1
1
BOBBE
ALG. NIEUWS BLAD
VOOR WEST ZEEUWS-VLAANDEREN
Moeder gaai aCteen mei vacantie
naar Hedenesse
Aan
on%t Adu-eAteeïdeAi.
Gezellige
Zomerjaponnen
f 29,75, f32,50,
f37,50
Feuilleton
„liefde ziel geen Lichaamsgebrek."
N
ije Jaargang - Nr. yós
Vrijdag 20 Mei 1960
Verschijnt iedere vrijdag
A bonnementsprij s
fi,lop. kw.; franco p. post f1,25
Prijs der advertenties
10 ct. per m.m.; bij abonn. korting
Advertenties m. brieven onder nr.
of bij ons te bevragen 10 ct. extra
Telefoon 429
DRUKKERS-UITGEVERS F' SIVIOOR DE HULSTER - DORPSSTRAAT 10 - BRESKENS - TEL.
Midden in de nacht draaide moeder
Janna zich nog eens om. „Arie, hoe
moet dat nou met de kat?"
„Hè, watte?" bromde Arie slaperig.
„Oh, die kat die krijgt van buurvrouw
wel wat te eten. Ga nou slapen, morgen
is 't weer vroeg dag". Zuchtend draaide
moeder Janna zich om. Maar van slapen
gaan kwam voorlopig niets. Ze was dood
zenuwachtig. Ze dacht aan morgen.
„Zou 'k maar niet gaan?" flitste het
eventjes door haar hoofd. Nee, ze had
nu eenmaal j a gezegd en ze zou gaan
ook. 't Was geen manier ja zeggen en
niet komen. En glimlachend dacht ze
aan de mooie nachtjapon, die ze van
Arie en de kinderen voor Moederdag
gekregen had. Kon ze knap voor de dag
komen op Hedenesse.
Janna kon nu weer rustig denken.
Denken aan de moeilijke winter. Arie
zijn moeder ineens ziek. Zo erg, dat er
van in haar eigen huisje blijven geen
sprake was. Kordaat had Janna gezegd:
kom maar bij ons. Ze had het oude
mens, ondanks een groot gezin, met
liefde verzorgd en nu het zo gauw nog
gedaan was geweest, was ze toch wel erg
dankbaar dat ze moeder in huis geno
men had. 't Was wel erg druk geweest
voor Janna.
Kort na de begrafenis hadden de kin
deren allemaal tegelijk griep gekregen.
Daarna kregen de jongste mazelen en
tot overmaat van ramp werd Arie ziek.
Wel twee maanden had hij in het zie
kenhuis gelegen. Daarna nog een hele
poos thuis. Toen Arie weer op de been
was, waren die duizelingen gekomen.
Eerst eens een keer op een week, later
kwam het veel vlugger terug. Ze had er
niks van gezegd, bang als ze was dat ze
in bed zou moeten. De winter had toch
al de hele spaarpot aangetast met al
die zieken in huis.
't Ging niet over. 't Werd al erger,
tot ze het eens kreeg op een Zondag
morgen toen Arie thuis was. Woedend
was hij geweest toen hij later hoorde,
dat ze die duizelingen al een hele maand
had. De dokter had haar naar het zie
kenhuis laten brengen, waar ze een hele
poos had gelegen. Te hard gewerkt, had
Janna zelf gezegd. Overspannen noem
den ze dat tegenwoordig. Lief waren de
kinderen geweest al die tijd dat ze ziek
was en Aide niet minder. Zorgzaam had
den ze haar vertroeteld toen ze weer
thuis was. Maar moeder Janna, een tik
keltje eigenwijs, was weer gauw aan de
slag gegaan. Van harte ging het toch
niet. Ze was gauw moe en moest toch
's middags gaan liggen.
Toen was, nu enkele weken geleden,
de wijkzuster van het dorp gekomen en
had gezegd: „Janna, we gaan jou eens
met vacantie sturen". Hevig had ze te-
gengesputterd. „Met vacantie ik, ik
denk er niet over". Maar Arie en de
kinderen dachten er anders over. Ze
moest en ze zou naar die vacantiewe-
ken, die de Stichting Zeeland organi
seerde. Vrouwenverenigingen zochten ai
de vrouwen, die voor die vacantie in
aanmerking kwamen, uit. „Mens je zult
eens zien," zei de dokter, die ook al in
het complot zat, „hoe je daar van op
knapt".
Heel wat bezwaren had Janna geop
perd. Eerst: La me nou maar thuis, 'k
ben al een poos in het ziekenhuis ge
weest ook. Dan: de kinderen waar moe
ten ze naar toe? Maar moeder Janna
had niets te vertellen. Kleine Arie ging
naar haar zuster in Middelburg. Zater
dag hadden ze hem al gehaald, 't Was
zo maar stil geweest zonder de kleine.
