Me mei de leppen Georges Picot Het verlaten eiland De schake ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Drukkers-Uitgeverij: Firma SMOOR DE HULSTER - Dorpsstraat 10 WEST ZEEUWSCH-VLAAN DEREN 7e Jaargang Nummer 357 Vrijdag 23 NOV. BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 10 cent per m.m.; bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra De Westerse mogendheden tellen ook heden ten dage verscheidene topfiguren der diplomatie, wier naam zo niet als een klaroenstoot, dan toch als een zware gongslag in de dagelijkse ge schiedschrijving van deze wereld weer klinkt. Natuurlijk is geen van die man nen van meet af zo'n groot deskundige geweest. Churchill, Eden, Harriman, Bidault, zij waren eertijds onopvallende alhoewel hardwerkende lieden, die ge leidelijk aan meer op de voorgrond kwamen en hun land gingen dienen met alle kwaliteiten en bekwaamheden die zij bleken te bezitten. In kringen der Verenigde Naties wijst men thans een Fransman aan als een toekomstige grote figuur, van wie wij naar men daar voorspelt nog dikwijls zullen horen, t.w. de onlangs tot assistent-secretaris generaal benoemde Georges Picot. Zijn wieg heeft gestaan in een klein oud dorp, Etretat, 53 jaar geleden en reeds in 1923 vervulde hij een belangrijke functie bij het Ministerie van Buiten landse Zaken te Parijs. De heer Picot kan er op bogen bijna alle landen ter wereld bezocht te hebben, en behalve zijn eigen taal, vloeiend Engels, Spaans, Duits en Russisch te spreken Tot voor kort was hij Ambassadeur bij de Argentijnse regering. (J. P. d. K.) door Luteijn. Maar hoe dan ookde kans, dat aan de hoop op redding de bodem zou worden ingeslagen, indien corvet en gun-boat eveneens zouden verdwijnen, was zeker niet denkbeeldig. Wie kon FEUILLETON 33) door P. DE VRIES. Kees haalde zijn schoud.ers op. „Wat denkt U? Zouden we in staat zijn om haar aan boord te houden? Een meisje, dat in haar eentje de tocht van Hol land naar Australië maakt en op haar eigen houtje uitvindt, dat juist dit schip naar Saint George gaat varen en zich dan als verstekelinge aan boord begeeft, zal moeilijk als een zoet, ge hoorzaam kind op het schip blijven, als we zeggen: je moogt er niet af". Whiteheaven zuchtte. „Ik wou, dat de baas maar opdracht gegeven had om haar naar Townsville terug te brengen," zei hij. „Dat zou ons heel wat narigheid besparen. Ik voorzie, dat we nog meer moeilijkheden krij gen". „Laat haar maar schuiven," antwoord de Kees luchtig. „Ze loopt in geen zeven sloten tegelijk". „We zullen het hopen". weten, dat er maar één onderzeeër aan het opereren was Als strohalmpjes voor de drenkeling lagen daar dus nog de twee scheepjes. Zij hielden „op en neer" om de trefkans voor torpedo's zoveel mogelijk te verkleinen. Maar hoe aan boord te komen Er waren er die geloofden, dat de duikboot hen zou oppikken. „Wishful thinking" in al haar naïviteitAlsof de duikbootcom mandant vernietiging door diepte bommen zou riskeren om der wille van enige, hoogstens enige tientallen te redden levens zij 't dan misschien van eigen ras of van geallieerde nationaliteit! Zo klampte zich de één aan een denk beeldig halmpje vast, de ander wist met de realiteit te rekenen. De laatste dag, die van de torpedering, was geen lucht-escorte meer gezien. Binnen een uur na de aanval echter verschenen twee jagers of lichte bommenwerpers, om, na wat cirkelen boven de plaats spoedig weer te verdwijnen. Zij waren er kennelijk niet in geslaagd de onder zeeërs) te localiseren. Te laat opge stegen op het S.O S.-sein misschien Of was het een Japanse doorgestoken kaart Of een doorgestoken Japanse kaart S.O.S. Save Our Souls Het waren er zes-en-een-hali-duizend maar Op de vlotten. De positie van de corvet ten op zichte van de vlottenconcentratie was „boven de wind", die van de gun-boat „beneden", naar de kant toe van het land. Op de deining dreven de vlotten dus van de corvet af naar de gun-boat, maar de commandant van deze laatste had er blijkbaar geen zin in drenke lingen aan boord te nemen. Het begon reeds te schemeren, zodat de comman derende Japanner van zijn schip af waarschijnlijk zijn landgenoten op de vlotten niet meer van de blanken kon onderscheiden hoeveel te minder nog van de koelies. De