BRILLEN
Vrede mei de lappen
NA ZES JAAR...
Het verlaten eiland
De schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
7e Jaargang Nummer 355
Vrijdag 9 NOV. 1951
Drukkers-UitgeverijFirma SMOOR DE HULSTER - Dorpsstraat 10 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,per kwartaal; franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
10 cent per m.m.;
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
Londen, Herfst 1951.
Misschien was het één minuut voor
twaalven, of nog minder, maar in ieder
geval hééft onze trouwste bondgenoot
uit de jongste wereldoorlog eindelijk
weer een rechts kabinet. De meerder
heid van de Conservatieve Partij moge
op papier niet erg groot lijken, Chur
chill maakt bij leven en welzijn (hij is
76 jaar!) een redelijke kans, vijf jaar
lang aan het bewind te blijven.
Al is een Engelsman, in het alge
meen gesproken, niet emotioneel, er is
in duizenden gezinnen een gezellige
familie-reunie gehouden, en naar tra
ditie een intiem feestje gevierd. De
omstandigheden, waaronder men leeft,
zijn veel slechter dan in Nederland, en
men kent nu al elf jaren achtereen
distributie. Maar alles is per slot te
verdragen als men het bestuur van het
land in vertrouwde handen weet. Het
is heus niet zó, dat de Engelsen won
deren verlangen van Churchill. Welbe
schouwd kan het velen niet schelen,
of hij de nationalisaties van de soci
alisten zal opruimen of niet. Als ze
voortaan maar mogen leven in de ze
kerheid, dat hij op de commandobrug
staat! Elke rechtgeaarde Engelsman is
bij de terugkeer der veteranen een
loden last van de schouders gegleden
- de opeenstapeling van zes jaar staal
tjes van linkse partijpolitiek, was niet
meer te torsen. In de bevriende landen
voelt men zich trouwens ook opgelucht.
De door Labour-Engeland slepende ge
houden plannen van de Europese sa
menwerking kunnen uit de kast wor
den gehaald, verscheidene om Labour
verlegde relaties worden hersteld en
bepaalde toekomstverwachtingen wor
den herzien. Kortom, het simpele feit
van die éne doodkalme Engelse ver
kiezing, is van internationale betekenis
en kan een einde inhouden van de
achteruitgang, die zich op allerlei le
vensterrein openbaarde. Het heeft thans
zin, met vreugde de hand aan de ploeg
te slaan. Moge blijken, dat dit het was,
waarop men zes lange jaren had ge
wacht!
(J. P. de Klerk.)
door Luteijn.
III.
Aan boord.
Hongerig en met droge kelen wacht
ten allen op het embarquement, dat
eindelijk plaats vond, toen het schip
gereed was met de lading. De militaire
draft liep de trappen op van het ach
terschip; de ruim 4200 Javaanse koelies
werden in het voorschip, in de „bak"
dus vóór de commandobrug, onderge
bracht. Zij kwamen daar te liggen op
het ijzeren dek en in de ruimen, of
juister uitgedruktzij kwamen daar te
hurken of te staan, want evenmin als
de krijgsgevangenen in het achterschip,
hadden de geronselde, sterk vermagerde
koelies plaats om languit te liggen of
zelfs maar met opgetrokken knieén.
De krijgsgevangenen kwamen in het
achterschip; aan dek zowel als in de
ruimen. Scheepvaart-technisch beter
uitgedrukt: in het tussendek. In het
tussendek waren bamboe-stellages aan-
FEUILLETON
30
door P. DE VRIES.
Om één uur kwam de kok binnen
met een grote pot koffie en een aan
tal kroezen. Hij lachte, toen hij de ge
zichten van de mensen zag opklaren.
„He, ja, hete koffie verzuchtte
Josien, die nu weer wat gekalmeerd
was, „dat zal smaken".
„Mens, hoe ben je er doorgekomen
vanaf de kombuis," riep Whiteheaven
met respect uit.
„Och, langs stuurboord gaat het nog
wel," lachte de kok, terwijl hij de
emaille kroezen volschonk. „Ik heb het
nog wel eens erger meegemaakt. Eens,
twee jaar geleden, stond het fornuis
finaal ondersteboven na een grond-
zeetje
„En toen?" vroeg Josien, hem met
verschrikte ogen aankijkend.
„Wel," meesmuilde de olijke kok,
„toen ben ik maar op mijn kop gaan
staan en zo heb ik toen koffie gezet".
gebracht om de accommodatie-capaciteit
te vergroten, doch desondanks zaten
de passagiers zowel boven als beneden
als haringen in een ton. Uit de om
standigheid, dat honderden zich in een
staanplaats moesten schikken, meenden
optimisten af te mogen leiden, dat het
een zeereisje van „enkele uurtjes" zou
worden. Men dacht aan Zuid-Sumatra,
aan Oosthaven en aan Cheribon als
ontschepingshaven. Met de mentaliteit
van de Aziatische overheerser bleken
dezulken nog maar zeer weinig ver
trouwd te zijn!