Corrie mocht bij d'r vriendinnetje. Jan
nis was in dienst, Annie zou bij Opoe
slapen en eten, daar ging de grote Arie
's avonds ook eten. Jopie zou bij buur
vrouw zijn. Janna was eigenlijk dood
moe van al dat geredder. Voor al de
kinderen zat het schoongoed mooi in
een pakje. Had ze er een zakdoek bij
gedaan? Morgen toch nog even kijken.
En al piekerend was ze in slaap geval
len.
De Maandagmorgen was het vroeg
dag. Arie gaf zijn vrouw een stevige
zoen toen hij naar het land ging. „Nou
vrouw, veel plezier. Geniet maar lekker
van je vacantie". De kinderen waren
lief en gewillig. Corrie bracht Jopie vast
naar buurvrouw, die nog gauw even met
een flesje reuk kwam lopen, voor in de
trein, 't Goeie mens. Annie en Corrie
brachten d'r naar de bus. Even dacht
Janna, als Annie nou maar niet gaat
huilen, anders blijf ik thuis. Maar nee
hoor. Blij zwaaiden de kinderen haar
uit. 't Was maar goed dat moeder niet
wist, dat Corrie d'r zus een stevig pak
rammel beloofd had als ze durfde blè
ren als moeder weg ging. Manmoedig
had Annie de tranen toen maar ingeslikt.
Moeder Janna genoot van het korte
busritje. Ze ging haast nooit weg. Oh,
nou moest ze oppassen. Ja, daar was het
station. Een beetje zenuwachtig zocht
ze haar portemonnaie. Een kaartje
naar Vlissingen. Gauw het perron op,
want veel tijd was er niet tussen de
aankomt van de bus en het vertrek van
de trein. Ja hoor, daar kwam de trein
al aan. Plaats genoeg. Haar koffertje
in het net. „Ja mens," zei de overbuur
vrouw, ,,'t is wat als je alleen op reis
gaat," toen Janna met d'r zakdoek haar
gezicht afveegde, 't Was ook nogal warm
vandaag. „Ja, 'k ben 't ook niet gewend,"
vertelde ze aan d'r buurvrouw, ,,'k ga
alleen op vacantie".
„Moet je soms naar Cadzand, naar
Hedenesse?" En toen Janna wat ver
bouwereerd knikte, zei buurvrouw: „Ik
ook". Toen schoten ze samen, Janna en
d'r buurvrouw, in een zenuwachtig hin-
niklachje. 't IJs was gebroken. Janna
vertelde van thuis, de buurvrouw, me
vrouw Pieterse, over haar drukke huis
houding en de ziekte van haar man,
die al jaren bedlegerig was. Ze waren in
Vlissingen voor ze het merkten.
De mooie boot lag al klaar. De tocht
over de Schelde met dit prachtige zon
nige weer was veel te gauw voorbij. Vlak
bij de boot stond de bus. Er kwamen
nog meer vrouwen met een koffertje
die vroegen of de chauffeur bij Hede
nesse stopte. Nieuwsgierig bekeken Jan
na en Triene ze samen. „Zouden die
ook," fluisterde Triene. „Vast wel," zei
Janna. „Die daar ziet maar erg witjes".
Ze genoten samen van de bustocht.
In verband met Hemelvaartsdag
worden onze adverteerders beleefd
verzocht hun advertenties een dag
vroeger als gewoonlijk op te
geven. Dus tot uiterlijk Woensdag
middag a 5 mei.
De Uitgever
Door Breskens, waar Janna nog nooit
was geweest, over de Groe noar Hede
nesse. Bij de bus stond een meneer te
wachten, Wika de Haan, die ze naar het
centrum bracht en onderweg gezellig
babbelde. Toen ze bij de nieuwe zaal, die
deze week als huiskamer voor 18 huis
vrouwen moest dienen, kwamen, hiel
den ze verrast even de pas in. Wat is
dat mooi. Naarstige vrouwenhanden
hadden de zaal omgetoverd in een ware
bloementuin. Prachtige blauwe serin
gen met hardgele gouden regen en nog
andere bloemen, die ze nog nooit gezien
had.
Na een poosje vond ons Janna zich
zelf terug in een gemakkelijke stoel,
naast Triene Pieterse. Iedere vrouw ver
telde zelf waar ze vandaan kwam, hoe
veel kinderen ze had en soms nog iets
meer van zich zelf.
Nu kennen we elkaar een klein beetje
en gaan we eerst koffie drinken. De
zelfde vrouwen, die de zaal zo mooi ge
maakt hadden, gingen de koffie halen.
