H®, 4. Dinsdag 25 Augustus 1914. Orgaan voor Leger en Vloot. InI in gssst goed! lp Schildwacht ie toestand in flen reuzenstrijd. Onder redactie van D. MANASSEN. Oplaag 52,000 exemplaren. DE SOLDATENCOURANT ADRES VAX REDACTIE EN ADMINISTRATIE: PALESTRINASTRAAT 10, AMSTERDAM, TELEFOON Z. 4968. DIT BLAD ZAL DRIEMAAL PER WEEK VERSCHIJNEN. LOSSE NUMMERS VOOR MILITAIREN 1 CENT, VOOR NIET-M1LITACREN 2 CENT, ABONNEMENT 1.50 PER DRIE MAANDEN. VOOR ADVERTENTIEX WENDE MEN ZICH TOT ROUMA's ADV.-BUR., 226 HEERENGR. A DAM. De Minister van Oorlog. Voor onzen Minister van Oorlog, gene- raal-majoor Bosboom, is het, nu een zeer inspannende tijd. Zijne Excellentie ia schier dag en nacht in touw met de tallooze gewichtige zaken, die to regelen en af te doen zijn. Maar juist thans, nu de tijden ernstig zijn en de Nederlandsche weermacht onder de wapenen staat, blijkt hoe,zeer onze Minister van Oorlog zijn departement behcerscht. Minister Bosboom geeft daarbij anderen, door zijn kalme, rustige, zelfbe wuste houding zoo'n uitnemend voorbeeld. Tusschen al zijn gewichtige bezigheden door weet de minister tijd te vinden om naar an deren te luisteren, die in het belang van de troepen en do schepelingen iets meenen te kunnen doen. Aan de belangstelling, die minister Bosboom dadelijk voor ,,De Solda- tencourant" toonde, danken leger eij vloot hare uitgave. Uit naam van ons allen mogen wij Zijne Excellentie daarvoor hulde brengen! CE SOLDATENGOURANT. Veer hen, die voor de eerste meal een pak couranten ontvangen, deelen vrij mede, dat wij niet na elk num mer, maar gaarne éénmaal per week toezending per postwissel tegemoet zien van het geïnde geld voor den verkoop der Soldatenceurant (na aftrek van 10 pCt. voor onkosten). Niet verkochte exemplaren behoe ven niet te worden teruggezonden. Einde dezer week plaatsen wij de eerste verantwoording voor inge komen bijdragen. In de zware tijden, die achter ons liggen, toonde hot Nederlandsche volk een merk waardige geest- en weerkracht- Het toonde ook dadelijk het juiste besef te bezitten van de moeilijkheden, die uit den internationa len. toestand ook voor ons vaderland voort vloeiden. Met één slag was heel het volk één groot en één krachtig geheel. Partijstrijd! en partijtwisten waren vergeten, binne-nland- sche conflicten worden bijgelegd, en schou der aan schouder stond nu heel de Neder landsche natie vastbesloten, tegenover wie dan ook, onze neutraliteit te doen eerbie digen en onze onafhankelijkheid te ver dedigen Schitterend verliep onze mobilisatie. Van hoog tot laag deed ieder met opgewektheid Een verhaal uit het beleg van Parijs. Hot, was een kille, triestige dag in het laatst van November van het jaar 1870. Het beleg van Parijs was in vollen gang. Iteods langer dan twee maanden hield de Duitsche vijand de stad omsingeld met een kring van glinstorendo bajonetten en rumoe- lige kanonnen en had allo gemeenschap met do buitenwereld afgesneden en den invoer van provisie belet. De rook en de damp van brandend kruit vervulden do lucht, terwijl kogels en bommen dag en nachl op de on gelukkige hoofdstad neerregendon. Op den hoek van den Boulevard Mazas en de Ruo de Bercy stond het wijnhuis van Victor Rameau en op dezen somberen Novemberdag was de ruime gelagkamer aan de straat gevnld met een gemengd gezel schap. Aan een van de kleine houten tafeltjes togen den muur zaten twee mannen, mot wie wij voornamelijk te makon zullen hebben. En aan het tafeltje daarnaast, ook tegen den muur, zat een derde. Van