken, maar ook andere pogingen hiertoe zul
len wij ondersteunen. Wij ïdaatsen nu en
dan berichten van hen, die zonder offers te
vragen de troepen verstrooiing willen ko
men brengen.
Bij onze vlag.
Wanneer in -t oorlogsveld de krijgsbanieren
wapperen,
En schittren in 't gewoel, door rook en damp
omhuld,
Verheft zich Neerlandsch vlag, temidden
onzer dapperen,
Die zij tot in den dood met heldenmoed ver
vult.
Dan steekt- oud Neerlandsch Leeuw met forsch
gespierde klauw
Het heilig dundoek op, ons 'dierbaar Rood,
wit, blauw.
Ze ïs Rood, gelijk den gloed die aan den vuur
mond schittert
En angst en dood verspreidt, in 's vijands
legermacht.
Die aan den vreemdeling toont, dat, wie den
Leeuw vcbittert
Vernietigt wordt door hom, a-ls men zijn moed
veracht.
Zoo toont on3 't Rood der vaan met schitte
renden gloed
Het heilig zinnebeeld van Nederlandschen
moed.
Als wij het vroolijk feest, der Vorstin jaar
dag, vieren
't Ontrolde vaandel waait aan eiken torentrans.
Dan welt een reine vreugd in 'b hart dei-
Batavieren
Dan weerblinkt Neerlands vlag met schitte
renden glans;
Dan loven wij ons lot, dan klopt geen harte
flauw.
Maar juicht voor ziju vorstin bij 't rood en
wit en blauw.
Ze is Wit; nooit werd een smet op onze vlag
gevonden,
Gelijk het reine kleed waarin de deugd zich
liult,
de Nationale Garde; hij heette Jacques
Carlier en was iemand van middelbaren
leeftijd met een grooten rooden snor en een
hoofd met kortgeknipt rood haar. Zijn gelaat
was eveneens rood en zijn oogen kwamen
zoo dicht bij deze zelfde kleur als slechts
mogelijk was.
Zijn metgezel was een kort,'gezet man,
eveneens van middelbaren leeftijd, met
donkerbruin haar on een vollen baard van
dezelfde kleur. Hij was zonderling gebouwd.
Hij zag er niet dik uit, piaar zijn romp en
zijn ledematen hadden toch een buitenge
wonen omvang net alsof er een zwaar
gewicht op zijn hoofd en schouders was ge
vallen en hem had ingedrukt.
Zijn haar was dik en verwilderd en waar
zijn baard zijn golaat niet verborg, was dit
donker gekleurd en zag er ongewasschen
uit; zijn kleeding was allerellendigst
versleten en vuil cn gerafeld.
Als zijn naam had hij opgegeven Pierre
Dubois en hij beweerde uit do Ardennen
afkomstig te zijn.
De derdo man die aan het andore
tafeltjo was kolonel Do Brcze, van do
Nationale Garde. Hij en de sergeant waren
in uniform en daar zij hier alleen nog maar
flarden van over hadden, kon geen van beiden
bogen op een beter voorkomen dan dat van
den armen man uit do Ardennen.
Deugd die vorstin en volk en Neerland houdt
verbonden,
En vriend en .vijand steeds met eerbied heeft
vervuld.
Zoo toont ons 't wit der vlag op :t feest dat
ons verheugt
Het heilig zinnebeeld van Nederlandsch deugd.
Wanneer het oorlogszwaard terugkeert in de
schede
Na 't sluiten van den vrede als welvaart weer
herleeft,
Komt nooit een vijand tot het schenden van
den vrede,
Als Neerlandsch trouw 't verbond bezegeld
heeft.
Dan strekt zich Neerlands leeuw met neer
geslagen ldauw
Op 't heilig dundoek uit, op 't rood, op 't
wit en blauw.
Ze is blauw -gelijk 'i: azuur dat van des hemels
bogen,
Weerkaatst wordt in het wit van 't spiegel
gladde meer,
Geen wolkje heeft zich ooit aan 's hemels
trans bewogen,
Of 't helder watervlak, gaf 'fc aanzien helder
weer.
Zoo ds ook 't Ilollandsch hart, waar elk genist
op bouw
En 't blauw van onze vlag, een zinnebeeld van
trouw.
Ja beilig, beilig doek, gij erfdeel onzer vaderen,
Geheiligd door hun dood, verheerlijkt door hun
bloed,
De laatste polsslag, die zal kloppen in onze
ad ren
Zij u gewijd, met trouw, met Neerlands liefde
on moed
En onze laatste wensck blijft, tot den iaat-ston
dag,
Te sterven voor de eer van Neerlands drorbre
vlag.