Ze kregen er eigen gebakken cake bij,
aangeboden door de vrouwenverenigin
gen van West Z.-Vlaanderen. Lekkere
cake was het hoor. Na de koffie vertelde
een van die dames, die zo goed voor hen
zorgden, iets. „Genieten jullie maar
lekker en knap maar fijn op. Spijker
maar een weekje bij, dan kunnen jullie
er weer tegen". Ze wist nu ook ineens
weer hoe die kampen er kwamen. De
centen kwamen uit de Zeeuwse collecte
en alle Vrouwenverenigingen samen or
ganiseerden ze. De Stichting Zeeland
had er ook iets mee te maken. Die me
vrouw vertelde het allemaal vlot. Die
kon praten, zeiden ze later tegen el
kaar, toen ze in de gezellige kamertjes
bezig waren hun bed op te leggen. Daar
na vertrokken al die dames. Ze zouden
nog wel eens terugkomen. Jammer,
't Was juist zo gezellig. Met hun eigen
ploegje bleven ze over en ze bekeken de
leidster van deze week, mevr. van Dijke,
uit Souburg kwam ze, wat aandachtiger.
Daar zouden ze het mee moeten vinden
deze week. 't Zou wel gaan hoor, dacht
Janna.
Ongemerkt was het tijd geworden om
te eten. 't Was vreemd om brood te eten,
dat je nu eens niet zelf gesneden had.
Aan tafel te schuiven, die je niet zelf
had moeten dekken. Die afwas, met zo
veel vrouwen, daar draai je handen
niet voor om. In een wip was dat ge
beurd. Nieuwsgierig dachten ze wat zou
er nu komen? En nu gaan we zei me
vrouw van Dijke rustig een uurtje sla
pen allemaal. Ineens voelde Janna dat
ze eigenlijk door en door moe was. On
willekeurig knikte ze even, ze was het
er roerend mee eens.
„Ja, jullie hebben allemaal veel te
Exclusieve dessins 1
In diverse mode
kleuren (combi
natie) van prima
kwaliteit linnen
reeds vanaf
maten 3 6 tot en
met 48.
Voor Uw betere damesconfectie
eerst
kijken
bij
Uw Modehuis
in Vlissingen
doen gehad gisteren en vanmorgen. We
gaan fijn een uurtje rusten". Om vier
uur moesten ze haar wakker schudden.
„Theedrinken, luilak. Kom eens uit je
bed," riep Triene, die al aangekleed
was. „Thee, ja daar heb ik zin in".
Na de thee ging de groep rustig in de
omgeving van Hedenesse wat wandelen.
Voor het eten werd nog even met de bal
gespeeld, 's Avonds at Janna lekker
warm eten, waar ze geen vinger naar
uit gestoken had. Onbehoorlijk veel,
want het smaakte lekker. Na het eten
werd er gezellig wat gepraat, wat spel
letjes gedaan en na de dagsluiting gin
gen ze allen naar de kamertjes. Triene
en Janna sliepen samen. Ze kenden el
kaar al een beetje toen ze aankwamen.
„Wat een pracht nachtpon heb jij," be
wonderde Triene. „Ja, van de kinders
en mijn man gehad voor Moederdag".
En met schrik bedacht Janna, dat ze
die dag helemaal niet aan thuis ge
dacht had. Zou Jopie Met- een forse
ruk zette ze die gedachten uit haar
hoofd. Als het niet goed gaat krijg je
een telegram, had Arie beloofd. Zo
lang dat er niet was zou ze zich maar
geen zorgen maken. Tevreden draaide
Janna zich in bed om, tussen de kra
kend schone lakens. Even soezend dacht
ze nog: die poes. Nou ja, buurvrouw zou
poes wel eten geven, 't Was d'r reusach
tig meegevallen. Maar bij goeie mensen
heb je het altijd goed, dacht ze nog en
door Maart je Zeldenrijk.
Jaap had al gauw bekeken, dat Be
rend nergens beter op zijn plaats was
dan in huis. Was Annie een heldere
vrouw, tijdens haar afwezigheid ver
anderde er in huis niets. Berend was
pijnlijk precies en wee de boosdoener,
die op regenachtige dagen wat klei
aan zijn sokken had als hij in huis
kwam. Dan mopperde Berend met ge
fronste wenkbrauwen: „Jo kijk je nou
es bosse met je kleipote En of dat
nou Arie of Douwe was, het deed er
niet toe, ze gingen terug naar het ach
terhuis om hun sokken schoon te ma
ken, terwijl Berend met een stoffer en
blik de vieze boel opruimde. Nee, An
nie had geen betere plaatsvervanger
kunnen hebben.
