AlG. nieuws blad
alg. nieuws blad
voor west zeeuws-vlaanderen
VJ
Zeer geslaagde Visserijfeesten te Breskens.
FEUILLETON
ANNE'S GEHEIM
de jc/j a kei
lót Jaargang - Nr. 883
Vrijdag 24 Aug. 1962
Verschijnt iedere vrijdag
A bonnementsprij s
t 1,25 p. kw.; franco p. post f1,50
Prijs der advertenties
10 ct. per m.m.; by abonn. korting
Advertenties m. brieven onder nr.
of bij ons te bevragen 10 ct. extra
Telefoon (0117a) 439
DRUKKERS-UITGEVERS F*.SMOOR DE HULSTER ^DORPSSTRAAT 10 - BRESKENS - TEL.*»» - GlRO 358296
Reünie van „Zevibel".
Tijdens een reünie van Zevibel, welke
Zaterdag ter gelegenheid van de Vis
serij dagen, in het gebouw „De Uit
komst" te Breskens werd gehouden,
heeft de voorzitter, de heer A. L. S
Lockefeer uit Hulst een ernstige waar
schuwing laten horen. Hij sprak er zijn
verontrusting over uit, dat de visserij
voor steun en hulp niet kan rekenen op
de regering. Zonder de steun die lagere
organen, o.m. gemeenten en provincies
geven, zou het er voor de visserij maar
beroerd uitzien.
De regering zal het roer, voor wat be
treft het visserijbeleid, moeten om
gooien willen de Nederlandse vissers
zich straks, als de Euromarkt verwezen
lijkt is, kunnen handhaven. Andere
E.E.G.-partners steunen de visserij in
hun landen in belangrijke mate.
De heer Lockefeer bracht dank aan
het gemeentebestuur van Breskens. dat
als eerste gemeente een sociologisch
rapport heeft doen samenstellen over
de sanering van de vissersvloot. Bij dit
rapport is het niet gebleven. Hieruit is
voortgevloeid, dat men in Breskens als
eerste gemeente in Nederland door ga
rantieverklaringen er daadwerkelijk aan
mede is gaan werken, dat de vissers
vloot kon worden gesaneerd.
Bij de aanvang van de reünie heette
burgemeester J. A. Eekhout de Commis
saris der Koningin en diens echtgenote,
alsmede een aantal Gedeputeerden, gas
ten van Zevibel, burgemeesters van vis
serijplaatsen etc. hartelijk welkom en
sprak hierna de volgende rede uit:
Meneer de Commissaris der Koningin,
Meneer de Voorzitter en overige leden
van Zevibel,
Dames en heren,
Het is voor het gemeentebestuur van
Breskens een groot voorrecht om U hier
te mogen ontvangen. Uw bezoek aan ons
stellen wij op zeer hoge prijs Ik zeg U
allen hartelijk welkom.
Sta mij toe om U, nu U voet gezet
hebt op Z.-Vlaamse bodem, te Uwer
oriëntatie mee te delen, wat ons hier in
dat Z.-Vlaamse land en te Breskens be
zig houdt. Terwille van de opgelegde
tijdsbeperking zal ik dit in grote trek
ken moeten doen.
Laat ik dan beginnen U te zeggen,
dat Z.-Vlaanderen geografisch bezien,
er bij overig Nederland maar een beetje
bij bengelt. Onze streek grenst n.l. ner
gens direct aan Nederland. Zij wordt
ten zuiden en ten oosten ingesloten door
België, ten westen door de internationa
le Noordzee en ten noorden door de
Wester-Schelde. die deels ook een in
ternationale inslag heeft.