Een oud karkas.
Behalve de bemanning en het Japanse
geleide, waren er dus 2300 krijgsge
vangenen en 4200 koelies is 6500 zielen
aan boord van het naar taxatie 7 a
8000 tons grote stoomschip, dat de
donkergrijze camouflagekleur ten spijt
kennelijk een oude Bleu-Funnel-Liner
was; waarschijnlijk een der tot zinken
gebrachte, doch door de Japs geborgen
schepen. De zwaar doorroeste romp,
luikhoofden, trapleuningen enz. leidden
de conclusies althans in deze richting.
De naam was nergens te bekennen,
„Klets zei Josien, maar ze glim
lachte toch even, omdat ze zo bij de
neus genomen was. „Maar erger ais
wij meegemaakt hebben kan toch al
niet, zou ik denken. Ik had niet an
ders verwacht, dan dat we zouden
vergaan".
„Maak je maar geen zorgen, miss,"
antwoordde de kok luchtig, „de Snow-
flake" kan wel een stootje hebben.
En om deze tijd van het jaar kan het
in deze contreien vaak lelijk spoken".
„Nou, ik hoop zoiets nooit meer
mee te maken, wat jij Kees?"
„Och," antwoordde deze, behaaglijk
zijn koffie drinkend, „er waren mo
menten, gedurende de storm, waaraan
ik nu met genoegen terugdenk".
Whiteheaven begreep het onmiddel
lijk en schoot in een vrolijke lach,
maar Josien kleurde even en boog
zich dieper over haar beker.
HOOFDSTUK XXII.
De schade, veroorzaakt door de
blikseminslag, bleek nogal mee te val
len. De marconist had het toestel ge
deeltelijk gedemonteerd en enkele on-
,/Se ^rfnemaefteu"
OOSTBURG
wel zag men een koperen plaat tegen
de campagne, waarop nog vaag te le
zen stond, dat het schip in irjog te
Liverpool was gebouwd. Doch ook dat
kon camouflage zijn
's Middags klokke 3 werd van de
kade verstoomd naar de rede, met lig
plaats voor de pieren en met kop-Noord
ten anker. Tenten of zeilen waren niet
gespannen; zoals men daar aan dek
overdag aan de zonnestralen was bloot
gesteld, zo keek men 's nachts op naar
de sterren. Als reddingsmiddelen hingen
twee oude sloepen aan de davits bui
ten boord ter hoogte van de brug:
één aan bakboord en één van stuur
boord. Dan lagen hier en daar aan dek
de bekende vierkante houten raamwerk-
vlotten opgestapeld, maar daarmee is
ook alles genoemd wat er aan reddings
middelen voor de nietbetalende „pas
sagiers" aan boord aanwezig was. Geen
reddingsgordels en geen boeien, geen
noodrantsoen en drinkwatertonnen voor
een onverhoopte ramp. De Japanners
daarentegen droegen waterdichte zakjes
bij zich, gevuld met spijs en drank, en
liepen reeds van het moment van ont
roering in de binnenhaven in hun zwem
vest rond.
Of dat een kwestie was van Japanse
discipline dan wel van Japans bijgeloof
(het schip droeg bij de schoorsteen aan
beide zijden op een reusachtig wit ge
schilderd bord het nummer „652", som
der cijfers 13!) blijve hier een open
vraag, maar bemoedigend voor de
krijgsgevangenen zonder voldoende
reddingsmiddelen was het Japanse
schouwspel zeker niet. Mogelijk ook
was het weer één van die geraffineerde
middelen van morele kwelling; de man
nen moesten worden bang gemaakt!
Incident.
Het eerste incident aan boord deed
zich reeds in Batavia's baai voor. Eén
van de Nederlandse krijgsgevangenen
had zich ongemerkt te water weten te
begeven en werd door het Japanse be
wakingspersoneel niet eerder opgemerkt,
dan toen hij zich zwemmend reeds
enige honderden meters verwijderd had.
Een peleton legde voor een salvo op
hem aan, doch de gezagvoerder be
sloot juist op tijd een sloep te strijken
om de vluchteling aan boord te halen.
Dit was binnen een half uur volbracht.
De man werd „afgedroogd," maar dan
op de Japanse wijze en hij werd ge
boeid in het cachot geworpen om
er nimmer weer uit te gaan.