het tweetal was de een sergeant van zijn plicht tegenover Koningin en vader land. De eerste spanning is nu voorbij, overal zijn de handen aan den ploeg gesla gen om te voorzien in de gevolgen, welke uit den toestand voor ons zijn voortgespro ten. Het economische leven begint zioh dank zij de strikt neutrale vlag, die wij voeren zelfs weer eenigermate te her stellen. Door dit alles mogen wij ons even wel niet tot verminderde waakzaamheid laten verleiden. Met het geweer bij den voet volgen wij, als strikt onzijdige mogendheid, met belangstelling den loop der gebeurte nissen. Edoch, nu de gespannen toestand reeds eenigen tijd heeft voortgeduurd en men aan de nieuwe situatie min of meer gewoon be gint te raken, komt de oud-Hollandsche mopporgeest weer boven. De kwaal schijnt van oen taaien aard, maar we moeten haar toch in het belang van het vaderland en in ons welbegrepen eigenbelang met vastbera denheid onderdrukken. Want niets is voor de energie en voor den geest zoo verlam mend als het eeuwigdurend, gemopper vaak over de kleinste kleinigheden. Vrienden! Laten wij allen toch één ding goed bedenken wij leven in zeer bijzondere tijdsomstandigheden, waarin niet alles pre cies zoo gaan kan als w.ij het zelf zouden wenscben. Noch leger en vloot, noch de burgerij zijn in dezo dagen voor hun pleizier uit. Wij moeten ons door deze ernstige tijden mot opoffering van zeer veel, dat ons lief is, heen slaan, en geen betere kans om dit mot succes te doen hebben wij, dan wanneer wij allen- onze t-aak met opgewekt heid tot het einde blijven vorvidlen. Laten de omstandigheden hier of daar wat te wenscben over, dan beprate men dit met de bevoegde autoriteit, maar laten wij in geen geval de mooie eendracht van ons volk en daarmede ook onze weerkracht tegen de gevaren, welke ons kunnen be dreigen, verkleinen of vernietigen door een mopper-epidemie. Slechts een door de grootst mogelijke eendracht verbonden en door geestdrift voor haar goede zaak be zield volk, is in staat om aan alle gebeur lijkheden het hoofd te bieden. Zoo zij het! En wat wij trouwens uit den troep hoo- ren en ontvangen, geeft blijk van een heer lijke, zelf vertrouwende en opgewekte stem ming. Be Soldatencourant zal zich beijve ren om de verveling den kop in te druk ken, maar ook andere pogingen hiertoe zul len wij ondersteunen. Wij ïdaatsen nu en dan berichten van hen, die zonder offers te vragen de troepen verstrooiing willen ko men brengen. Bij onze vlag. Wanneer in -t oorlogsveld de krijgsbanieren wapperen, En schittren in 't gewoel, door rook en damp omhuld, Verheft zich Neerlandsch vlag, temidden onzer dapperen, Die zij tot in den dood met heldenmoed ver vult. Dan steekt- oud Neerlandsch Leeuw met forsch gespierde klauw Het heilig dundoek op, ons 'dierbaar Rood, wit, blauw. Ze ïs Rood, gelijk den gloed die aan den vuur mond schittert En angst en dood verspreidt, in 's vijands legermacht. Die aan den vreemdeling toont, dat, wie den Leeuw vcbittert Vernietigt wordt door hom, a-ls men zijn moed veracht. Zoo toont on3 't Rood der vaan met schitte renden gloed Het heilig zinnebeeld van Nederlandschen moed. Als wij het vroolijk feest, der Vorstin jaar dag, vieren 't Ontrolde vaandel waait aan eiken torentrans. Dan welt een reine vreugd in 'b hart dei- Batavieren Dan weerblinkt Neerlands vlag met schitte renden glans; Dan loven wij ons lot, dan klopt geen harte flauw. Maar juicht voor ziju vorstin bij 't rood en wit en blauw. Ze is Wit; nooit werd een smet op