Gelegen aan de mond der Wester-
Schelde is Z.-Vlaanderen strategisch
steeds een zeer belangrijk gebied ge
weest, met al de narigheid, die dit voor
de bevolking kan meebrengen. Wij za
gen reeds de Romeinen hier de wacht
betrekken. Opklimmende in de historie,
rond het jaar 1600, trokken de legers
van Prins Maurits onze contreien bin
nen om hier slag te leveren tegen de
Spanjaarden. Enkele eeuwen later wer
den wij Frans onderdaan met de ge
dwongen tewerkstelling aan Napoleon's
heirwegen, terwijl het volk van Neder
land met de sansculotten zijn vrijheid,
gelijkheid en broederschap danig uit
jubelde om de opgerichte vrijheidsbo
men. Een groot deel van het Nederland
se leger was hier tijdens de Frans-Duitse
oorlog in 1870-1871 alsmede gedurende
de wereldoorlog van 1914-1918. Het ont
breken van elke Benelux-gedachte in
1919 bracht ons de dreiging met an
nexatie van onze zuiderburen. Krach
tige protesten en demonstraties van
het Z.-Vlaamse volk hebben deze inlij
ving-pogingen verijdeld. De dankbaar
heid van Nederland voor onze ondub
belzinnige houding uitte zich in het ves
tigen van een Rijks H.B.S. te Oostburg
met de toegift, dat de gemeentebestu
ren nimmer bijdragen voor de instand
houding van deze R.H.B.S. in rekening
zouden worden gebracht.
In 1940 trokken de Franse troepen
door onze streek, richting Brabant,
kwamen enkele dagen later weer te
rug, plunderden en-passant de inmid
dels geëvacueerde gemeente Breskens
en brachten alle schepen in onze ha
ven. inclusief de vissersvloot, tot zinken.
Vier jaar Duitse bezetting maakte van
Z.-Vlaanderen een geduchte fortificatie
en van Breskens met zijn ongeveer 100
bunkers en kazematten, midden in de
kom. een egelstelling. - In het najaar
van 1944 werd Breskens plat gebombar
deerd, waarbij ca. 8 pCt. van de burger-
bevolldng het leven liet. De daarop vol
gende 80 dagen lange frontenoorlog
bracht ons de bevrijding.
Materieel beschouwd kwamen wij er
hier in West Z.-Vlaanderen zeer bekaaid
af. De verwoestingen in al onze dorpen
waren zeer groot, maar ik wil er bier
direct de nadruk op leggen, dat de be
volking niet bij de puinhopen ging neer
zitten. Krachtig en zeer intensief werd
aan de wederopbouw gewerkt. Het re
sultaat ziet U, indien U verder in de
streek een kijkje zult nemen. Elk dorp
is opnieuw, mooier en meer doelmatig,
opgebouwd. Het is alsof wij allen hier
door de ellende, die wij doormaakten,
een impuls gekregen hebben om te wer
ken, te bouwen, om te trachten de streek
vooruit te brengen. De tijden van de
goede oude heer Poot zijn op ons niet
meer van toepassing. Het genoeglijk rol
lende leven des gerusten landmans is
voor ons taboe. De gemeenschapsgedach
te, grotendeels geboren uit de drang om
er als streek weer bovenop te komen,
heeft zich ontladen bij de gemeentebe
sturen tot de wil en de noodzaak van
samenwerking. De 14 gemeenten van W.
Z.-Vlaanderen, in inwonertal kleiner
dan Vlissingen, moogt U niet meer zien
als 14 eilandjes, waarop elk gemeente
bestuur zijn eigen leven lijdt met zijn
hoogste zorg of een rioolputje wel goed
functionneert en een straatverlichtings
lamp wel brandt. - De inzichten in het
besturen van een gemeente zijn groter
en dieper geworden, zij hebben meer in_
houd gekregen. De belangstelling van
de ingezetenen is dienovereenkomstig
gegroeid. Op allerlei gebied trachten de
gemeentebesturen elkaar te vinden om
in de vorm van gemeenschappelijke re
gelingen de streekbelangen aan te pak
ken. De reeds bestaande regelingen op
het terrein van het onderwijs en in de
sociale sector werpen reeds de vruchten
af. s
Ook in de sector recreatie zijn wij, wat
de interlocale samenwerking betreft,
reeds een eind op de goede weg. Samen
bundeling van krachten om de unieke
West Z.-Vlaamse kust recreatief tot nog
hogere ontwikkeling te brengen, vindt
bijval. Juist in de recreatie ligt een be
langrijk middel van bestaan. Reeds nu
zijn er al vele tienduizenden overnach
tingen in hotels, pensions en op de cam
pings. Dit bezoek kan, mits goed geleid,
nog in sterke mate toenemen. Dat daar
bij niet uit het oog mag worden verlo
ren dat de planologie één van de alles
beheersende factoren dient te zijn, zij
hier terloops vermeld.