corvet daarentegen stond spoedig vol met geredden en vertrok na lichtseinen over en weer vóór donker nog met koers naar het Noorden. Met de ingevallen duisternis was de kans op redding door de gun-boat practisch nihil. Toch bleken midder nacht een vijftigtal gelukkigen aan boord te zijn, onder wie niet één enkele JapDe twee sloepen der Nippen waren nog niet langszij geweest. De nacht was donker, de zee onstuimiger dan tevoren en de regen belemmerde het zicht. Een vlot, nauwelijks waar te nemen nog, dreef op enige afstand op het git-zwarte water. Het kwam dichter en dichtergeroep om hulp uit verschroeide kelen. Schor maar steeds meer frequenter, steeds meer HOOFDSTUK XXIII. Tegen het vallen van de avond stoomde de „Snow-flake" op halve kracht naar het eiland. De lichten aan boord bleven uit en daarom stonden er twee matrozen op de voorplecht te turen naar eventueel aankomende sche pen. Een derde man peilde de diepte van de bodem, want Bream die maar alles behalve ingenomen was met het feit, dat zonder licht moest worden gevaren, wilde verder geen enkel risico lopen en zeker niet stranden. Tegen tien uur liet hij dan ook stoppen en tegen Whiteheaven zei hij, dat er ge vaar voor vastlopen bestond als men verder ging. En de eerste stuurman was van mening, dat men hoogstens een half uur roeien van de kust was, waarop Whiteheaven dan ook besloot om in een der reddingsboten naar het eiland te gaan. De grootste boot werd uitgezet en behalve Whiteheaven en Kees stapten er nog twee matrozen bij hen in, die zouden roeien. Whiteheaven had de matrozen elk een revolver gegeven, wanhopig. Het schip stopte zowaar De deining was gunstig, naar het schip toe, dat in de nacht zo op het water, vanaf het vlot gezien, wel een zeereus leek. Drie, vier, vijf gestalten werden zichtbaar. Er bleken er later zes te zijntwee roerloos liggend op het vlot, vier hangend aan de stroppen. De afstand tot het schip werd langzaam kleiner. Men had geen kracht meer om met watertrappen het vlot voort te stuwen men moest verder maar op de deining vertrouwen. Eindelijk bin nen worpsafstandeen tros werd toe- geslingerd. Mis Het vlot lag nog te ver. Iets later een tweede worp, een derde, Goddank, gegrepen Het vlot kon worden ingehaald en spoedig waren er vier over de reling aan boord ge hesen. De vijfde trof het slechter. Nummer vier was „over", maar in zijn egoïsme had hij zich voor zijn sprong afgezet op de hurkende numero vijf, die prompt te water en onder het vlot kwam te liggen Doordien de troslus was losgeschoten, dreef boven dien het vlot weer af. Een wonder, de ondergedompelde kwam weer te voor schijn en krabbelde moeizaam op het vlot. Het was zijn tijd nog nietVer der, steeds maar verder dreef hij af. Een kloek besluithij richtte zich op, nam een sprong in het water en zwom op zijn laatste krachten naar de boot, die juist weer langzaam in beweging kwam de schroeven draaiden weer. De drenkeling was nog net op tijd om het uiterste einde van de toegeworpen tros te grijpen en terwijl het schip reeds vaart begon te krijgen, kwam hij over de verschansing aan dek, met een vuistslag op de rug. Volgens verklaring van de aan boord in opleiding zijnde Hei-Ho's een Japans gebruik om dren kelingen over de schrik heen te helpen volgens anderen echter om binnenge kregen water er uit te slaan. Wat ook meer plausibel scheen. Maar numero 5 was gered het was klaarblijkelijk in derdaad zijn tijd nog niet geweest. Van nummer 6, de laatste op het vlot, werd niets meer gezien. Twee en twintig schipbreukelingen hadden aan het vlot gehangen zestien waren suc cessievelijk als verdorde bladeren afge vallen en vergaan. Door oververmoeid heid, kramp en te veel water happen. Ondraaglijke jeuk hadden zij moeten doorstaan, veroorzaakt waarschijnlijk door kwallen. Vijf aan boord van oor spronkelijk twee en twintig. Vanaf middernacht tot daglicht werd fullspeed doorgevaren. Welke koers was niet te gissen geen ster aan de hemel te zien. De ongeklede mannen ver kleumden op het dek bij de gure nacht wind en gestage regen. De innerlijke, onuitsprekelijke dankbaarheid voor de waarmee ze maar matig in hun schik waren. Voor zichzelf en Kees was er een geweer met enige munitie aan boord. De matrozen, die