J. V. V,
Amsterdam, Aug. 1914.
Een en ander over hei Hoede druis.
I.
Wellicht dat velen van hen, die thans
onder de wapenen zijn, wel iets meer willen
weten van het tot stand komen van een
instelling, die tegenwoordig zulke uitmun
tende diensten verricht. Het is daarom dat
ik mijne aan teelten ingen dienaangaande nog
eens heb opgezocht, hieronder laat volgen en
daarvoor een plaatsje in de Soldatencourant
heb gevraagd.
In het jaar 1859 werd in Italië oorlog
gevoerd "tusschen Frankrijk en Sardinië'aari
de eene en Oostenrijk aan de andere zijde.
Op den '24en Juni van dat jaar, werd tus
schen de legers, die bij Solferino tegenover
elkander stonden een vreeselijk gevecht ge
leverd, zoodanig dat tengevolge daarvan
80,000 menschen óf gesneuveld óf op ellen
dige wijze verminkt, in de hospitalen opge
nomen waren.
Yan dit ontzettend feit was de heer
J. Henry Dunant, een aanzienlijk burger
uit Zwitserland toen, en gedurende twee
maanden een werkzaam en deelnemend
getuige.
Geheel belangeloos en door zuivere men-
schenliefde gedreven, hield hij zich bezig
met de verzorging van de gekwetsten op
het slagveld en in de hospitalen en door al
de ellende, die hij daar zag, door het gebrek
aan hulp en verzorging dier arme dappere
gewonde strijders, werd zijn medelijdend
hart zoodanig getroffen, dat meermalen de
wensch bij hem opkwam; „mochten er toch
maatschappij on bestaan, die zich ten doel
stelden, om do zieken en gekwetsten van
vriend en vyand te heipon en te doen ver
zorgen."
Die wensch rijpte bij hem tot het besluit,
om al zijn krachten aan te wenden tot het
in het leven roepen van zulke maatschap
pijen en als oerste middel daartoe gaf hij
een werkje in het licht onder den titel van
„Eene herinnering aan Solferino",
Dit werkje oorspronkelijk in de Franscho
taal geschreven, werd in het Engelsch,
Italiaansch, Duitsch en Hollandsch vertaald,
wel een bewijs van de groote waarde, die er
aan toegekend werd. De overzetting in onze
taal hebben wij te danken aan den, nu reeds
lang overleden officier van gezondheid dr.
Basting, een man vol ijver voor de zaak,
die door Dunant gewenscht werd, een man
waaraan Nederland, voor een groot deel,
zijn Roode Kruis te danken heeft.
Het boekje van den heer Dunant vond
Pierre Dubois had zwarte kringen onder
de oogen; een uitdrukking van smart en
droefenis teekende zich af op zijn gelaat,
terwijl een holle hoest zijn lichaam telkens
deed schokken en hem het spreken belem
merde.
„Ik zou wel willen teekenen," zeide hij,
„als ik maar in dienst onder bedekking kon
worden gesteld, buiten het bereik van dien
lammen, kouden wind. Maar waar zon ik
goed voor zijn in de loopgraven of op de
bolwerken? Jo kunt zelf wel zien, sergeant
dat het weken zou duren,"
„Ja", antwoordde de sorgoant, „ik zie
ook wel, dat je van niet, veel nut zoudt
zijn op eon open stelling. Ik zou zeggen,
dat de tering je zoo gauw mogelijk ton
grave sleept.
„Zoo is het" zei de ander met een
hevige hoestbui,
„Bun je wel geschikt om, hoe dan ook,
te dienen?"
,'Wel neen; ik geloof het niet. Maar
ik zal openhartig zijn. Zooals ik je verteld
heb, was ik te Sédan en daar hebben de
Duitschers mij gevangen genomen. Toen
werd ik in een smerige gevangenis gewor
pen en toen ik om een geneesmiddel voor
mij hoest vroeg, gaven zij mij vloeken en
een schop. Ik zwoer toen, dat ik, als ik
ooit in de gelegenheid mocht komen, mij
•veerklankjin geheel Europa, in September
1868 werd de zaak op een te Berlijn ge-
nouden congres besproken en men was het
laar volkomen eens dat het lot van den
'rieken en gewonden soldaat voorziening
vereischte.