Door mechanisatie van de landbouw
bedrijven is er een overschot van werk
krachten. Bij gemis aan blijvend ver
vangend werk (de recreatie kan de vrij
komende arbeidskracht niet opvangen
trekt de arbeidskracht weg. Zaak is het
en ik zie dit hier als een wedloop tegen
de klok, om in de streek andere werk
gelegenheid te vinden. Alleen de in
dustrie kan het verlossende woord zijn.
In dit verband zij hier vermeld de sa
menwerking tussen de gemeenten Bres
kens, Groede, Hoofdplaat 'en Schoon-
dijke om door middel van een in te stel
len Industrieschap industrie aan te trek
ken. Ik heb van dit Industrieschap heel
veel en goede verwachtingen, vooral
ook, daar het een onderdeel zal vormen
en tevens het sluitstuk kan zijn van de
geplande industrie zowel ten noorden
als ten zuiden van het Wester-Schelde-
bekken. Gevoegd bij de recreatie langs
de gehele West Z.-Vlaamse kust zal dit
in hoge mate de leefbaarheid van onze
streek ten goede komen.
Meneer de Commissaris! In mijn be
schouwing over West Z.-Vlaanderen, ge-
ma akshalve noem ik dat maar een oriën
tatiepoging van mij, ben ik zeer luch
tig en vluchtig over de problemen heen
gestapt. Niemand beter dan U kent ze,
kent de moeilijkheden en weet de mo
gelijkheden. U en Uw provinciale colle
ges zijn voor ons de bezielende motoren,
de motoren, die meestal voor ons de
wegen banen om vooruit te komen. Het
openleggen van onze streek, het zorgen
voor goede verbindingen zowel in de
streek zelve als met overig Nederland
en ook België, het is altegaar Uw werk
en streven. De infra-structuur, waarom
toch weer zo'n modern-vreemd woord,
heeft Uw volle aandacht.
Van West Z.-Vlaanderen naar Bres
kens, het is maar een stapje. En wel,
omdat het leven en het streven te Bres
kens een afgietsel is van dat van de ge
hele streek. Verplaatsing van de veer
haven, waardoor alle doorgaande ver
keer uit de kom werd weggetrokken,
was onoverkomelijk. Wij hebben nu een
mooie veerhaven, prachtige boten en
met de regelmaat van de klok uitge
voerde verbindingen gekregen. Alles zeer
doelmatig en noodzakelijk om met onze
tijd mee te gaan. - Uiteraard heeft de
omlegging van de verkeersweg de mid
denstand in haar expansie zeer gehan
dicapt, maar gelukkig kan ik hier in
de verleden tijd spreken. De Breskense
bevolking heeft zich met zeer grote in
tensiviteit geworpen op de recreatie.
Bad-Breskens is in opmars. Reeds dui
zenden gasten ziet men in de zomer
maanden in onze hotels, pensions en
campings. Veel financiële steun onder
vindt in deze het gemeentebestuur van
het Ministerie van Economische Zaken,
zonder welke het ons niet mogelijk zou
zijn om de prachtige duin-promenade
aan te leggen.
Doch Breskens heeft daarboven en in
zeer belangrijke mate een streek-ver-
zorgingsfunctie, met zijn enige in- en
uitvoerhaven van West Z.-Vlaanderen.
De havens zijn wat outillage betreft, te
klein geworden. Meer laad- en loswal
en gelegenheid voor diverse bedrijven
om zich aan de haven te vestigen, is
zeer hard nodig. Het verheugt ons zeer,
dat de Minister van Waterstaat beslo
ten heeft om aan deze havens een aan
zienlijke uitbreiding' te geven, wat onze
gemeente en de gehele streek zeer ten
goede zal komen. Hopelijk zal dan ook
in de haven plaats ingeruimd kunnen
worden voor een jachthaven, waaraan
eveneens een grote behoefte bestaat en
wat eveneens een eis des tijds is
Tot slot van mijn ontboezemingen, en
ik kijk hier nu in het bijzonder naar de
matadoren van Zevibel, onze visserij.