Annie kuurde tot het voorjaar, toen
was ze in zoverre weer wat opgeknapt,
dat ze behoorlijk kon lopen en ook ar
men en handen weer bewegen kon. Dus
kwam ze op een zonnige Maartdag
thuis.
Berend had het huisje een extra beurt
gegeven, zodat alles glom en blonk en
had ten overvloede nog een vaasje met
bloemen op tafel gezet, zodat Annie
verrast haar woninkje binnentrad, in
het bijzijn van haar man en drie zoons,
want Breebaart had gezegd: „Jullie
moste maar een uurtje naar huis gaan,
hé? Anders is het zo énig voor Annie".
Met dat énig bedoelde hij wel wat an
ders dan het woord feitelijk betekende,
maar iedereen begreep wat hij bedoelde
en de drie mannen waren hem dank
baar voor deze geste.
Het was dus eventjes feest. Berend
kwam met koffie en koek aandragen
en zo heerste er weer geluk in het klei
ne huisje aan de Zuiderweg.
HOOFDSTUK V.
Na een paar dagen rust begon Annie
Bongert haar taak weer te vervullen,
aanvankelijk nog bijgestaan door haar
jongste zoon. Maar Berend begreep al
spoedig, dat hij binnen afzienbare tijd
overbodig zou zijn in het huishouden,
want zo'n klein arbeidersbedoeninkje
kan een vrouw op haar sloffies an al
leen schoonhouden. Zelfs al is ze dan
nog geen honderd procent. Zijn voor
land zou weer de tuin zijn, zoals dat
voor vrijwel iedereen in de Beemster
was. Want wat zou hij, de kleine mis
maakte jongen, anders kunnen ver
richten dan wat klungelkarweitjes op
het spul van Breebaart?
Moeder Annie, die haar jongste zo
goed kende, begreep ten volle wat er in
Berend omging. Ook zij slaakte wel eens
een zucht, als ze voor het hete fornuis
stond, want ze wist evenmin een an
dere oplossing. De tuin was immers het
voorland voor de arbeider en de arbei
derskinderen? En vooral in deze crisis
tijd was een jongen een goedkope werk
kracht.
Op een avond, in het begin van April,
sprak Annie er met haar man over.
Jaap, die zich practisch nooit in pro
blemen verdiepte, nam het als een van
zelfsprekend feit aan, dat Berend van
daag of morgen 's morgens vroeg weer
mee zou gaan de tuin in.
„Zou er voor Berend niets anders te
doen zijn? In de stad of zo?"
Jaap keek zijn vrouw verwonderd
aan. „Maar meid je, wat zou-die dan
motte?"
Tja, dat wist Annie ook niet zo één
twee-drie. „Praat de eerste paar dagen
nog maar niet over de tuin met Be
rend," adviseerde ze. „En als Breebaart
het ter sprake brengt, zeg dan maar,
dat ik nog niet helemaal in orde ben".
De volgende dagen keek Annie naar
stig in de kranten of er niet een ge
schikte baan voor haar oogappel in
stond. Maar de crisis vrat zelfs door op
het platteland en in de kleine stadjes.
Er was omtrent een leger van een half
millioen werklozen in het land en de
baantjes lagen niet opgeschept. Lange
rijen stempelaars stonden er dagelijks
in de stad en zelfs in de Midden Beem
ster. In de werkverschaffing verrichtte
men vrij nutteloze arbeid tegen een
hongerloon. Hoe zou men dan een on
gelukkige jongen van zowat vijftien jaar
aan passend werk kunnen helpen?
Na een paar weken zag ook Annie in,
dat er geen andere oplossing was en op
een morgen vertelde ze het ronduit aan
haar zoon.
„Je zelle weer es met vader de toin
in motte, me knecht," zei ze. „Je kenne
niet altijd tois blaive".
Berend knikte diepzinnig. O ja, hij
had al lang begrepen, dat zijn taak als
plaatsvervanger in het huishouden tot
het verleden behoorde. En hoewel hij
helemaal niet gek was op de tuin, knik
te hij nog eens en antwoordde: „Dan
zei ik morgenochtend maar weer met
vader en de jongens mee gaan".
En daarmee was dit probleem ook
weer opgelost. Annie haalde de man
chester broek en het blauwe kieltje weer
te voorschijn, keek of de kledingstuk
ken in orde waren en legde ze alvast
gereed. De volgende morgen trok Be
rend zijn werkplunje aan en ging wel
gemoed in de prille ochtend met de drie
mannen naar het spul van Breebaart.
En na een week wist Berend alweer niet
beter of het hoorde zo.
Misschien zou hij z'n hele verdere le
ven als tuindersknecht gesleten heb
ben in de Beemster, zij het dan ook