onze vlag gevonden, Gelijk het reine kleed waarin de deugd zich liult, de Nationale Garde; hij heette Jacques Carlier en was iemand van middelbaren leeftijd met een grooten rooden snor en een hoofd met kortgeknipt rood haar. Zijn gelaat was eveneens rood en zijn oogen kwamen zoo dicht bij deze zelfde kleur als slechts mogelijk was. Zijn metgezel was een kort,'gezet man, eveneens van middelbaren leeftijd, met donkerbruin haar on een vollen baard van dezelfde kleur. Hij was zonderling gebouwd. Hij zag er niet dik uit, piaar zijn romp en zijn ledematen hadden toch een buitenge wonen omvang net alsof er een zwaar gewicht op zijn hoofd en schouders was ge vallen en hem had ingedrukt. Zijn haar was dik en verwilderd en waar zijn baard zijn golaat niet verborg, was dit donker gekleurd en zag er ongewasschen uit; zijn kleeding was allerellendigst versleten en vuil cn gerafeld. Als zijn naam had hij opgegeven Pierre Dubois en hij beweerde uit do Ardennen afkomstig te zijn. De derdo man die aan het andore tafeltjo was kolonel Do Brcze, van do Nationale Garde. Hij en de sergeant waren in uniform en daar zij hier alleen nog maar flarden van over hadden, kon geen van beiden bogen op een beter voorkomen dan dat van den armen man uit do Ardennen. Deugd die vorstin en volk en Neerland houdt verbonden, En vriend en .vijand steeds met eerbied heeft vervuld. Zoo toont ons 't wit der vlag op :t feest dat ons verheugt Het heilig zinnebeeld van Nederlandsch deugd. Wanneer het oorlogszwaard terugkeert in de schede Na 't sluiten van den vrede als welvaart weer herleeft, Komt nooit een vijand tot het schenden van den vrede, Als Neerlandsch trouw 't verbond bezegeld heeft. Dan strekt zich Neerlands leeuw met neer geslagen ldauw Op 't heilig dundoek uit, op 't rood, op 't wit en blauw. Ze is blauw -gelijk 'i: azuur dat van des hemels bogen, Weerkaatst wordt in het wit van 't spiegel gladde meer, Geen wolkje heeft zich ooit aan 's hemels trans bewogen, Of 't helder watervlak, gaf 'fc aanzien helder weer. Zoo ds ook 't Ilollandsch hart, waar elk genist op bouw En 't blauw van onze vlag, een zinnebeeld van trouw. Ja beilig, beilig doek, gij erfdeel onzer vaderen, Geheiligd door hun dood, verheerlijkt door hun bloed, De laatste polsslag, die zal kloppen in onze ad ren Zij u gewijd, met trouw, met Neerlands liefde on moed En onze laatste wensck blijft, tot den iaat-ston dag, Te sterven voor de eer van Neerlands drorbre vlag. J. V. V, Amsterdam, Aug. 1914. Een en ander over hei Hoede druis. I. Wellicht dat velen van hen, die thans onder de wapenen zijn, wel iets meer willen weten van het tot stand komen van een instelling, die tegenwoordig zulke uitmun tende diensten verricht. Het is daarom dat ik mijne aan teelten ingen dienaangaande nog eens heb opgezocht, hieronder laat volgen en daarvoor een plaatsje in de Soldatencourant heb gevraagd. In het jaar 1859 werd in Italië oorlog gevoerd "tusschen Frankrijk en Sardinië'aari de eene en Oostenrijk aan de andere zijde. Op den '24en Juni van dat jaar, werd tus schen de legers, die bij Solferino tegenover elkander stonden een vreeselijk gevecht ge leverd, zoodanig dat tengevolge daarvan 80,000 menschen óf gesneuveld óf op ellen dige wijze verminkt, in de hospitalen opge nomen waren. Yan dit ontzettend feit was de heer J. Henry Dunant, een aanzienlijk burger uit Zwitserland toen, en gedurende twee maanden een werkzaam en deelnemend getuige. Geheel belangeloos en door zuivere men- schenliefde gedreven, hield