Het gaat met onze visserij de laatste
jaren zeer gloed. Dit is voor een zeer
groot gedeelte, meneer de voorzitter van
Zevibel. het werk van U en Uw vereni
ging. U staat nog al 's op de bres wan
neer het om de visserij gaat. U hebt
reeds veel voor de visserij kunnen doen.
Het is niet altijd gemakkelijk om iets te
bereiken, maar de vreugde is des te
groter, wanneer men iets tot stand heeft
weten te brengen. Wij. het gemeentebe
stuur van Breskens, stellen het zeer op
prijs, dat U de Breskense Visserij dagen
hebt aangegrepen om bij ons weer een
Zevibel-reünie te houden. Wij zijn U
daar zeer erkentelijk voor.
Het gaat met de Breskense visserij
goed, het zal U verheugen, dat ik U dit
hier nog eens zeg. Goede afzetgebieden,
vooral naar het buitenland, opgebouwd
door de groothandel: steun van het ge
meentebestuur, dat door middel van ga-
rantieleningen-voor-nieuwbouw een mo
derne vloot ziet verrijzen; in vereni
gingsverband harmonische samenwer
king van de bedrij fsgenoten en last but
not least hechte contacten met het
Productschap voor Vis en Visproducten,
met het Visserij schap, met de Stichting
van de Nederl. Visserij en overige re
geringsinstanties, het zijn naar mijn
mening de wegen, die naar meer wel
vaart leiden.
En thans zijn wij dan hier samen
gekomen om met onze vissers en met
de gehele bevolking de Visserij dagen te
vieren. Visserij dagen, waaraan de gehele
bevolking medewerkt om deze te doen
slagen. Het is thans voor de 10e maal.
dat deze feesten gehouden worden. Een
grote eer is het voor Breskens, meneer
de Commissaris, dat U hierbij tegen
woordig wilt zijn. Uw aanwezigheid geeft
aan deze Visserij dagen grote luister.
Evenals de vorige jaren heeft het Ge
meentebestuur weer een wimpel beschik
baar gesteld voor dat vaartuig, dat in
het afgelopen jaar de grootste gemid
delde prijs voor de aangevoerde garna
len heeft weten te bereiken. Het is een
wimpel in de Breskense kleuren groen
en rood met het jaartal, waarop de uit
reiking betrekking heeft. De gelukkige
winnaar is het schip BR 20, de schipper
A. J. de Baare. Bij een aanvoer van
19.657 kg. in 34 weken heeft dit schip
een gemiddelde prijs weten te bereiken
van f 2.31. Van deze plaats mijn harte
lijke gelukwensen tot schipper de Baare
en zijn bemanning.
Meneer de Commissaris, een groot
voorrecht zou het voor ons zijn, indien
door TOM LODEWIJK
15
Mathilde zat verstrooid haar brood te
verkruimelen, ze hield haar ogen steeds
op haar bord gevestigd, terwijl ze an
ders altijd alle aandacht had voor
Tilly.
Bert zag het en het koude zweet brak
hem uit. Ja, er was iets aan de hand.
Mathilde had iets gehoord. Van wie?
Waar? Wat?
Resoluut zette hij het van zich af.
Wat drommel, wat dan nog? Mocht hij
doen en laten wat hij wilde, of niet?
Hij behoefde toch aan niemand toe
stemming te vragen, ook aan Mathilde
niet?
De volgende dagen probeerde Bert de
spanning niet te bemerken die er tus
sen heem en Mathilde bestond. Hij was
jovialer dan ooit, vriendelijker voor de
kinderen, maar achter dat alles verborg
hij zijn onzekerheid.
Hij moest het Mathilde zeggen. Blijk
baar had ze al iets gehoord. Maar dat
juist maakte het moeilijker. Wat had.
ze gehoord?
Hij wist niet dat het kletspraatje van
mevrouw Kersemakers op vleugelen
door de kleine gemeenschap van Waal
burgen was gegaan. Er waren meer
vrouwen als madame Kerssemakers, die
belust waren op een roddeltje. En het
was mevrouw Biezenga, de echtgenote
van de makelaar, die een intense hekel
aan Mathilde had (omdat die zich naar
haar mening te veel verbeelde en zich
nooit ophield met kletspraatjes) die op
de verjaardag van een der dames het
tere onderwerp aansneed. Natuurlijk
heel tactvol en op de juiste manier, in
de trant van de films waarnaar ze zo
graag keek, die allerlei misstanden uit
voerig étaleren, natuurlijk alleen met
het doel de vinger te leggen op de won
de plek en daarmee veel (financieel)
succes te boeken.