aanvankelijk ge weigerd hadden de revolvers aan te nemen, stemden ten leste toe, toen Whiteheaven hen aan hun verstand bracht, dat er wel eens onraad op het eiland kon zijn. „Jullie hebt toch ook gelezen van het verdwijnen van die 5000 inwoners?" vroeg hij. Ja, een van hen had het inderdaad gelezen en daarom nam men de wa pens ook aan. „Ik heb het anders niet erg op die schietdingetjes," mopperde een der matrozen. De lucht was enigszins bewolkt en Kees keek met enige zorg naar de „Snow-flake," toen ze wegroeiden. Ais ze de schuit maar weer zouden kunnen terugvinden. De tocht naar het eiland duurde veel langer dan een half uur en op een gegeven ogenblik opperde Kees de veronderstelling, dat men uit de koers was geraakt, maar Whiteheaven zat met een kompas in zijn hand en redding gaf hun de kracht om ook deze lichaams-beproeving te overleven. Bij het aanbreken van de dag kwam men tot de ontdekking, dat het scheepje, welks motoren zoals gezegd de gehele na-nacht volle kracht hadden gedraaid, zich nog precies op dezelfde plaats bevond als de avond te voren Men was steeds in een grote kring om de groep vlotten door blijven varen. Waarschijnlijk weer met het oog op het latente duikbootgevaar. Begunstigd door kalm, helder weer, werd het reddingswerk hervat. Red dingswerk is hier het juiste woord eigenlijk nietde gun-boat hield „be neden de wind op en neer" en de overlevenden op de aandrijvende vlot ten moesten maar weer zelf zien vol doende dicht langszijde te komen om een tros in handen gegooid te krijgen. Naar drenkelingen op vlotten, zonder Jappen er bij, die ongelukkigerwijze voorbij waren gedreven, werd niet meer omgeziener werd niet de minste moeite voor gedaan hen weer op te vangen. Wel werd er telkens koers gezet naar vlotten van waaraf met- Japanse-vlaggetjes-gezwaaid werd Uit ervaringen bij vroegere torpederingen opgedaan, hadden de Japanners lering getrokken tot hun uitrusting voor een zeetransport behoorde dus ook de bloedvlag. Daarom waren er bij don ker geen ernstige pogingen gedaan om zo veel mogelijk drenkelingen van de vlotten te halen daarom werd te middernacht door de commandant be sloten verder maar wat rond te kruisen toen er nog geen Jap uit het water was gevist. De vlaggetjes waren immers toen niet te zien en als hij in het donker voort zou gaan mensen op zijn schip te nemen, dan zou het kunnen gebeuren dat er voor Jappen geen plaats meer zou zijn De gun-boat was maar rank en klein en had dus geen groot draagvermogen. Met kijkers werd van de brug de zee afgezocht. De Nippen waren nog lang niet compleet. De twee sloepen waren nog niet gevonden en niet allen hadden daarin een plaatsje gekregen. Door wind en deining gedurende de gehele nacht was de vlotten-concentratie uit elkaar geslagen de vlotten waren wijd verspreid geraakt over een vlakte zo groot, dat met het blote oog niet alles meer was te overzien. Bijna on gemerkt voer de gun-boat sneller en sneller. Vele vlotten, met mensen maar géén vlaggen, werden voorbij gevaren. Ër werd gesmeekt om te stoppen, doch dra dreef men ir. het kielzog van het monster Redding komt. De zee was kalm, de zon scheen fel. Recht vooruit een paar stippen op het antwoordde, dat de boot regelrecht op het eiland aanging. Na ruim een uur roeien schuurde de boot eensklaps over het zand. Kees en de ingenieur, die beiden hoge wa terlaarzen hadden aangetrokken, spron gen meteen over boord en eerstge noemde vond het maar een rare ge waarwording om na bijna een maand varen weer eens vaste grond onder de voeten te hebben. Whiteheaven be sliste, dat een der matrozen in de boot zou blijven. „Kijk terdege uit je doppen," waarschuwde hij, „want we weten niet, of het eiland op het ogen blik onbewoond is". Af en toe kwam de maan door het wolkendek heengluren en dat licht had den de drie mannen wel nodig, want het was aardedonker. Weliswaar had mer. sterke zaklampen bij zich, maar Whiteheaven besliste, dat er voorlopig geen licht gemaakt mocht worden. En zo begon de tocht langs de kust. Gedurende een kwartiertje was de weg vlak als het strand in Nederland. Maar op een gegeven ogenblik hield het strand op en moest men een beboste

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1951 | | pagina 1