rn^qFTi
CANADEZEN IN EUROPA
Vrede met de lappen
UNIEKE POSTZEGELS
miu/FiiiniiK
liUWinuiJiv
s> o U iL u D 1 J
LD IN OOSTBURG
Het verlaten eiland
De schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
7e Jaargang Nummer 358
Vrijdag 30 NOV. 1951
Drukkers-Uitgeverij: Firma SMOOR DE HULSTER - Dorpsstraat 10 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,per kwartaal; franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
10 cent per m.m.;
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
Ju MEDISCHE
r" nJ Langestraat 38 a
Onder de vele series nieuwe post
zegels, die deze maand zijn verschenen,
in de verschillende landen der wereld,
bevinden er zich enige die iets bizon-
ders hebben. Het zijn de hierbij afge
drukte zegels voor de Organisatie der
Verenigde Naties, die tot dusver geen
eigen postbedrijf had. Met instemming
van de leden-landen zullen deze wor
den gebruikt door het hoofdkwartier
te New-York, en door de tijdelijke ze
tel te Parijs, voor het frankeren van
alle uitgaande stukken. Ook het Euro
pees Bureau te Genève krijgt er bin
nenkort de beschikking over.
Een belangrijk deel van de nieuwe
serie werd in Nederland gedrukt, op
de persen van Joh. Enschedé en Zonen
te Haarlem. Het ontwerp van het 2
ets. zegel is van de hand van de Neder
landse tekenaar Doeve.
De afbeelding links symboliseert,
hoe een enkel land (b.v. Korea), door
de macht van anderen gezamenlijk wordt
geholpen, als dit nodig is. In het mid
den, het imponerende gebouw van de
V.N. te New-York, dat vorig jaar ge
reed kwam en thans geheel in gebruik
is genomen. Rechts het complete em
bleem der V.N., met palmtakken, als
symbool van de door allen begeerde
vrede(J. P. d. K.)
Ze zijn gekomen, de eerste bataljons,
als daadwerkelijk teken van de hulp,
die de Canadese regering de landen
van West-Europa toezegde. Wie het
voorrecht had, hen 21 Nov. op de
Rotterdamse kade even van dichtbij
te zien, zal bespeurd hebben, dat het
hier geen recruten en ook geen fanatici
betreft, maar harde kerels, die hun,
vrijwillig op zich genomen taak, naar
eer en geweten zullen vervullen.
Op 4 Mei van dit jaar kondigde de
Canadese Minister van Defensie, in het
Lagerhuis de vorming aan, van een
grote infanterie-brigade, ter versterking
van de Noord-Atlantische strijdmacht.
Nog geen drie maanden later hadden
zich meer dan io.ooo vrijwilligers ge
meld - voor het merendeel veteranen
uit de jongste wereldoorlog!
Minister Claxton, die persoonlijk ge-
FEUILLETON
34) door P. DE VRIES.
Kees keek bedenkelijk. „Als dat
maar lukt. We zijn minstens twee uur
lopen van de boot af en dan is het
zeker nog een klein uur roeien naar
het jacht".
„Laat dat maar aan mij over," zei
Whiteheaven. „Ik zal trachten om met
mijn zaklamp de aandacht van de ma
troos, die in de boot op ons wacht,
te trekken. Als hij een beetje snugger
is, vaart hij ons tegemoet. Wel let
goed op en houd je geweer bij de
hand. Je kunt nooit weten. Tot straks".
Kees beantwoordde de groet en
hoorde de twee mannen verder gaan.
Na enige minuten hoorde hij niets an
ders meer dan het ruisen van de zee
en het geluid van de branding op het
strand. Af en toe klonken echter
vreemde geluiden achter zijn rug, ge
luiden, die hij niet kon definiëren.
Hoewel hij in Indonesië ook wel eens
tuige was van de aankomst van de
eerste bataljons, verklaarde, dat hij het
voornemen heeft, behalve de infanterie
brigade, 11 lucht-escadrilles te zenden,
plus de complete uitrusting voor drie
West-Europese divisies. Aan Canada's
eigen Defensie wordt inmiddels hard
gewerkt, zei hij, en zowel de marine
als de handelsvloot zullen op korte
termijn belangrijk worden versterkt.
(Jack P. de Klerk).
door Luteijn.
VI.
Onmenselijk© Jappen.