Te Genève, in Zwitserland, was reeds een
comité opgericht, en de personen die dit
Jfomité vormden deden nu aan elk land eene
ritnoodiging toekomen om, den 26 October
/an datzelfde jaar, afgevaardigden naar
„lencve te zenden, waar dan een beslissing
'zou genomen kunnen worden,
r Een dertigtal mannen had aan die uit-
noodiging gevolg gegeven, de meesten hunner
behoorden tot den geneeskundigen dienst,
onzerzijds bevonden zich daar de heeren
Dr. Basting voornoemd en de heer Van de
Velde, oud-officier der Marine.
Nederland was dus waardig vertegen
woordigd en wij zijn verplicht de nagedach
tenis van de heeren in dankbare herinnering
A houden.
De genomen besluiten kwamen in hoofdzaak
•TÏcrop neer.
Er zal, in ieder land, een comité worden
opgericht, om in oorlogstijd den genees
kundigen dienst bij de legers, behulpzaam
te zijn; die hulp wordt in vredestijd reeds
voorbereid en zal gedurende den oorlog
bestaan, en het zenden van ziekenverple
gers en het inrichten van geschikte loka
len voor de zieken en gewonden.
Alle landen zullen hetzelfde onderschei-
dingsteeken hebben nl. een rood kruis op
«en wit veld.
Op 22 Augustus 1864 kwam men te
&enève ten tweeden male bijeen, er werd
eene conventie gesloten, en achtereenvolgens
'raden alle landen van Europa daaraan toe.
Op verschillende tijdstippen zijn nieuwe
bepalingen, ook voor den krijg ter zee, in
het leven geroepen.
Voor ons doel is het voldoende nog slechts
het volgende te vermelden aangaande de op
richting voor zooveel ons land betreft.
Onze koning Willem III was een der eer
sten die, hetgeen te Genève besloten was,
met zijne handteekening bekrachtigde.
Op 19 Juli 1867 werd door Zijne Majesteit
een besluit uitgevaardigd, dat er in Neder
land een vereoniging zou bestaan tot het
verleen en van hulp aan zieke en gewonde
.krijgslieden, dat het hoofd-comité te 's-Gra-
■enhage gevestigd werd en in andere ge
meenten hulp-comite's konden worden pp-
tge richt.
a Tc* voor korten tijd had ons Roede Kruis
nog geen gelegenheid zich tot daadwerke
lijke hulp in het groote te ontwikkelen, doch
wel om zich tot die ontwikkeling krachtig
voor te bereiden.
Dat dit geschied is, moeten wij danken
aan het zoo krachtig initiatief van Z. K, H.
Prins Hendrik, den gemaal van onze geliefde
Koningin.
Hoe Z. K. H. rusteloos zijn goede zorgen
aan het Roode Kruis wijdt, Is van algemeene
bekendheid, zijn bezoek aan de Duitsche en
Belgische patiënten, die te Maastricht be
handeld worden, is mot groote waardeering
opgemerkt-.
Veel, zeer veel is noodig om to bereiken
wat het Hoofd-Comitè in toepassing wil
brengen, en daarom Landgenooten, steunt
met volle toewijding de zoo zegenrijke in
stelling van het Roode Kruis.
In een vervolg-artikel zullen wij een blik
werpen op een slagveld van 1859, om te
laten zien, hoe verschrikkelijk de toestanden
toen waren in vergelijking met het heden.
Breda, 20 Augustus '14.
C. A. Kooreva ar,
Oud-Majoor der Inf.
Zoo langzamerhand teekent zich een beeld
af. waaruit eenigszins het verloop van dezen
oorlog totnogtoe kan blijken, volstrekt niet
de afloop echter. Maar het plan van aan
val der Duïtschers wordt duidelijker. Deze
treden nu ook met. kracht op aan de West
grens van Frankrijk.
In Elzas-Lotharingen, dus op hun eigen
gebied, hebben zij een overwinning behaald
vrijwillig zou aanbieden als schildwacht over
een rot Duitsche gevangenen. Jelui hebt
nu van die kerels in bewaring, nietwaar?"
„O ja, een heele hoop!
„En heb jelui sterke en flinke mannen
om de wacht over hen te houden?"
„Ja, die hebben wij."
„Dan is dat een gelegenheid voor mij.
Deel mij daarbij in en ik zal dubbelen dienst
doen, als ik het lean uithouden. In elk ge
val kan ik evengoed dienst doen als schild
wacht als ieder ander."
Op dit oogenblik mengde kolonel De
Brèze, die alles gehoord had, zich in hun
..Sergeant," zei hij, „wij kunnen 'dien
man gebruiken. Ik heb hem noodig op La
Forco."