hij zich bezig met de verzorging van de gekwetsten op het slagveld en in de hospitalen en door al de ellende, die hij daar zag, door het gebrek aan hulp en verzorging dier arme dappere gewonde strijders, werd zijn medelijdend hart zoodanig getroffen, dat meermalen de wensch bij hem opkwam; „mochten er toch maatschappij on bestaan, die zich ten doel stelden, om do zieken en gekwetsten van vriend en vyand te heipon en te doen ver zorgen." Die wensch rijpte bij hem tot het besluit, om al zijn krachten aan te wenden tot het in het leven roepen van zulke maatschap pijen en als oerste middel daartoe gaf hij een werkje in het licht onder den titel van „Eene herinnering aan Solferino", Dit werkje oorspronkelijk in de Franscho taal geschreven, werd in het Engelsch, Italiaansch, Duitsch en Hollandsch vertaald, wel een bewijs van de groote waarde, die er aan toegekend werd. De overzetting in onze taal hebben wij te danken aan den, nu reeds lang overleden officier van gezondheid dr. Basting, een man vol ijver voor de zaak, die door Dunant gewenscht werd, een man waaraan Nederland, voor een groot deel, zijn Roode Kruis te danken heeft. Het boekje van den heer Dunant vond Pierre Dubois had zwarte kringen onder de oogen; een uitdrukking van smart en droefenis teekende zich af op zijn gelaat, terwijl een holle hoest zijn lichaam telkens deed schokken en hem het spreken belem merde. „Ik zou wel willen teekenen," zeide hij, „als ik maar in dienst onder bedekking kon worden gesteld, buiten het bereik van dien lammen, kouden wind. Maar waar zon ik goed voor zijn in de loopgraven of op de bolwerken? Jo kunt zelf wel zien, sergeant dat het weken zou duren," „Ja", antwoordde de sorgoant, „ik zie ook wel, dat je van niet, veel nut zoudt zijn op eon open stelling. Ik zou zeggen, dat de tering je zoo gauw mogelijk ton grave sleept. „Zoo is het" zei de ander met een hevige hoestbui, „Bun je wel geschikt om, hoe dan ook, te dienen?" ,'Wel neen; ik geloof het niet. Maar ik zal openhartig zijn. Zooals ik je verteld heb, was ik te Sédan en daar hebben de Duitschers mij gevangen genomen. Toen werd ik in een smerige gevangenis gewor pen en toen ik om een geneesmiddel voor mij hoest vroeg, gaven zij mij vloeken en een schop. Ik zwoer toen, dat ik, als ik ooit in de gelegenheid mocht komen, mij •veerklankjin geheel Europa, in September 1868 werd de zaak op een te Berlijn ge- nouden congres besproken en men was het laar volkomen eens dat het lot van den 'rieken en gewonden soldaat voorziening vereischte. Te Genève, in Zwitserland, was reeds een comité opgericht, en de personen die dit Jfomité vormden deden nu aan elk land eene ritnoodiging toekomen om, den 26 October /an datzelfde jaar, afgevaardigden naar „lencve te zenden, waar dan een beslissing 'zou genomen kunnen worden, r Een dertigtal mannen had aan die uit- noodiging gevolg gegeven, de meesten hunner behoorden tot den geneeskundigen dienst, onzerzijds bevonden zich daar de heeren Dr. Basting voornoemd en de heer Van de Velde, oud-officier der Marine. Nederland was dus waardig vertegen woordigd en wij zijn verplicht de nagedach tenis van de heeren in dankbare herinnering A houden. De genomen besluiten kwamen in hoofdzaak •TÏcrop neer. Er zal, in ieder land, een comité worden opgericht, om in oorlogstijd den genees kundigen dienst bij de legers, behulpzaam te zijn; die hulp wordt in vredestijd reeds voorbereid en zal gedurende den oorlog bestaan, en het zenden van ziekenverple gers en