BRILLEN
BOBBE
ALG. NIEUWS BLAD
VOOR WEST ZEEUWS-VLAANDEREN
VJ
Van Vaderlandse Bergbewoners.
S&riüemaefter"
Suède is
onweerstaanbaar
Suède jasje
voor f 159,--
t e u i 11 e t o n
„liefde ziel geen liotiaamsgebrek."
a/re
ije Jaargang - Nr. 790
Vrijdag 11 November'60
Verschijnt iedere vrijdag
A bonnementsprij s
f 1,10 p.kw.; franco p. post f1,15
Prijs der advertenties
10 ct. per m.m.bij abonn. korting
Advertenties m. brieven onder nr.
of bij ons te bevragen 10 ct. extra
Telefoon 419
DRUKKERS-UITGEVERS F SMOOR DF HULSTER - DORPSSTRAAT 1Q. - BRESKENS - TEL. W - GiRO 358296
(Slot)
Op een wandeling naar Meersen werd
onze aandacht getrokken door doffe
slagen en geraas komend van de berg
top. Een heer met het jachtgeweer op
schouder lichtte ons in. Het gold afgra
vingen ip een terrein, dat hem toebe
hoorde en gezien onze belangstelling
gaf hij ons eigenerbeweging toestem
ming het werk te gaan zien, hetgeen
wij bewaarden voor de volgende dag.
Onze weg vervolgend zagen wij tot on
ze bevreemding nog haver en koolzaad
ten velde staan, waaraan de maaier nog
geen aandacht besteed had. Dit ver in
September. Iets verder streken hon
derden mussen neer op tarwe die in
schoven stond, haveloos en verwaaid.
Wij gisten naar de oorzaak. Spoedig
werden wij uit de droom geholpen door
een man, de waarschijnlijke bewoner
van een dichtbij staand flink huis.
Klaarblijkelijk had hij onze bevreem
ding gezien.
„Ja," zei hij, „een erfeniskwestie. En
nou verrekt de een het voor de ander
om de oogst binnen te halen. Ze zeiden
me, dat ik, zo ik er lust in had, het
allemaal mocht weghalen; maar ik zie
ze nog niet hangen". De man was ken
nelijk boos. En daar wij „ze evenmin
zagen hangen", gingen wij maar verder.
De volgende dag bestegen wij de
berg. Toen wij het bekende geraas zeer
nabij hoorden, stonden wij plots voor
een bordje met: „Verboden Toegang.
Levensgevaarlij k"
Wat nu? Maar een man, een kraan
machinist naar bleek, vertelde ons, dat
er weliswaar een nauwelijks zichtbaar
pad langs een steile afgrond liep, doch
dat passage zeer goed mogelijk was en
dat het bordje er was geplaatst tot af
schrik van nozems. „Geen ruit van mijn
kraan is heel gebleven," zei hij. „Ook
andere materialen werden door de lam
stralen beschadigd. En als er een van
ze in de afgrond dondert, dan is het
de baas zijn schuld en kan hij betalen".
Met deze ontboezeming konden wij het
nogal doen. O, die bergbewoners van
ons. In het bezigen van krachttermen
trekken zij ongeveer één lijn met ons
volkje van de zeekant. Maar de brave
kerel liet ons alles van de afgraving
zien, waar zware grijpers onder oorver
dovend geraas als gretig in de gele
mergel hapten om die in vrachtwagens
uit te storten. Andere vrachtauto's re
den af en aan om de humuslaag die op
de mergel rustte, weg te voeren. Een
laagte werd er mede opgevuld, waarna
deze plek weer moest beplant worden
op order van ..Natuurmonumenten".
Aldus wordt op loffelijke wijze gewaakt
over ons natuurschoon. Veel ons beken
de fossielen werden bij het graven ge
vonden en zorgvuldig bewaard voor het
Provinciaal Oudheidkundig Museum te
Maastricht. De mergel wordt in een
silo gestort, waar ze in de nacht wordt
weggehaald met grote vrachtauto's van
de staatsmijn „Emma". Daar zorgt de
scheikundige er voor, dat uit de mergel
de stikstof wordt afgescheiden. Boven
genoemd museum was wegens verbou
wing jammer genoeg gesloten.