Bij het hooren van den naam van deze
beroemde gevangenis verhelderde een gloed
de oogen van den provinciaal en hij ver
borg zijn gezicht haastig achter zijn bier
glas om de ontroering niet te laten zien,
die zich op zijn gelaat afteekende.
De sergeant knikte en de kolonel ver
volgde, zich tot do man zelf wendende:
„Ben je aan militairen dienst gewend,
beste man? En je zou dus dienst willen
doen als wacht over Duitsche gèvangenen,
hè?"
„Ik zou niets lievèr wenschen"
De Soldatencourant.
Uit de brieven, die ons bereiken, blijkt
dat De .Soldatencourant bij de troepen en
schepelingen gretige lectuur vormt. Hier
boven een groepje, dat met belangstelling
een juist ontvangen nummer inkijkt.
op de Franschen. Dat deze Matsten hebben
moeten terugtrekken bekennen zij zeilZi
stonden echter reeds in 's vijands land, in
vrij groot aantal. De Duitsche berichten
althans gewagen van 10,000 gevangenen.
Zij spreken van de „overwinning" bij Metz,
en te Berlijn heeft men gejuicht en der
keizerin ovaties gebracht.
Thans komt er" ook bericht van een voor
waarts rukken der Duit-sche troepen aan de
zuidgrens -van Luxemburg. Hier staat blijk
baar de Duitsche kroonprins met zijn leger,
in Elzas-Lotharingen hebben vooral do
Beierschen onder hun kroonprins Ruprecht
Je spits afgebeten. Ook bij Luxemburg
moeten de Duïtschers vooruitgeschoven zijn
en langs Longwy de Franschen terug heb
ben geworpen. Natuurlijk voegt dit leger
van den kroonprins zich later bij het hoofd
leger aan dè grens van Elzas-Lotharingen,
en daar zal waarschijnlijk de groote slag
worden geleverd.
Nadat eerst de Duitsche troepen door
België ziju getrokken en daar het Fransch-
Engelsche leger hebben teruggedreven
Waarschijnlijk wel, ofschoon de Duitschers
den grooten aanval in Elzas-Lotharingen
dan wel wat vroeg begonnen schijnen, 'b Is
ook mogelijk, dat zij tegelijk van twee kan
ten van !t Westen en 't Noorden op Parijs
aanrukken. Want Parijs is en blijft heb
doel.
Dit doel trachtten de Duitschers blijkbaar
op de volgende wijze te bereiken. In België
maken zij het zich niet druk met de forten
en vestingen, die zij daar in den rug laten
liggen. Zij denken, naar 't schijnt, noch aan
een belegering van Namen, noch van Ant
werpen. De troepen daar mooten maar door
een bedekkingsleger in toom worden gehou
den. Jt Gaat rechtuit, rechtaan naar 't Zui
den, om daar de Franschen en Engelschen
te ontmoeten. En verder zal, zooals we
reeds zeiden, in 't Oosten van Frankrijk
worden opgerukt naar de hoofdstad.
De weg door België zal voor de Duit
schers, indien deze hopen in het open veld
de meerdere der Franschen te zijn, veel ge
makkelijker vallen. Daar staan hun geen
versterkte steden van belang, geen forten
linie in den weg. Een opene,~ bijna onbe
schermde vlakte ligt daar voor hen. Anders
is het in de Vogezen. Daar-hebben zij voor
zich het zeer sterke en goed verdedigde
vestinggebied van Verdun, Toul, Nancy.
De forten-lijn daar wordt oninneembaar ge
acht. Gemakkelijk zal de weg hun daar
niet vallen, ook al schieten ten slótte de
moderne kanonnen de versterkingen plat
„Best, je zult het zijn. Ik heb te be
schikken over de wacht op La Forco. Ik
kan jo daar wel gebruiken.
Op dienzelfden Novemberdagzat in een ven
de donkerste cellen van La Force een ge
vangene. Het was een jonge man, niet
ouder dan dertig jaar, mot een knap fat
soenlijk gezicht. Hij was van Duitsche af
komst uit Darmstadt en hoewel hij
gekleed was in de kiel van een Fransch
landbouwer, kon men hem toch wel aanzien,
dat hij iemand was van beschaving en
verfijning.
Naar gebleken was uit gemerkte voor
werpen, die men op hem gevonden had.
was ziju naam Otho Maximiliaan.