het inrichten van geschikte loka len voor de zieken en gewonden. Alle landen zullen hetzelfde onderschei- dingsteeken hebben nl. een rood kruis op «en wit veld. Op 22 Augustus 1864 kwam men te &enève ten tweeden male bijeen, er werd eene conventie gesloten, en achtereenvolgens 'raden alle landen van Europa daaraan toe. Op verschillende tijdstippen zijn nieuwe bepalingen, ook voor den krijg ter zee, in het leven geroepen. Voor ons doel is het voldoende nog slechts het volgende te vermelden aangaande de op richting voor zooveel ons land betreft. Onze koning Willem III was een der eer sten die, hetgeen te Genève besloten was, met zijne handteekening bekrachtigde. Op 19 Juli 1867 werd door Zijne Majesteit een besluit uitgevaardigd, dat er in Neder land een vereoniging zou bestaan tot het verleen en van hulp aan zieke en gewonde .krijgslieden, dat het hoofd-comité te 's-Gra- ■enhage gevestigd werd en in andere ge meenten hulp-comite's konden worden pp- tge richt. a Tc* voor korten tijd had ons Roede Kruis nog geen gelegenheid zich tot daadwerke lijke hulp in het groote te ontwikkelen, doch wel om zich tot die ontwikkeling krachtig voor te bereiden. Dat dit geschied is, moeten wij danken aan het zoo krachtig initiatief van Z. K, H. Prins Hendrik, den gemaal van onze geliefde Koningin. Hoe Z. K. H. rusteloos zijn goede zorgen aan het Roode Kruis wijdt, Is van algemeene bekendheid, zijn bezoek aan de Duitsche en Belgische patiënten, die te Maastricht be handeld worden, is mot groote waardeering opgemerkt-. Veel, zeer veel is noodig om to bereiken wat het Hoofd-Comitè in toepassing wil brengen, en daarom Landgenooten, steunt met volle toewijding de zoo zegenrijke in stelling van het Roode Kruis. In een vervolg-artikel zullen wij een blik werpen op een slagveld van 1859, om te laten zien, hoe verschrikkelijk de toestanden toen waren in vergelijking met het heden. Breda, 20 Augustus '14. C. A. Kooreva ar, Oud-Majoor der Inf. Zoo langzamerhand teekent zich een beeld af. waaruit eenigszins het verloop van dezen oorlog totnogtoe kan blijken, volstrekt niet de afloop echter. Maar het plan van aan val der Duïtschers wordt duidelijker. Deze treden nu ook met. kracht op aan de West grens van Frankrijk. In Elzas-Lotharingen, dus op hun eigen gebied, hebben zij een overwinning behaald vrijwillig zou aanbieden als schildwacht over een rot Duitsche gevangenen. Jelui hebt nu van die kerels in bewaring, nietwaar?" „O ja, een heele hoop! „En heb jelui sterke en flinke mannen om de wacht over hen te houden?" „Ja, die hebben wij." „Dan is dat een gelegenheid voor mij. Deel mij daarbij in en ik zal dubbelen dienst doen, als ik het lean uithouden. In elk ge val kan ik evengoed dienst doen als schild wacht als ieder ander." Op dit oogenblik mengde kolonel De Brèze, die alles gehoord had, zich in hun ..Sergeant," zei hij, „wij kunnen 'dien man gebruiken. Ik heb hem noodig op La Forco." Bij het hooren van den naam van deze beroemde gevangenis verhelderde een gloed de oogen van den provinciaal en hij ver borg zijn gezicht haastig achter zijn bier glas om de ontroering niet te laten zien, die zich op zijn gelaat afteekende. De sergeant knikte en de kolonel ver volgde, zich tot do man zelf wendende: „Ben je aan militairen dienst gewend, beste man? En je zou dus dienst willen doen als wacht over Duitsche gèvangenen, hè?" „Ik zou niets lievèr wenschen" De Soldatencourant. Uit de brieven, die ons bereiken, blijkt dat De .Soldatencourant bij de