De Japanners zouden geen Japanners
zijn, indien de krijgsgevangenen van
de ondoordachte ontvluchtingspoging
derdelen door andere vervangen en
toen hij alles weer in elkaar gezet had
en de antenne nagezien, kon hij in
ieder geval weer enkele stations op
vangen en des middags had hij op
nieuw contact met het radiostation van
Arrièt, dat met belangstelling infor
meerde, hoe of de „Snow-flake" door
de storm heengekomen was.
Tegen het vallen van de avond wees
de lange stuurman, die na de storm
achtige nacht vrijwel de hele dag ge
slapen had, met zijn vinger naar het
Noordwesten, waarna hij zijn kijker
aan Josien overhandigde.
Eén van de eilanden van de Louisia-
den-groep," lichtte hij toe. „We schie
ten nu al aardig in de richting."
Door de kijker zag Josien heel in
de verte een kuststrook. Land, na
meer dan een-en-twintig dagen varen.
„Gaan we er niet aan?" vroeg ze
aan de stuurman.
Deze schudde ontkennend het hoofd.
„Het doel van onze reis is niet de
Louisiaden, maar de Salomons-groep.
En wel in het bijzonder Saint Geoige.
Wel, als we niet weer zo'n storm
van hun makker geen terugslag onder
vonden. Meer nog dan tevoren werden
zij in hun bewegingsvrijheid beperkt,
want allen aan dek werden in het
ruim geslagen, de luiken dichtgelegd
maar de hellepoort dier onderwereld
werd na enkele uren Goddank weer
geopend, met de waarschuwing even
wel dat een ieder, die zonder toestem
ming (om van de „kisten" - de w.c.'s -
buiten boord gebruik te maken) zich
binnen twee meter van de verschansing
af begeven zou, zonder pardon zou
worden neergeknald. Maar ook de
Hollanders zouden geen Hollanders
zijn geweest, indien zij niet voetje
voor voetje gewaagd zouden hebben,
de perken te verruimen. Zo vlakten
de verscherpte maatregelen langzaam
af en de Japs hadden het incident al
weer vergeten.
Derde nacht aan boord, 17 en 18
September
Doodvermoeid door gebrek aan slaap,
uitgeput door spanning van de angst
voor torpedering, begon menigeen al
wartaal uit te kramen. Er waren er
die in alle ernst om patjols en spaden
vroegen om de „bandjir" te helpen
stuiten; er waren er die zich zittend
waanden niet aan boord van het schip
dat hen vervoerde, maar aan een sawah-
rand, waarbij het irrigatiewater hun
over rug en benen liep
En het wisselend spel van regen
buien en gure wind zette zich de ge
hele nacht maar voort. Niemand dacht
meer dat te overleven. Als schrille te
genstelling met de nacht, de 18e Sep
tember een dag van wolkenloze he
mel, maar van grote hitte tevens aan
dek en in de ruimen. Wel bleek toen
zonneklaar, dat de mens toch veel
verdragen kon.
Op 18 Sept., tegen 5 uur 's mid
dags (onze tijd) begon de lucht zwaar
te betrekken. Vrezend een herhaling
van een gedwongen regenbad in de
nacht, trachtten vele dekpassagiers be
neden een tampatje (plaatsje) te vin
den. Inderdaad waren er zitplaatsen
vacant gekomen, omdat velen uit het
tussendek voor een staanplaats boven
hun hele zetel beneden hadden prijs
gegeven, maar weinig konden zij ver
moeden, dat zij juist daardoor een
wisse dood in het sombere ruim zou
den ontgaan.
Raak.
Ongeveer om half zes 'n hevige ex
plosie in het voorschip. Over de brug
heen zag men menselijke lichamen,
spaanders, planken, balken, enz. hoog
de lucht in vliegen en weder vallen.
krijgen, zijn we er misschien binnen
een week. Hoewel we vannacht aardig
uit de koers zijn geraakt. Dat scheelt
ons minstens een halve dag langer
varen".
„Och, wat betekent een halve dag
op een maand," meende Josien. „En
dan, ik vind de reis wel leuk".
„Gisteravond soms ook?" vroeg de
stuurman spottend.
Daarop gaf Josien geen antwoord.
Zwijgend draaide ze zich om en ging
naar de kombuis om de kok te helpen.
In de ochtenduren van de negenen
twintigste dag na het vertrek uit Towns-
ville zaten Whiteheaven en Kees in de
salon te schaken, toen een der matro
zen binnenkwam en namens de kapi
tein verzocht, of de beide heren in
diens hut wilden komen.
Ze lieten hun spel in de steek en
begaven zich naar Bream, die een
kaart voor zich had en daarop met
alle aandacht keek. Zonder op te kij
ken, wees hij hun een stoel en toen
het tweetal gezeten was, zei Bream:
„Mijne heren, het wordt nu langzamer
hand tijd, dat we eens even overleggen,