Arme Maximiliaan
In zijn soldatenijver en uit liefde voor
zijn land had hij zich bij zijn vorst als vrij
williger aangemeld om de vijandelijke linie
binnen te dringen en een betrouwbare teeke-
ning'te maken van de buiten- en binnen-
fortificafcies, tegelijk met een verslag van de
stelling der troepen. En dit alles had hij
bijna bereikt.
Had hij zich tevreden gesteld met zijn
schetsen en plannen in zijn hoofd- mede te
nemen en de zichtbare teekeniDgen van zijn
spionnage in tegenwoordigheid van zijn
zooals bij Luik. Do doortocht door deze
linie zal den Duitschers op heel wat men-
schenlovens komen te staan.
Hiermee willen we niet zeggen, dat dezo
doortocht reeds vaststaat. Op liet oogenblik
is er nog volstrekt geen beslissing iri dezen
oorlog gevallen. Ook de overwinning der
Duitschers in Elzas-Lotharingen is niet van
beslissenden aard geweest. Wel zijn zij
thans doorgedrongen in 't Fransche gebied,
maar een grooten. slag hebben zij den Fran
schen niet toegebracht en van een nederlaag
van dezen kan men zeker niet spreken. Van
Fransche zijde trouwens worden de verlie
zen, die de Duitschers hun toeschrijven,
overdreven genoemd do laatsten zouden
geen tienduizend gevangenen hebl>en ge
maakt; de Fransche verliezen aan dooden
en gewonden en- aan hen, die in krijgsge
vangenschap zijn geraakt, zouden samen
tienduizend mam bedragen..
Zooals reeds van den beginne af duidelijk
was, is deze oorlog er vooral weer een tus-
scben Duitschland en Frankrijk. Elders
wordt de krijg heel slap gevoerd. Er wordt
nu en dan gevochten aan de Oostgrenzen
van Duitschland. en Oostenrijk-Hongarije
tegen de Russen, maar deze laatsten roeren
zich niet bijzonder. Mogelijk is het ontzag
lijke Russische Rijk nog niet gereed met
zijn mobilisatie.
Ook -op zee blijven nog altijd oorlogsfei
ten van eenig belang uit. De Duitsche oor
logsvloot schijnt, haar havens en kusten niet
te verlaten en de Engelsche acht blijkbaar
het oogenblik tot den grooten aanval nog
niet aangebroken.
Thans is ook Japan in oorlog met Duitsch
land. De diplomatieke betrekkingen zijn af
gebroken, nu Duitschland verklaarde niets
te antwoorden te hebben op het Japansche
ultimatum, en de Japansche regeering
heeft aan Duitschland den oorlog verklaard.
In hoever deze nieuwe vijand eenigen in
vloed zal oefenen op den strijd in Europa
is nog niet duidelijk. Maar waarschijnlijk
loopen de Duitsehe bezittingen in China ge
vaar. Of echter de Vereenigde Staten gaar
ne zullen zien, dat Japan vasten voet zet
in China, is een andere vraag, en nieuwe
verwikkelingen zijn daarom volstrekt- niet
onmogelijk.
vorst te maken, dan was alles wellicht goed
gegaan. Maar hij was de stad binnenge
drongen en had schetsen gemaakt van alles
wat hij de moeite waard vond om mede te 1
deelen; en toen hij gevat werd en onder-
zocht vond men die schetsen bij hem!
Arme Otho! t
Hij stortte geen tranen, hij slaakte geen
klachten, hij was er zeker van, dat hij in
de herinnering zijner kameraden zou blijven
voortleven, en dat zijn vrouw en kinderen
troost zouden zoeken in de gedachte, d^od^**
hij zijn leven gelaten had voor aijn land. der
Overmorgen zou hij moeten sterven. Hij
zou niet gefusileerd worden als een soldaat, -t
noch onthoofd, zooals koningen en edellieden
waren gedaan. Hij zou de schande moeten
ondergaan van opgehangen te worden. En Q
deze gedachte pijnigde hem het meest. a
Die ellendige dag liep ten einde en toen i
de cipier des avonds met zijn eten kwam,
deed hij nog een laatst verzoek om schrijf
gereedschap, cpdat hij een kort briefje aan a
zijn vrouw zou kunnen schrijven. Doch zulk 'or
een inwilliging zou een inbreuk zijn ep do r
wet op de gevangenen; er kon niets van .r
kernen. n
De nacht verstreek en daarna nog een e
donkere, ellendige dag. Weer brak de avond
aan en weer sloot zich een nacht over do
groote gevangenis :3-