troepen en schepelingen gretige lectuur vormt. Hier boven een groepje, dat met belangstelling een juist ontvangen nummer inkijkt. op de Franschen. Dat deze Matsten hebben moeten terugtrekken bekennen zij zeilZi stonden echter reeds in 's vijands land, in vrij groot aantal. De Duitsche berichten althans gewagen van 10,000 gevangenen. Zij spreken van de „overwinning" bij Metz, en te Berlijn heeft men gejuicht en der keizerin ovaties gebracht. Thans komt er" ook bericht van een voor waarts rukken der Duit-sche troepen aan de zuidgrens -van Luxemburg. Hier staat blijk baar de Duitsche kroonprins met zijn leger, in Elzas-Lotharingen hebben vooral do Beierschen onder hun kroonprins Ruprecht Je spits afgebeten. Ook bij Luxemburg moeten de Duïtschers vooruitgeschoven zijn en langs Longwy de Franschen terug heb ben geworpen. Natuurlijk voegt dit leger van den kroonprins zich later bij het hoofd leger aan dè grens van Elzas-Lotharingen, en daar zal waarschijnlijk de groote slag worden geleverd. Nadat eerst de Duitsche troepen door België ziju getrokken en daar het Fransch- Engelsche leger hebben teruggedreven Waarschijnlijk wel, ofschoon de Duitschers den grooten aanval in Elzas-Lotharingen dan wel wat vroeg begonnen schijnen, 'b Is ook mogelijk, dat zij tegelijk van twee kan ten van !t Westen en 't Noorden op Parijs aanrukken. Want Parijs is en blijft heb doel. Dit doel trachtten de Duitschers blijkbaar op de volgende wijze te bereiken. In België maken zij het zich niet druk met de forten en vestingen, die zij daar in den rug laten liggen. Zij denken, naar 't schijnt, noch aan een belegering van Namen, noch van Ant werpen. De troepen daar mooten maar door een bedekkingsleger in toom worden gehou den. Jt Gaat rechtuit, rechtaan naar 't Zui den, om daar de Franschen en Engelschen te ontmoeten. En verder zal, zooals we reeds zeiden, in 't Oosten van Frankrijk worden opgerukt naar de hoofdstad. De weg door België zal voor de Duit schers, indien deze hopen in het open veld de meerdere der Franschen te zijn, veel ge makkelijker vallen. Daar staan hun geen versterkte steden van belang, geen forten linie in den weg. Een opene,~ bijna onbe schermde vlakte ligt daar voor hen. Anders is het in de Vogezen. Daar-hebben zij voor zich het zeer sterke en goed verdedigde vestinggebied van Verdun, Toul, Nancy. De forten-lijn daar wordt oninneembaar ge acht. Gemakkelijk zal de weg hun daar niet vallen, ook al schieten ten slótte de moderne kanonnen de versterkingen plat „Best, je zult het zijn. Ik heb te be schikken over de wacht op La Forco. Ik kan jo daar wel gebruiken. Op dienzelfden Novemberdagzat in een ven de donkerste cellen van La Force een ge vangene. Het was een jonge man, niet ouder dan dertig jaar, mot een knap fat soenlijk gezicht. Hij was van Duitsche af komst uit Darmstadt en hoewel hij gekleed was in de kiel van een Fransch landbouwer, kon men hem toch wel aanzien, dat hij iemand was van beschaving en verfijning. Naar gebleken was uit gemerkte voor werpen, die men op hem gevonden had. was ziju naam Otho Maximiliaan. Arme Maximiliaan In zijn soldatenijver en uit liefde voor zijn land had hij zich bij zijn vorst als vrij williger aangemeld om de vijandelijke linie binnen te dringen en een betrouwbare teeke- ning'te maken van de buiten- en binnen- fortificafcies, tegelijk met een verslag van de stelling der troepen. En dit alles had hij bijna bereikt. Had hij zich tevreden gesteld met zijn schetsen en plannen in zijn hoofd- mede