Nadat uit de sloepen en van de
vlotten de Nippon-zonen waren opge
pikt, was er aan boord ook voor
anderen nog 'n plaats. Al kon niet
worden gezegd, dat zij zich in goed
gezelschap hadden bevonden, door het
lot met Jappanners op één vlot saam-
gebracht, hadden zij van dat gezelschap
geprofiteerd; door de vlag welke zij
verfoeiden. Naar hun vlotten werd ge
manoeuvreerd, naar hoevele andere
niet?
Het ongeduld van de commandant
trad aan de dag, toen hij dacht dat
al zijn vrienden „over" waren. Het
hele nachten op eenzame posten en
in het stikdonker de wacht had moe
ten houden, voelde hij zich hier niet
erg op zijn gemak. Daar was hij ta
melijk met de sfeer vertrouwd, maar
hier was hij op onbekend gebied.
Doch na een poosje meende hij, dat
het nachtvogels waren of andere die
ren. In ieder geval bleven de geluiden
aanhouden en ten laatste luisterde hij
er al niet meer naar.
Hij liep zo'n beetje op het smalle
strookje strand langs de oever van de
baai heen en weer, want hij durfde
nergens te gaan zitten, zich herinne
rend een zijner ervaringen op Java,
toen hij zittend tegen een boom, bijna
door een slang gebeten was. Sinds
dien was hij erg voorzichtig geworden.
Hij had trek in een sigaret, maar hij
durfde er geen op te steken, bang,
dat het licht van zijn aansteker zicht
baar zou zijn.
Van tijd tot tijd keek hij naar de
wijzers op zijn horloge. Tjonge, als je
wachtte, wat duurde de tijd dan ver
schrikkelijk lang. Nu waren ze amper
een uur weg. Hij zou dus nog ruim
overnemen van drenkelingen werd ge
staakt, toen naar schatting 300 man
aan boord was, zonder de Jappen. Het
ranke schip kon een grotere deklast
niet verdragen en enige reeds aan
boord genomen gasten werden weer in
zee gesmeten, omdat zij dewal wel
niet meer zouden halen. In goed
Maleis maakte de commandant aan de
achterblijvers op de vlotten bekend,
dat hij „over 'n uur terug zou komen".
Liegen schijnt waarlijk geen Jap te
kunnen laten; zij schijnen het thuis
in alle talen te leren en al gold het in
dit geval misschien een „leugentje om
bestwil" - zoals velen nog meenden! -
de leugen bleek een enormiteit op-zich-
zelve. Twintig mijlen uit de kust en
dan binnen het uur terug
Op wrakhout dreef nog een man bij
het schip; ter hoogte juist van de
schroeven. De tros was hem toegewor
pen; hij had er houvast aan gekregen
en zijn drijfhout laten schieten. Tegen
de reling zette zich aan dek een mak
ker schrap, hij trok de kabel langzaam
in, maar de drenkeling had geen kracht
meer zich daaraan vast te houden. De
vriendenhand werd hem gereikt, doch
tezelfder tijd raakte het schip weer
slaags; het schroefwater woelde en
schuimde. Een wanhoops-kreet van dek
en uit het water. „Volle kracht voor
uit" - was er in het Japans gecom
mandeerd en de drenkeling liet zich
maar glippenDe zijden draad
waaraan een leven hing was doorge
knipt. Ergens op Java in een kamp of
een huis, was weer een Hollandse
vrouw weduwe geworden en een paar
kinderen nu halve wezen
Na een uur varens bij N.N.O.-koers
bleek alreeds hoe groot de nieuwste
Japanse leugen weer was. Twee uren,
drie uren en nog bleef men uit de kust.
Eerst tegen half vijf veranderde het
schip van koers en iets voor vijven lag
het ten anker, een halve mijl voor
Moeara-Sakai, de monding van de
rivier van Indrapoera. Na ruim zes
uren varen, zodat de plaats der torpe
dering volgens nautische berekening
- bij een vaart van 18 tot 20 mijl-ter
hoogte van Moko-Moko, benoorden de
haven van Benkoelen, moest hebben
gelegen.
Ruim zes uur varen voor de heen
reis alleen en dan „binnen het uur"
weer terug! Achteraf beschouwd, nu
het bezettingsleed geleden is, zou men
vergoelijkend misschien willen tegen
een uur moeten wachten, voor hij het
afgesproken signaal van de „Snow-
flake" zou kunnen horen.
Met rustige passen liep Kees heen
en weer, de spuit aan de riem over
zijn schouder. Dat was tenminste weer
een oud, vertrouwd gevoel. En ook
die zware Colt aan de riem om zijn
middel. Gek, dat je zo aan een wapen
gewend raakte.