Doch Maastricht biedt meer: zijn
schone zeer oude Sint Servaaskerk, zijn
bastions, zijn fraaie Maasbrug en zijn
beroemde „Maastreechter Staar", het
mannenkoor. Maastricht is een stad om
er meer dan eens heen te gaan. Vraagt
men aan een echte Maastrichtenaar op
het Vrijthof met zijn mooie bomen,
waar de bus afrijdt voor welke richting
dan ook, dan zegt hij U: „Van hier de
zoveelste boom". En het klopt; wees ge
rust. Op het Vrijthof wordt nu de Vrij
dagmarkt gehouden, nu het eigenlijke
marktplein ongeschikt hiervoor is ge
worden vanwege het drukke verkeer.
Wij waren er op Vrijdag en onze trom
melvliezen kregen heel wat. te verdu
ren. Schilderachtig was het te zien.
hoe rijen van burgervrouwtjes bij een
kraam van linnengoed onder levendig
gedoe onderjurken aan hun keurende
blikken onderwierpen, ze tegen het licht
hielden of tegen de eigen kleding aan
pasten. Het leek een film.
Een van de viskramen was door een
drom van kopers omgeven. Er boven
stond op een spandoek met grote let
ters
Toontje van Monnikendam.
De vlugheid waarmede Toontje zijn
klanten geriefde, grensde aan het won
derbaarlijke. Voor het grijpen van zijn
waar, het inwikkelen en geld ontvan
gen had hij per klant vier zegge vier
seconden nodig, het mocht makreel
betreffen, paling of poon. Eén greep
van zijn geoefende hand in een mand
gerookte paling en het juiste gewicht
was er. Nawegen onnodig. Toontje is
een wonder. En in zijn fraaie Monni-
kendams kostuum nog het zien waard
ook.
Iets verder op de visafdeling ont
moetten wij een vriendelijke Ambo-
neese. Wijzend op een brasem vroegen
wij haar de naam hiervan in het ma
leis.
„Ikan jaweh".
„Kent U-de ikan tjok tjok?"
„Ja, maar die is hier niet".
„Is het waar dat die vis indien pas
gevangen een geluid maakt zoals zijn
naam duidt: tjok tjok?"
„Ja zeker".
Met een „tremaca&si non ja" namen
wij afscheid van de vriendelijke ziel.
„Tabé toean, tabé nonja!"
De volgende dag bevonden wij ons op
de heuvelkruïn aan de noordzijde van
ons Geuldal, waar het dorp Sint Ger-
lach ligt. Even voor het dorp joeg ons
een eenzame locomotief voorbij. Ik
groette met mijn wandelstok, waarna
wij prompt een luide groet met de si
rene terugkregen.
In een tuin was een krachtig gebouw
de grijsaard bezig. Wijzend op een
kloosterachtig gebouw vroegen wij hem
om de betekenis daarvan.
„Zijt gij van de kerk" vroeg hij.
Ons ontkennend antwoord weerhield
de oude echter niet om aan een woor
denstroom de vrije loop te geven. Zo
hoorden wij van een machtig heer, die
te Sint Gerlach veel bezittingen had -
Baron de Celis. Schatrijk moest de man
zijn, hij had een arm verloren op de
jacht en had een echtgenote, die aller
minst voor de poes was. Ze lag vlot over
hoop met de pastoor. Dezen werd de
grond voor een nieuwe pastorie gewei
gerd, zodat de geestelijke zijn woning
OOSTBURG
ver van zijn kerk moest inrichten. En
om de man nog eens extra te treiteren
deed zij, vlak bij de kerk op de plaats
waar de pastoor had willen wonen
een serie stenen varkenshokken bou
wen - acht stuks. Pratend over andere
dingen kwam de leeftijd van onze men
tor ter sprake - 73.
„Nou, nou, U ziet er toch nog krach
tig uit".
„Mag wel," antwoordde hij lachend,
„want ik heb een vrouw die 17 jaar jon
ger is
Ik vroeg hem waarom er op het kerk
torentje een haan stond in plaats van
een kruis.
„Kijk maar eens goed," was het ant
woord. „Het kruis is in het ijzeren lof
werk daaronder ingeschakeld". Het was
zo.
Even zag ik iets ondeugends glitte
ren in de ogen van de grijsaard, toen
hij vervolgde
„Weet U van die haan op de kerkto
ren te Heerlen?"
„Vertel maar op".
„Nou, daar vlak bij de kerk woont
een groothandelaar, die op een plat dak
kippen houdt. En komt nou - dit is
strikt waar - op een goede dag niet de
pastoor bij hem om te zeggen, dat die
kippen weg moesten? Verrast vroeg de
ander: „Wat is dat nou eerwaarde?"
„Ja," zei de pastoor, „ze moeten weg".