te nemen en de zichtbare teekeniDgen van zijn spionnage in tegenwoordigheid van zijn zooals bij Luik. Do doortocht door deze linie zal den Duitschers op heel wat men- schenlovens komen te staan. Hiermee willen we niet zeggen, dat dezo doortocht reeds vaststaat. Op liet oogenblik is er nog volstrekt geen beslissing iri dezen oorlog gevallen. Ook de overwinning der Duitschers in Elzas-Lotharingen is niet van beslissenden aard geweest. Wel zijn zij thans doorgedrongen in 't Fransche gebied, maar een grooten. slag hebben zij den Fran schen niet toegebracht en van een nederlaag van dezen kan men zeker niet spreken. Van Fransche zijde trouwens worden de verlie zen, die de Duitschers hun toeschrijven, overdreven genoemd do laatsten zouden geen tienduizend gevangenen hebl>en ge maakt; de Fransche verliezen aan dooden en gewonden en- aan hen, die in krijgsge vangenschap zijn geraakt, zouden samen tienduizend mam bedragen.. Zooals reeds van den beginne af duidelijk was, is deze oorlog er vooral weer een tus- scben Duitschland en Frankrijk. Elders wordt de krijg heel slap gevoerd. Er wordt nu en dan gevochten aan de Oostgrenzen van Duitschland. en Oostenrijk-Hongarije tegen de Russen, maar deze laatsten roeren zich niet bijzonder. Mogelijk is het ontzag lijke Russische Rijk nog niet gereed met zijn mobilisatie. Ook -op zee blijven nog altijd oorlogsfei ten van eenig belang uit. De Duitsche oor logsvloot schijnt, haar havens en kusten niet te verlaten en de Engelsche acht blijkbaar het oogenblik tot den grooten aanval nog niet aangebroken. Thans is ook Japan in oorlog met Duitsch land. De diplomatieke betrekkingen zijn af gebroken, nu Duitschland verklaarde niets te antwoorden te hebben op het Japansche ultimatum, en de Japansche regeering heeft aan Duitschland den oorlog verklaard. In hoever deze nieuwe vijand eenigen in vloed zal oefenen op den strijd in Europa is nog niet duidelijk. Maar waarschijnlijk loopen de Duitsehe bezittingen in China ge vaar. Of echter de Vereenigde Staten gaar ne zullen zien, dat Japan vasten voet zet in China, is een andere vraag, en nieuwe verwikkelingen zijn daarom volstrekt- niet onmogelijk. vorst te maken, dan was alles wellicht goed gegaan. Maar hij was de stad binnenge drongen en had schetsen gemaakt van alles wat hij de moeite waard vond om mede te 1 deelen; en toen hij gevat werd en onder- zocht vond men die schetsen bij hem! Arme Otho! t Hij stortte geen tranen, hij slaakte geen klachten, hij was er zeker van, dat hij in de herinnering zijner kameraden zou blijven voortleven, en dat zijn vrouw en kinderen troost zouden zoeken in de gedachte, d^od^** hij zijn leven gelaten had voor aijn land. der Overmorgen zou hij moeten sterven. Hij zou niet gefusileerd worden als een soldaat, -t noch onthoofd, zooals koningen en edellieden waren gedaan. Hij zou de schande moeten ondergaan van opgehangen te worden. En Q deze gedachte pijnigde hem het meest. a Die ellendige dag liep ten einde en toen i de cipier des avonds met zijn eten kwam, deed hij nog een laatst verzoek om schrijf gereedschap, cpdat hij een kort briefje aan a zijn vrouw zou kunnen schrijven. Doch zulk 'or een inwilliging zou een inbreuk zijn ep do r wet op de gevangenen; er kon niets van .r kernen. n De nacht verstreek en daarna nog een e donkere, ellendige dag. Weer brak de avond aan en weer sloot zich een nacht over do groote gevangenis :3-

Krantenbank Zeeland

De Soldatencourant. Orgaan voor Leger en Vloot | 1914 | | pagina 1