Opeens ontdekte hij een groen licht.
Heel in de verte. Met een schok bleef
hij stilstaan. Verroest, zou de „Snow-
flake" al aan het varen zijn Geschrok
ken keek hij op zijn horloge: ruim
half vier. Of zou het ding stilstaan?
Hij luisterde. Nee, het tikte even regel
matig als altijd. Hij had het immers
voor men van de „Snow-flake" ver
trok, nog opgewonden. Maar hoe kon
het jacht dan aan het varen zijn? Hij
had geen signaal gehoord en zeker
al die tijd goed geluisterd.
Of wacht eens dat groene licht
was niet van de „Snow-flake". Dat
moest dus zijn van een der schepen,
die langs deze route varen. Hij slaakte
een zucht van verlichting. Natuurlijk
werpen, dat de Nippotaniërs toch zulke
goede psychologen waren. Daar zou in
dit geval inderdaad wat voor te zeg
gen zijn geweest, indien de verlaten
drenkelingen op de vlotten in plaats
van na één uur, laten wij zeggen pas
na drie, vier of desnoods eerst na vijf
uren hulp hadden zien dagen. Nu, zoals
het met de gun-boat is gegaan, nu was
het „leugentje om bestwil", niets meer,
maar vooral ook niets minder dan een
morele moord. Naar naderhand te Pa-
dang bleek, was de gun-boat van de
Indrapoera-rivier naar de plaats des
onheils teruggekeerd, maar toen moe
ten er nog maar weinigen in leven zijn
geweest.
De moedeloosheid, welke hen moest
hebben overvallen, toen zij de tweede
nacht zouden ingaan van zich drijvend
houden op een wiebelend, schommelend
vlot in open zee bij deining, wind en
regen, versmachtend van dorst, met
een van intense droogte aan het ver
hemelte geplakte tong, zonder zicht
op redding, zonder bij de laatste stra
len van de ondergaande zon een vleugje
van een naderend schip te hebben
kunnen bespeuren, moet hen ongena
dig hebben afgemaakt.
Inderdaad de Jappen waren „knappe
psychologen"
Rondzwalken.
Nadat de gun-boat - met de belofte
van de commandant om binnen een
uur terug te komen - vertrokken was
en deze voor de achterblijvers op de
vlotten in Noordelijke richting spoedig
uit het gezicht was verdwenen, leefden
zij a.h.w. nog op de hoop van een
enkel uur. Daar zwalkten zij rond in
de blakerende zon; de deining gunde
geen rust. Steeds weer kregen zij wa
ter binnen en werden zij door de slaap
overmand. Wie insliep was verloren:
hij liet los en de anderen moesten
zich tot toezien bepalen. De grootste
kwelling was de toegeknepen keel van
dorst. Men leed aan hallucinaties en
toen tegen het vallen van de avond
nog geen rookpluim of ander teken
van een schip was te zien, toen wer
den er velen balorig. Van een vlot
met oorspronkelijk 13 man waren er
nog 5 normaal, d.w.z. ook zij waren
reeds wartaal aan het brallen, maar zij
wisten toch r.og, dat zij het vlot niet
moesten verlaten. Op de rand van
krankzinnigheid dus af. De anderen
waren elkander te lijf gegaan na de
vreemdste beschuldigingen over en
dat was het.
Maar helemaal gerustgesteld was hij
toch niet. Aan de ene kant kon het
de „Snow-flake" niet zijn, want alle
lichten waren immers gedoofd, zelfs
in de hutten. Maar je kon toch
nooit weten. Wellicht waren ze sneller
bij de boot gekomen en nu reeds
aan boord, zodat Whiteheaven op
dracht gegeven had om alvast maar
op te stomen naar het land.
Enfin, hij zou maar een poosje
wachten. Maar geleidelijk aan werd
hij weer kalmer, 'want het groene licht
ging steeds verder Noordwaarts en op
een gegeven ogenblik zag hij niets
meer. Zodat hij ten slotte toch maar
aannam, dat het een der passerende
stoomschepen was.
Toen zijn horloge kwart over vier
wees, werd hij dubbel waakzaam. De
lucht was weer geheel betrokken en
het was aardedonker. Hij kon zelfs de
zee niet meer onderscheiden. Nu, hoe
donkerder het was, des te beter zou
men aan boord het licht van zijn zak
lamp kunnen zien.
De minuten kropen voorbij. Het werd