Mevrouw Biezenga veroordeelde het
roddelen. „Allerlei mensen", sprak ze
droevig', „worden bij de rug' opgehaald
en er wordt maar van alles van ze ver
teld. Hebt u het nieuwste praatje nog
niet gehoord, juffrouw van Wedrighem
over meneer Bannink?"
„Over Bert?" wou ze zeggen, maar
ze hield zich nog bijtijds in. „Meneer
Bannink? Nee. wat wordt die veronder
steld uit te spoken?" Ze zei het schert
send. Ze kende Bert. Harde werker, bes
te kerel, fatsoenlijke vent maar ja,
vrij man en die waren altijd gretige
kost voor roddelaars en roddelaarsters.
Misschien had-ie met een paar zaken
vrienden in Riche een borrel zitten drin
ken.
„Volgens de geruchten zou meneer
Bannink het eens zijn met een dame",
zei ze met ironische nadruk, „notabene
een winkel juffrouw uit de Mercuur!
Nou, ik zei meteen als meneer Ban
nink dat wil kan hij wel iets anders
krijgen dan een winkeljuffie. Wat zegt
u, juffrouw Van Wedrighem?"
Mathilde voelde zich bezoedeld, deze
walgelijke kletspraat over Bert, de enige
man om wie ze ooit werkelijk gegeven
had.
„De beste manier om een praatje tot
zwijgen te brengen, is er geen aandacht
aan te schenken", zei ze rustig. Me-
Biezenga voelde de prik.
„Ja, dat ben ik met u eens", zei ze
honingzoet, „aan de andere kant zegt
het spreekwoord: er is geen praatje zo
raar of er is wel wat van waar". Zie
zo, die kon die stijve ijsberg van Van
Woudrighem bij zich steken. Wie weet,
misschien was ze zelf wel verliefd op
Bannink
Mathilde had het geval uit haar ge
dachten gezet. Inderdaad stond zij te
hoog. dan dat dergelijke praatjes haar
konden beroeren, en kon ze zich Bert
niet voorstellen als een man, die achter
de meisjes aanzat. Bert notabene, eer
der schuw dan vrijmoedig' met vrouwen!
Als Lydia hem niet persé had willen
hebben, zou hij nooit de moed gehad
hebben haar te vragen!
Maar de argeloze vraag van Tilly, veel
meer nog de plotselinge verwarring van
Bert, die haar niet ontgaan was, haalde
de herinnering op en zette die in een
fel. pijnlijk licht.
Zou het dan toch
Mathilde streed onbemerkt deze da
gen een zware strijd. Haar koele, gere
serveerde aard, haar studielust en niet
te vergeten het feit, dat de kring jon
gelui rond haar maar beperkt was, had
den er toe bijgedragen dat ze nooit
ernstig over een man had gedacht. De
genen die toenadering zochten, hield ze
op een afstand, de een omdat ze hem
niet vertrouwde, de ander omdat 'them
kennelijk om haar geld te doen was, de
derde omdat ze hem te dom vond, de
vierde omdat ze hem onmogelijk se
rieus kon nemen. Nu, nu ze de dertig al
een eind voorbij was. had ze gelegen
heid gehad een man dag aan dag van
nabij gade te slaan, dat ze niet durfde
denken aan de dag. waarop dit samen
leven zou ophouden. Waarop ze niet
meer zou zitten wachten tot Bert thuis
kwam. Wanneer er geen kinderen en
geen man meer zouden zijn om voor te
zorgen. Met Bert. een intelligente, fijn
gevoelige vent, kon ze vrijuit over aller
lei onderwerpen praten, hij was haar
een geliefde kameraad geworden.
En dat over deze man praatjes gin
gen zulke verachtelijke praatjes
winkelmeisjes nalopen, jakkes!
„Er is geen praatje zo raar of er is
wel wat van waar", hoorde ze weer de
zoet-giftige stem van mevrouw Biezen
ga. En Bert's reactie, die avond bij het