En terwijl hij wees naar de haan op de
toren: „Ik heb zo'n dol met die bliksem
se haan. Die wil maar altijd naar die
kippen toe".
Onze verteller had zelf de meeste
pret om zijn „ware geschiedenis". Hij
gebaarde om weg te gaan.
„Zeg" zei ik. Toevallig was ik giste
ren te Heerlen en ik zag dat de ijzeren
pin op de toren aardig krom was. Dat
komt door jouw haan!"
Onder een schaterlach draaide de
grapjas zich om, groette en verdween.
Wij gingen het kerkje binnen, een
klein eerbiedwaardig ding; het hout
werk donker door ouderdom, de zit
plaatsen uitgesleten door jarenlang ge
bruik. Er was niemand. Onbewegelijke
vlammetjes boven de kaarsen deden stil
hun plicht.
Voor het gebouw lag een klein keurig
onderhouden kerkhof met gans andere
namen boven de graven dan in onze
eigen omgeving. We lazen: Boreas,
Quaedvliegh, Zilvertand enz. Tegen de
kerk aan staat het klooster, tot resi
dentie van de baron omgebouwd. Mede
naar de weg gekeerd staat in de zijgevel
van de kerk in een nis het beeld van
de heilige Gerlach. En onder de voeten
van de heilige de varkenshokken.
Gezien de uitgehaalde mest, zouden
weldra nieuwe dikhuiden er onderdak
krijgen.
Neen, mevrouw de barones. Wij weten
niet of en waarmede de geestelijke U
ontstemde, doch excuseer dat wij in Uw
handelwijze vergeefs „de dame" zoeken.
Intussen - de beurt was nu aan de
Sint Pietersberg, waaromtrent ons ont
stellende verhalen bereikt hadden. De
berg zou nagenoeg weggegraven zijn
niet alleen omdat het sterk
en praktisch is, maar juist
omdat het goed zit en
goed staat elegant en
sportief
Werkelijk goede suède
koopt U bij een speciaal
zaak, zoals BOBBE.
Daar vindt U een uitge
lezen collectie met de
nieuwste coupe, in de
nieuwste kleuren.
Wij leveren U reeds
zo'n eerste klas
OOK VOOR UW
BETERE
SUÈDE JASJES
eerst
kijken
bij
Uw Modehuis
in Vlissingen
door de E.N.C.I. (Eerste Nederlandse
Cement Industrie). Bij de beklimming
kwamen wij op een soort hoogvlakte.
Was dit uitgestrekte massief de berg?
In de verte naderde een geestelijke.
Hij hielp óns uit de droom. Wij stonden
waarlijk op de berg en staarden er op
een voetbal terrein, op velden rapen en
andere vruchten. De vlakte leek een vrij
uitgestrekte bergrug; we hadden al een
aardig eind er over afgelegd. In het
oosten zagen wij een afgeplatte kegel,
die wonderlijk veel geleek op de Tafel
berg bij Kaapstad, naar wij ons van
foto's herinnerden. Wij hoorden, dat
het een kolossale steenhoop was, afval
van de cementfabriek der Enci. Het ge
vaarte moest op order van „Natuur
monumenten" geheel beplant worden.
„Loffelijk werk, eerwaarde!"
„Voorzeker".
„En de fossielen die men uit de ver
werkte gronden haalt?"
„Worden ijverig verzameld voor het
museum te Maastricht".
„Het wordt daar langzamerhand een
ophoping van fossielen".
„Ongetwijfeld, door zulk een regelma-
door Maart je Zeldenrijk.
30
Gootje had eens een keer gezegd,
toen hij zich volkomen gelukkig voelde
en hij tegenover haar zat en haar aan
keek: „Je kijkt net naar me, of je me
zoudt willen verslinden
„Ja, als hij bij haar was dan was hij
intens gelukkig. Als hij haar mollige
armen om zijn nek voelde en haar war
me lippen op de zijne Als hij haar
weerbarstig haar streelde en dicht te
gen haar aanlag, dan viel de wereld
rondom hem weg. Dan was ui' alleen
maar dit moment van gelukzaligheid
en dan wenste hij wel dan het eeuwig
zo zou kunnen blijven
Maar als hij weer in Purmerend
was en de soms spotachtige blikken van
de anderen zag, dan begon dat wan
trouwen weer naar boven te komen.
Dat wantrouwen groeide nog meer op
de bruiloft. Ook die dag, die de geluk
kigste moest zijn voor het jonge paar,
voelde Berend de stekende blikken van
de omstanders, toen hij uit het rijtuig
stapte en het gemeentehuis binnenging,
met aan zijn arm de blozende, mollige
Gootje. Precies hetzelfde in de kerk. En
bij de zaal, waarin het bruiloftsfeest
gevierd zou worden.
Maar in de zaal moest Berend erken
nen, dat iedereen alles deed om het hun
naar de zin te maken. Jopie, het pas.
getrouwde vrouwtje van Douwe, was
een en al vriendelijkheid en Christien
bleek uitstekend met zijn verloofde
overweg te kunnen. Gootje hielp met
de andere jonge vrouwen een handje
met de bediening, wat haar uiteraard
het gemakkelijkst afging en Berend zag
tot zijn genoegen, dat Stien en Gootje
dikwijls samen aan het werk waren en
dat beiden lachend met elkaar in ge
sprek waren.
Niets wees er op, dat er toch nog wan
klanken zouden vallen. Geen mens, die
er aanstoot aan nam, dat hij met zijn
misvormde lichaam tussen de andere
feestvierenden zat. En als er gezongen
of gehotst moest worden, dan werd Be
rend met de anderen in de kring opge
nomen.
Doch kort na middernacht, toen de
feestvreugde een hoogtepunt had be
reikt, moest Berend even naar buiten.
Het was een prachtige nacht en hij
bleef nog een poosje „uitwaaien," want
in de zaal was het benauwd geworden.
Daar hij half verborgen stond achter
een dikke lindeboom, bemerkte het
paartje hem niet, dat ook even naar
buiten was gegaan om een luchtje te
scheppen. En toen hoorde Berend flar
den van een gesprek tussen beiden. In
het donker kon hij niet zien wie het
waren, maar hij veronderstelde, dat het
een collega van Douwe was, van de
tuin, met zijn meisje:
„hoe vind je die gebochelde broer
van de bruidegom een stille, hè?
zegt niet veel maar een knappe ver
loofde heeft hij ach, die is het na
tuurlijk om z'n centen te doen, dat be
grijp je toch wel Liefde Hij
hoorde het meisje schateren. „Man,
laat me niet lachen iemand met zo'n
figuur welke vrouw zou er in wer
kelijkheid verliefd worden op zo'n mis
maakt ventje Ik? Ik moet er niet
aan denken Met hem Nee, schat,
dan heb ik liever jou
Als het paartje uitgevrijd is en weer
naar binnen is gegaan, volgt Berend
met lode schoenen. In de zaal kijkt hij
wantrouwend rond. Maar niemand let
op hem, de kleine mismaakte cafeta
ria-eigenaar. Iedereen is druk in ge
sprek met een ander en Gootje en Stien
zijn onvermoeibaar met het vullen van
de glaasjes.
Er is even een momentje dat Gootje
kan uitblazen en ze is op een stoel bij
de deur neergevallen. Berend gaat naar
haar toe en ze blikt glimlachend naar
hem op. Hij ziet de zweetdruppels op
haar voorhoofd en hij neemt zijn zak
doek en veegt zacht en liefdevol over
haar gezicht.
„Leuk feest, hè?" zegt ze, terwijl ze
verstolen zijn hand beetpakt.
Hij knikt. „Spijt, dat je toch gegaan
bent?"
Ze schudt haar hoofd en drukt zijn
hand innig. „Ik heb toch maar een
verstandige man," zegt ze zacht, ter
wijl ze hem een knipoogje geeft „Jij
hebt alle bezwaren weggepraat. De
mensen zijn zo vriendelijk en harte
lijk
Berend zucht onhoorbaar. De men
sen zijn zo vriendelijk en hartelijk, her
haalt hij in zichzelve. Je moest eens we
ten, meisje, wat ze zoëven van ons ver
telden Maar hij zwijgt er over en
zegt enkel;
„Doe een beetje kalm aan, Marrigje,
anders ben je morgen geen half mens".
Diep in de nacht brengen de gasten
het jonge paar naar huis. Dat gaat met
de nodige grapjes en bedekte wenken
gepaard. Maar Douwe en Jopie lachen
verlegen en laten zich alles aanleunen.
Éénmaal binnen draait Douwe resoluut
de deur op slot en de gasten kunnen
niets anders doen dan ook maar naar
huis gaan. Voor zover ze in de buurt
wonen.
Berend brengt Gootje lopend naar
huis. Het is niet zo ver naar de woning
van haar ouders en achter het huis,
waarin alles al in diepe rust is, om
helzen ze elkaar nog eens.
„Leuk geweest, Berend?" vraagt ze.